Hoofdstuk 5 De tijd van ontdekkers en hervormers Introductievragen Voor je begint 1 a b 2 a b c Bijvoorbeeld: Er kwam een nieuwe belangstelling oor de oudheid. De mentaliteit werd anders: niet meer de dood en het geloof stonden centraal, maar de mogelijkheden van de mens. Bijvoorbeeld: Leonardo da Vinci, Rafaël, Erasmus, Brunelleschi, Botticelli. Zuid- en Oost-Afrika, Oost-Azië, Amerika en later: Australië, Oceanië en Antarctica. Eerst vooral uit Spanje en Portugal, later ook uit West-Europese landen (Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk) Vooral in Azië (en Afrika) dreven de Europeanen handel, vooral in Amerika werden gebieden veroverd. 3 a b Het (rooms)katholicisme en het protestantisme (de reformatie). Bijvoorbeeld: In het katholicisme is de paus de baas en worden heiligen vereerd. Dat is in de protestantse kerken niet zo. 4 a Alva - hertog Filips II - koning Karel V - keizer Margaretha - landvoogdes Willem van Oranje - stadhouder In de Nederlanden zette Filips II de centralisatiepolitiek van zijn vader Karel V voort en hij benoemde zijn halfzuster Margaretha van Parma tot landvoogdes. Toen de Nederlanden onder leiding van stadhouder Willem van Oranje hiertegen in opstand kwamen, benoemde Filips de hertog van Alva in plaats van Margaretha om orde op zaken te stellen. b Instapverhaal: Filips versus Willem 5 a b c d Filips II en Willem van Oranje waren in karakter, achtergrond en persoonlijkheid elkaars tegengestelden. Filips was een ernstig, enigszins wantrouwig, en diep gelovig katholiek mens. Willem van Oranje was levenslustig, optimistisch en charmant; een echte man van de wereld, die bekend stond om de uitbundige diners die hij gaf en die luthers was opgevoed. De beide mannen begrepen elkaar niet goed en dat heeft de tegenstellingen alleen maar groter gemaakt, die uiteindelijk ertoe leidde dat Willem de leider werd van de Opstand tegen Filips. Filips II (links) wijst Oranje (rechts) terecht: let op zijn ‘verwijtende’ vinger. Bovendien heeft Oranje zijn hoofddeksel afgenomen. Dit duidt er op dat Filips de hogere in rang is. Het schilderij toont ook een (begin) van een afscheiding: het conlict tussen Filips en Willem van Oranje leidde tot de Opstand, waardoor de noordelijke Nederlanden zich van Spanje afscheidden. Kijken op de kaart 6 a b De reis ‘om de zuid’ via de zuidpunt van Afrika en de route om de zuidpunt van ZuidAmerika over de Stille (Grote) Oceaan. De reis onder leiding van Magalhaes (1519-1522). Het tijdvak 7 a b De vroegmoderne periode. De renaissancetijd en de 16e eeuw. De wereld 8 De ontdekkers van Amerika veroverden het gebied en stichtten er vestigingskoloniën. De ontdekkers van Azië vestigden zich er nauwelijks. Ze stichtten er kleine handelsposten. Europa 9 De Habsburgers: Door huwelijken had de familie steeds grotere delen van Europa verworven: ‘waar anderen vechten, trouwt het gelukkige Oostenrijk’, werd gezegd. Nederland 10 De centralisatiepolitiek; de bestrijding van het protestantisme door de Habsburgse vorsten. Heden en verleden 11 a b Ze vormden in sommige perioden één rijk, onder één vorst(enhuis). Bovendien hebben ze voor een deel dezelfde normen en waarden ontwikkeld. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Dat zal niet zonder problemen gaan. Op het moment werken Nederland, België en Luxemburg best goed samen op veel gebieden, maar er zijn ook culturele en historische drempels die een eenwording in de weg staan. Niet voor niets heeft België zich in 1830 losgemaakt van het Koninkrijk der Nederlanden. De verschillen in ondermeer taal en cultuur bleken toch te groot. In het verleden zijn de noordelijke en zuidelijke Nederlanden meer gescheiden van elkaar geweest dan dat ze onder hetzelfde bestuur vielen. Daarnaast spelen nog wat ‘kleinere zaken’, zoals: wie moet het staatshoofd worden en welke wetten gaan er gelden? 5.1 De renaissance Verwerkingsvragen 1 a b Renaissance komt van renascimento (wedergeboorte). Zo noemde de . Italiaan Giorgio Vasari de 16e eeuw, de nieuwe tijd waarin de oudheid herleefde. Vanaf het midden van de 16de eeuw werden de middeleeuwen steeds meer beschouwd als een donkere tussenperiode tussen de glorieuze oudheid en de nieuwe tijd. Pluk de dag 2 a Van de tijd van ontdekkers en hervormers en die behoort tot de periode van de vroegmoderne tijd. 3 b De renaissance ontstond al in de 15e eeuw in Italiaanse steden als Venetië, Milaan, Rome en Florence. In andere streken ontstond de renaissance pas in de 16e eeuw. a Economische oorzaak: Deze zelfstandige stadsstaten. In de Italiaanse steden ontstond een rijke, machtige bovenlaag van handelaren en bankiers die volop profiteerden van de handel met het Midden-Oosten en met de welvarende steden in Vlaanderen en Frankrijk. Sociale oorzaak: Om hun rijkdom te tonen, bouwden ze riante villa's en lieten de beste kunstenaars voor zich werken. Ze kregen meer oog voor de goede kanten van het leven en waren minder bezig met God en het hiernamaals. Het nieuwe levensgevoel ging samen met nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed. Griekse en Romeinse beelden en gebouwen werden niet langer afgedaan als heidense restanten, maar bewonderd om hun schoonheid. In het werk van de klassieke schrijvers herkende men zijn eigen op het hier en nu gerichte houding. b Schoonheid 4 a b c d 5 a b 6 a b Stroming onder geleerden vanaf de 15e eeuw die zich vooral kenmerkte door vernieuwde studie van de klassieke filosofie, literatuur en kunst. Een belangrijk kenmerk is de aandacht voor de vrije, autonome persoonlijkheid van de mens. In de middeleeuwen hadden monniken ook al klassieke teksten vertaald, gekopieerd en bestudeerd. Maar dat werk had totaal in dienst gestaan van het christendom. De humanisten wilden begrijpen wat de klassieke schrijvers echt hadden bedoeld, los van het christendom. Geleerden uit Constantinopel vluchtten naar Italië en namen veel oorspronkelijke Griekse manuscripten en kennis van de Griekse oudheid mee. Op den duur ging het lezen van klassieke teksten bij de opleiding van de gegoede burgerij horen. De ontwikkeling tot een zelfstandig individu werd een nieuw opvoedingsideaal. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst en door onderlinge contacten verspreidde het werk van de Italiaanse humanisten zich naar het noorden. Volgens Erasmus moest de studie van oude teksten er toe leiden dat het christendom werd verdiept en gezuiverd. Tijdens een driejarig verblijf in Italië (1506-1509) zag hij tot zijn afschuw dat veel humanisten zo opgingen in de klassieke oudheid, dat ze losraakten van het christendom. De leergierigheid en kritische instelling van de humanisten stimuleerden ook het natuurwetenschappelijk denken, wat zou leiden tot de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw. Hij ontwierp een wiskundig model van het zonnestelsel waarin niet de aarde, maar de zon het stilstaande middelpunt was. Het was de aanloop naar de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw, die het wereldbeeld grondig zou veranderen. Terug naar de natuur 7 Renaissancekunstenaars gingen: Het werk van de Grieken en Romeinen bestuderen en toepassen. De natuur en de menselijke anatomie onderzoeken om de werkelijkheid zo realistisch mogelijk weer te geven. Hun onderwerpskeuze uitbreidden. Ze schilderden niet meer alleen bijbelse voorstellingen, maar ook portretten, landschappen en mythologische figuren. Hun positie veranderden. De anonieme middeleeuwse meesterschilder maakte plaats voor de zelfbewuste kunstenaars die zijn kunstwerk signeerde Michelangelo 8 Michelangelo had een groot zelfvertrouwen en een hoge status als kunstenaar. De werkelijkheid moest zo realistisch mogelijk weergegeven worden in zijn schilderingen. Oriëntatiekennis 9 a b c Bijvoorbeeld: Voor: Renaissance betekent wedergeboorte. Vernieuwing van de kunst en levensstijl in Europa werd toen geïnspireerd door voorbeelden uit de klassieke oudheid. Tegen: In werkelijkheid was de grens niet zo scherp. De kunst en levensstijl van de oudheid werd vooral overgenomen door een elite: rijke burgers, edelen en geleerden. Voor de meeste andere burgers veranderde er niet zo veel. In de 15e eeuw ontstond bij de rijke burgerij van de Italiaanse stadstaten nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed. In het werk van de klassieke schrijvers herkende men zijn eigen op het hier en nu gerichte houding. In Italië waren veel overblijfselen te vinden van de klassieke oudheid. Griekse en Romeinse beelden en gebouwen werden niet langer afgedaan als heidense restanten, maar bewonderd om hun schoonheid. Italiaanse handelaren profiteerden volop van de handel (met het Midden-Oosten en) met de rijke steden in Vlaanderen. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst en door onderlinge contacten verspreidde het werk van de Italiaanse humanisten zich naar het noorden. 10 Zij speelden bij de herontdekking van de klassieke oudheid een belangrijke rol. Zij bestudeerden en vertaalden de klassieke taal- en letterkunde en de klassieke filosofie en maakten de denkwereld van klassieke auteurs begrijpelijk. 11 Om hun rijkdom te tonen, bouwde de stedelijke elite riante villa's en liet de beste kunstenaars voor zich werken. Ze kreeg meer oog voor de goede kanten van het leven en waren minder bezig met God en het hiernamaals. Zo ontstond een nieuw levensgevoel dat samenging met nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed. In het werk van de klassieke kunstenaars herkende men zijn eigen op het hier en nu gerichte houding. 12 Uit de onderschriften bij de afbeeldingen blijkt dat vertegenwoordigers van de kerk vaak de opdrachtgevers waren van renaissancekunstenaars. Reflectie 13 a b De opdrachtgever bepaalde het onderwerp van het kunstwerk, bijvoorbeeld: Een architect als Brunelleschi gebruikte klassieke vormen bij de bouw van een kerk. Michelangelo schilderde in de Sixtijnse kapel de schepping van Adam door God. Michelangelo maakte een piëta (Maria met gestorven Jezus) volgens klassieke vormen. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Hij moet zoveel mogelijk vrij zijn, pas dan komen de artistieke (creatieve) talenten het beste tot uiting. Als de gemeente opdrachtgever is, moet hij rekening houden met opdrachtgever en publiek. Het moet dan kunst zijn van en voor iedereen. Samenvatting 14 a b Argumenten: Deze piëta is zo realistisch mogelijk weergegeven, dat was in de middeleeuwen niet mogelijk. Maria en Jezus zijn heel menselijk afgebeeld, zonder verwijzing naar hun heiligheid (geen aureolen en dergelijke). Dat past niet bij de middeleeuwen. In de 16e eeuw leefde de aandacht voor het klassieke erfgoed in grote delen van Europa weer op mede door het werk van humanisten en de toepassing van de boekdrukkunst. De middeleeuwse levenshouding van memento mori (gedenk te sterven) veranderde in carpe diem (pluk de dag). Als ideale mens gold de uomo universalis, de universele mens, die zich op de meest uiteenlopende terreinen had ontplooid. De leergierigheid en kritische instelling van de renaissance stimuleerden ook het natuurwetenschappelijk denken, wat de aanloop was naar de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw. 5.2 De Europese expansie Verwerkingsvragen Reuzen en draken 1 Ze waren bekend met het Midden-Oosten en de noordkust van Afrika. Van de rest van Azië en Afrika hadden ze slechts een flauwe voorstelling. Van het bestaan van Amerika en Australië wisten ze helemaal niets af. 2 a b c d Oosterse producten als zijde en specerijen waren bekend en zeer gewild. Ze waren letterlijk peperduur. Voor Europeanen die de rijke koopwaar zelf wilden halen, zat er niets anders op dan een zeeroute te vinden. Doordat de islamitische heersers van het Midden-Oosten geen Europeanen toelieten, was de handel op de Aziatische landroutes in Arabische handen. Columbus was op de Atlantische Oceaan naar het westen gevaren. Omdat de aarde rond is, dacht hij zo Indië te hebben gevonden. Dat hij in feite een nieuw continent (Amerika) had ontdekt, was nog niet duidelijk. Na een uitgebreide verkenning van de Amerikaanse oostkust concludeerde de Italiaan Amerigo Vespucci dat het om een nieuw continent ging. Naar hem werd de ‘Nieuwe Wereld’ vernoemd. Het was toen 1507, een jaar na Columbus’ dood. Spaanse veroveraars 3 a b 4 De Portugezen stichtten versterkte handelsposten rond de Indische oceaan en in de Indonesische archipel en dreven (vreedzaam) handel met Chinezen en Japanners. De Spaanse veroveraars onderwierpen het Aztekenrijk (Mexico) en het Incarijk (Peru). Hebzuchtig en overtuigd van Gods steun tegen de ‘heidense indianen’ traden de Spanjaarden wreed op. De Portugezen en Spanjaarden probeerden beiden concurrenten van 'hun' zeeroutes te weren en schuwden daarbij geweld niet. De Portugezen en Spanjaarden probeerden concurrenten van 'hun' zeeroutes te weren en gebruikten daarbij geweld. Daarom zochten Engelsen, Fransen en Hollanders die naar de rijkdommen in Azië wilden, veiliger zeeroutes. Oriëntatiekennis 5 Twee motieven: Oosterse producten als zijde en specerijen waren bekend en zeer gewild (afbeelding 5.7). Verbreiden van het christendom (afbeelding 5.8: de mannen van Columbus plaatsen een kruis op Amerikaanse bodem). 6 a b 7 Columbus dacht dat hij na zijn reis over de Atlantische Oceaan in Indië was gearriveerd. Hij noemde de bewoners daarom ‘indianen’. Sindsdien zijn we de oorspronkelijke volken van Amerika zo blijven noemen. Ieder mens is gebonden aan de tijd waarin, en de plaats waar hij leeft. De Europeanen noemden de volken die ze ontmoetten in de voor hen Nieuwe Wereld: indianen, omdat ze dachten dat ze in Indië waren gearriveerd. Dat continent kreeg van hen de naam van een Europese ontdekkingsreiziger: Amerika. Natuurlijk noemden de inheemse volken zichzelf geen indianen, was het voor hen geen Nieuwe Wereld en noemden zij hun gebied (continent) niet Amerika. Het gaat in deze paragraaf over het begin van de Europese expansie in de 16e eeuw. Reflectie 8 a b Twee culturele gevolgen: Spaans is de belangrijkste taal in Zuid-Amerika. Verreweg het grootste deel van de bevolking is katholiek (geworden). Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Waarschijnlijk wordt de moed waarmee de Inca’s en de Azteken zich verzet hebben herdacht. Waarschijnlijk wordt de sterfdag van belangrijke leiders uit die tijd herdacht. Samenvatting 9 Zes gebeurtenissen uit deze paragraaf: 1 Bartholomeo Diaz rondt Kaap de Goede Hoop (1488) 2 Columbus bereikt Amerika (1492) 3 Vasco da Gama reist over zee naar India (1498) 4 Spaanse veroveraars onderwerpen het Aztekenrijk (Mexico) 5 Spanjaarden veroveren het Incarijk (1530) 6 Willem Barentsz strandt op Nova Zembla (1596) 10 In het schema: 1 Handel met verre oosten stevig in Arabische handen 2 Prijzen oosterse producten in Europa zeer hoog 3 Europese handelaren willen over zee Indische specerijen halen 4 Portugezen stichten versterkte handelsposten aan westkust Afrika en noordkust Indische Oceaan 5 Portugese zeelui bereiken de Indië 6 Columbus ontdekt Amerika 7 Spaanse veroveraars nemen Azteken- en Incarijk in 8 Portugezen en Spanjaarden weren Europese concurrenten van zeeroutes 9 Hollanders zoeken nieuwe zeeroutes naar Azië 10 Eerste Nederlandse schepen bereiken Indië 11 Willem Barentsz strandt op Nova Zembla 5.3 De kerkhervorming Verwerkingsvragen Bijbelstudie 1 a b 2 a b c Humanisten bestudeerden de klassieke filosofie, literatuur en kunst (uit de Griekse en Romeinse oudheid). Als humanist leerde Erasmus Grieks en gebruikte die kennis om de originele Griekse teksten van het Nieuwe Testament te bestuderen. In zijn boek Lof der Zotheid spotte hij met de onwetendheid, het bijgeloof en de aandacht voor uiterlijkheden binnen de kerk. Erasmus vond dat het zuivere christendom door bijbelstudie te vinden was. Daarmee tastte hij de macht van de kerk aan. Die leerde namelijk dat alleen de kerk het ware geloof kon bepalen en dat geestelijken nodig waren als tussenpersonen tussen God en mens. Zo werd Erasmus onbedoeld een voorloper van de reformatie of kerkhervorming. Twee redenen voor Erasmus om niet te breken met de katholieke kerk: Hij wilde geen kerkscheuring, maar hoopte dat de kerk zichzelf zou hervormen. Ook vond hij kerkhervormers als Luther te fanatiek en intolerant. Luther 3 a b Hoge kerkelijke ambten werden verkocht aan de hoogste bieder of vergeven aan adellijke zonen die er niet voor hadden gestudeerd en niet bepaald vroom waren. Priesters en andere geestelijken hadden een maîtresses of waren getrouwd en lapten zo het celibaat aan hun laars. De kerk kon in de middeleeuwen alle bewegingen die zich tegen haar keerden als ketterij vernietigen. 4 Protestantisme of reformatie. 5 Luthers kritiek was dat de kerk aflaatbrieven tegen betaling verstrekte, zonder dat de gelovige enig spoor van berouw hoefde te tonen. Er ontstond een levendige handel in aflaatbrieven. Met de opbrengsten financierde de kerk de bouw van de Sint Pieterskerk in Rome. Door geloof alleen 6 a b c 7 a b Met de 95 stellingen wilde Luther aanvankelijk slechts een hervorming binnen de kerk op gang brengen. Maar de paus reageerde woedend en de kerk begon een proces tegen hem. Dat spoorde Luther aan zijn ideeën verder uit te werken. Drie onderdelen van de officiële kerkleer die Luther bestreed: - Kern van Luthers leer was dat de zondige mens de genade van God niet kon verdienen met ‘goede werken’, maar dat alleen het geloof hem kon redden. - Luther verwierp de verering van heiligen en relikwieën (heilige voorwerpen). - Alleen door bijbelstudie en bidden en kon de gelovige in contact komen met God. Priesters waren daarvoor overbodig, het celibaat dus ook. De vorst van Saksen bood hem bescherming. Luther trok zich terug op diens kasteel in Eisenach. Duitsland werd door de reformatie verscheurd. Tussen Karel V en de protestantse Duitse vorsten ontbrandde een godsdienstoorlog. Elke vorst mocht voortaan de godsdienst in zijn gebied bepalen. Calvijn 8 Drie voorbeelden: In zijn afwijzing van heiligenbeelden, Mariaverering en ander ‘bijgeloof’ was hij nog radicaler dan Luther; zelfs orgelspel en het branden van kaarsen in de kerk waren verdacht. Nog meer dan Luther vond Calvijn dat de mens van nature zondig en slecht is. Terwijl Luther dacht dat het geloof de mens kon redden, geloofde Calvijn dat vanaf het begin der tijden was voorbestemd wie verdoemd waren tot de hel, en wie uitverkozen voor de hemel. Alleen God bepaalde dat, de mens had er geen enkele invloed op. Calvijn vond dat geen vorst en geen overheid wat over de kerk te zeggen mocht hebben. De overheid moest als 'dienaresse Gods' juist gehoorzamen aan de Bijbel. Kerk en staat 9 a b c 10 a b Volgens Luther mochten de vorsten het geloof in hun gebied regelen. Calvijn vond dat geen vorst en geen overheid wat over de kerk te zeggen mocht hebben. De overheid moest als 'dienaresse Gods' juist gehoorzamen aan de Bijbel. De katholieke kerk vond ook dat geen overheid iets over de kerk mocht zeggen. Dus Calvijn stond in dat opzicht dichter bij de katholieke kerk. Calvijn organiseerde in 1541 zijn kerk in Genève. Vanuit daaruit verspreidde het calvinisme zich over West-, Noord- en Midden-Europa. Vooral onder de stedelijke burgerij en de handwerklieden kreeg het aanhang. Boekdrukkunst 11 a b Gevolg op korte termijn: Na 1450 konden boeken in hoge oplages worden uitgegeven en werden ze veel goedkoper. Gevolg op langere termijn: Ideeën van hervormers werden sneller en massaler verspreid, waardoor de reformatie ontstond. De boekdrukkunst leidde tot nog een ander verschijnsel: censuur. De kerk stelde een lijst van verboden boeken op. De protestantse ideeën waren in tegenstelling tot de katholieke nieuw en konden zo snel onder de aandacht van velen worden gebracht. Bovendien vonden de protestanten belangrijk dat iedereen zelf de Bijbel kon lezen. De boekdrukkunst maakte dat mogelijk. Katholieken hoefden niet zelf de Bijbel te lezen. Priesters gaven de gelovigen daarover uitleg. Oriëntatiekennis 12 Bijvoorbeeld: Argument voor: Erasmus vond dat het echte christendom door kritische bijbelstudie te ontdekken was. Daarmee ondergroef hij het idee waarop het gezag van de kerk rustte: dat alleen de paus en de priesters de geloofswaarheden konden bepalen. Zo werd hij een stuwende kracht achter de reformatie of kerkhervorming, die tot een breuk in de kerk leidde. Argument tegen: Erasmus wilde zelf geen scheuring van de kerk en hoopte dat die zichzelf zou hervormen. Het zijn Luther en Calvijn geweest die hebben gebroken met de kerk. Daarmee begon het protestantisme. 13 a Het altaar is de belangrijkste plek in de katholieke kerk, de preekstoel in de calvinistische. b c 14 a b c 15 a b Voorganger in de katholieke kerk is de priester, calvinisten kennen geen priester. Daar is de prediker of dominee de voorganger. Katholieke kerken zijn rijk versierd met bijvoorbeeld heiligenbeelden. Calvinistische kerken hebben nauwelijks versiering, zeker geen heiligenbeelden. Het vereren van heiligen was volgens Calvijn bijgeloof. Allen vrome, sober levende mensen die vol zelfbeheersing hun leven wijdden aan gebed, bijbelstudie, kerkgang en arbeid zouden door God uitverkoren zijn. In Nederland woonden veel mensen in de steden. Daarin woonden en werkten vooral de burgers: handelaren en handwerklieden. De ideeën van Calvijn over hard werken, soberheid en zelfbeheersing en een kerk waarin de gewone gelovigen de macht hadden, sloegen aan bij hen. Die van Luther minder, want hij vond dat de vorsten het gezag over de kerk moesten hebben. In de Nederlanden bestreed Filips II het protestantisme. In 1568 begon mede daarom de Nederlandse Opstand onder leiding van Willem van Oranje. In 1581 zegden de opstandelingen officieel de gehoorzaamheid aan Filips op. In het noorden ontstond zo de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In tegenstelling tot Calvijn vond Luther dat iedere vorst het geloof in zijn gebied mocht regelen. Een opstand zou daarmee onrechtvaardig zijn. Volgens Calvijn mocht het volk wel in opstand komen tegen een overheid die Gods wetten niet naleefde. De overeenkomst met de investituurstrijd is dat er opnieuw sprake was van een conflict over wie van de twee het hoogste gezag had: de kerk of de wereldlijke vorst(en). Het verschil is dat het hier niet gaat om een conflict tussen de paus, als vertegenwoordiger van de kerk, en de keizer, als vertegenwoordiger van het wereldlijke gezag. Reflectie 16 a b Nederlanders staan bekend als nuchter (“doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg”), zuinig, stipt en hardwerkend. Dat past bij De ideeën van Calvijn over hard werken, soberheid en zelfbeheersing. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Het is historisch gezien goed te begrijpen dat de ideeën van Calvijn en die van Nederlanders goed bij elkaar passen. Het zijn ook ideeën die goed passen bij het werk van de stedelijke handelaren en ambachtslieden en daarvan waren en zijn er best veel in Nederland. Samenvatting 17 a b c In het schema: 1 christendom 2 (rooms)katholicisme 3 protestantisme 4 lutheranisme 5 calvinisme Het humanisme zou een plaats kunnen krijgen tussen 2 en 3 in. Humanisten hadden kritiek op de katholieke kerk, maar zagen meer in het hervormen van die kerk dan een scheuring daarin. Bijvoorbeeld: - Nog meer dan Luther vond Calvijn dat de mens van nature zondig en slecht is. Terwijl Luther dacht dat het geloof de mens kon redden, geloofde Calvijn dat vanaf het begin - der tijden was voorbestemd wie verdoemd waren tot de hel, en wie uitverkozen voor de hemel. Alleen God bepaalde dat, de mens had er geen enkele invloed op. Volgens Luther mocht iedere vorst het geloof in zijn gebied regelen. Calvijn vond dat geen vorst en geen overheid wat over de kerk te zeggen mocht hebben. De overheid moest als 'dienaresse Gods' juist gehoorzamen aan de Bijbel. 5.4 De Nederlandse Opstand Verwerkingsvragen Inquisitie 1 a In het instapverhaal wordt het beeld gegeven van Filips II, dat hij een fanatiek katholiek was en hij gemakkelijk zijn zelfbeheersing verloor. Dat zien we hier terug na de Beeldenstorm. Filips kreeg van woede een koortsaanval en bleef drie weken verlamd in bed liggen. Toen hij op 22 september weer kon praten, greep hij keihard in. 2 a Met elkaar hadden de gewesten niet veel meer gemeen dan de gezamenlijke vorst. Alle gewesten hadden eigen gewoontes en rechtsregels. Binnen de gewesten hadden de steden weer een grote zelfstandigheid. Ook zij hadden tal van rechten, die privileges of vrijheden werden genoemd. Op het platteland waren edelen heer en meester over hun heerlijkheden, waaronder vele dorpen konden vallen. In elk gewest had de vorst een stadhouder, een hoge edelman die hem daar vertegenwoordigde. De stadhouder voerde bijvoorbeeld overleg met de Staten, waarin de standen (geestelijkheid, adel en steden) van het gewest waren vertegenwoordigd. Slechts bij hoge uitzondering riep de vorst de Staten-Generaal bijeen, waarin vertegenwoordigers van de standen alle gewesten zaten. b 3 Twee maatregelen: Hij beperkte de gewestelijke zelfstandigheid met behulp van nieuwe centrale adviesraden, waarvoor hij juristen van burgerlijke komaf aanstelde. In 1522 richtte hij een eigen inquisitie op, een speciale rechtbank tegen misdrijven tegen het geloof. Beeldenstorm 4 a b 5 a b De hoge adel verzette zich tegen haar hoogste adviseur, een Franse kardinaal, door wie de hoge heren zich buitenspel gezet voelden. Ook waren ze fel gekant tegen een kerkelijke reorganisatie die ten koste ging van hun invloed op de kerk. Lagere edelen en steden maakten zich druk over nieuwe centralisatiemaatregelen die hun privileges aantastten. De inquisitie werkte op volle toeren. Veel stadsbestuurders en edelen ergerden zich daaraan. Zij zagen het als aantasting van de privileges en het overgrote deel was wel katholiek, maar moest van geloofsfanatisme niets hebben. Afschaffing van de inquisitie. Direct gevolg: de landvoogdes beloofde ze de kettervervolging te matigen. Indirecte gevolgen: Daardoor durfden calvinisten in de zomer van 1566 openlijk bijeen te komen. Na een donderpreek tegen de ‘beeldenverering’ trok een menigte naar het klooster en sloeg het interieur kort en klein. In de weken daarna raasde een beeldenstorm door de Nederlanden. De ijzeren hertog 6 Twee maatregelen van Alva: Hij richtte en speciale rechtbank ( de Raad van Beroerten)op, die duizend doodvonnissen velde. Hij legde voor het eerst permanente belastingen op. Dat werd gezien als een ongehoorde schending van de privileges. 7 Daarmee was de eerste stad werd uit Alva’s handen bevrijd. In de weken daarna liepen bijna alle Hollandse en Zeeuwse steden over naar de opstand. 8 In 1576 sloegen Spaanse soldaten massaal aan het muiten nadat ze maanden geen soldij hadden gekregen. Ze trokken moordend en plunderend door de zuidelijke gewesten. Die sloten daarop in Gent vrede met het opstandige Holland en Zeeland. Ze eisten het vertrek van de Spaanse troepen en maakten een eind aan de geloofsvervolging. de Opstand nam steeds grotere vormen aan. De onoverwinnelijke Armada 9 a b 10 Vier dingen waardoor de Opstand verloren leek: De nieuwe landvoogd: de hertog van Parma wist met enkele zuidelijke gewesten een verbond te sluiten. De opstand kwam in een diepe crisis toen een katholieke fanaticus in 1584 Willem van Oranje vermoordde Parma nam in 1585 Antwerpen in. Ook in het noorden kreeg Parma steeds meer steden in handen. Juist toen de opstand verloren leek, kreeg Parma opdracht een invasie in Engeland voor te bereiden. Hij moest daarvoor de aanval op de Unie van Utrecht onderbreken. De invasie in Engeland mislukte. De Republiek der Verenigde Nederlanden bestond nog slechts uit Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland en een stukje Gelderland. Dat landje zou het nooit tegen het Spaanse wereldrijk kunnen volhouden, zo dachten de meesten. Oriëntatiekennis 11 a b c 12 a In 1579 werd de Unie van Utrecht gesloten, die kan worden beschouwd als de basis voor het latere Nederland. In 1648 werd de Republiek bij de Vrede van Munster door de andere staten als onafhankelijke staat erkend. Het succes op het slagveld en bij de belegering van steden is daarbij doorslaggevend geweest. Limburg. Het protestantisme (vooral calvinisme) vond grote aanhang bij de bevolking in de Nederlanden. De katholieke Spaanse koningen vonden het hun plicht om dat protestantisme (‘de ketterij’) met harde hand de kop in te drukken. Dat leidde weer tot onvrede bij veel Nederlanders die godsdienstvrijheid wensten. Mede daarom kwamen zij in opstand. b c 13 a b 14 a b c De opstandelingen in de Nederlanden zegden hun gehoorzaamheid aan de koning (Filips II) op. Volgens Calvijn was dat gerechtvaardigd als hij Gods wetten niet naleefde. Een van de volgende twee: De aantasting van de privileges door de naar centralisatie strevende koning van Spanje. De economische crisis die in het midden van de jaren 1560 was uigebroken. In 1579 werd de Unie van Utrecht gesloten, die kan worden beschouwd als de basis voor het latere Nederland. In 1581 zwoeren de gewesten van de Unie van Utrecht Filips II af als hun landsheer, ze verklaarden zich daarmee onafhankelijk van Spanje. In 1588 besloten de Noord-Nederlandse gewesten geen landsheer meer te zoeken en namen zelf het bestuur in handen. Ze gingen verder als Republiek der Verenigde Nederlanden. Als Willem van Oranje niet was vermoord en als de Spaanse landvoogd Parma niet de opdracht had gekregen om een invasie van Engeland voor te bereiden, die faliekant mislukte, was er waarschijnlijk geen Republiek gekomen. In afbeelding 5.15 gaan de Spanjaarden enorm gewelddadig tekeer tegen de overlevenden na hun verovering van Haarlem. In afbeelding 5.16 gedragen de Spanjaarden zich heel hoffelijk tegenover de bestuurder van Breda die de sleutel van de stad komt aanbieden na de verovering door de Spanjaarden. De wraakzuchtige Alva poogde in 1573 nog keihard de Opstand tegen de koning de kop in te drukken. In 1635 was de ‘Opstand’ al lang bezig en eigenlijk was de Republiek toen al gevestigd als staat, wat bleek uit verdragen die eerder waren gesloten (zoals het Twaalfjarig bestand), hoewel zij als zodanig nog niet was erkend door Spanje. Afbeelding 5.15 is gemaakt in Nederland; het doel van de prent was om de Spanjaarden als kwaadaardig voor te stellen om de Opstand te rechtvaardigen. Afbeelding 5.16 is gemaakt door een Spaanse schilder die onder andere de ‘ridderlijke’ oorlogvoering van de Spanjaarden ten voorbeeld wilde stellen. Kenau en het beleg van Haarlem 15 a Kenau staat symbool voor de onverzettelijkheid van de in opstand gekomen Nederlanders. b Haar naam staat sinds de vroegmoderne tijd symbool voor een vreselijk manwijf. Vrouwen dienden zich niet met geweld en het ‘mannelijke’ oorlogsbedrijf bezig te houden. Reflectie 16 a b c De aanpak van Margaretha lijkt op het eerste gezicht succesvoller. Die van Alva riep alleen maar meer tegenstand op en resulteerde zelfs in oorlog, die hij niet won. Daarentegen kun je ook zeggen dat de aanpak van Margaretha aanleiding was voor calvinisten om de Beeldenstorm te ontketenen. Eigen antwoord van de leerling. In de argumentatie moet afgewogen worden of de invoering van de centralisatiepolitiek en het ‘indammen’ van het protestantisme niet op een andere manier had gekund. Ook moet gewogen worden: het karakter van Filips II en het feit dat hij maar in Spanje bleef. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Dat ligt er maar aan vanuit welk standpunt je het bekijkt: Voor de Spanjaarden en nogal wat katholieken was hij een rebel. Voor degenen die hun privileges verloren hadden en voor calvinisten was hij een vrijheidsstrijder. Samenvatting 17 a b c De juiste volgorde is: II De slag bij Heiligerlee. III De inname van Den Briel door de geuzen. VI Leiden doorstaat het beleg van de Spanjaarden. VII Muitende Spaanse soldaten in de zuidelijke Nederlanden. V De oprichting van de Unie van Utrecht. X De noordelijke Staten zweren Filips af als hun landsheer. IX De moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards. IV Parma verovert Antwerpen. I De ‘overwinnelijke Armada’ gaat ten onder. VIII Onder leiding van Maurits krijgt de Republiek het noorden in handen. Bijvoorbeeld: X en IV kun je beschouwen als gevolg van VII. Zie antwoord bij vraag 8. Bijvoorbeeld: Filips II stuurde de hertog van Alva om na de Beeldenstom orde op zaken te stellen. Een speciale rechtbank velde duizend doodvonnissen. Duizenden mensen vluchtten, onder wie Willem van Oranje, die vanuit Duitsland een invasie begon te organiseren. Kennisquiz 1 De juiste combinaties: Alva - bestuurder - Spanje - ‘ijzeren hertog’ Willem Barentsz - ontdekker - Nederland - ‘om de noord’ Calvijn - hervormer - Frankrijk - Genève Columbus - ontdekker - Italië - naamgever indianen Copernicus - humanist (wetenschapper) - (Polen) - aarde niet als middelpunt Cortés - veroveraar - Spanje - Aztekenrijk in Mexico Bartholomeo Diaz - ontdekker - Portugal - Kaap de Goede Hoop Erasmus - humanist - Nederland - Lof der Zotheid Filips II - bestuurder - Spanje - koning Vasco da Gama - ontdekker - Portugal - India Johannes Gutenberg - ontdekker (uitvinder) - Duitsland - boekdrukkunst Maarten Luther - hervormer - Duitsland - 95 stellingen in Wittenberg Karel V - bestuurder - Duitsland (Nederlanden) - keizer Michelangelo - kunstenaar - Italië - Sixtijnse kapel Willem van Oranje - bestuurder - Duitsland (Nederlanden) - stadhouder De hertog van Parma - bestuurder - Italië - stadhouder Vespucci - ontdekker - Italië - de naam Amerika Opmerking: wat tussen haakjes staat is een aanvulling of een alternatief. Je docent(e) kan er meer over vertellen. 2 a b c d Juist. Onjuist: Het levensmotto veranderde in de renaissance van memento mori in carpe diem. Onjuist: De humanisten stelden inderdaad de mens voorop, maar waren nog steeds geïnteresseerd in het geloof. Juist. e f g h i Onjuist: De Portugees Vasco da Gama bereikte als eerste Europeaan India over zee. Onjuist: Erasmus wilde niet breken met de kerk. Juist. Juist. Juist. 3 a b c d e f g h protestantisme (e) renaissance (r ) reformatie (f) privilege (g) katholiek (o) humanisme (e) stadhouder (d) Het woord: erfgoed 4 a b c Nassouwe (Willem was graaf van Nassau). Duitsen (Willem was geboren in het Duitse Rijk/Duitsland). Hispanje (Hiermee wordt Filips II bedoeld; officieel kwam hij niet in opstand tegen de koning, maar tegen het beleid van zijn landvoogd Alva). Historisch denken 1 Bijvoorbeeld: In het begin van de middeleeuwen werd de paus van Rome de leider van de katholieke kerk. Dat is hij nog steeds. In de 16e eeuw viel de Latijnse christenheid uiteen in het katholicisme en het protestantisme. Deze scheiding bestaat nog steeds. 2 Bijvoorbeeld: De klassieke Grieks-Romeinse cultuur is verdwenen, maar deze heeft materiële sporen nagelaten in het heden, zoals gebouwen in Athene en Rome. 3 Bijvoorbeeld: De klassieke Grieks-Romeinse cultuur is verdwenen, maar komt door immateriële sporen nog vaak ter sprake, zoals bij het navertellen van oude Griekse en Romeinse verhalen. 4 Bijvoorbeeld: Het visioen van Mohammed in 610 leidde tot het ontstaan van de islam, nu een van de grootste godsdiensten op de wereld. 5 Bijvoorbeeld: In de jaren 1000-1500 waren de mensen in Europa voortdurend bezig met hun zielenheil en zagen overal de hand van God in (bladzijde 60). Tegenwoordig geloven mensen in Europa minder of helemaal niet dat God invloed heeft op de gebeurtenissen in hun leven. 6 Bijvoorbeeld: Een zwarte dag, waarmee een ellendige tijd begon. Toepassen 1 a Bijvoorbeeld: Het schilderij uit de middeleeuwen heeft geen of nauwelijks perspectief, dat uit de renaissance wel. Daarom zijn de verhoudingen op het middeleeuwse schilderij niet goed weergegeven; Maria is te groot ten opzichte van de andere personages. - b c d e 2 a b c 3 a b c d e f Op het schilderij uit de middeleeuwen is er geen achtergrond, dat uit de renaissance biedt ons op de achtergrond een blik op mooie natuur. Op het schilderij uit de renaissance zijn de personages veel natuurlijker afgebeeld, ook de opvallende aureolen (kringen om de hoofden) van het middeleeuwse schilderij zijn (vrijwel) verdwenen. Het kind heeft op het middeleeuwse schilderij kleren van een volwassene aan; het is eigenlijk een minivolwassene. Op het renaissanceschilderij is dat niet of nauwelijks het geval. Dat heeft te maken met een kenmerkend aspect van de tijd van ontdekkers en hervormers: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance (en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling). Beide schilderijen beelden hetzelfde thema uit: Maria met kind (Jezus) omringd door engelen. De vorm sluit aan bij het klassieke erfgoed: de personages en de natuur op de achtergrond worden zo realistisch mogelijk afgebeeld. We zien zelfs een naakt vrouwenlichaam. De inhoud sluit ook aan bij het klassieke erfgoed: Een verhaal uit de klassieke oudheid, de geboorte van de godin Venus, wordt op het schilderij van bron 3 afgebeeld. Je eigen antwoord. Argument voor de stelling: de renaissanceschilders gebruikten opnieuw vormen die in de klassieke oudheid werden gebruikt en in de middeleeuwen niet, zoals een realistische weergave van de natuur en van mensen. Argument tegen de stelling: in bron 4 zien we dat in de 15e en 16e eeuw nog steeds voornamelijk schilderijen worden gemaakt met een godsdienstig karakter. De thema’s blijven vaak dezelfde. Copernicus is kenmerkend voor de renaissance omdat hij zelf onderzoek doet naar wat de schrijvers uit de klassieke oudheid schreven en dat hij op grond van zijn eigen waarnemingen een model maakt van ons zonnestelsel dat tegen de traditie (van de kerk) in durft te gaan. Copernicus’ beeld van het zonnestelsel zien wij als het juiste. De zon is een ster, waaromheen planeten met of zonder satellieten (manen) draaien. De aarde is een planeet. De opvattingen van Copernicus waren in strijd met de leer van de katholieke kerk. Volgens die leer stond de aarde in het middelpunt van het heelal en draaide zon, maan en sterren om haar heen. De schrijver geeft de woorden van Cortés en Montezuma letterlijk weer en deze feiten zijn voor andere aanwezigen controleerbaar. (Bovendien toont hij als Spanjaard aan hoe onbeschoft het voorstel van zijn landgenoot Cortés eigenlijk is voor zijn gastheer.) De schrijver stelt de indianen voor als goedaardige mensen en zijn Spaanse landgenoten als zeer wreed. Dat lijkt tegen zijn eigen belang in te gaan. In beide bronnen is het motief de verspreiding van het christendom (katholicisme) herkennen. Tussen de regels door is in bron 7 ook nog hebzucht als motief te vinden. De indianen waren te goedgelovig en zachtaardig, terwijl de Spanjaarden zeer gewelddadig tekeer gingen. Ja en nee: Montezuma gedraagt zich in bron 6 als een gastheer en Cortés als een onbehouwen vlegel; min of meer zoals De las Casas oordeelt over indianen en Spanjaarden. Anderzijds blijkt de Aztekenkoning toch niet zo ontvankelijk voor het christelijk geloof als De las Casas doet voorkomen. Cortés ziet als christen de goden van de Azteken als duivelse afgoden en wil die vervangen door de heilige tekens van zijn godsdienst. Montezuma put uit zijn eigen ervaring als hij zegt dat de goden die de zijn volk worden aanbeden goed voor hen zijn geweest, als ze maar op tijd offers brengen. g h 4 a b c d 5 a b c d 6 a b c Een (onbedoelde) oorzaak voor de grote aantallen doden onder de indianen zijn de besmettelijke ziekten die de Europeanen meebrachten en waartegen de indianen onvoldoende weerstand hadden. De sterfte onder de indianen door besmettelijke ziekten werd in die tijd niet gezien als de schuld van de Europeanen, het zou een daad van God zijn. Bovendien ontbrak toen de kennis over het verspreiden van besmettelijke ziekten. - Beschrijving van wat in bron 9 te zien is: Een grote weegschaal die doorslaat naar de kant (rechts) waar een groot boek ligt. Aan de andere kant (links) van de weegschaal staan onder andere een sleutel, een pausenmuts en een monnik, maar die blijkt toch lichter. Aan die linkerkant staan allerlei (hoge) katholieke geestelijken afgebeeld, zoals de paus en een bisschop. Aan de rechterkant staan, merendeels in het zwart, protestantse predikers afgebeeld. Ze hangen ook in portretten aan de muur. - Symbolen verklaren: De weegschaal staat voor: wat zwaarder weegt, wat belangrijker is. Het boek stelt de bijbel voor. De protestanten volgen wat in de bijbel staat. De sleutel en de pausenmuts (tiara) staan voor het gezag van de paus. De katholieken gaan uit van het gezag van hoge geestelijken, zoals de paus, van wat zij te zeggen hebben. - De tekst: Het bijschrift bevestigt nog eens wat hierboven staat. - Boodschap van de tekenaar: Alles wat de katholieke leiders over het geloof inbrengen weegt niet op tegen wat in de bijbel staat. Protestanten gaan uit van de bijbel en staan daarmee sterker dan de katholieken. Bron 9 sluit aan bij het kenmerkende aspect: de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had. Twee gevolgen op langere termijn voor de Nederlanden zijn: Dat in sommige gewesten het calvinisme grote aanhang kreeg, wat leidde tot felle kettervervolging. Dat er een opstand uitbrak tegen het gezag van de landsheer, koning Filips II, die leidde tot een langdurige oorlog. Erasmus meende dat het zuivere christendom door bijbelstudie te vinden was. Daarmee zou je hem aan de rechterzijde moeten plaatsen. Hij vond echter ook dat de hervormers te ver gingen. Een ketter is een afvallige van het geloof. Dit woord werd door katholieken gebruikt. De protestant vond juist dat hij het ware geloof beleed, hij protesteerde alleen tegen misstanden in de kerk. Volgens bron 10 werden de meeste ketters terechtgesteld in de jaren 1566-1570. Dit zijn de jaren van en direct na de beeldenstorm, toen de hertog van Alva een speciale rechtbank inzette die tot felle kettervervolging overging. Volgens bron 10 zijn wederdopers het meest terechtgesteld De wederdopers hebben in het verdere verloop van de Opstand niet zo’n belangrijke rol gespeeld. Bron 11 geeft oorzaken voor de afgebeelde gebeurtenis in bron 12. Oorzaken voor de Opstand in bron 11 te lezen, zijn: vanwege de godsdienst (kettervervolgingen) vanwege de slechte economische toestand onder het gewone volk Lagere edelen en steden maakten zich druk over nieuwe centralisatiemaatregelen van de Spaanse koning, die hun privileges aantastten. 7 d Een argument voor gebruik van bron12 is: het is een gedetailleerde prent; we kunnen precies zien wat er is gebeurd. Vanwege de details kan deze bron goed worden vergeleken met ander (schriftelijke) bronnen over de beeldenstorm. Een argument tegen het gebruik van deze bron: het is een prent en daarom is het altijd een vertolking van de gebeurtenissen door de tekenaar. Die kan van alles toevoegen en weglaten. a Bijvoorbeeld: ‘Den vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood’ verwijst naar het feit dat Willem van Oranje de opstand leidde en dat met de dood heeft moeten bekopen. ‘De tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt’ verwijst naar het optreden van Filips II en Alva die privileges aan hun laars lapten. De maker van bron 14 vergelijkt de tijd van de Opstand met zijn eigen tijd: die van de bezetting en onderdrukking door nazi-Duitsland. Volgens hem zullen nieuwe ‘geuzen’ (verzetstrijders) opnieuw hun vrijheid bevechten. Dit geuzenlied uit de 16e eeuw is het officiële volkslied van Nederland geworden. Argument voor: Het is een lofdicht voor Willem van Oranje die de leider was van de Opstand, die heeft geleid tot de huidige Nederlandse staat. Argument tegen: Het lied gaat te veel over één persoon, die bovendien leefde in een heel andere tijd. een volkslied moet (bijna) alle inwoners van het land aanspreken. b c Verdieping Leonardo da Vinci 1 a b Redenen waarom de Mona Lisa is te beschouwen als een absoluut meesterwerk: Nooit eerder was een schilder erin geslaagd een mens zó levensecht af te beelden. Tegelijk is de vrouw op het schilderij raadselachtig. Ze glimlacht, maar herinnert ze zich iets moois of is ze eigenlijk een beetje bedroefd? De door Da Vinci uitgevonden schildertechniek noemen de Italianen sfumato. Door de lijnen opzettelijk zacht en vaag te houden met licht en schaduw kon Leonardo de natuur goed weergeven. 2 Leonardo vond dat alle onderdelen van een schilderij grote aandacht verdienden (bron 1). Zolang het in zijn ogen niet perfect was, mocht het zijn atelier niet verlaten. Ook zijn schilderijen van hem verloren gegaan omdat hij experimenteerde met verfmengsels en alternatieve droogtechnieken, zoals hij met alles experimenteerde. 3 Ook het Griekse meisjesbeeld uit bron 2 heeft iets raadselachtigs door haar glimlach. 4 Een uomo universalis is de universele mens die zich op alle mogelijke gebieden ontplooit. Da Vinci was schilder, musicus, ingenieur, natuuronderzoeker en uitvinder en voldeed daarmee aan het renaissance-ideaal van de uomo universalis. Lof der zotheid 5 a Drie kritiekpunten van Erasmus: Hij bespot bisschoppen, kardinalen en pausen die hun plichten zijn vergeten en zich alleen druk maken om macht en geld. Hij maakt schoolmeesters, dichters, geleerden en bestuurders belachelijk. Hij hekelt de schijnheiligheid en het bijgeloof van het kerkvolk. b Erasmus wilde terug naar het zuivere geloof. Heiligenverering, bedevaarten en allerlei christelijk uiterlijk vertoon hadden daar volgens hem niets mee te maken. Ook Luther had zulke kritiek op de kerk. 6 De 16e-eeuwse humanisten bestudeerden en vertaalden de klassieke boeken. Erasmus schreef in Lof der Zotheid in de satirische traditie van oude Griekse en Romeinse schrijvers. Het boek staat vol verwijzingen naar de Romeinse godenwereld en naar klassieke teksten. 7 Erasmus was een humanist. Het humanisme was een beweging van geleerden. In bron 3 maakt Erasmus duidelijk dat de leefwereld van die geleerden totaal niet overeenkomt met die van andere mensen en daarmee zijn zij voor alles ongeschikt. (Natuurlijk spot Erasmus hier ook met mensen die zo denken.) 8 Met deze kenmerkende aspecten: De protestantse reformatie die een splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had; door zijn kritiek op de katholieke kerk werden hervormers geïnspireerd. Erasmus kan daarom worden beschouwd als een voorloper van de reformatie. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat. Protestanten deelden de kritiek op de katholieke kerk met Erasmus. Onder andere door de felle vervolging van de protestanten door de katholieke Filips II, ontstond de Opstand en daaruit de Nederlandse staat. Keuzeopdrachten Je eigen uitwerkingen. Laat je antwoorden bekijken door je docent. Hoofdstuk 6 De tijd van regenten en vorsten Introductievragen Voor je begint 1 Je eigen antwoord. 2 Johan van Oldenbarnevelt – Lodewijk XIV – Michiel de Ruyter – Rembrandt 3 Je eigen antwoorden. Controleer met behulp van de woordenlijst in je tekstboek. Instapverhaal: Parijs 1666 4 Wetenschappers vonden dingen uit (bijvoorbeeld wapens) die Frankrijk een voorsprong konden geven op andere landen. Frankrijk werd daardoor machtiger. 5 Als je nauwkeurig de tijd kunt meten, kun je veel nauwkeuriger onderzoek doen. Je kunt bijvoorbeeld nauwkeurig meten hoe lang het duurt voordat stoffen smelten of wanneer planeten aan de hemel verschijnen. Tijdbalk 6 Het begon in de tijd van Steden en Staten. In dat tijdvak werd de macht van de keizer en de paus minder en begonnen andere koningen meer macht voor zichzelf op te eisen. Kijken op de kaart 7 a b In Amerika zijn veel grotere gebieden door de Europeanen bezet. In Amerika wordt Engels, Spaans en Portugees gesproken. Dit zijn Europese talen terwijl in Azië geen Europese talen worden gesproken. Het tijdvak 8 In Andere landen hadden alleen koningen en edelen de macht. Regenten bestonden daar niet zoals in Nederland. De wereld 9 Azië was veel dichter bevolkt en de culturen daar waren veel sterker dan die in Amerika. Europa 10 Duitse vorsten wilden onder de macht van de keizer uitkomen en vorsten in het algemeen wilden onder de macht van de paus uitkomen. 11 Duitsland werd zo zwaar verwoest in de Dertigjarige oorlog dat het land heel lang heel zwak was. Er waren geen vorsten die sterk genoeg waren om het hele land onder controle te krijgen. 12 Het streven van de vorsten naar absolute macht. Duitsland viel juist uiteen in kleine staatjes. 13 a b 14 Spanje was in de 16e eeuw het machtigste land van Europa. In de 17e eeuw werd die positie overgenomen door de Republiek en later Engeland. De kaart past niet bij de uitspraak want het koloniale bezit van Spanje was nog steeds het grootste ter wereld.. Uitzonderlijk. In de meeste landen kregen de vorsten juist meer macht.. Nederland 15 Andere landen zijn gewoon veel groter, hebben dus een grotere beroepsbevolking en vaak meer grondstoffen dan Nederland. Heden en verleden 16 a De indeling in provincies, het bestaan van de Staten Generaal, Nederland is een handelsland. b Nederland is niet meer één van de belangrijkste en machtigste landen en Nederland is een democratie geworden. 6.1 Een wereldeconomie Verwerkingsvragen De VOC 1 Stormen, ziekten, slecht en weinig voedsel, gevaar van piraten en andere Europeanen. 2 Om aan de concurrentie tussen de verschillende Nederlandse kooplieden een einde te maken zodat ze gingen samenwerken in plaats van elkaar bevechten. 3 Als een bedrijf als enige ergens in handelt en dus zelf de prijs kan bepalen die het vraagt. 4 Drie kenmerken: De schepen zijn eigendom van de kooplui. De winst wordt opnieuw geïnvesteerd in het bedrijf. Het geld voor de onderneming wordt bijeen gebracht door aandelen. 5 Mensen kopen als het ware een stukje van het bedrijf. In plaats van zelf een heel schip te moeten kopen, betalen mensen geld aan de VOC zodat die schepen kunnen kopen van al dat geld samen. Handelsnetwerk 6 a 7 Specerijen, porselein en stoffen. Dat was duur en kostte veel moeite want je moest met soldaten de boel in de gaten houden. b Een rustige situatie is het belangrijkst voor de handel. Als de lokale vorsten geen rust konden scheppen, moesten de Nederlanders het wel zelf doen. c Als tussenstation waar schepen nieuwe voorraden voedsel konden inslaan. Amerika en Afrika 8 a b c De VOC was in de eerste plaats een handelsmaatschappij, de WIC een oorlogsinstrument. Noem een verschil tussen de VOC en de WIC uit de tweede helft van de 17e eeuw. Beide werden door aandelen gefinancierd. Batavia 9 a b Dan konden schepen veel efficiënter beladen worden. Pas als een schip vol was, mocht het vertrekken. Daarnaast kon Coen goed in de gaten houden wat er door wie verkocht werd. Als er heel veel handelsplaatsen zijn, heb je dat overzicht niet. Batavia was gesticht op de verwoeste plaats Jakatra. Daarna begon de Nederlandse bezetting. De Indonesiërs wilden laten zien dat de bezetting echt voorbij was. Oriëntatiekennis 10 a b Shell is wereldwijd actief en wordt gefinancierd door aandelen. Shell mag geen oorlog voeren en steelt geen producten. 11 a De Europeanen zijn alleen geïnteresseerd in wat geld oplevert en houden geen rekening met de bevolking. De Spanjaarden veroverden enorme gebieden. De Spaanse verovering van Amerika vond plaats in de 16e eeuw. Het kenmerk wordt bij de 17e eeuw geplaatst omdat toen veel meer landen aan de expansie deelnamen. b c 12 a b 13 a b Je hoeft als koopman niet in je eentje een heel schip te betalen. Mensen met minder geld kunnen ook meedoen en een onderneming kan dus veel meer geld binnenkrijgen. Als er een schip zinkt, ben je als koopman niet meteen al je geld kwijt want iedereen verliest een klein beetje. Bijvoorbeeld: deze stelling klopt want door het gebruik van aandelen kon de VOC veel meer geld binnenkrijgen om te investeren. De VOC werd in Indonesië geleid door een Gouverneur Generaal en die had militair gezag. Ook de Spanjaarden hadden geweld gebruikt in de 16e eeuw en de Europeanen gebruikten ook geweld in de 19e eeuw bij het veroveren van nog grotere gebieden. 14 Je eigen antwoord. Overleg met je docent. 15 Dit kenmerk is niet uniek. Het ontdekken van de wereld door de Europeanen begon al in de 16e eeuw en een echte wereldeconomie zoals we die nu kennen, is pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan 16 a b 17 Je eigen antwoord. Bedrijven kijken waar producten het goedkoopst zijn en gaan ze daar halen. Er wordt geen geweld gebruikt om concurrenten uit te schakelen. 6.2 De Gouden Eeuw van Nederland Verwerkingsvragen Land van regenten 1 Er werd heel veel overleg gepleegd. Gewesten en steden waren bijna onafhankelijk. 2 a b De bestuurders in de Republiek. De meeste regenten kwamen uit dezelfde groep families. Deze families verdeelden de baantjes onderling. Er was geen vorst die boven de burgers stond. De stadhouder 3 a b 4 De juiste combinaties: Staten-Generaal Provinciale Staten stadhouder - Raadspensionaris vroedschap adel – steden Holland, Zeeland, Friesland, Groningen, Utrecht, Overijssel en Gelre. Drenthe hoorde wel bij de Republiek maar er woonden maar zo weinig mensen dat ze niet mee mochten stemmen met de grotere gewesten. Brabant en Limburg waren door de Republiek veroverd op de Spanjaarden. Men vertrouwde de (katholieke) bevolking niet en bestuurde ze als een soort bezet gebied, de Generaliteitslanden. Handelsnatie 5 a b 6 De Republiek lag gunstig in het centrum van Europa. Amsterdam ontwikkelde zich tot een stapelmarkt waar kooplui uit heel Europa alle producten vlak bij elkaar konden vinden. Andere Nederlandse steden maakten producten van geïmporteerde ruwe grondstoffen. De handel leverde enorm veel werk op. Allerlei bedrijven moesten producten maken om te verkopen. Hierdoor konden veel mensen werk vinden. Omdat het in die tijd zowel economisch erg goed ging, maar ook op het gebied van wetenschap en cultuur beleefde Nederland een enorme bloei. Land van Rembrandt 7 a b In Nederland was de katholieke kerk verboden. In protestantse kerken mogen geen schilderijen en andere versieringen gemaakt worden. Spanje en Frankrijk. 8 a b Schilderkunst, literatuur en (rechts)wetenschap. Veel mensen zijn visueel ingesteld. Een schilderij bekijken kost minder moeite dan een boek lezen. 9 a In de Republiek konden zij ongestoord hun werk doen en resultaten publiceren. Ze hoefden niet bang te zijn voor vervolging door de Kerk of de koning zoals in andere landen. In de Republiek gold vrijheid van drukpers. b Als je iemand iets wilt verkopen, moet je een beetje kunnen onderhandelen. Als je dan heel stug vasthoudt aan je eigen standpunt of prijs, verkoop je minder. Kooplieden hadden geen belang bij ruzie over kleine zaken. Zij wilden geld verdienen. Johan van Oldenbarnevelt 10 a b c 11 a b De stadhouder was opperbevelhebber van het leger en benoemde de bestuurders van de steden. De Raadspensionaris was de baas over het geld van de Republiek en voerde de contacten met het buitenland. De remonstranten wilden de bijbel ruim interpreteren. Ze wilden dat verschillende uitleg van de bijbel mogelijk was zonder ruzie te maken. Oldenbarnevelt paste hier goed bij omdat hij als diplomaat ook altijd moest overleggen. Hij wist uit eigen ervaring dat het maken van ruzie niet helpt bij het vinden van een oplossing. In een oorlogssituatie heeft uiteindelijk de bevelhebber van het legere de meeste macht. Maurits kon Oldenbarnevelt aanwijzen als landverrader en daardoor uitschakelen. Economisch ging het erg goed met de Republiek. De Nederlandse schepen voeren naar alle plekken op de wereld en iedereen kwam handelen in de Republiek. Door de welvaart die uit de handel kwam, bloeide ook de cultuur op. Rijke mensen wilden hun huizen mooi maken en goede boeken lezen. Hierdoor was er ook veel geld beschikbaar voor kunst en literatuur. Op het schilderij zie je een rijke man en bedelaars. Hieraan kun je zien dat het niet met iedereen even goed ging. Veel mensen ging het goed in de 17e eeuw maar niet met iedereen. 12 In de VOC werkten alle Nederlandse kooplieden samen. Er moest dus veel overlegd worden. Dit past bij de Republiek. Aan de andere kant was er maar één VOC. In de Republiek probeerde men juist zoveel mogelijk op eigen houtje te doen. Wat dat betreft is de VOC dus een buitenbeentje. 13 a b 14 a b 15 De stadhouder was de plaatsvervanger van de landsheer (de koning van Spanje) maar die was afgezet door de Nederlanders. Er was nu geen koning meer maar nog wel zijn plaatsvervanger. De regenten bestonden uit een klein aantal families die elkaar de leuke baantjes toespeelden. Gewone mensen konden daar niet tussenkomen. De stadhouder was de enige die een tegenwicht tegen die families kon vormen en zo het gewone volk kon beschermen. Filips II wilde het bestuur van de Nederlanden centraliseren en daarbij de privileges en vrijheden van de gewesten en steden bepreken. Dit wilden de Nederlanders niet. Daarnaast trad Filips erg hard op tegen protestanten. Veel Nederlanders waren protestant. De Republiek bestond uit 7 onafhankelijke staatjes. Ze hadden de koning weggestuurd omdat die hun macht wilde beperken. In de Republiek was het protestantisme de officiële godsdienst en was het katholicisme verboden. Je eigen antwoord. Reflectie 16 Oldenbarnevelt werd vermoord vanwege zijn geloof. Dat past dus niet bij de gewetensvrijheid in de Republiek. 17 a b Het veroveren (met geweld) van Indonesië. Slavenhandel door de WIC. Je eigen antwoord. Samenvatting 18 Je eigen antwoord. 6.3 Het absolutisme Verwerkingsvragen Lodewijk XIV 1 Bij een constitutionele monarchie wordt de macht van de vorst beperkt door de grondwet (constitutie). Een absolute vorst heeft alle macht en hoeft met niemand rekening te houden. 2 a b c 3 a b Hij had de Fronde meegemaakt toen edelen als roofridders het land terroriseerden en hij had zelf moeten vluchten. Hij richtte een ambtenarenapparaat op waardoor hij niet meer afhankelijk was van de adel om het land te besturen. Hij maakte een groot staand leger waardoor de edelen geen bedreiging meer vormden. Volgens Lodewijk was zijn macht gegeven door god. De katholieke kerk steunde hem hierin. De protestantse kerk niet. Woordenlijst. Een absolute vorst bepaalt alles zelf in zijn land. Daar past bij dat de vorst ook alles te zeggen heeft over de economie en handel. Droit divin 4 Volgens Hobbes zouden mensen elkaar steeds naar het leven staan als er geen sterke macht boven ze zou staan. Vorsten moesten mensen tegen zichzelf beschermen en zo een geweldloze samenleving maken. 5 De meeste mensen geloofden nog vast in een straffende god die alles ziet wat je doet. Mensen waren bang om naar de hel te gaan. Versailles 6 a b Hij kon laten zien dat hij alle macht had en dat de grootste projecten voor hem geen probleem waren. In de tuin leek zelfs de natuur te buigen voor de wil van de koning door de kaarsrechte paden en gesnoeide planten. Het paleis was het voorbeeld voor alle andere paleizen in Europa. Oriëntatiekennis 7 Overeenkomsten: Filips en Lodewijk wilden beide hun land centraal besturen met behulp van ambtenaren in plaats van edelen en vrije steden. Allebei wilden ze één godsdienst in hun land. Verschillen: Filips had niet te maken gehad met opstandige edelen zoals Lodewijk tijdens de Fronde. Hij vond dat hij van God het recht had gekregen om alleen te regeren. Lodewijk had geen landen die ver van Frankrijk lagen zoals Filips met de Nederlanden had. Deze vergelegen landen bleken moeilijk onder controle te krijgen en hier lukte de centralisatie van Filips dus ook niet: er brak een opstand uit en de Republiek ontstond. 8 a b Politiek: Lodewijk regeerde het land centraal met behulp van ambtenaren. Godsdienstig: Lodewijk bepaalde dat alle inwoners van zijn land dezelfde godsdienst moesten hebben. Cultureel: Lodewijk stichtte een koninklijke academie voor schilder- en beeldhouwkust om kunstenaars samen te laten werken en van elkaar te leren. Economisch: door mercantilisme probeerde Lodewijk Frankrijk economisch sterker te maken dan andere landen. De katholieke Kerk heeft de paus als leider en niet de koning van Frankrijk. Lodewijk kon de Kerk niet alles laten doen wat hij wilde. 9 Protestanten legden de nadruk op het zelf lezen van de bijbel. Mensen moesten zelf nadenken en niet zomaar aannemen wat de Kerk zei. Hierdoor konden protestantse geestelijken zelf ook minder gemakkelijk hun mening opdringen. 10 a b 11 Op afbeelding 6.11 zie je dat de gezanten een onderdanige positie aan moeten nemen. Lodewijk zit hoog verheven boven hen. Op 6.12 en 6.13 maakt het paleis van Versailles duidelijk dat de koning de macht had om gigantische projecten aan te pakken. Het paleis moest iedereen imponeren door de grootte en de overdaad aan kostbare materialen. De koningen vóór de tijd van het absolutisme moesten altijd rekening houden met de Kerk en de adel in hun land. Ze waren van hen afhankelijk als ze zaken wilden regelen. Na de tijd van het absolutisme werden vorsten gedwongen zich te onderwerpen aan grondwetten. Hierdoor konden ze niet alles meer zelf beslissen. Colbert regelde de hele economie van Frankrijk. De VOC werd opgericht om een einde te maken aan de concurrentie tussen de Nederlandse handelaars. Reflectie 12 a b c In de jaren ervoor hadden de gewone mensen veel last van elkaar bevechtende edelen. Er was behoefte aan één iemand die voor rust en orde zorgde. Het onderling vechten van de adel heeft hij beëindigd door zelf een groot leger en ambtenarenapparaat op te bouwen en hij heeft de ruzie tussen katholieken en protestanten opgelost door het protestantisme te verbieden. Je eigen antwoord. Samenvatting 13 Van boven naar onder: Waarom wilde Lodewijk XIV absolute macht? Om de macht van de adel te beperken en zo de rust te herstellen. Hoe rechtvaardigde Lodewijk zijn absolute macht? Hij had zijn macht van God gekregen: droit divin. Vijf maatregelen: 1 Een groot staand leger 2 Een professioneel ambtenarenapparaat 3 Eén toegestane godsdienst 4 Centralisatie van kunst en wetenschap 5 Mercantilisme Beter en slechter: Beter: Rust en vrede in het land Opbloeiende handel en nijverheid Slechter: Einde godsdienstvrijheid Veel dure oorlogen in het buitenland 6.4 De wetenschappelijke revolutie Verwerkingsvragen Huisarrest 1 De aarde staat stil in het centrum van het heelal. De zon, de maan, de sterren en de planeten draaien om de aarde heen. De aarde is een platte schijf met erboven de hemel en eronder de hel. 2 Door Johannes Kepler en Galileo Galilei. Kepler bewees op wiskundige manier dat het systeem van Copernicus klopte. Galilei ontwikkelde een telescoop waardoor mensen zelf konden zien dat de maan en de planeten van hetzelfde materiaal gemaakt zijn als de aarde. En toch draait zij 3 De Kerk had het oude stelsel altijd gepresenteerd als de waarheid. Als dat niet klopte, zouden mensen kunnen gaan twijfelen aan andere dingen die de Kerk zei. 4 Bijvoorbeeld: Newton ontdekte een samenhangend systeem in de natuur waardoor alle natuurverschijnselen verklaard konden worden. Logica en experimenten 5 Da Vinci en andere wetenschappers uit die tijd waren eenlingen. Ze werkten voor zichzelf en wisselden geen informatie uit. Door de uitwisselingen in de 17e eeuw konden wetenschappers leren van elkaar en helpen problemen op te lossen en fouten te corrigeren. 6 Bacon zei dat je niet zomaar moest geloven wat wijze mannen in het verleden hadden gezegd. Een wetenschapper moet altijd kritisch zijn en dingen zelf onderzoeken. 7 Het natuuronderzoek leverde goede resultaten op: Europeanen werden de baas in de wereld en het leven werd gemakkelijker en leuker door allerlei uitvindingen. 8 a b Mensen (en vooral mensen met geld en macht) zagen dat de wetenschappelijke ontdekkingen echt iets opleverde. Koningen waren geïnteresseerd in betere wapens en handelaars in nieuwe producten en snellere schepen. Mensen dachten dat het door alle uitvindingen steeds beter met de wereld zou gaan. Er werden dingen mogelijk die daarvoor onmogelijk werden geacht. Mensen begonnen te denken dat alles mogelijk was. Vader van de microbiologie 9 Hij maakte en verbeterde microscopen en onderzocht voor het eerst micro-organismen. Oriëntatiekennis 10 a b De Kerk had het oude wereldbeeld altijd gepresenteerd als de waarheid en zelfs mensen die anders dachten ter dood gebracht. Als ze deze ideeën zouden toelaten, konden mensen gaan twijfelen aan de betrouwbaarheid van de Kerk. Nee. Door de boekdrukkunst werden de ideeën van Galilei snel verspreid. 11 In de jaren na Copernicus hadden veel meer mensen gehoord van zijn ideeën en zelf over dingen nagedacht. Toen Kepler en Galilei met hun theorie kwamen, twijfelden al veel meer mensen aan het oude beeld. Ze stonden meer open voor iets nieuws. 12 a b In de tijd van ontdekkers en hervormers wilden mensen weer naar de natuur kijken en niet alleen aan god denken. Mensen raakten onder de indruk van wat de mensen uit de Oudheid al wisten en wilden ook weten hoe de wereld in elkaar zat. In de tijd van hervormers en ontdekkers is de Europese verkenning van de wereld begonnen. In de tijd van regenten en vorsten nam de kennis van de wereld steeds sneller toe doordat wetenschappers kennis uitwisselden en er steeds meer handelaars en onderzoekers over de wereld zeilden. 13 Bijvoorbeeld: ‘Onderzoekers verkennen het menselijk lichaam en delen hun kennis’. 14 In de Republiek was iedereen vrij om te onderzoeken wat hij wilde. Wetenschappers die in hun eigen land gevaar liepen vanwege hun ideeën, verhuisden naar de Republiek om veilig verder te werken. Daarnaast was de Republiek het centrum van de Europese en wereldhandel. Reizigers uit de hele wereld kwamen hier samen en konden in de Republiek praten met andere mensen over wat ze hadden gezien. Hierdoor konden wetenschappers snel horen wat de nieuwste ontdekkingen waren. 15 a b Zonder de zon is er geen leven mogelijk. Door zichzelf de ‘Zonnekoning’ te noemen, gaf Lodewijk aan dat hij alleen Frankrijk goed kon regeren. Mensen wisten sinds Galilei dat de zon het middelpunt van het heelal is. Alles draait om de zon. Reflectie 16 Je eigen antwoord. 17 Het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie. Beide waren fanatieke onderzoekers die hun ontdekkingen deelden met anderen en vooral uitvindingen deden met praktisch nut. Samenvatting 18 Geen onbewogen beweger maar zwaartekracht. Bacon: altijd kritisch onderzoeken. Descartes: we kunnen nooit iets zeker weten. Vooruitgangsoptimisme: het leven zal steeds beter worden dankzij de wetenschap. Kennisquiz 1 Juiste volgorde met jaartal: 1602, stichting VOC 1619, onthoofding Oldenbarnevelt 1621, stichting WIC 1628, Piet Heyn verovert de Spaanse zilvervloot 1648, einde van de Dertigjarige Oorlog 1661, Lodewijk XIV neemt zelf de regering op zich 1688, Willem III ondertekent de Declaration of Rights.I 2 a b c d e f Gouverneur-generaal was een functie in het bestuur in Indië, niet in de Republiek. De adel raakte juist zijn macht kwijt door het absolutisme. Heren XVII, Coen en factorij horen bij de VOC, niet bij de WIC. In astrologie hebben sterren en planeten magische krachten en dat hoort niet bij wetenschappelijk denken. Brabant hoorde niet bij de zeven gewesten van de Republiek. Het was voor een deel veroverd maar mocht niet meebeslissen. Bacon was een natuuronderzoeker. Bossuet en Hobbes waren politieke denkers die een rechtvaardiging bedachten voor de absolute macht van Lodewijk XIV. 3 Van Leeuwenhoek: microscoop Galileo Galilei: Copernicus Newton: zwaartekracht Coen: Batavia Colbert: mercantilisme Oldenbarnevelt : remonstranten Lodewijk XIV : Versailles Maurits: stadhouder Piet Heyn: WIC 4 a b c 5 a b c d f g h 6 a b c d e f g De VOC kon een monopolie afdwingen, de WIC niet. De WIC begon met als doel oorlogvoeren tegen Spanje, de VOC had als eerste doel handel drijven. Beide centrale handelsmaatschappijen gefinancierd door aandelen. Beide gebruikten geweld. Handelskapitalisme. Beide compagnieën werden gerund door koopman-ondernemers zich met handel én nijverheid bezighielden en een deel van de winst weer in de onderneming werd geïnvesteerd. Het bezit van de compagnie was via aandelen losgekoppeld van de leiding van het bedrijf. Onjuist. De macht was in handen van een kleine groep regentenfamilies. Juist. Juist. Onjuist. De VOC wilde alleen maar handelen en veroverde alleen gebieden als het niet anders kon. Onjuist. De adel werd buiten spel gezet door het gebruik van ambtenaren. Juist. Onjuist. De Kerk werkte onderzoek tegen omdat men bang was dat mensen niet meer zouden geloven. Gouverneur-Generaal Regenten Wereldeconomie Stadhouder Handelskapitalisme Mercantilisme Absolutisme h i j Stapelmarkt Gouden Eeuw Staten-Generaal Historisch denken 1 Bijvoorbeeld: Op bladzijde 92 staat dat interne toltarieven werden afgeschaft en dat de import met hoge tarieven werd belast. Dit zijn volgens mij feiten omdat ik denk dat deze twee uitspraken met documenten uit die tijd kunnen worden bewezen. 2 Bijvoorbeeld: Ik denk dat de meeste Fransen het absolutisme wel goed vonden, omdat: Lodewijk XIV zorgde voor een lange periode van rust en vrede; Lodewijk de nationale economie versterkte met de maatregelen van Colbert. Voor de Fransen waren onrust, wanorde en armoede heel gewoon. Zij vonden het belangrijk dat Lodewijk zorgde voor rust, orde en welvaart. 3 Bijvoorbeeld: Ik denk dat de meeste Nederlanders het absolutisme van Lodewijk XIV niet goed vonden, omdat: ze geen koning hadden, maar werden bestuurd door regenten; het strak georganiseerde Franse leger een bedreiging werd voor Nederland. Voor de Nederlanders was het leven in een republiek zonder machtige vorst normaal. Ze vonden het belangrijk dat Nederland niet werd bedreigd vanuit het buitenland. 4 Bijvoorbeeld: Ik denk dat de meeste Nederlanders tegenwoordig het absolutisme van Lodewijk XIV niet goed vonden, omdat: Lodewijk alleen besliste, zonder wie dan ook om toestemming te vragen; Lodewijk de godsdienstvrijheid afschafte en de hugenoten vervolgde. Voor Nederlanders zijn democratie en godsdienstvrijheid tegenwoordig gewoon en belangrijk. 5 Bijvoorbeeld: Ik vind het absolutisme van Lodewijk XIV goed, omdat Lodewijk zorgde voor rust, orde en welvaart in Frankrijk. Veiligheid en voedsel vind ik belangrijker dan democratie en godsdienstvrijheid. Of: Ik vind het absolutisme van Lodewijk XIV slecht, omdat Lodewijk een alleenheerser was die hugenoten vervolgde. Volksinvloed en godsdienstvrijheid vind ik belangrijker dan orde en welvaart. Toepassen 1 a Er was grote ongelijkheid op de schepen. De officieren en passagiers hadden de beschikking over comfortabele hutten. De bemanning sliepen in slechte omstandigheden in het ruim. Frisse lucht was er lang niet altijd en het voedsel en drinkwater was van slechte kwaliteit. De slaven aan boord hadden te maken met vergelijkbare omstandigheden. 2 b De slaven aan boord hadden het zwaar maar dat gold ook voor de gewone bemanningsleden. Alleen de officieren en passagiers hadden voldoende ruimte op een schip in de 17e eeuw. I II wordt door beide bronnen ondersteund. wordt niet ondersteund door bron 2. De schippers moesten hun best doen om de slaven in goede conditie af te leveren bij de klant. wordt niet ondersteund door de bronnen. Er wordt niets verteld over de mening van de slaven. wordt ten dele ondersteund door bron 2. Er werden trommels meegenomen om de slaven te dansen maar er staat niet bij of dat elke dag gebeurde. III IV 3 a b c d e f Het streven van vorsten naar centralisatie van de macht. In de bron staat dat de vorst door god is aangewezen om voor zijn onderdanen te zorgen en hen te beschermen (bijvoorbeeld tegen opstandige edelen). De koning kan niet alles zelf beslissen en de onderdanen hebben rechten die de koning niet mag schenden. In 1215 had de Engelse koning de Magna Charta moeten ondertekenen waardoor zijn macht beperkt werd. Bossuet zou het verschrikkelijk gevonden hebben. Hij geloofde dat de macht van de koning onbeperkt moest zijn en dat de koning alleen verantwoording schuldig was aan god. Bron 3 is een eeuw ouder dan de Bill of Rights en er staat bijna hetzelfde in. De Nederlanders waren eraan gewend dat niemand absolute macht had. Standplaatsgebondenheid betekent dat je mening en standpunt worden beïnvloed door de omgeving waar je vandaan komt. Iemand die is opgegroeid met het idee dat de koning heilig is, zal de Bill of Rights niet begrijpen en afwijzen. Mensen uit de republiek waren al langer gewend aan het beperken van de macht van de vorst. 5 De wethouder wordt vergeleken met Lodewijk XIV (l’état c’est moi). De tekenaar vindt blijkbaar dat de wethouder teveel zijn eigen gang gaat zonder rekening te houden met anderen. 6 De opzet van het paleis en de tuinen is volgens strikte wiskundige regels. De ontwerpers hebben de natuur volledig onderworpen aan hun eigen ideeën. Dit past bij de ideeën van de wetenschappers uit de 17e eeuw. 7 Spinoza zag in de natuurwetten de goddelijke indeling van de wereld. Alles in de natuur houdt zich aan de regels van god. Hoe meer je dus de natuur onderzoekt, hoe meer je eigenlijk god onderzoekt. Wetenschappers als Descartes wilden juist gidsdienst en wetenschap zoveel mogelijk losmaken (bron 7). Ook mensen als Newton bestudeerden de natuur zonder daarbij aan god te denken als een denkend wezen. Spinoza’s idee was dus eerder uitzonderlijk dan gebruikelijk. 8 a b c Op het schilderij zijn een (ronde) wereldbol, diverse wiskundige meetapparaten en een microscoop te zien. In de wolken is Christus te zien. De schilder laat daarmee zien dat Christus het onderzoeken van de natuur goedkeurt en dat de mens door onderzoek dichterbij god kan komen. Uit de afbeelding blijkt dat de schilder van mening is dat de wetenschap ervoor zorgt dat de mens dichterbij god zal komen. Hij gelooft dat de wetenschap voor goede dingen zal zorgen. Verdieping Migratie naar Nederland 1 a b c Protestanten uit Vlaanderen en Brabant vanaf 1585. In de eerste helft van de 17e eeuw Portugese en Spaanse joden (Sefardim) of joden uit het Duitse rijk en Polen (Asjkenazim). Na 1685 Protestanten uit Frankrijk (hugenoten). De Vlamingen ontvluchtten de Spanjaarden na de val van Antwerpen. De Sefardim ontvluchtten vervolging door de Spaanse koning. De hugenoten ontvluchtten Lodewijk XIV na zijn herroeping van het edict van Nantes. De val van Antwerpen zorgde ervoor dat er een belangrijke concurrent van de Hollandse steden werd uitgeschakeld. De Vlaamse en Franse protestanten en de Sefardim namen hun kennis, geld en handelscontacten mee naar de Republiek. De Duitsers en Polen zorgden ervoor dat er voldoende goedkope arbeidskrachten waren voor de nijverheid in de Republiek. 2 In het tekstboek staat dat de immigranten een waardevolle bijdrage leverden aan de welvaart van de republiek. In bron 1 staat juist dat de meeste van hen erg arm waren en dat discriminatie en uitsluiting gewoon waren. Het handboek geeft een algemeen beeld zonder speciaal de immigratie te behandelen. Daardoor is het beeld veel globaler dan in bron 1. Bron 1 is een specialistische studie van immigratie. Zo’n studie moet veel gedetailleerder zijn dan een handboek. 3 a b De vergelijking legt de nadruk op continuïteit: immigratie is altijd problematisch geweest en discriminatie hoort daar in het begin bij. Je kunt zien dat de positie van immigranten maar langzaam verandert. Immigratie gaat in het begin gepaard met discriminatie en problemen. Met de Vlamingen en de hugenoten is het ook goed gekomen. Statenbijbel 4 a b 5 De Republiek bestond uit zeven onafhankelijke gewesten die allemaal invloed wilden hebben. Je kunt dat zien aan het feit dat de bijbelcommissie bestond uit mensen uit allemaal verschillende groepen. Door het maken van één bijbelvertaling die in de hele Republiek gebruikt werd, ontstond het begin van de Nederlandse taal zoals we die nu kennen. Alle mensen in de Republiek leerden dezelfde uitdrukkingen gebruiken en heel veel mensen leerden lezen uit de bijbel. Een ‘muggenzifter’ is iemand die teveel op details let en het grote geheel uit het oog verliest. b Bijvoorbeeld: het taalgebruik is minder formeel en hoogdravend geworden. c Heel veel mensen zijn opgegroeid met de oude vertalingen van de bijbel. Voor veel mensen is de bijbel daarnaast het fundament van hun levensbeschouwing. Als daar ineens dingen in worden veranderd, lijkt het alsof de oude manier niet goed was. Dat kan voor veel mensen heel bedreigend zijn. d Je eigen antwoord. a Keuzeopdrachten Je eigen uitwerkingen.Laat je antwoorden bekijken door je docent. Hoofdstuk 7 De tijd van pruiken en revoluties Introductievragen Voor je begint 1 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De tijd van vrijheid en slavernij. 2 Adam Smith, Belle van Zuylen, Immanuel Kant, John Locke, Marie Antoinette, Robespierre, Voltaire. 3 a b Je eigen kolommen. De begrippen uit dit hoofdstuk zijn: verlichting, verlichte denken, rationalisme, driemachtenleer, ancien régime, verlicht absolutisme, democratische revoluties, grondwet, grondrechten, staatsburgerschap, transatlantische slavenhandel, plantages, abolitionisten. Wel in begrippenlijst, niet vetgedrukt in tekst: eenheidsstaat, rechtsstaat (beide in het kader ‘Bataafse revolutie’), sociale verhoudingen (in de vetgedrukte inleiding van paragraaf 7.1). Je eigen schema. Bijvoorbeeld: verlicht denken – Verlichting - rationalisme democratische revoluties abolitionisme c rechtsstaat – staatsburger - grondwet Je eigen antwoord. Instapverhaal: De bestorming van de Bastille 4 a b 5 a b Zij namen geen genoegen met de ene stem voor de hele derde stand in de StatenGeneraal. De burgerij zou het zo altijd afleggen tegen de bevoorrechte standen (adel en geestelijkheid), die samen twee stemmen hadden. Geruchten dat het koning het leger Parijs in wilde sturen om de opstand neer te slaan. Als reactie daarop gingen Parijzenaars (die de Nationale Vergadering èn zichzelf wilden verdedigen) op zoek naar wapens en braken rellen uit. De verlichting reikte de revolutionaire ideeën aan over vrijheid en gelijkheid; in de Franse revoluties werd de daad bij het woord gevoegd. De koning (het zittende règime) had geen oog voor de onvrede onder de bevolking; hij leefde zo afgeschermd van zijn onderdanen dat hij (en zijn raadgevers) zich niet realiseerde(n) hoe ernstig de revolutionaire stemming was. Het tijdvak 6 Tot de Nieuwe Tijd (1500-1800). 7 In het eerste (verlicht denken) en het vierde kenmerkende aspect (democratische revoluties) gaat het om verandering. In de tweede (ancièn regime) en derde kenmerkende aspect (uitbouw Europese overheersing) gaat het om overwegend continuïteit. De wereld 8 a b Groot-Brittannië. Dat bouwde in de 18e eeuw een groot koloniaal rijk op in Azië en Amerika. Het verloor zijn Noord-Amerikaanse koloniën. Die kwamen in 1776 in opstand tegen de Britse heerschappij en verklaarden zich onafhankelijk. Europa 9 a b c Frankrijk, Engeland, Oostenrijk, Rusland en Pruisen. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Engeland was het sterkste land op zee, Frankrijk het machtigste land op het continent, maar daar werd het in toom gehouden door samenwerking tussen Engeland, Oostenrijk, Rusland en Pruisen (vaak in wisselende coalities). Duitsland was geen nationale staat; Duitstaligen leefden verspreid over Pruisen, Oostenrijk, een hele reeks kleine vorstendommen en de rest van Midden-Europa. ‘Duitsland’ bestond dus niet. Spanje beschikte wel over een groot gekoloniseerd gebied, maar speelde in de Europese machtsverhoudingen geen rol van betekenis meer. Italië was geen nationale staat, het grondgebied bestond uit kleine en middelgrote koninkrijkjes. ‘Italië’ bestond dus niet. Nederland 10 De overeenkomsten. Net als in veel andere Europese staten trok de stadhouder (elders: koning) meer macht naar zich toe, maar kwamen burgers daar in het laatste deel van de eeuw tegen in opstand. Hun eerste opstand, in 1787, mislukte nog, maar in 1795 kwamen zij, met hulp van het Franse (revolutionaire) leger, aan de macht en werd Nederland een ‘echte’ republiek, zonder erfelijk ‘staatshoofd’. Heden en verleden 11 a b Een van de volgende argumenten: De ‘uitkomst’ van deze eeuw was dat in West-Europese landen een grondwet kwam waarin de rechten van burgers werden vastgelegd en een politieke systeem waarin burgers steeds meer invloed kregen – het begin van de democratie zoals we die nu kennen. De verlichte denkbeelden die in deze eeuw ontstonden, bepalen voor een groot deel hoe we nu tegen allerlei zaken aankijken: het recht op vrijheid, de vanzelfsprekendheid van gelijkheid voor de wet, een burgerlijk bestuur, vertrouwen in wetenschap, de kerk buiten de politiek houden – enzovoort. In deze eeuw zette de tot dan toe nog vrij ‘onschuldige’ kolonisatie van de wereld door Europeanen (en Amerikanen, die de VS zelf nog grotendeels moesten koloniseren) door met de vestiging van plantages waar Afrikaanse slaven tewerk werden gesteld. Dit bracht een steeds groter deel van de wereld tot nadrukkelijker onderdeel van een wereldeconomie. Later zouden de Europeanen veel van deze gebieden onder hun bestuur stellen (modern imperialisme) en er een nog veel grotere economische en culturele invloed uitoefenen. Volgens sommigen vormt dit de basis van de huidige ongelijke verdeling van welvaart in de wereld. Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: In de tijd van pruiken en revoluties was er slavernij, nu is dat ondenkbaar. in de tijd van pruiken en revoluties leefden een groot deel van de bevolking in armoede. Sinds de tweede helft van de 20e eeuw (in het Westen) niet meer. Dát c heeft met verlichting en revoluties weinig te maken, eerder met de industriële revolutie. Andere gebeurtenissen zijn veel beeldbepalender geweest, zoals de industriële revolutie en de Europese oorlogen die uiteindelijk leidden tot Europese samenwerking. Je eigen antwoord. 7.1 De Verlichting Verwerkingsvragen Bevrijding van de mens 1 Je eigen antwoord. In een goed antwoord zitten in elk geval de begrippen ‘rede’ of ‘rationalisme’ en ‘vrijheid’ verwerkt. Belangrijk is ook dat de verlichting optimistisch was: door de rede (het verstand) zou er meer ‘licht’ in het leven komen. 2 De makers van de Encyclopedie probeerden alle beschikbare kennis bij elkaar te brengen. Dat zou de basis kunnen vormen voor verdere vooruitgang van de mensheid. De waarde die werd toegekend aan kennis (het verstand, de rede) en het vooruitgangsgeloof zijn kenmerken va de Verlichting. 3 De wetenschappelijke revolutie bracht groot optimisme teweeg over wat de rationeel denkende mens allemaal kon bereiken. In de verlichting werd dat denken toegepast op de hele samenleving (en niet alleen op de wetenschap). De wetenschappelijke revolutie vormde dus de basis van de verlichting, het fundament waar de verlichting op voortbouwde. Horlogemaker van het heelal 4 De meeste verlichte denkers waren niet antigodsdienstig; ze probeerden het bestaan van een God of hogere macht te rijmen met het bestaan van natuurwetten. Wel hadden ze een afkeer van godsdienstige fanatisme en onverdraagzaamheid 5 God, of ‘een Godheid’ had de wereld gemaakt zoals zij was en oefende er verder geen invloed meer op uit. Het had dus geen zin je in God of godsdienst te verdiepen, maar wel in de werking van de wereld, inclusief morele zaken als ‘goed en kwaad’. 6 Mensen zijn van nature in staat goed van kwaad te onderscheiden. Helaas bleef het gewone voolk de praatjes van de kerk geloven; democratie was dus geen goed idee, beter kon een sterke vorst voor vrijheid van denken zorgen. Algemene wil 7 a b Een regering bestuurt de samenleving volgens een ongeschreven afspraak dat ze de natuurlijke rechten van burgers garandeert. Schendt ze die afspraak, dan mag het volk de regering verjagen. Voor een goed bestuur is een mengvorm nodig van monarchie, aristocratie en democratie, waarin uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht van elkaar gescheiden zijn om machtsmisbruik te voorkomen. Democratie alleen zou dus niet tot verstandig bestuur leiden. c d De volksvergadering drukt de algemene wil van het volk uit; alleen een volksvergadering heeft daarom het recht om een land te besturen. Dat is een in essentie democratische gedachte. Voltaire en Rousseau. Volgens Rousseau was het volk soeverein (het had dus het recht zichzelf te besturen, was aan iemand ondergeschikt). Volgens Voltaire moest de soevereiniteit bij een (absolute) vorst liggen. 8 Mensen zijn oorsprong (toen zij nog, als ‘wilden’ leefden, in harmonie met de natuur – als jager-verzamelaars dus) vriendelijk en eerlijk. Dat was verloren gegaan, maar er waren nog plekken op de wereld waar mensen zo leefden: als goede wilden. 9 Ieder mens wil zijn eigen economische situatie verbeteren (rijker worden). Als je die natuurlijke neiging zoveel mogelijk ruimte geeft, levert dat het beste resultaat voor iedereen op. Belle van Zuylen 10 a b Belle van Zuylen las verlichtingsfilosofen als Voltaire en Rousseau en wisselde – per brief – van gedachten met (intellectueel) interessante mannen; ze verzette zich tegen de standensamenleving, bemoeienissen van de kerk en ongelijkheid. Belle van Zuylen was een vrouw die actief deelnam aan het intellectuele debat, ondanks verzet van haar familie en ‘stand’. Dat was in de tijd van de Verlichting ongebruikelijk: vrouwen speelden daar geen vooraanstaande rol in (Gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen was voor de meeste mannelijke verlichters ook geen belangrijk onderwerp.) Oriëntatiekennis 11 Zij doen onderzoek naar de natuurwetten, ze zijn geïnteresseerd in wetenschap, op zoek naar kennis. Het genootschap was daar speciaal voor opgericht. 12 Frederik II was geïnteresseerd in de denkbeelden van de Verlichting; de Verlichting was een Europees verschijnsel waar vooral onder de elite actief aan deelnam; Frans was in de achttiende eeuw de taal van de Europese elite. Door beroemde filosofen te ontvangen, liet Frederik zien dat hij een moderne, vooruitstrevende vorst was. Door zich te laten ontvangen op het hof van een Europese vorst liet Voltaire zien dat hij een belangrijk en gewaardeerd filosoof was. Voltaire was geen democraat maar een voorstander van een streng regerend vorst. Dat verklaart zijn aanwezigheid aan het hof van een absolute vorst. 13 a 14 Vrijheid was nodig om je verstand te kunnen en mogen gebruiken, wat een betere wereld zou opleveren. Onderwijs was nodig om kennis te verspreiden en mensen te bevrijden uit hun onwetendheid. godsdienst Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Pleiten voor godsdienstige verdraagzaamheid. b politiek Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Het standpunt verkondigen dat het volk soeverein is (zelf mag beslissen door wie het bestuurd wordt) c economie Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De werking van de economie op rationele manier onderzoeken. Of: Het standpunt dat de overheid mensen zoveel mogelijk vrij moet laten om hun eigen (materiële) ge;uk na te streven. d sociale verhoudingen Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Mensen hebben dezelfde natuurrechten, zoals het recht op vrijheid en zelfbeschikking. Of: mensen zijn in beginsel gelijk(waardig), niemand is boven de wet verheven, voorrechten zijn verkeerd. Reflectie 13 Je eigen antwoord. De stelling is gedeeltelijk waar: veel ideeën over rechtvaardigheid ontstonden in de tijd van de verlichting, bijvoorbeeld de scheiding der machten, de rechten van de mens, gelijkheid voor de wet, enzovoort. Wel is de stelling erg ‘stellig’: vrijwel al onze huidige ideeën, staat er. Dat klinkt alsof er na 1800 geen belangrijke ideeën meer zijn bijgekomen, en dat is overdreven. Samenvatting 14 Je eigen antwoorden. 7.2 Het ancien régime Verwerkingsvragen Adellijk parasitisme 1 Door de heerlijke rechten ging het grootste deel van de opbrengst van de landbouw naar de adel, die weinig tot niets deed om de landbouw te moderniseren – terwijl die prikkel voor de boeren zelf ook ontbrak, aangezien eventuele winst toch vrijwel geheel ingeleverd moest worden. 2 Twee redenen: Van de handelswinsten profiteerde bijna alleen de gegoede burgerij, die dat geld vooral uitgaven om zelf als een soort edelen te gaan leven. Handel en nijverheid vormde maar een bescheiden deel van de economie. Tachtig procent van de Fransen werkte op het land. Verlicht absolutisme 3 a b Verlichte absolute vorsten wilden hun land moderniseren en ook wel wat vrijheid wilden toestaan, maar vertrouwde de bevolking geen invloed op het bestuur toevertrouwden. Hun idealen waren dus verlicht, hun bestuur bleef absolutistisch. Overeenkomst: beide hebben onbetwiste, absolute macht die zij niet delen met anderen. Verschil: Verlichte absolute vorsten wilden hun land moderniseren en voelden zich ‘dienaren’ van de staat en hun bevolking. Absolute vorsten voelden zich helemaal geen dienaren, de staat was er juist om hen te dienen. Regentenkliek 4 Halverwege de achttiende eeuw stond de economie er slecht voor. De bevolking stoorde zich aan de regenten, die alleen aan hun eigen belang leken te denken. Daarom riepen velen om de terugkeer van een ‘sterke man’: een Oranje, die als een soort vorst de touwtjes in handen zou nemen. In Friesland, Groningen en Gelderland was de prins van Oranje steeds stadhouder gebleven; ook in de andere gewesten werd hij nu als (erfelijk0 standhouder benoemd. 5 Noch de regentenkliek, noch de stadhouder slaagden erin de economie uit het slop te halen of iets voor het gewone volk te doen. Ze leken alleen aan zichzelf te denken. Marie Antoinette 6 a b Ze bekommerde zich niet om het lot van de bevolking en leefde zelf een ‘uitbundig’ leven van zorgeloze overvloed. Dat ze een ‘Oostenrijkse’ was, maakte haar er niet geliefder op. Nee, zij had geen belangstelling voor (het moderniseren van) haar land of haar onderdanen en streefde niet naar (absolute) macht. Oriëntatiekennis 7 De sociale verhoudingen zijn in de afbeelding zo weergegeven:: De adel en geestelijkheid zijn de baas, zij berijden de boer als een paard De adel en geestelijkheid zijn rijk, zij dragen dure kleding; de boer niet. De adel en geestelijkheid hoeven niet te werken / dragen niets bij; de boer zwicht onder hun gewicht en doordat hij hun moet dragen eten de vogels zijn zaaigoed en de hazen zijn gewassen op. De economische toestand is in de afbeelding zo weergegeven: Het gaat slecht in Frankrijk. De boer moet werken, maar moet ook (de lasten) van de andere standen dragen en dat is teveel. Het gevolg: vogels eten het zaaigoed op, hazen vreten de gewassen aan. Met andere woorden: op deze manier zal er geen oogst zijn, Frankrijk gaat ‘failliet’. 8 a b 9 a b De sociale afstand tussen de Franse koning en de bevolking was groter dan die tussen de stadhouder en volk. De Franse koning liet zich met opzet afbeelden in het hofleven om zijn koningschap (verhevenheid) te benadrukken; de stadhouder moest het, in een burgerlijke samenleving, in dat opzucht niet te bont maken. Voorbeelden van overeenkomsten: Zij waren beide de laatste vorsten voor het uitbreken van een revolutie die hen beiden van hun macht zou beroven (Lodewijk XVI zelfs van zijn hoofd). Beide regeerden als vorsten. Beide hadden te maken met een groep (adel, regenten) die meer macht naar zich toe probeerde te trekken. Beide voerden een geldverslindend bestuur en dreven de staatsschuld op. In de Verlichting waren vrijheid, mondigheid en rationalisme belangrijk. Absolutisme is – vanuit de bevolking gezien – juist het tegendeel van vrijheid, mondigheid en de rede (de absolute macht werd gerechtvaardigd met een beroep op ‘goddelijk recht’). Veel vorsten pasten zich aan de veranderende denkbeelden van de achttiende eeuw aan. Veel verlichte denkers volgden Locke in diens redenering dat de vorst er was om zijn volk te dienen. Daarin meegaan was deels een kwestie van lijfsbehoud, maar er waren ook vorsten die zich echt aangesproken voelden en echt een goed, modern bestuur – met meer oog voor het geluk van hun onderdanen - wilden voeren. Het absolutisme was (kennelijk) sterk genoeg om samen te kunnen gaan met verlichte ideeën – zonder dat in eerste instantie) de monarchie en de absoute macht zelf bedreigd werden. Reflectie 10 Niet onverdeeld positief. Locke zou nog wel waardering hebben kunnen tonen voor deze absolute vorsten, want zij probeerden de (materiële) belangen van het volk te behartigen en stonden ook wel enige vrijheid toe. Montesquieu was tegen een absoluut bestuur, alleen met scheiding der machten zou er een goed en rechtvaardig bestuur kunnen zijn. Rousseau zou oordelen dat absolute vorsten de volkssoevereiniteit schonden – en dat afkeuren. Samenvatting 11 a b c Verschillen: in Frankrijk had de adel veel macht en rijkdom, in Nederland had ze weinig macht en (vergeleken met de regenten) bescheiden rijkdom. In Frankrijk leefde veel adel aan of rond het hof van de koning, in Nederland was dat niet zo. Overeenkomsten: (niet in het Handboek zelf bedenken:) in beide landen voerden edelen een adellijke titel, hadden ze een stuk(je) grond en behoorden ze – ook als ze geen macht hadden – tot de elite. Verschillen: De vorst in Frankrijk had absolute macht, was onmetelijk rijk en kon grond en voorrechten uitdelen om mensen aan zich te binden. De stadhouder in Nederland kon dat allemaal niet. Overeenkomst: Zowel vorst als stadhouder hadden te maken met een bevoorrechte groep die haar eigen positie wilde versterken (adel, regenten), met een groep die van de politieke macht werd buitengesloten (gegoede burgerij, burgerij), liet de staatsschuld enorm oplopen. In Nederland. Daar was de burgerij zelf perioden lang (1650-1672 en 1702-1747) de baas zonder bemoeienis van een stadhouder (althans, in de ‘belangrijkste’ gewesten), bezette een kleine groep (burgerlijke) regenten alle belangrijke functies en was de gegoede burgerij ook met afstand de meest welvarende groep in het land. In Frankrijk verdiende de burgerij ook wel goed, maar zij had geen politieke macht en nauwelijks politieke invloed. 7.3 De democratische revoluties Verwerkingsvragen Amerika 1 De Amerikaanse kolonisten wilden geen belastingen betalen zolang ze niet waren vertegenwoordigd in het Britse parlement. 2 In die verklaring werd gesproken over ‘onvervreemdbare rechten’, natuurrechten dus. En er werd gesteld dat het volk recht had zijn regering af te zetten (het volk is soeverein). Dat waren verlichte denkbeelden, terug te vinden bij onder andere Locke en Rousseau. 3 Twee bijzondere kenmerken van de grondwet: In de grondwet was sprake van een scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. dat bestond nog nergens. Aan de grondwet werd een bijlage toegevoegd met grondrechten (rechten waar iedere staatsburger aanspraak op kon maken). Ook dat bestond nog nergens. De Franse crisis 4 Hij kampte met grote financiële problemen en wilde de standenvergadering om (extra) belastingen vragen. 5 Het bijeenkomen van de Staten-Generaal was een bijzondere gebeurtenis, dat was sinds 1614 niet gebeurt. Door de Staten-Generaal bijeen te roepen liet de koning zien dat hij kwetsbaar was: hij had de standen nodig. Bovendien vestigde het verzoek om extra belastingen de aandacht op de bestaande misstanden: adel en geestelijkheid betaalden niets, terwijl ze het in de Staten- Generaal samen wel voor het zeggen hadden. Kortom: de geest was uit de fles en zou er niet meer in terug te krijgen zijn. Opstand 6 a b De Parijse bevolking verwachtte dat de Nationale Vergadering eindelijk iets zou doen aan de uitbuiting door het ancién regime en pikte het niet dat – zo leek het – de koning dit met militair ingrijpen zou verhinderen. Uit angst voor zo’n ingreep (rond Parijs waren tienduizenden soldaten samengetrokken) bestormden zij de Bastille om aan wapens te komen. In de steden namen revolutionaire comités de macht over. Op het platteland werden honderden kastelen, kloosters en landhuizen in brand gestoken. 7 Vier hervormingen: Alle feodale rechten (voorrechten) werden afgeschaft. De rechten van de mens werden afgekondigd: het volk was soeverein, de staat moest de grondrechten van de burgers beschermen. Het bezit van de kerk werd verbeurd verklaard (afgepakt). De macht van de koning werd aan banden gelegd, Frankrijk werd een constitutionele monarchie met scheiding der machten. 8 De rijke burgerij wilde de invloed van het gewone volk beperken. Het ‘gepeupel’ mocht daarom geen kiesrecht krijgen. Vrijheid, gelijkheid, broederschap 9 Drie gebeurtenissen die de groeiende invloed van de radicale Jacobijnen verklaren: De koning was (vergeefs) gevlucht. Er was angst dat hij hulp zocht voor een contrarevolutie. De oorlog tegen Pruisen en Oostenrijk verliep slecht, wat bij adel, geestelijkheid en boeren tot verzet tegen de revolutie leidde (want die was de oorzaak van de oorlog). Bij de Parijse bevolking riep dat een tegenreactie op. Pruisen dreigde iedereen te doden die zich tegen het herstel van de oude orde verzette. Dat leidde tot grote volkswoede, die de radicalen in de kaart speelde. 10 Vier hervormingen: Frankrijk werd een republiek De koning werd ter door veroordeeld. Er werd een nieuwe jaartelling ingevoerd. Alle titel werden afgeschaft, iedereen was voortaan citoyen (burger). Terreur 11 a b Binnen en buiten het parlement werd gevraagd om directe democratie, dus minder macht voor de Nationale Vergadering en meer aan het volk zelf. In mei 1793 verdrong een menigte de gematigde leden uit het parlement. Dat maakte de weg vrij voor Robespierre, die meer democratie wilde en die ook kritiek had op de revoluti(onair)e(n). Frankrijk moest democratischer worden bestuurd; de revolutie moest worden ‘gezuiverd’ van onbetrouwbare en corrupte ‘elementen’, desnoods met het massaal veroordelen en executeren van deze ‘elementen’ (‘verraders’). 12 De meeste slachtoffers van de terreur kwamen niet uit de hoek van de ‘echte’ vijand (adel, geestelijkheid, (te) rijke bourgeoisie) maar vielen juist onder de revolutionairen zelf. De revolutionairen raakten dus met elkaar in strijd. 13 De grondwetten die waren ingevoerd, bleven overal bestaan. En de idealen van de democratische revoluties (volkssoevereiniteit, scheiding der machten) verdwenen niet, die bleven verzet tegen de oude orde stimuleren. Bataafse revolutie 14 a b 15 In de eerste fase probeerden patriotten de oude regenten te verdrijven en de macht te grijpen; dat mislukte door ingrijpen van de koning van Pruisen (broer van de echtgenote van de stadhouder). In de tweede fase keerden de gevluchte patriotten naar Nederland terug met het Franse leger dat Nederland veroverde; zij kwamen aan de macht en riepen de Bataafse republiek uit. Daarmee verwezen ze naar de geschiedenis van ‘het Nederlandse volk’, de tijd van de Bataven, die zichzelf nog op een democratische manier bestuurden. Zoiets als een (erfelijke) stadhouder was er toen ook niet geweest. Nederland werd een eenheidsstaat en een rechtsstaat (grondwet); dat is sindsdien niet meer veranderd. Oriëntatiekennis 16 a 17 Twee van de volgende voorbeelden: De Amerikaanse revolutie maakte overal in Europa diepe indruk en stimuleerde de onvrede met de monarchie (of stadhouder) en de misstanden in het bestuur. De Franse revolutie maakte de weg vrij voor de Bataafse revolutie, want die werd doorgevoerd nadat het Franse leger Nederland was binnengetrokken. De duizenden patriotten die in 1787 Nederland ontvluchtten, zorgden voor extra beroering in Frankrijk waar twee jaar later de revolutie zou uitbreken. 18 In de democratische revoluties stonden verlichte idealen als ‘de onvervreemdbare rechten van alle mensen’ en het recht van het volk om de regering weg te sturen als die haar belangen niet goed behartigde, centraal. 19 a De Amerikaanse revolutie (1776); de Franse revolutie (1789); de Bataafse revolutie (1795). b Een van deze overeenkomsten: De ‘oude’ machthebbers werden verdreven, er kwam een democratischer bestuur. Er werd een grondwet afgekondigd, de grondrechten van de burgers werden vastgelegd. c Een van deze verschillen: De Franse revolutie ging gepaard met veel geweld, ook, uiteindelijk, tussen revolutionairen onderling. In de andere revoluties was dat niet zo. De Bataafse revolutie werd doorgevoerd met militaire steun van de Fransen. De Franse en Amerikaanse revolutie werden op eigen kracht doorgevoerd. De bijeenkomst van de Staten-Generaal was de eerste fase van (of aanzet tot) de Franse revolutie: hier eiste de derde stand dat zij hun overwicht (er werd per stand gestemd) b c d 20 zouden afstaan (door voortaan per hoofd te stemmen, waardoor de derde stand minimaal evenveel stemmen zou hebben als adel en geestelijkheid samen). Dat werd geweigerd. De onthoofding van de afgezette koning markeert het radicaliseren van de revolutie. Mede door de dreiging van Oostenrijk en Pruisen ging er een nieuwe golf van geweld door het land en werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven. De winnaars van die verkiezingen waren een stuk radicaler dan hun voorgangers en lieten de koning (wegens hoogverraad: hij zou hulp uit het buitenland hebben gevraagd) ter dood veroordelen. In 1795 was het revolutionaire Franse leger Nederland binnengetrokken en had de patriotten aan de macht geholpen. Deze richtten naar Frans voorbeeld een Nationale Vergadering op. Nee. Op afbeelding 7.11 zitten de drie standen nog bij elkaar in een ‘ouderwetse’ standenvergadering. Dat is van vóór de revolutie. Op afbeelding 7.13 is de burgerij bijeen nadat de revolutie is uitgeroepen. De grondrechten bleven overal bestaan; dat durfden de vorsten die hun troon terugkregen niet meer ongedaan te maken. Verder was met de democratische revoluties een drempel gepasseerd: de macht van de koning en adel was niet langer vanzelfsprekend, de verlichte idealen (en de herinnering aan de eerste poging die in praktijk te brengen) gingen niet meer weg – het wachten was op een volgende gelegenheid om ze alsnog te realiseren, langs vreedzame weg of desnoods met een nieuwe revolutie. Reflectie 21 Je eigen antwoord. Samenvatting 22 Ingevuld schema: Amerikaanse vrijheidsoorlog Franse revolutie Bataafse revolutie Wanneer vond de revolutie plaats? 1776 1789 1795 Wie verloren de macht? Het Britse bestuur. Koning, adel en geestelijkheid. Stadhouder en ‘oude’ regenten. Wie kwamen er aan de macht? De kolonisten zelf. De burgerij (eerst de gematigden, later de radicalen). De burgerij (patriotten) Was er sprake van veel geweld? Ja, er was een oorlog nodig om de Britten te verjagen. Ja, het ancién regime werd met geweld verdreven en de radicale revolutionairen voerden een terreurpolitiek. Nee. Kwam er een grondwet? Ja. Ja. Ja. Kreeg het gewone volk veel invloed? Nee. Nee. Nee. Waren er (na 1800) blijvende gevolgen? Ja: grondwet, volkssoevereiniteit. Ja, grondwet. Ja, grondwet. bijzonderheid: Je eigen antwoord. Je eigen antwoord. Je eigen antwoord. 7.4 Kolonialisme en slavernij Verwerkingsvragen Terugkeer van de slavernij 1 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Eerder een voorbeeld van verandering. Weliswaar was er in de tijd van Grieken en Romeinen ook slavernij geweest, maar de transatlantische slavenhandel was van een heel andere aard. 2 Drie redenen om juist zwarte Afrikanen op plantages en in mijnen in te zetten: Afrikanen waren sterk en daarmee geschikt voor het zware werk op plantages en in mijnen Europeanen zagen zwarte Afrikanen als minderwaardige wezens. Ze voelden dus geen morele bezwaren om hen als slaven te laten werken. In Afrika was al slavenhandel, de Europeanen konden daar vrij eenvoudig aan gaan deelnemen. Driehoekshandel 3 In de driehoek: Van Europa naar Afrika: vuurwapens, kruit, messen, textiel, ijzer, brandewijn. Van Afrika naar Amerika: slaven. Van Amerika naar Europa: plantageproducten als tabak, suiker, koffie, katoen; indigo. Protesten 4 Dingen die aantonen dat slaven ‘als beesten’ behandeld werden: Ze werden gebrandmerkt, net als vee dat een eigendomsteken kreeg ingebrand. Families werden uit elkaar gehaald. Ze kregen nauwelijks bewegingsvrijheid. Ze kregen nauwelijks medische verzorging: aan ‘zwakke’ slaven had men niets, die gingen ‘gewoon dood’. Ze werden onredelijk en wreed gestraft; vrouwen werden vaak verkracht. Ze kregen Europese namen, alsof hun eigen naam er niet toe deed. 5 a b 6 a b Verlichte denkers vonden slavernij in strijd met de natuurlijke gelijkheid van mensen. De verlichte denker Adam Smith vond slavenarbeid bovendien niet gunstig: loon prikkelt mensen meer dan dwang, stelde hij. Alle mensen zijn geschapen naar Gods evenbeeld; mensen moeten dus niet behandeld worden als dieren of als bezit. Het christendom predikte mededogen met de armen en zwakken. Zo werden Afrikanen ook gezien: als mensen die geholpen moesten worden (om te beginnen door ze te kerstenen). Mensen die actie voeren om slavernij af te schaffen. (To abolish betekent ‘afschaffen’.) Ze legden dossiers aan met bewijzen van misstanden; ze bespeelden de publieke opinie met pamfletten en lezingen; ze praatten in op parlementsleden; ze gebruikten een ‘logo’ met een tekst die verwees naar de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. c Successen van de abolitionisten aan het begin van de 19e eeuw: In 1807 werd het Britten verboden slavenhandel te voeren. In 1833 werd slavernij afgeschaft in alle Britse koloniën Nederlands abolitionisme 7 a b Factoren die bijdroegen aan afschaffing van slavernij: Onder Britse was in 1814 al een verbod op slavenhandel ingevoerd (maar nog niet op bezit van slaven). De in 1852 verschenen roman Uncle Tom’s Cabin (De negerhut van oom Tom), waarin het trieste lot van slaven werd beschreven. De slaveneigenaren kregen een schadevergoeding van driehonderd gulden per slaaf. Bovendien werden de slaven verplicht om nog tien jaar onder staatstoezicht in loondienst te werken, meestal bij hun vroegere eigenaar. Oriëntatiekennis 8 Drie historische feiten om te onderbouwen dat de transatlantische slavenhandel niet ui de lucht kwam vallen: In de geschiedenis van Europa was langer wel slavernij dan geen slavernij (alleen in de Middeleeuwen niet – en ook toen bestond er met de horigheid iets wat er wel overeenkomsten mee had) In Afrika zelf bestond al een levendige slavenhandel; er was dus ‘aanbod’ van slaven. Het nieuwe aan de transatlantische slavenhandel was dat er nu andere kopers en een andere bestemming bij kwamen. Europeanen keken neer op de bevolking van de overzeese gebieden die zij beheersten. Dat zij Afrikanen als handelswaar zagen, is op zichzelf geen ‘breuk’ met het verleden. 9 Het kopen en verkopen van slaven en de inzet van slavenarbeid was onderdeel van een uitgebreid systeem van wereldhandel. De slaven werden gekocht met Europese (en soms koloniale) producten, ze werden voor geld verkocht aan plantage-eigenaren, en met dat geld werden de producten van die plantages gekocht en naar Europa gevoerd. 10 a b Dat gebeurde stapsgewijs en op verschillende plaatsen in een andere tempo. In 1772 werd in Groot-Brittannië als eerste slavernij bij wet verboden. In Nederland gebeurde dat (onder Britse druk) in 1814. Slavernij in de Britse koloniën verdween in 1833, in Nederland in 1860 (Nederlands-Indië) en 1863. Tegen die tijd was slavernij wereldwijd uitgebannen, uitgezonderd in de Portugese koloniën. De Verlichting zorgde voor protest tegen slavernij onder de blanke (Europese) bevolking. Volgens verlichte denkbeelden hadden alle mensen van nature dezelfde rechten, waaronder het recht op vrijheid. Reflectie 11 Je eigen antwoord. Het voortbestaan van slavernij is te verklaren door het superioriteitsgevoel van de blanke, christelijke bevolking, die dacht dat haar beschaving de enig ‘juiste’ was en dat het niet verkeerd was maar juist goed om die beschaving aan anderen op te leggen. Een ander onderdeel van de verklaring is het economisch belang dat met slavernij gediend was: er werd veel geld mee verdiend; het leek in niemands belang (behalve dat van de Afrikanen zelf) om slavernij af te schaffen. Samenvatting 12 Je eigen antwoord. Kennisquiz 1 Let op: met goede onderbouwing zijn ook andere antwoorden mogelijk dan die hieronder. a Robespierre – Was politiek actief in de Franse revolutie; de andere drie waren verlichtingsfilosofen. b Lodewijk XIV – Hij had als enige niets te maken met de Verlichting; Frederik de Grote en Jozef II waren verlichte absolute vorsten, Napoleon in zekere zin ook (hij verspreidde in elk geval veel verlichte denkbeelden) c Willem V – Had als enige niets met de Verlichting; de andere drie waren daar ‘onderdeel’ van. d Robespierre – De andere drie schreven belangrijke verlichte teksten (grondwet, pamflet, boeken). Robespierre was een ‘man van de daad’; hij was ook de enige die zijn rol in de tijd van verlichting en revolutie met de dood moest bekopen. 2 De juiste volgorde, met jaartallen: G Locke schrijft over natuurrechten 1690 J stadhouderloos tijdperk 1702-1747 K start van Encyclopedie 1751 B Amerikaanse vrijheidsoorlog 1776 (tot 1783) D invoering eerste grondwet ter wereld 1787 L Staten-Generaal in Frankrijk bijeen 1789 (mei) C Bestorming van de Bastille 1789 (juli) I Oostenrijk en Pruisen in oorlog met revolutionair… 1792 H Onthoofding Lodewijk XVI 1793 E Invoering eerste Nederlandse grondwet 1798 F Afschaffing slavernij in Britse koloniën 1833 A Afschaffing slavernij in Nederlandse koloniën 1863 3 a b c d e f De meeste verlichters hadden wel kritiek op godsdienstige onverdraagzaamheid, maar ze waren niet antigodsdienstig. Het bestaan van een God paste best in hun verlichte ideeën over de wereld. Locke sprake van een ongeschreven contract tussen de bevolking en de regering en stelde dat een slechte regering mocht worden afgezet. Over het zelf kiezen van een regering zei hij niets. De driemachtenleer gaat over het scheiden van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, niet over hoeveel macht de koning en het parlement ieder voor zich moeten hebben. Frederik de Grote en Catharina de Grote wilden als verlichte absolute vorsten over hun bevolking regeren zoals zorgzame ouders over hun (onmondige) kinderen. Van een volksvertegenwoordiging kon wat hen betreft geen sprake zijn. Engeland had (en heeft) geen grondwet. De koloniën kwamen in opstand tegen de belastingen die zij moesten betalen zonder dat daar politieke zeggenschap tegenover stond. De Nationale Vergadering die op de kaatsbaan bijeenkwam, bestond uit leden van de derde stand: burgers. De edelen en geestelijken (met wie zij samen de Staten-Generaal vormden) weigerden zich aan te sluiten. g h i j k 4 De revolutie ging door na de onthoofding van Lodewijk; er werden allerlei vernieuwingen doorgevoerd (zoals een nieuwe jaartelling), en radicale revolutionairen namen in mei de macht over van de relatief gematigden. Na de Bataafse revolutie maakten de patriotten van de Republiek juist een eenheidsstaat. Nederland vervoerde een half miljoen slaven. Dat is een enorm aantal, maar bij lange na niet de helft van de naar schatting in totaal twaalf miljoen Afrikanen die als slaaf werden verkocht. Slavernij werd in (heel) de VS verboden na de burgeroorlog van 1860-1865. IN de grondwet van 1778 werd over slavernij niets gezegd. Niet de slaven kregen een schadeloosstelling, maar hun eigenaren, om het verlies van hun slaven te compenseren. (De slaven moesten zelf tien jaar doorwerken om die dure maatregel te kunnen bekostigen!) Het woord is: optimisme a rationalisme (o) b plantages (p) c staatsburger (t) d Verlichting (i ) e driemachtenleer (m) f abolitionisme (i ) g absolutisme (s) h democratie (m) i eenheidsstaat (e) Historisch denken 1 t/m 4 Je eigen antwoorden. Bijvoorbeeld: (1) De verlichting, met zijn rationele ideeën over politiek (2) CP (3) I Na de dood van de Zonnekoning kon de adel een deel van zijn privileges herstellen, zoals het recht op hogere rangen in het bestuur en het leger. Adel en geestelijkheid betaalden vrijwel geen belasting. Daar draaide de rest van de bevolking voor op. Het gewone volk in de steden verarmde en had soms honger. SP I SE I E I Boeren leden onder allerlei heerlijke rechten. SE I De bourgeoisie werd rijker, maar kon daarmee geen macht kopen. SP I De staatsschuld groeide door geldverslindende oorlogen. PE I De Amerikaanse revolutie. PC I In 1788 zag Lodewijk XVI nog maar één uitweg uit de financiële crisis: de StatenGeneraal bijeenroepen. Er barstte nu een heftige publieke discussie los. EP I PC I Eind juni trok hij militairen samen rond Parijs. P I Het dreigende ingrijpen bracht de spanningen in de stad tot een kookpunt. SP D 5 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De Nationale Vergadering onteigende het bezit van de kerk. De onthoofding van Lodewijk XVI. 6 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De veroveringsoorlogen van Napoleon. Na 1815 bleven grondwetten bestaan. Toepassen 1 a b 2 a b c Faith in The Age of Reason betekent: geloof in de tijd van de rede. Met die tijd wordt de eeuw van de verlichting bedoeld, de 18e eeuw. Kenmerk van de Verlichting was het geloof in de rede: als die werd bevorderd (door onderwijs en wetenschap) en de ruimte kreeg (door vrijheid), zou de wereld er op vooruit gaan. De verlichting was een belangrijk kenmerk van de tijd van pruiken en revoluties. Argumenten om de 18e eeuw de tijd van pruiken en revoluties te noemen: - De democratische revoluties (vooral geïnspireerd op de verlichting) aan het einde van de 18e eeuw hebben de wereld ingrijpend veranderd, dus het is juist om die in de ‘naam’ van deze eeuw te stoppen. - Door naast revoluties te verwijzen naar ‘pruiken’, wordt niet alleen naar het nieuwe in deze eeuw gekeken maar ook naar het oude; de pruiken staan voor de macht van de adel en regenten waartegen de democratische revoluties zich keerden. ‘De kernspreuk van de verlichting is: Sapere aude, durf je verstand te gebruiken.’ Om je eigen verstand te (durven) gebruiken, moet je niet gehoorzamen wat anderen je voorschrijven, je hebt vrijheid nodig: ‘De verlichting eist niets anders dan vrijheid’. Gelijkheid – in elk geval het verdwijnen van voorrechten voor bepaalde standen. Volgens Rousseau zijn mensen van nature gelijk; ongelijkheid is een menselijke uitvinding (die weer ongedaan gemaakt zou moeten worden, om weer volgens de wetten van de natuur te kunnen leven). Beiden keren zich tegen de ongelijkheid; Kant omdat het mensen onmondig maakt, Rousseau omdat het tegen de wetten van de natuur ingaat. 3 Hij wilde de tijd waarin verlichte, revolutionaire ideeën – onder meer in dit soort salons – tot ontwikkeling kwamen in beeld brengen, met alle hoofdrolspelers tezamen, dus niet als één realistische momentopname, maar als samenvatting. 4 a b 5 Lodewijk XIV is een mens als alle anderen, hij is niet bijzonder. Het koningschap, met andere woorden, is een vorm van bedrog. In (veel) mindere mate. Deze vorsten maakten veel minder gebruik van uiterlijk vertoon dan Lodewijk XIV. Kritiek op deze verlichte absolute vorsten was ook minder scherp omdat zij – zoals verlichte denkbeelden dat voorschreven – hun koningschap beschouwden als iets dat ze in dienst van de bevolking moesten stellen. Volgens de bisschop is de koning er om het belang van de gemeenschap te dienen. Dat past bij het verlicht absolutisme. Tekstelementen die daarop wijzen: 6 a b c 7 a b c d e 8 a b ‘De koningen moeten hun macht uitoefenen in eerbied en uitsluitend in het belang van de gemeenschap’. Vorsten moeten niet denken dat ze over de samenleving (gemeenschap) naar willekeur mogen regeren (‘als heren’: zoals heren over hun landgoed!). Het is verkeerd als een koning het gezag misbruikt dat God hem heeft verleend. De prent gaat over de Franse revolutie. De volgende beeldelementen verwijzen daarnaar: Een (1) edelman (de adel) en (2) een geestelijke (de geestelijkheid) schrikken van (3) de gewone man die zich van zijn ketens bevrijd (niet langer de voorrechten van die twee standen accepteert) en (5) de wapens grijpt. Op de achtergrond is te zien hoe (6) de Bastille wordt afgebroken. De tekenaar lijkt de gebeurtenissen toe te juichen: hij tekent de edele en geestelijke als ‘watjes’ en de burger die zijn ketens losrukt als vastbesloten vent. Had de tekenaar er anders tegenaan gekeken, had hij de burger wel belachelijk gemaakt of gewezen op de gevaren/nadelen van deze gebeurtenissen. Volgens verlichte denkbeelden hebben alle mensen van nature gelijke rechten. Het bestaan van afzonderlijke ‘standen’ met erfelijke voorrechten is daarmee in strijd. Verzet tegen het ancién regime komt dus voort uit de verlichting. De revolutie richtte zich in eerste instantie vooral op (tegen) de voorrechten van adel en geestelijkheid, vooral hun vrijstelling van belastingen en hun onevenredige politieke invloed. Wel werd in de grondwet de macht van de koning aan banden gelegd. Deze hield echter de uitvoerende macht – dus de revolutionairen wilden het koningsschap niet afschaffen. Ook na de mislukte vluchtpoging van Lodewijk XVI in 1791 werd het koningschap niet afgeschaft. Dat gebeurde pas onder druk van de volkswoede die in de tweede helft van 1792 losbarstte. Hij stond terecht op de beschuldiging van landverraad, omdat hij geprobeerd had buitenlandse legers te hulp te roepen om de revolutionairen te verjagen. Door een proces te voeren tegen de koning, kon iedereen zien dat nu alle mensen gelijk voor de wet waren, dat zelfs een koning niet aan de rechter zou ontkomen, dat de revolutionairen de macht stevig in handen hadden (om dit aan te durven), enzovoort. Lodewijk werd schuldig verklaard en kreeg de doodstraf. Deze werd begin 1793 voltrokken. Het proces was het beste bewijs dat voor de wet alle mensen gelijk waren. Zelfs de koning ontsnapte niet aan het oordeel van de rechter. De gematigden vonden het uitspreken en uitvoeren van de doodstraf voor de koning onverstandig; het zou nu vrijwel onmogelijk worden om met tegenstanders – in binnenen buitenland – tot compromissen te komen (om de goede dingen van de revolutie te redden). De Franse revolutionaire legers waren Nederland binnengetrokken. Willem V vreesde eenzelfde lot als de koning in Frankrijk. Door op tijd naar Engeland te vluchten kon hij misschien vanuit daar strijd tegen de Fransen en de patriotten (die door de Fransen aan de macht geholpen werden) voeren. De gevangenneming en terechtstelling van de Franse koning bracht het revolutionaire Frankrijk in oorlog met Oostenrijk en Pruisen, die wilden voorkomen dat de revolutionaire ideeën zich buiten Frankrijk zouden verspreiden. Eenmaal in oorlog besloten de Fransen om revolutionairen in de landen om hen heen te steunen; dat zou uiteindelijk ook voor henzelf het meest veilig zijn. Dit bracht het Franse leger onder meer naar Nederland, en leidde tot de vlucht van stadhouder Willem V. 9 a b c d Ja. De schepen die de tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Amerika vervoerden, werden zo vol mogelijk geladen. De sterfte aan boord was hoog. Kenmerken die niet in andere tijdvakken voorkwamen: De tot slaaf gemaakte Afrikanen werden naar de andere kant van de wereld vervoerd om op plantages te werken. daar werden zij slecht behandeld; de sterfte was groot. Er was protest en verzet tegen slavenhandel en slavernij. Dat kwam voort uit verlichte ideeën over natuurrechten die voor alle mensen golden, ook voor ‘wilden’ uit andere beschavingen. Tewerkstelling op plantages kwam ook al voor in de tijd van regenten en vorsten; de handel in Afrikaanse (krijgs)gevangenen bestond al eeuwen. Volgens verlichte denkbeelden hadden alle mensen onvervreemdbare natuurrecht – om te beginnen het recht op vrijheid. Hoewel veel mensen de tot slaaf gemaakte Afrikanen niet als ‘volwaardige mensen’ zagen, was het niet vreemd dat het denken over natuurrechten botste met het voortbestaan van slavenhandel en slavernij. Verdieping Napoleon 1 a b 2 a b Caesar werd gezien als een van de grootste veldheren uit de geschiedenis. Zo wilde Napoleon ook gezien worden. Door propaganda te maken met zijn militaire successen, hoopte hij de weg naar de macht te plaveiden (net als Caesar dat gedaan had). Overeenkomsten tussen Napoleon en Caesar: Beiden kwamen door een ‘staatsgreep’ aan de macht. Beiden regeerden als alleenheerser. Beiden hadden uitzonderlijke militaire successen. Beiden verloren ‘onvrijwillig’ de macht (Caesar werd vermoord, Napoleon verslagen en verbannen) Ook Hannibal slaagde erin om over de Alpen te trekken (de natuurlijke grens tussen Frankrijk en Italië) en boekte in het Romeinse rijk grote militaire successen; Hannibal werd wereldberoemd om zijn kundige, strategisch militair optreden. Daar wilde Napoleon graag mee vergeleken worden. De losse militaire overwinningen van Hannibal hadden niet in blijvende veroveringen of politieke successen geleid. In die zin was de beroemde veldtocht van Hannibal eigenlijk een mislukking. Caesar deed blijvende veroveringen. 3 Frankrijk was met een hele reeks Europese landen in oorlog; Napoleon was een uitermate succesvol militair leider, dus een geschikte kandidaat om Frankrijk te leiden. Bovendien waren veel Fransen na jaren van revolutie, terreur en oorlogen toe aan een sterk leider die voor zekerheid en eensgezindheid kon zorgen. 4 Overmoed. Hij beheerste al een groot deel van het Europese continent, maar besloot toch Rusland aan te vallen. Dat was een ‘brug te ver’. Zijn verlies daar was het begin van het einde – voor Frankrijks suprematie en Napoleons keizerschap. 5 Napoleon zorgde voor verbreiding van de denkbeelden van de verlichting en de Franse revolutie; overal waar hij kwam, werd een grondwet ingevoerd en het bestuur gemoderniseerd (gecentraliseerd, einde gemaakt aan de voorrechten). De welvaart der volkeren 6 a b Mensen die vrij waren om hun eigen belang na te streven (zelf veel geld te verdienen bijvoorbeeld), leverden daarmee onbedoeld een bijdrage aan de hele samenleving: van hun successen zouden anderen ook de vruchten plukken. Een ondernemer investeert tienduizenden euro’s in zijn bedrijf, omdat hij hoopt zo meer winst te kunnen maken. Dat lukt; de omzet stijgt, het bedrijf moet meer mensen in dienst nemen om al het werk aan te kunnen. Daarmee neemt de rijkdom van de samenleving als geheel toe: minder werklozen, grotere productie, hogere belastingopbrengsten, enzovoort – terwijl het de ondernemers alleen om zijn eigen portemonnee te doen was. 7 a b 8 De ideeën van Smith zijn nog actueel: ze vormen de kern van het liberalisme, dat verkondigt dat mensen zo vrij mogelijk moeten zijn om hun eigen succes te organiseren en de staat zich zo min mogelijk met de economie moet bemoeien. Andere politieke stromingen hebben minder vertrouwen in de heilzame werking van de ‘onzichtbare hand’; de markt heeft geen moraal en houdt geen rekening met individuen, zeggen zij, dus moet de staat (overheid) hier en daar ingrijpen om al te nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken. Ure is voorstander van arbeidsdeling. Voor arbeidsdeling is niet nodig om onderscheid te maken tussen geschoolde en ongeschoolde arbeid. Uiteindelijk kan elke vorm van arbeid vervangen worden door machines, of zo eenvoudig worden gemaakt dat laaggeschoolden (Ure noemt kinderen en vrouwen) dat werk kunnen doen. Keuzeopdrachten Je eigen uitwerkingen. Laat je antwoorden bekijken door je docent.