Samenvatting GS - Samenvattingen en nog veel meer!

advertisement
Samenvatting GS
4.1
In de Middeleeuwen was een feodale samenleving ontstaan. Omdat de vorsten een
te groot gebied bezaten om alles zelf te controleren, gaven zij stukken land in leen
aan hoge edelen. De leenmannen, vaak graven of hertogen, inden voor de vorst
belastingen en stonden hem met een leger bij ten tijde van oorlog.
Er was niet alleen een feodale samenleving, er was ook sprake van een
standensamenleving.
3 standen: Geestelijkheid, de adel, de burgerij. Geestelijkheid = 1ste stand.
In de meeste Europese landen was in de Middeleeuwen die
standenvertegenwoordiging (de Staten-Generaal) bijeen om over bestuurlijke zaken
te praten, om toestemming te krijgen voor oorlogvoering en om belastingen te
vragen. Zo’n belasting heette niet voor niets een bede. In ruil voor deze diensten
kregen de vertegenwoordigers van de 3 standen die in de Staten-Generaal zaten
privileges.
De hoge adel was vaak onbetrouwbaar. Daarom nam Lodewijk XI, de Franse koning
ten tijde van de Honderdjarige Oorlog, huursoldaten in dienst. Daarna streefde de
koning om zijn rijk vanuit 1 centraal punt te regeren, dit heet centralisme.
De koning dacht dat hij het werktuig van God was, dus dat hij de macht van God had
gekregen.
In de zestiende eeuw leidden de tegenstellingen tussen katholieken en protestanten
(die in Frankrijk Hugenoten werden genoemd) herhaaldelijk tot binnenlandse
oorlogen. De centralisatie van bestuur en rechtspraak werd steeds verder
doorgevoerd. Zo kreeg koning Hendrik IV , die zijn vermoorde vader opvolgde, te
maken met de steeds grotere macht en eigenzinnigheid van steden. Als iemand de
absolute macht heeft en aan niemand behalve God verantwoording hoeft af te
leggen, dan noemen we dat absolutisme.
4.2
Na Hendrik IV kwam zijn zoon Lodewijk XIII aan de macht. Hij kreeg het voor elkaar
dat zelfs de Staten-Generaal werd ontbonden. Daarna kwam Lodewijk XIV aan de
macht, hij was nog heel jong. Daarom werd hij bijgestaan door Mazarin.
Er waren nog veel binnenlandse oorlogen, zelfs Lodewijk XIV en zijn moeder werden
ontvoerd.
Toen Mazarin in 1661 overleed, trok Lodewijk XIV als 23-jarige koning alle macht
naar zich toe. Lodewijk had in alles het laatste woord. Lodewijk was koning over een
bevolking van achttien miljoen mensen.
Karel I, de koning van Engeland, is in 1649 onthoofd. Hij wilde met centralisatie alle
macht naar zich toe trekken en ook een absolute vorst worden, alleen dat is hem
niet gelukt. Daarna kwam er een nieuwe vorst maar zijn macht was beperkt en zeker
niet absoluut.
4.3
Een goed voorbeeld van absolutistisch regeren was het terugdraaien van het Edict
van Nantes door Lodewijk XIV. In het Edict van Nantes stond dat protestanten
geloofsvrijheid kregen en hun eigen godsdienstoefeningen mochten houden. Maar
Lodewijk XIV vond dat iedereen katholiek moest zijn. Hugenoten, zoals de Franse
protestanten werden genoemd, moesten zich bekeren of vertrekken.
De derde stand had het ook zwaar, zij moesten bijna alle belastingen betalen. Zo’n
80% van de derde stand waren arme boeren en ambachtslieden. Rijke burgers met
belangrijke functies in dorpen of steden noemen we de bourgeoisie. Op het sterfbed
van Lodewijk XIV zei hij: ‘Probeer in vrede te leven met je buurlanden. Ik heb te veel
van de oorlog gehouden. Volg mijn voorbeeld daarin niet.’
STAATSINRICHTING ZELF LEZEN!
4.4
Er was ook een wetenschappelijke revolutie in deze tijd.
De familie Descartes was een echte Franse bourgeoisiefamilie van advocaten en
artsen. Descartes was wiskundige en filosoof. Hij vond het beste dat je overal aan
moest twijfelen. Daardoor had hij een nieuwe manier van filosoferen ontwikkeld.
In de zeventiende eeuw beleefde Nederland zijn Gouden Eeuw. Door de handel
stroomde het geld binnen. In de republiek werd Anthonie van Leeuwenhoek (16321723) een beroemd voorbeeld van het nieuwe wetenschappelijk denken. Hij bekeek
onder de microscoop onder andere zaadcellen. Wat hij zag, beschreef hij heel
nauwkeurig. Hij was om twee redenen nieuw: hij observeerde en van zijn
waarnemingen maakte hij uitvoerige beschrijvingen. Om zeker te zijn dat het klopte
moest je experimenteren. Door berekenen en rederneren kom je dus tot bewijzen.
Isaac Newton heeft de algemeen geldende natuurwet opgesteld. Hij heeft namelijk
ontdenkt dat er buiten de aarde ook zwaartekracht was. Hij heeft dit ontdekt door te
observeren en te vergelijken en vervolgens allerlei proeven te doen om te
controleren of zijn waarnemingen klopten.
Je moet ook interpreteren, dat wil zeggen: je moet een uitleg geven aan wat je ziet
of leest. Dat is voor iedereen anders, je achtergrond speelt een belangrijke rol.
4.5
Veel mensen dachten dat Baruch Spinoza (1632-1677) een atheïst was. Maar dat is
helemaal niet zo, hij zag alleen God niet als een persoon. Hij dacht dat God in alles
zat, in bloemen, planten, in alles!
John Locke vond dat iedereen naar zijn geboorte bepaalde rechten had,
natuurrechten. Dus dat het Droit Divin niet bestond. Veel mensen waren het met
hem een eens. De vorst had nog wel alle macht, maar hij nam zich voor goed naar de
wil van het volk te luisteren: alles voor het volk, niets door het volk! Dit noemen we
het verlicht absolutisme.
De boekdrukkunst is ook in deze tijd uitgevonden, daardoor konden al deze nieuwe
ideeën worden verspreid.
Download