criteria organisaties onderscheiden: - grootte: omzet of aantal personeel product of output: goederen of diensten markt: consumenten of producenten commercieel of niet-commercieel: wel of niet winst rechtsvorm kenmerken diensten: ontastbaarheid onscheidbaarheid vergankelijkheid Klassieke scholen: de organisatie is de machine en het management de bestuurder - gesloten systemen die hiërarchisch georganiseerd zijn - arbeiders zijn rationele wezens die met financiële prikkels kunnen worden gemotiveerd - management richt zich op het beheersen van mensen en processen vanuit de centrale doelstelling - statisch systeem Voorbeelden: scientific managment o van te voren benodigde tijd vaststellen en normen vaststellen o mensen selecteren en trainen voor het werk dat bij hen past o planning overlaten aan specialisten theorie van Fayol o vooruitzien en plannen o organiseren o coördineren o opdrachten geven o controleren → 14 managmentprincipes rationele bureaucratie van Weber o duidelijke hiërarchie o veel procedures en voorschriften o sterk afgebakende en duidelijk omschreven bevoegdheden van de werknemers o promotie op basis van technische kunde o objectieve criteria voor beloning o onpersoonlijke en formele relaties Human Relations benadering - harmonische gemeenschap waarbinnen mensen samenwerken - arbeider is een sociaal mens die respect, genegenheid en waardering nodig heeft - sociale werkomgeving heeft zeer belangrijke invloed op de productiviteit - positieve mensbeeld: van nature streeft de mens naar ontplooiing, creativiteit en verantwoordelijkheid REVISIONISME Systeembenadering - organisatie is een onderdeel van een groter systeem: de omgeving - organisaties zijn dynamische systemen, reageren op de zich wijzigende omgeving - organisaties bestaan uit subsystemen die onderling met elkaar verbonden zijn - mens is een complex persoon die via de organisatie zijn eigen doelen wil realiseren - beheersproces moet erop gericht zijn die individuele doelen en de doelen van de organisatie te integreren CONTINGENTIE BENADERING Techniek Externe omgeving Organisatie Interne omgeving Contingentiebenadering - de als…dan-benadering - iedere organisatie heeft een eigen omgeving Hoofdstuk 2 onderscheid werkstructurering: - taakverruiming - taakverrijking - taakroulatie - autonome groepen of zelfsturende teams Organisatiedoelen spanwijdte: aantal ondergeschikten aan wie direct leiding wordt gegeven omspanningsvermogen: aantal directe medewerkers waaraan een chef leiding kan geven afhankelijk van: - deskundigheid, ervaring en kwaliteiten van de leider - houding en capaciteiten van medewerkers - complexiteit van het werk van medewerkers - aantal niveaus onder de leider (spandiepte) voordelen platte structuur ten opzichte van steile structuur: o er zijn relatief minder leidinggevenden o er is een betere communicatie tussen top en uitvoerenden Verticale organisatiestructuren Lijnorganisatie Lijn- en staforganisatie lijnrelaties, stafrelaties Relaties lijnrelaties Voordelen overzichtelijk, eenheid van bevel taken en, verantwoordelijkheden zijn duidelijk bureaucratisch, overbelasting staf, gebrek aan specialisten, star Nadelen eenheid van bevel, deskundigheid, ontlasting staf staf te theoretisch, staf eigent zich eigen bevoegdheden toe Functionele organisatie lijnrelaties, stafrelaties, functionele, relaties uniformiteit, verlichting management Projectorganisatie meerdere bazen meerdere bazen operationele, relaties diverse specialismen bij elkaar Horizontale taakverdeling F-indeling P-indeling G-indeling M-indeling Voordelen inschakelen specialisten, mechanisatie en automatisering meer betrokkenheid van de werknemers, grote flexibiliteit, topleiding minder belast, kortere communicatielijnen beter inspelen op geografische omstandigheden, coördinatie overzichtelijker, kortere communicatielijnen kortere communicatielijnen, beter inspelen op specifieke wensen van de markt Nadelen lange communicatielijnen, monotoon werk verlies specialisten, divisie gaat eigen beleid voeren, profiteert niet van schaalvoordelen verlies specialisten, profiteert niet van schaalvoordelen, divisie gaat eigen beleid voeren geen gebruik van schaalvoordelen, divisie gaat eigen beleid voeren, verlies specialisten F-indeling: gelijksoortige werkzaamheden worden samengevoegd P-indeling: werkzaamheden verbonden aan een bepaald product of dienst worden samengevoegd G-indeling: werkzaamheden die op dezelfde geografische plaats worden uitgevoerd worden samengevoegd M-indeling: werkzaamheden die dezelfde markt als doelgroep hebben worden samengevoegd Hoofdstuk 3 plaatje blz. 32 leren leiderschapsstijlen: - taakgerichte stijl - werknemersgerichte stijl óf - autoritair: werknemers niet betrokken bij besluitvorming - consultatief: leider raadpleegt medewerkers vooraf, maar beslist zelf - participatief of democratisch: werknemers doen mee bij de besluitvorming SMART: Specifiek: omschrijving kan niet verkeerd geïnterpreteerd worden Meetbaar: resultaten zijn concreet beschreven Aanvaardbaar Realistisch Tijdsgebonden Theorie X: mensen zijn liever lui dan moe en moeten gemotiveerd worden met geld Theorie Y: mensen vinden het leuk om te werken Behoeftehiërarchie: mensen zijn pas gemotiveerd voor een hogere behoefte als de voorafgaande behoeften zijn bevredigd - fysiologische behoeften: voedsel, kleding, onderdak - behoeften aan veiligheid en zekerheid - behoeften aan sociaal contact en liefde - behoeften aan waardering - behoeften aan zelfverwerkelijking: doen wat je roeping is tweefactorentheorie van Herzberg dissatisfiers: hygiëne factoren, positieve scores voor deze factoren leiden niet tot tevredenheid, maar tot afwezigheid van ontevredenheid satisfiers: motiverende factoren rechtsvaardigheidstheorie vb: werknemer die ziet dat hij onderbetaald wordt zal proberen deze ongelijkheid te verminderen door minder te presteren personeelsplan: de prognose van de personeelsbehoeften karakter gerichtheid rechtspositie functioneringsgesprek tweezijdig gesprek op de toekomst geen rechtspositionele gevolgen beoordelingsgesprek eenzijdige beoordeling op het verleden kan rechtspositionele gevolgen hebben Hoofdstuk 5 Kwaliteitskringen: groepen mensen die op vrijwillige basis regelmatig bij elkaar komen om praktijkproblemen te bespreken, te analyseren en op te lossen Empowerment: overdragen van verantwoordelijkheden naar een lager niveau in de organisatie Ondernemersraad: gekozen werknemers die de werknemers vertegenwoordigen en hun belangen behartigen Medezeggenschapsraad: raad waarin ouders en het personeel evenredig vertegenwoordigd zijn - instemmingsrecht - adviesrecht - informatierecht - initiatiefrecht