Psychologie Hoofdstuk 1 Contactpersoon: [email protected] Hoofdstuk 1: Psychologie als socio-wetenschappenlijke studie Wat is psychologie? Vaak foute informatie uit media, literatuur rond psychologie = (meestal) geen wetenschappelijk verantwoorde kennis Psychologie ontstaan uit filosofie Psychologie volgens Proust: De zielkundige ontleding, of het vermogen daartoe, de kennis v/h binnenste v/d mens Psychologie der sekten: Het geheel der psychische verschijnselen in een categorie, groep of tussen groep, en de leer daarvan Psychologie (definitie): Wetenschappelijke/empirische studie van - gedrag - mentale processen Erg veel verschillende disciplines (vermoeilijkt de afbakening v/h domein) APA: American Psychological Associaton = Wereldwijde beroepsvereniging van psychologen Meerdere studies bestuderen, naast psychologie, het gedrag en de mentale processen (Voorbeelden: antropologie, sociologie, rechten, economie, criminologie, ...) = studie vanuit ander gezichtspunt Verschil: onderwerp is hetzelfde, methoden anders Mensen hechten geloof aan pseudowetenschappen = poging om natuurlijke fenomenen te verklaren zonder empirische observatie of wetenschappelijk onderzoek aan de basis (Voorbeelden: telepathie, helderziendheid, extra sensory perception - toekomst voorspellen) ! Freud en Jung hielden zich ook bezig met zulke soort psychologie = weinig tot geen empirische studie en wetenschappelijk bewijs Primary effect: eerste informatie weegt belangrijk door Recency effect: wanneer men primary effect kent, hecht men meer belang aan laatste informatie Freud en psychologie: Freud was geneesheer = leidde wetmatigheden uit klinische gevalstudies af (psyc)hoanalyse) Veel tegenspraak anno 2012 Associatie psychoanalyse en psychologie is fout (Freudprobleem) Betrouwbare psychologen: - Skinner - Hubel & Wiesel (nobelprijs) - Simon (nobelprijs) - Sperry (nobelprijs) - Kahneman & Tversky (nobelprijs) Psychologen voornamelijk actief binnen: - arbeid en organisatiepsychologie - schoolpsychologie - klinische setting (therapie) - wetenschappelijk onderzoek Psychologie ≠ psychiatrie Psychiatrie: specialisatie in geneeskunde = onderzoek naar psychisch disfunctioneren vanuit somatisch gezichtspunt --> niet opgeleid voor psychotherapie Historie van de psychologie: 1878: eerste laboratorium voor experimentele psychologie = Universiteit van Leipzig, onder leiding van Wilhelm Wundt Vaak bezwaar vanuit religieus standpunt = tot een eeuw geleden geen laboratorium aan Universiteit van Cambridge "Op schaal uitdrukken van menselijke ziel" kon niet Psychologie ontstaan uit: Geesteswetenschappen - filosofie Positieve wetenschappen - fysiologie: associatie met psychologe in studie geest/psyche - neurologie Psychologische kennis op basis van: - geesteswetenschappelijke methoden (verklaring centraal) - positief-wetenschappelijk onderzoek (predictie centraal) Twee historische strekkingen Descartiaanse strekking: geest niet objectief waarneembaar - rationalisme: ratio als enig criterium voor geldige kennis met dualisme: lichaam en geest gescheiden Angelsaksische strekking: kennis enkel verkrijgbaar door onbevooroordeelde zintuigelijke kennis - empirisme met associationisme ! Voornamelijk Angelsaksische strekking heeft geleid tot wetenschappelijke psychologie = gebaseerd op empirisch onderzoek ! Positieve wetenschappen toonde aan dat Descartiaanse bewustzijn niet klopte Onderwerpen van psychologie Voor 1900 - bewustzijn centraal (via introspectie: zelfreflectie) Rond 1900 - meer interesse in onbewuste Vanaf 1920 - behaviorisme (uit Amerika): verband zoeken tussen stimulus en reactie = studie van mentale processen werd onwetenschappenlijk beschouwd ! voornamelijk studie op dieren (dierpsychologie) - overte gedrag: gedrag dat men rechtstreeks kan observeren - blackbox: men kan enkel "raden" naar de inhoud ervan, wat er gebeurd Dierenpsychologie: dierengedrag bestuderen en er vanuit gaan dat menselijk gedrag hetzelfde is maar dan complexer (maar volgens zelfde principes) Vanaf WOII - psychologie werd gedragswetenschap die enkel objectief waarneembaar gedrag mocht bestuderen = omvat studiemethoden van 1920 Vanaf 1960 - informatieverwerkingsmogelijkheden mogelijk door technologische ontwikkeling - cognitieve psychologie: studie van de manier waarop we informatie verwerken Recent - biomedische wetenschappen geven nieuwe tendens - nauwer verband tussen psychologie en neurowetenschappen Verwerven van nieuwe kennis Kwalitatieve Methoden constructie sociale realiteit, culturele betekenis focus op interactieve processen, gebeurtenissen authenticiteit waardengebonden theorie & gegevens vervlochten essentieel situationeel vaak beperkt aantal gevallen thematische analyse onderzoeker is betrokken Kwantitatieve Methoden meten van objectieve feiten focus op variabelen betrouwbaarheid waardenvrij theorie & gegevens gescheiden onafhankelijk van de context veel gevallen/proefpersonen statistische analyse onderzoeker is onafhankelijk Methodologische eisen voor wetenschappenlijk onderzoek Drie kenmerken van de psychologische wetenschappen Kennis verzamelen via systematisch empirisme = Wetenschappelijke kennis laat zich voornamelijk leiden door systematisch waarnemen werkelijkheid = sensorische ervaring = observatie als onderzoeksgegeven ≠ van de psychologie = hier zijn gezagsargumenten ! Systematisch empirisme noodzakelijk Voorbeelden van fouten: -indelen sterrenstelsel in zeven delen (7 dagen, 7 gaten in gezicht) - aderlatingen tegen koorts - psycho-analyse (volgens Freud) Kennis moet publiek verifieerbaar zijn = kennis moet repliceerbaar zijn, iedereen moet bij dezelfde studie, dezelfde resultaten bekomen Systeem vaan peer review verplicht overdragen van wetenschappelijke kennis aan andere onderzoeker, voor de publicatie van een bepaalde ondervinding controle rond: - zinvolheid v/d vraagstelling - aangewende procedures - verwerking v/d gegevens - grondigheid v/d conclusies - ethisch karakter v/h onderzoek Kennis moet toetsbaar zijn = problemen moeten oplosbaar zijn, wetenschappelijke theorieën moeten toetsbare theorieën zijn ze moeten eveneens falsifieerbaar zijn (het moet principieel mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak fout is) Voorbeeld NIET falsifieerbare vraag: - Is de mens goed of slecht? Voorbeeld niet-toetsbare theorieën: - Psycho-analyse volgens Freud - Nixon zijn drang naar falen - Veel valse verklaringen voor Gilles De La Tourette Poc Hoc verklaringen: verklaringen bedacht na het bekijken van onderzoeksresultaten (schril contrast met predictie) ! Veel dingen bleken te kloppen tot er nieuwe technieken kwamen die het omgekeerde aanwezen Theorie: relatie tussen set concepten die gebruikt worden om data/gegevens te verklaren en predicties te maken over resultaten van een empirische studie Vijf stappen proces voor wetenschappelijke methoden Ontwikkelen v/e hypothese: - Hypothese: uitspraak die resultaat van wetenschappelijk onderzoek voorspelt ! wanneer data en hypothese elkaar tegenspreken -> nieuwe theorie vinden Aanpassen theorie brengt ons dichter bij werkelijkheid ! Wetenschappelijke wet: relatie tussen variabelen is frequent confirmeerbaar - Operationele definitie: begrippen betekenis geven door verwijzing naar observeerbare gegevens (dankzij operationalisering) Voorbeeld: Intelligentie: datgene wat gemeten wordt met een bepaalde intelligentietest ! Er is een verschil tussen een operationele definitie en essentialistische definitie Operationele definitie: verklaren hoe men een begrip kan meten (zie voorbeeld) Essentialistische definitie: effectief zeggen wat een bepaald begrip is Gecontroleerde test: - Onafhankelijke variabele: variabele die door onderzoeker wordt gemanipuleerd - Randomisatie: aanbiedingsvolgorde van stimulus moet toevallig zijn Objectieve data verzamelen: - Gegevens (data): informatie verzameld voor het testen van de hypothese - Afhankelijke variabele: gemeten resultaat v/h onderzoek, responsen Analyseren v/d resultaten: = aanhouden of verwerpen v/d hypothese Publiceren, bekritiseren en repliceren v/d resultaten Onderzoeksmethoden: Mogelijke indeling volgens: - positief wetenschappelijke onderzoeksmethoden = onderzoek door het meten van variabelen - geesteswetenschappelijke onderzoeksmethoden = onderzoek door interpretatie Voornamelijke indeling volgens: - descriptieve methoden - experimentele methoden Naturalistische observatie = observatiestudie buiten laboratorium (natuurlijke habitat) Voorbeeld: 18.000 moorden op TV gezien voor volwassen worden Nadeel naturalistische observatie: gedrag kan aangepast worden nadat de geobserveerde weet dat hij effectief geobserveerd word ! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Gevalstudie =1 persoon of 1 voorbeeld van een fenomeen wordt zeer gedetailleerd onderzocht Voorbeeld: Psycho-analyse van Freud Staaf door hoofd bij werkman Nadeel gevalstudie: Alternatieve verklaringen niet altijd uitsluitbaar door beperking van ethiek ! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Interview = directe bevraging van respondenten Voorbeeld: Agressie op TV zal leiden tot meer agressie in realiteit bij kijker? Nadeel interview: Interviewer moet zo neutraal mogelijk zijn, niet zo simpel ! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Survey = verzamelen v/e steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen (waaruit men conclusie trekt voor gehele populatie) Voorbeeld: Stemgedrag kiezers (ref. telefoon) Bestuderen van kijkcijfers Nadeel survey: Onderzoek naar delicate dingen zal vaak leiden tot valse antwoorden Respondenten moeten representatief zijn voor de populatie Psychologische tests = wetenschappelijk verantwoorde test die variabelen meet Enkele vereisten: - standaardisatie: test afnemen op zelfde manier (externe factoren, instructies, ...) - betrouwbaarheid: nauwkeurige test waarbij meetresultaat doorheen tijd niet varieert (correlatie met zichzelf) - validiteit: de test moet effectief meten wat men wil weten (correlatie met criterium) Voorbeelden: Cognitieve tests: schoolvorderingen, intelligentietests Persoonlijkheids- en attitudetests: vragenlijken, projectieve technieken Correlationeel onderzoek = bestuderen van steekproef, karakteristieken van elk bestudeerd object noteren en verband nagaan Vaak gebruik maken van correlatiecoëfficiënt = geeft rechtlijnig verband tussen twee variabelen Altijd waarde tussen -1 en 1 Waarde = 1: perfect lineair verband, perfecte voorspelling mogelijk Voorbeeld: graden Celsius uitdrukken in Fahrenheit Waarde = -1: perfect omgekeerd verband, perfecte voorspelling mogelijk MAAR: als ene stijgt, daalt andere Waarde = 0 geen rechtlijnig verband, geen voorspelling mogelijk ! Correlationeel verband duidt NOOIT meteen ook op een causaal verband Het kan ook zijn dat twee variabelen correleren, maar dat er geen enkel verband is, omdat er een derde variabele in het spel is Voorbeeld: Meer tienerzwangerschappen bij mensen zonder broodrooster = broodrooster beschermd tegen zwangerschappen is fout, meer geld (derde variabele) wil wel hogere sociale klasse zeggen en minder kans tot Soms ook aselecte steekproef: Voorbeeld: Genezingskansen voor mensen met verslaving correleren negatief met therapie = komt omdat mensen die in therapie gaan heel erg verslaafd zijn Correlationeel onderzoek: relaties observeren tussen variabelen zoals ze op een natuurlijke manier voorkomen Experimentele studie: onderzoek creëert situatie en voert gecontroleerde observatie uit Werking experimentele studie: - representatieve steekproef op toevallig manier uitvoeren en steekproef populatie in meerdere groepen verdelen - elke groep een verschillende behandeling geven = verschillende op vlak van systematische manipulatie (van één of meerdere variabelen) ! Alle andere aspecten moeten identiek blijven voor beide groepen - wanneer resultaten verschillen, kan men deze toeschrijven aan de gemanipuleerde variabele Onafhankelijke variabele: gemanipuleerde variabele Afhankelijke variabele: variabele waar de gemanipuleerde variabele effect op heeft ! Metingen zijn echter nooit perfect betrouwbaar (probabilistische aard van psychologisch ond.) = gebruik maken van gemiddelde waarden Voorbeeld: Snelheidsmeter X meet beter dan snelheidsmeter Y, maar daardoor is snelheidsmeter X nog niet in ALLE gevallen beter dan snelheidsmeter Y. We moeten steeds nagaan of gevonden verschillen statistisch significant/betekenisvol zijn Goed experiment heeft hoge interne en externe validiteit Interne validiteit: experiment is foutloos opgezet en uitgevoerd - goede operationalisering door onderzoeker - steekproefgroep is nauwkeurig gerandomiseerd ! De proefpersonen kennen best het doel v/h onderzoek niet Externe/ecologische validiteit: veralgemening tot buiten laboratorium (dagelijks leven) moet mogelijk zijn Voorbeeld: Stel door onderzoek voelen leerlingen zich extra geëvalueerd en gaan ze beter proberen te scoren dan in het echte leven Veel kritiek op experimentele studies Manipulatie tussen proefpersonen: proefpersonen van verschillende aarde Manipulatie binnen proefpersonen: proefpersonen passen zichzelf aan = voorbeeld: handtest, randomisatie kiest wel hand van de proefpersoon Ethische kwesties in onderzoek met mensen en dieren Steeds voorleggen proef aan ethische commissies, alvorens uitvoering Informed consent: proefpersonen moeten vrijwillig meedoen Nochtans is het vooraf meedelen v/d proef vaak niet mogelijk Proefdieren kunnen geen toestemming verlenen, waarom dan zij gebruiken - studie van erfelijke factoren versus omgevingsfactoren - studie van ontwikkelingsprocessen (sneller opgroeiende dieren) - de gelijkaardigheid van processen (perceptie, leren, geheugen, ...) vergelijken met mensen - zuiver wetenschappelijk onderzoek met geen ander doel dan het weten op zich Comfortmoet gegarandeerd worden en tevens pijn zo laag mogelijk gehouden worden