M&O HOOFDSTUK 2 INTERNE ORGANISATIE 2.1 FUNCTIES EN TAKEN Coördinatie en arbeidsdeling vullen elkaar aan: door coördinatie worden werkzaamheden op elkaar afgestemd. Interne organisatie: manier waarop de samenwerking binnen een organisatie gestructureerd wordt. Wijze waarop taken verdeeld zijn over personen en afdelingen Wijze waarop personen met elkaar in relatie staan Interne organisatie: Functies o Bevoegdheden: recht tot nemen van beslissingen die nodig zijn voor het uitvoeren van de taak o Verantwoordelijkheid: morele verplichting om een taak naar beste vermogen uit te voeren Procedures Gedragsregels Taken Functieomschrijving: worden taken die bij een functie horen in vastgelegd Kenmerken van de functie Taken die onderdeel uit maken van de functie Bevoegdheden en verantwoordelijkheden die aan de functie verbonden zijn Relaties die moeten worden onderhouden met andere personen, afdelingen en instanties buiten de organisatie Functiescheiding: medewerkers krijgen bevoegdheden en verantwoordelijkheden op één bepaald terrein. Opdeling van werk zorgt voor saai werk met negatieve gevolgen mensen willen werkstructurering. Werkstructurering: mogelijkheid om arbeidsdeling te verminderen, de taken worden opnieuw gegroepeerd om zo meer recht te doen aan de capaciteiten van werknemers. Taakverbreding/verruiming o Taken van gelijk niveau worden samengevoegd wat het werk minder eentonig maakt Taakverrijking o Werknemer is niet alleen uitvoerder maar ook planner en doet de controle naderhand Taakroulatie o Groep mensen met ieder specifieke taak, wisselen van taak Autonome groepen of zelfsturende teams o Werknemers maken in groepjes zelfstandig een eindproduct 2.2 DE STRUCTUUR VAN DE ORGANISATIE Organisatieschema/organigram: schematische voorstelling van de belangrijkste kenmerken van de taakverdeling en gezagsverhouding in een organisatie. Spanwijdte: aantal onderschikten aan wie direct leiding wordt gegeven. Omspanningsvermogen: aantal directe medewerkers waaraan een chef leiding kan geven of het aantal mensen waarvan de chef de activiteiten doelmatig kan coördineren. Spandiepte: aantal niveaus onder de leider Hoe groter de spanwijdte hoe platter de structuur Hoe kleiner de spanwijdte hoe steiler de structuur Platte structuur meer voordelen dan steile structuur: Relatief minder leidinggevenden informatie lijnen zijn veel korter betere communicatie tussen top en de uitvoerenden 4 verticale organisatie structuren: Lijnorganisatie o Sterke hiërarchische structuur en iedere werknemer heeft één baas: eenhoofdige leiding Nadeel: groot aantal hiërarchische niveaus stijle organisatiestructuur met lange communicatielijnen. Lijn- en staforganisatie o De stafafdelingen vergroot het omspanningsvermogen van de leiding en verkleint het aantal niveaus. De staffunctionarissen voorzien de baas/chef van informatie en adviezen, maar mag zelf geen beslissingen nemen en order geven aan medewerkers die in de afdeling van de baas/chef werken. Bevelen geven mag alleen de direct leidinggevende. Voordeel: omspanningsvermogen vergroten en niveaus daardoor verkleinen Functionele organisatie o Stafdiensten hebben eigen bevoegdheden om anderen dwingende voorschriften op te leggen: functionele bevoegdheid. o Functionele relatie: functionaris heeft een bevoegdheid om zijn functie en niet omdat hij de baas is van die afdeling. Voordeel: aanwijzingen hebben een dwingend karakter, ze moeten opgevolgd worden betere afstemming van activiteiten Nadeel: doorbreken van eenheid van de leiding, ondergeschikten kunnen van directe chef en van stafafdeling bevelen krijgen Projectorganisatie o Tijdelijk samenwerkingsverband die gericht zijn op het oplossen van een probleem. Wanneer de klus geklaard is wordt de groep opgeheven. Voordeel: voor ieder probleem kan een aparte deelorganisatie gevormd worden. Voordeel: managers raken minder snel overbelast Voordeel: goede mix van specialistische kennis Nadeel: werknemers kunne van 2 chefs opdracht krijgen Nadeel: problemen van samenwerken Horizontale taakverdeling de taken worden verdeeld over meerdere medewerkers op hetzelfde hiërarchisch niveau: nevenschikking. F-indeling o Functionele indeling: gelijksoortige werkzaamheden worden samengevoegd Voordeel: specialisten kunnen ontstaan en mechanisatie kan gebruikt worden Nadeel: gefocust op eigen terrein en te weinig op de doelen van de organisatie P-indeling o Product indeling: werkzaamheden van een product of dienst worden samengevoegd. Voordeel: medewerkers sterker betrokken bij totstandkoming van product Voordeel: medewerkers zijn flexibeler en breder inzetbaar Voordeel: topleiding wordt minder belast, want coördinatie komt van F-afdeling Nadeel: iedere divisie voert eigen beleid Nadeel: specialisatie verdwijnt Nadeel: minder gebruik van specialisatievoordelen G-indeling o Geografische indeling: werkzaamheden die op dezelfde plaats worden uitgevoerd worden samen gevoegd. Voordeel: beter inspelen op regionale of nationale omstandigheden Voordeel: coördinatie overzichtelijker Voordeel: communicatielijnen zijn korter Nadeel: beperkte opbouw van specialistische kennis Nadeel: minder profijt van schaalvoordelen M-indeling o Markt indeling: werkzaamheden die dezelfde markt als doelgroep hebben worden samengevoegd. Voordeel: kortere communicatielijnen Voordeel: beter in kunnen spelen op specifieke wensen van de markt Nadeel: minder gebruik mogelijk van schaalvoordelen Nadeel: gevaar van gevoerde beleid loopt niet in lijn met beleid van gehele organisatie