1 Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof

advertisement
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
Voorwoord
Dit is het overzicht van de studiestof voor het vak Functieleer. Het betreft hier een
overzicht van de verplichte literatuur. Hoofdstuk A tot en met I behoren tot de verplichte
literatuur van het hoofdboek.
Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van de auteur. Bij het maken van deze
overzichten wordt geprobeerd de kwaliteit zo veel mogelijk te waarborgen.
SlimStuderen.nl kan echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor het gebruik
ervan. Dit overzicht dient als aanvulling/hulpmiddel en niet ter vervanging van de
verplichte leerstof.
Uiteraard is nadruk verboden. Als je wilt dat wij in staat blijven de verslagen
aan jullie aan te bieden, geef dit verslag dan niet aan derden. Laat hen zelf een
exemplaar aanschaffen!
SlimMededelingen:
Kwaliteit
Om de kwaliteit van de verslagen op een hoog niveau te houden, zijn wij onder
andere afhankelijk van jullie feedback. Heb je opmerkingen, tips of
verbeterpunten? Mail ze dan naar [email protected], dan kunnen we met deze
feedback onze verslagen verder verbeteren.
Auteurs
SlimStuderen is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar
[email protected] als je interesse hebt!
Bestellen
Omdat er nog vaak vragen zijn over de levertijd en bestelprocedure, zullen we
deze hier uiteenzetten:
•
Bestel je middels een éénmalige machtiging, en doe je dit voor 15:00
uur, dan worden de verslagen dezelfde dag verzonden. In principe ontvang
je de verslagen dan de volgende dag, afhankelijk van de bezorging via
PostNL. Het bedrag wordt achteraf éénmalig van je rekening afgeschreven.
Bestel je middels een overschrijving, dan worden de verslagen eenmaal
per week verzonden. Je dient dus zelf het geld over te maken op ons IBAN
Succes met
de tentamens!
(NL81
ABNA 0590 3250 00). Wanneer je gebruik maakt van deze
methode, heb je de verslagen binnen 6 tot 8 werkdagen in huis nadat
het geld op onze rekening staat.
•
Social media
Bezoek ook eens Facebook.com/SlimStuderen om op de hoogte te blijven van het
verschijnen van nieuwe verslagen en/of supplementen!
Succes met de tentamens!
SlimStuderen.nl
Facebook.com/SlimStuderen
1
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
Inhoudsopgave
VOORWOORD ......................................................................................... 1
INHOUDSOPGAVE ................................................................................... 2
A. PSYCHOLOGIE .................................................................................. 3
B.
GEWAARWORDING .............................................................................
C.
WAARNEMING ....................................................................................
D. BEWUSTZIJN EN AANDACHT ...............................................................
E.
LEREN EN CONDITIONERING ..............................................................
F.
VERGETEN EN ONTHOUDEN ................................................................
G. TAAL ...................................................................................................
H. DENKEN ..............................................................................................
I.
EMOTIE EN ERVARING ........................................................................
Facebook.com/SlimStuderen
2
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
A. Psychologie
In het dagelijks leven komt iedereen in aanraking met psychologie.
Een definitie
Psychologie is een wetenschap die het menselijk denken en gedrag bestudeert en
waarbij men de interne processen die aan gedrag ten grondslag liggen te begrijpen
(Brysbaert, 2006). Deze interne processen kunnen niet rechtstreeks worden geobserveerd.
Het ontstaan van de psychologie ging moeizaam, omdat de mens er lang van overtuigd
was dat men niet onderworpen was aan aardse wetmatigheden. Door ontwikkelingen
binnen de geneeskunde, biologie en filosofie is hier verandering in gekomen.
Ontwikkelingen in de psychologie
De psychologie heeft een lange weg afgelegd om tot haar huidige stadium te komen en is
een relatief jonge wetenschap. Toch hadden filosofen en theologen vroeger ook al ideeën
over de psychologie. De ontwikkelingen die de psychologie mogelijk hebben gemaakt
worden hieronder besproken.
Copernicus en de plaats van de mens in het universum
Een belemmering voor de ontwikkeling van de psychologie was het algemeen
geaccepteerde denkbeeld dat de mens de kern van het universum was. Nicolaus
Copernicus bracht hier verandering in door aan te tonen dat de aarde niet in het centrum
van het universum stond, maar rond de zon draaide.
Descartes
Lang werd gedacht dat de psychologie niet kon worden bestudeerd omdat de geest een
vrije wil had en niet onderworpen was aan natuurwetten. René Descartes plaatste als een
van de eersten het eigen, onafhankelijke denken opnieuw op de voorgrond. Hij ging
hierbij uit van twee principes: het rationalisme en het nativisme. Rationalisme gaat uit
van de rede, dit is de voornaamste bron van kennis. Om een mens te begrijpen, moest
men de mens niet observeren, maar over hem nadenken. Nativisme gaat uit van
aangeboren kennis, vanuit de aangeboren kennis kon de rede de volledige waarheid
afleiden.
De empiristen
Binnen het empirisme heerste het denkbeeld dat de inhoud van de geest niet tot stand
komt op basis van aangeboren ideeën, maar via zintuigelijke ervaringen. Deze stroming
ontstond bij Thomas Hobbes, maar werd vooral belangrijk door John Locke en David
Hume. Volgens Locke kwam alle menselijke kennis voort uit ervaringen met externe,
voelbare voorwerpen en niet vanuit aangeboren ideeën. Locke lanceerde verder de term
‘associaties van ideeën’. Als twee dingen tegelijk ervaren worden, dan worden ze snel
mentaal met elkaar geassocieerd. Dit idee van associationisme werd verder uitgewerkt
door Hume, die stelde dat als twee zaken vaak samen voorkomen in tijd of ruimte, er
een associatie ontstaat tussen die twee zaken. Naast de filosofie had ook de
evolutietheorie van Charles Darwin invloed op de ontwikkeling van de
wetenschappelijke psychologie.
Het begin van de psychologie
Rond het eind van de 19e eeuw kwam de wetenschappelijke studie van mentale
processen en gedragingen op gang. Omdat niet alle onderzoekers het eens waren over
wat onderzocht kon worden en welke methoden hierbij gebruikt konden worden,
ontstonden er verschillende onderzoeksscholen die hieronder worden besproken.
Structuralisme van Wilhelm Wundt
Het structuralisme is een stroming binnen de psychologie die op basis van introspectie de
structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken. Introspectie is het van binnenuit
naar jezelf kijken. Binnen dit begrip maakte Wundt een onderscheid tussen Innere
Facebook.com/SlimStuderen
3
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
Wahrnehmung en Experimentelle Selbstbeobachtung. Innere Wahrnehmung
verwijst naar de introspectie van de filosofen, waarbij men vanuit een leunstoel nadacht
over het eigen psychische functioneren. Experimentelle Selbstbeobachtung verwijst
naar een proefopzet waarbij de proefpersoon in de gestandaardiseerde situatie geplaatst
werd, eenzelfde proef herhaaldelijk uitvoerde, en diende te reageren met eenvoudige,
antwoorden die te kwantificeren zijn.
Gestaltpsychologie
In Duitsland ontstond een tegenreactie op het structuralisme, de gestaltpsychologie.
Volgens de gestaltpsychologen bestond een waarneming niet uit een reeks van
onafhankelijke sensaties; volgens hen nemen mensen de wereld waar in gehelen of
gestalten. Zij argumenteerden verder dat de mens niet kan worden gezien als een som
van onafhankelijke, losse gedragingen, net zomin als men de waarneming kan begrijpen
door naar de afzonderlijke delen van een stimulus te kijken. Elk psychisch proces is
afhankelijk van het veld van krachten, het psychologisch veld, waarin het plaatsvindt
en dient vanuit een passend gezichtspunt bekeken te worden om het te begrijpen.
Functionalisme
Het functionalisme is een stroming waarbinnen men meende dat psychische processen
het best kunnen worden begrepen in het licht van hun functie en adaptief nut. Het
onderzoeksdoel van het functionalisme was om een antwoord te vinden op de vraag wat
de functies zijn van het bewustzijn, en hoe bewustzijn helpt bij de overleving.
Het behaviorisme van Skinner
Het behaviorisme is een psychologische stroming waarin men het standpunt inneemt
dat enkel observeerbaar, meetbaar gedrag onderzocht kan worden. Onderzoekers van
het behaviorisme werden geïnspireerd door het logisch positivisme, een beweging die
uitging van de wetenschap als meest succesvolle manier om de wereld te begrijpen. De
behavioristen hebben hier drie grote ideeën uit afgeleid:
1. Theorieën moesten gebaseerd worden op directe observeerbare zaken. Er moest
hierbij een vaste manier zijn om deze grootheden te berekenen, een
operationele definitie. Op deze manier kon het onderzoek door anderen worden
herhaald.
2. Er moest een onderscheid worden gemaakt tussen onafhankelijke variabelen en
afhankelijke variabelen. Onafhankelijke variabelen zijn karakteristieken die op
een persoon of een dier inwerken en die de onderzoeker kan manipuleren.
Afhankelijke variabelen zijn gedragingen van de persoon of het dier die de
onderzoeker kan meten om na te gaan of de onafhankelijke variabele een effect
gehad heeft. Op basis van deze begrippen kon men het behaviorisme definiëren
als de studie van de invloed van een stimulus (onafhankelijke variabele) op de
reactie van de persoon of het dier (afhankelijke variabele). Het behaviorisme
wordt dan ook vaak omschreven als S-R-psychologie: een stimulus lokt een
respons uit.
3. Tot slot werd het idee gevormd dat een wetenschappelijke theorie bestond uit het
beschrijven van de precieze relatie tussen de afhankelijke variabelen en
onafhankelijke variabelen, en dan het liefst in de vorm van een wet.
Psychoanalyse
Bij voorgaande stromingen lag de nadruk op observeerbaar gedrag of het bewustzijn. Er
is nog een vijfde beweging ontstaan naast deze stromingen, de psychoanalyse, met
Freud als grondlegger. De psychoanalyse hield vast aan het idee dat het bewustzijn en
het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen waren en dat de ware oorsprong van
het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen lang bij onbewuste
krachten.
Facebook.com/SlimStuderen
4
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
De psychologie van nu
In de loop van de tijd kwam men erachter dat het belangrijk was om theorieën te
vormen over hoe men taken oplost en handelingen uitvoert. Op deze manier werd de
cognitieve psychologie geboren. Cognitieve psychologie is de overtuiging dat men
menselijk gedrag niet kan begrijpen en voorspellen zonder de informatie-verwerkende
(cognitieve) processen in het brein te begrijpen. Er wordt dieper ingegaan op de drie
grote principes die een rol spelen binnen de hedendaagse psychologie: het biologische
aspect, het cognitieve aspect en het sociaal-culturele aspect.
Het biologische aspect
Er werd vanuit het dualisme eeuwenlang van uitgegaan dat de geest niet beïnvloed werd
door het lichaam, maar het lichaam wel door de geest. Tegenwoordig wordt algemeen
aanvaard dat de biologie op vier manieren een rol speelt in de psychologie:
1. Vrijwel alle gedragingen lopen via het centrale zenuwstelsel;
2. Biologie uit zich ook in de genen die kinderen krijgen van hun ouders;
3. Biologie speelt ook een rol in de vorm van evolutie, een voorbeeld hiervan is
inprenting, de vroege en snelle neiging om een bewegend voorwerp te volgen;
4. Biologie kan ook de geest beïnvloeden via lichamelijke processen als
hormoonproductie.
Het cognitieve aspect
De mogelijkheid van een apparaat om hersenactiviteit te observeren terwijl een persoon
een taak uitvoert, heeft tot het onderzoeksgebied cognitieve neurowetenschap geleid.
Cognitieve neurowetenschap is een integratie van psychologie en neurobiologisch
onderzoek naar de cognitieve functies van de mens. Via bevindingen van behavioristen is
men erachter gekomen dat mensen en dieren bepaalde handelingen leren uit te voeren
omdat ze verwachten dat deze tot een positief resultaat zullen leiden, en ze zullen
andere gedragingen niet vertonen omdat ze verwachten dat die een negatief resultaat
zullen hebben.
Het sociaal-culturele aspect
Kennis over sociaal-culturele verschillen is van belang wanneer verschillende culturen
elkaar ontmoeten. De onderzoeker Geert Hofstede (2001) onderscheidt vier belangrijke
dimensies waarop culturen verschillen:
1. Collectivisme vs. individualisme: de mate waarin de cultuur de klemtoon legt
op het individu of juist de groep.
2. Afstand op basis van macht: gebaseerd op statusverschillen binnen de
maatschappij.
3. Onzekerheid vermijden: de mate waarin men rituelen en instituten binnen de
maatschappij gebruikt om angst voor onzekerheid te voorkomen.
4. Masculiniteit: de mate waarin de traditionele rolverdeling tussen mannen en
vrouwen wordt beklemtoond.
Sociaal-culturele factoren vormen bij veel onderzoeken de tegenpool van de biologische
factoren. Dit is voornamelijk het geval bij het onderzoek over het erfelijkheidmilieudebat (nature-nurture-debat), waar getracht wordt te achterhalen hoeveel van
de verschillen tussen mensen bepaald worden door aangeboren, genetische
karakteristieken en hoeveel bepaald wordt door de ervaringen die het individu opgedaan
heeft in de omgeving waarin het opgegroeid is (Brysbaert, 2006).
Onderzoeksmethoden psychologie
Voor er aan een onderzoek wordt begonnen, moet het duidelijk zijn wat men precies gaat
onderzoeken. De beste onderzoeksvraag kan men formuleren als men een theorie heeft,
een idee of model dat men kan toetsen. Een onderzoeksvraag komt meestal voort uit
vroeger onderzoek en al bestaande theorieën. Daarom zal een onderzoeker eerst altijd
een literatuurstudie uitvoeren om te kijken wat al bekend is over het betreffende
Facebook.com/SlimStuderen
5
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
onderwerp. Er bestaan verschillende onderzoekstechnieken die men kan gebruiken,
afhankelijk van de vraag die beantwoord moet worden. De drie belangrijkste vormen van
onderzoek zijn: beschrijvend onderzoek, correlationeel onderzoek en experimenteel
onderzoek. Experimenteel onderzoek is over het algemeen de beste onderzoeksmethode,
omdat het probleem van storende variabelen tot een minimum beperkt kan worden en de
getrokken conclusies betrouwbaarder zijn. De meest eenvoudige vorm is beschrijvend
onderzoek.
Beschrijvend onderzoek
Bij beschrijvend onderzoek probeert men in de eerste plaats correcte informatie te
verzamelen over een onderwerp. Een eerste vorm van beschrijvend onderzoek is
naturalistische observatie. Hierbij wordt een poging gedaan om gedrag op een
systematische manier te onderzoeken in een natuurlijke setting (Brysbaert, 2006). Een
nadeel van deze observatie is dat mensen en dieren de neiging hebben om zich anders te
gedragen wanneer ze weten dat ze geobserveerd worden. Wanneer de aanwezigheid van
een onderzoeker invloed heeft op het geobserveerde gedrag, spreken we van reactieve
gedragingen, omdat deze gedragingen gedeeltelijk een reactie zijn op de observator.
Naturalistische observatie is vaak nuttig als eerste stap in het onderzoek en kan
aanwijzingen bieden voor later. In studies bij mensen worden de gegevens van
naturalistische observatie gewoonlijk aangevuld met vragenlijsten, interviews,
opiniepeilingen, psychologische tests en archiefdata.
• Vragenlijsten: een reeks van vragen die de ondervraagden in hun eigen tempo
beantwoorden, gewoonlijk zonder dat de onderzoeker aanwezig is.
• Interviews: het verzamelen van informatie over gedrag en attitudes van mensen
door mondelinge vragen en het registreren van de antwoorden. Er wordt
onderscheidt gemaakt tussen twee soorten interviews:
1. Gestructureerd interview: een lijst vaste vragen in een vaste volgorde.
2. Ongestructureerd interview: vragen liggen hierbij niet van tevoren
vast, maar er wordt ingehaakt op wat de ondervraagde zegt.
De resultaten van interviews kunnen vertekend worden door sociale
wenselijkheid: de neiging om op een manier te reageren die wordt gezien als
sociaal geaccepteerd.
• Opiniepeilingen: hiermee wordt de mening van de bevolking in kaart gebracht, dit
helpt bij het trekken van conclusies over een populatie. Hiervoor is wel een
zuivere steekproef nodig.
• Psychologische tests: deze worden gebruikt om menselijke vaardigheden en
eigenschappen te meten. Dit kan in de vorm van een gestandaardiseerde test,
een test die aan zorgvuldig vooronderzoek is onderworpen en waarbij de
onderzoeker ervan uit kan gaan dat de test betrouwbaar is (Brysbaert, 2006).
• Archiefdata: gegevens die al aanwezig zijn in een bestand en daarmee niet
opnieuw verzameld hoeven te worden.
• Gevalsstudies: intensief, gedetailleerd onderzoek over één persoon of één
gebeurtenis in de hoop daaruit algemene conclusies te kunnen trekken.
Correlatie-onderzoek
onderzoekers zullen met de verzamelde gegevens uit beschrijvend onderzoek op zoek
gaan naar verbanden tussen de variabelen die gemeten zijn. Variabelen zijn
veranderlijke en meetbare kenmerken, die je in een getal kunt uitdrukken. De mate
waarin twee variabelen met elkaar samenhangen, wordt correlatie genoemd. Om deze
correlatie te beschrijven, maken onderzoekers gebruik van de correlatiecoëfficiënt,
een getal tussen de -1 en 1 dat de mate en de richting van het verband uitdrukt. Een
positieve correlatie treedt op wanneer twee variabelen in dezelfde richting variëren en
loopt van 0.01 tot 1. Een negatieve correlatie is een correlatie die verkregen wordt
wanneer de ene variabele toeneemt als de andere afneemt en andersom. Een negatieve
correlatie varieert tussen de -0.01 en -1.
Facebook.com/SlimStuderen
6
Overzicht studiestof Functieleer 2016-2017
Experimenteel onderzoek
Bij correlationeel onderzoek observeert de onderzoeker de relaties tussen variabelen
zoals die van nature voorkomen. Bij experimenteel onderzoek grijpen onderzoekers
actief in, zij manipuleren een (of meerdere) variabele(n) en kijken of deze effect heeft op
een andere variabele. Een andere vorm van experimenteel onderzoek is het
veldexperiment. Hierbij proberen onderzoekers controle te krijgen over een natuurlijke
situatie en daarna bepaalde factoren te variëren om te zien hoe deze het gedrag
beïnvloeden.
Experimenteel onderzoek verloopt volgens een aantal stappen:
• Het formuleren van de hypothese, een voorspelling op basis van een theorie die
in een proef getoetst wordt.
• De hypothese toetsbaar maken. Om te begrijpen hoe dat precies gebeurt, moeten
er drie belangrijke termen worden geïntroduceerd: de onafhankelijke variabele, de
afhankelijke variabele en de controlevariabelen. De onafhankelijke variabele is
de variabele die de onderzoeker manipuleert tijdens een experiment om het effect
ervan op gedrag te achterhalen. De afhankelijke variabele is de variabele die
de onderzoeker meet als deel van het experiment. Hetgeen wat hij meet is
afhankelijk van de onafhankelijke variabelen. De controlevariabelen zijn de
aspecten van een experiment die de onderzoeker constant wil houden.
Bij een experiment is het echter niet genoeg om de onafhankelijke en de
afhankelijke variabelen vast te leggen, ze moeten ook nog worden
geoperationaliseerd. Bij het operationaliseren van variabelen zet de
onderzoeker de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen om in concrete
en meetbare handelingen. Bijvoorbeeld: ‘wat verstaan we onder geweld?’.
• Data verzamelen en analyseren, hierbij worden proefpersonen getest, de data
wordt vervolgens verzameld en statistisch geanalyseerd.
• De hypothese evalueren. Nadat de gegevens verzameld en statistisch geëvalueerd
zijn, moeten de onderzoekers hun bevindingen in verband brengen met hun
aanvankelijk gestelde hypothese.
Elke studie kan op een aantal punten ter discussie gesteld worden. In het bijzonder
zullen onderzoekers oog hebben voor de validiteit, meet het wat het moet meten?
Validiteit kan onderverdeeld worden in interne en externe validiteit. Interne validiteit:
wordt een verschil in de ene variabele inderdaad veroorzaakt door verschil tussen
onafhankelijke variabelen? Externe validiteit: kunnen de resultaten gegeneraliseerd
worden naar de populatie?
Ethiek
Regels bij het gebruik van proefpersonen bij onderzoek:
• De proefpersonen mogen geen psychische of lichamelijke schade ondervinden van
hun deelname.
• De proefpersonen moeten hun toestemming geven voor medewerking aan het
onderzoek. Informed consent: voordat proefpersonen toestemmen, moeten ze
informatie krijgen over wat de proef in algemene termen zal inhouden.
• Proefpersonen hebben het recht om de proef op elk moment te stoppen.
• De gegevens van een proef zullen anoniem opgeslagen en gerapporteerd worden.
• Debriefing: na de proef wordt de proefpersoon bij voorkeur ingelicht over het
doel van de proef en wat men hoopt ervan te leren.
• Wanneer een proefpersoon de indruk krijgt dat de proefleider de lijn overschrijdt,
kan deze persoon terecht bij een commissie die in elke instelling waar onderzoek
plaatsvindt, bestaat.
Facebook.com/SlimStuderen
7
Download