6. LEREN PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 1 HOOFDSTUK 6: LEREN. INHOUDSTAFEL 6.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 3 6.2 Niet-cognitieve leertheorieën ........................................................................................................................... 3 6.2.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 3 6.2.2 Klassieke conditionering............................................................................................................................. 4 6.2.3 Operante conditionering ............................................................................................................................ 8 6.2.4 Kritieken op het behaviorisme ................................................................................................................. 12 6.2.5 Implicaties voor in de klas ........................................................................................................................ 13 6.3 Cognitieve leertheorieën................................................................................................................................. 17 6.3.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 17 6.3.2 Inzichtelijk leren ....................................................................................................................................... 17 6.3.3 “Typisch” .................................................................................................................................................. 18 6.3.4 Leren door observatie .............................................................................................................................. 18 6.4 Conclusie ......................................................................................................................................................... 20 Lastige woorden .................................................................................................................................................... 20 Bibliografie ............................................................................................................................................................ 21 Verder lezen .......................................................................................................................................................... 21 PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 2 6.1 INLEIDING In dit hoofdstuk bespreken we hoe we leren. We doelen daarbij niet enkel op het schoolse leren, maar het leren van gedragingen in het algemeen. Wat kan ik bijvoorbeeld doen als toekomstige leerkracht, om ongewenst gedrag van leerlingen te veranderen? Hoe komt het dat die ene leerling blijft doorpraten ondanks verschillende opmerkingen? Uiteraard stellen we ons daarbij niet ten doel, van onze leerlingen passieve, afgerichte kennisvreters te maken. Het is belangrijker dat de geziene theorie over leren kadert in onze globale en eigen- gemaakte visie op onderwijs. Veelvuldig, nutteloos straffen is dan ook eerder een geval van onmacht dan van macht. Het komt er immers op aan dat we ten allen tijde geloven in de capaciteiten van de student. Straffen en belonen zijn dus slechts een middel in de begeleiding van leerlingen en alles behalve een doel op zich. In dit hoofdstuk wordt eerst het begrip leren omschreven. Vervolgens komen verschillende leertheorieën aan bod, die we indelen in twee grote groepen. Enerzijds heb je de niet-cognitieve leertheorieën waaronder de klassieke- en operante conditionering. De tweede groep vatten we samen als – guess what? – cognitieve leertheorieën. Voorbeelden van die groep zijn het inzichtelijk - en het observationeel leren. 6.2 NIET-COGNITIEVE LEERTHEORIEËN 6.2.1 INLEIDING De behavioristen hebben een eigen visie op de ontwikkeling van de mens. De mens wordt als een onbeschreven blad (tabula rasa) geboren, hulpeloos en tot niets in staat. Alles wat de mens in zijn leven doet, moet hem geleerd worden. Om dit alles te kunnen leren is de mens aangewezen op zijn omgeving. Volgens het behaviorisme wordt wat we kunnen en wie we zijn ons ingegeven door onze omgeving. Eén van de grondleggers van het behaviorisme, Skinner, werkt zijn 1 ideeën zelfs uit in de vorm van een roman “Walden Two” . In dit boek heeft hij het over een utopische maatschappij waarin iedereen vreedzaam naast elkaar leeft (Valcke, p77). Door het creëren van een optimale (leer) omgeving kan volgens Skinner gedrag van mensen bijgestuurd of aangepast worden. Het behaviorisme stelt ook dat alleen observeerbaar gedrag bestudeerd kan worden. Er is dus slechts sprake van ‘leren’ als er ook een observeerbare gedragsverandering optreedt. De behavioristen bekijken daarvoor de ‘reactie’ die de persoon geeft op bepaalde prikkels (‘stimuli’) die hij vanuit de omgeving krijgt. Innerlijke processen (gevoelens, gedachten, beelden, …) worden daarbij niet ontkend, maar worden beschouwd als een “black box”, een zwarte doos waar niets over te zeggen valt. Volgens Skinner zijn ze onvoldoende wetenschappelijk te bestuderen. De behavioristen maken onderscheid tussen 2 manieren van leren: leren door klassieke conditionering en leren door operante conditionering. 1 Lees het boek Walden Two via Google Books PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 3 Sommigen onder jullie kennen misschien de roman “A brave New World” van A. Huxley (1932) of de film “The Matrix” van de broertjes Wachowski (1999). Het is een leuke denkoefening om na het lezen van dit thema te discussiëren over deze vormen van manipulatie. 6.2.2 KLASSIEKE CONDITIONERING Bij klassieke conditionering leert het organisme reflexmatig te reageren op een stimulus die van nature geen reactie veroorzaakt. De basis van klassieke conditionering is een herhaaldelijke gelijktijdige aanbieding van een neutrale (later voorwaardelijke) en een onvoorwaardelijke prikkel (prikkel waar het organisme wel ‘automatisch’ op reageert). De persoon ondergaat deze conditionering en is bijgevolg passief. De stimulus is het belangrijkste en deze gaat aan de reactie vooraf. Men leert geen nieuw gedrag, men leert enkel op nieuwe prikkels te reageren. De knie van Twitmeyer (1873-1943) Twitmeyer voerde aan de universiteit van Pennyslvania een aantal proeven uit in verband met reflexologie. Hij onderzocht de bekende kniepeesreflex. We stellen deze proef voor aan de hand van een eenvoudig schema. Stimulus Organisme Respons (tik van de hamer) (Knie) (Reactie van de kniepees) Om te vermijden dat de proefpersonen te sterk verrast zouden zijn door de tik van de hamer, liet Twitmeyer voor de tik eerst een belletje rinkelen. Maar er ging iets verkeerd met de proef. Na een aantal opeenvolgende proeven, rinkelde eerst weer het belletje, maar Twitmeyer vergat te tikken met de hamer. Toch wipte het onderbeen omhoog. (Valcke, p70). Stimulus Organisme Respons (tik van de hamer) (Knie) (Reactie van de kniepees) Stimulus (belletje) (tik van de hamer) De nieuwe stimulus (belletje) had dus de oorspronkelijke stimulus vervangen. Dit combineren en vervangen van stimuli wordt de klassieke conditionering genoemd. Twitmeyer stelde zijn werk voor aan de American Psychological Association, maar kreeg weinig bijval. Pas in 1974 werd zijn werk gepubliceerd op initiatief van de “Journal of Experimental Psychology”. (Valcke, p70). PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 4 De hond van Pavlov Ivan Pavlov (1849-1936) werd wel opgemerkt. Hij werd zelfs de vader van de ‘klassieke conditionering’ en Twitmeyer werd vergeten (Valcke, p71). Pavlov deed onderzoek naar de spijsvertering van honden. Wanneer honden voedsel ruiken of proeven, gaan ze automatisch speeksel aanmaken. Pavlov merkte echter dat de honden die hij bestudeerde niet alleen speeksel aanmaakten wanneer ze voedsel kregen, maar dat ze dat ook reeds deden als ze de voetstappen van de voeders hoorden. Dit was bizar, omdat het aanmaken van speeksel wel een aangeboren reactie is, maar niet op het horen van voetstappen. Pavlov besloot dit eigenaardige fenomeen te gaan onderzoeken. Hij gebruikte in deze onderzoeken geen voeders die kwamen aanlopen maar een bel. Zoals altijd maakten de honden speeksel aan wanneer ze voedsel kregen. Dit is een aangeboren of ongeconditioneerde reactie terwijl het voedsel een ongeconditioneerde prikkel of stimulus is. Wanneer de hond voor het eerst de bel hoort, reageert hij daar niet op. De bel is een neutrale prikkel voor de hond. Later laat Pavlov, telkens vooraleer hij het voedsel brengt, de bel rinkelen. Na verloop van tijd, merkt hij dat de hond ook speeksel aanmaakt wanneer de bel rinkelt, zonder dat daar voedsel op volgt. We kunnen zeggen dat het speeksel aanmaken als reactie op het horen van de bel aangeleerd is, of met andere 2 woorden, een geconditioneerde reactie is geworden. De bel , die in het begin geen reactie ontlokte, is nu een geconditioneerde prikkel of stimulus geworden. 2 Leuk weetje, veel mensen spreken over een bel, terwijl Pavlov het fenomeen oorspronkelijk had onderzocht met de metronoom van diens pianospelende vrouw. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 5 “Wat stond er op het bordje van Pavlov’s laboratorium? Kloppen alstublieft. NIET BELLEN.” Watson en Little Albert Watson (1878-1958) voerde het zogenaamde ‘little Albert’ experiment uit: Men liet Kleine Albert (11 maanden oud) een witte rat zien. Dit is voor een klein kind een neutrale prikkel. Nadat de witte rat passeerde liet men een hevig lawaai horen. Kleine Albert schrok van dit lawaai en begon te huilen. Wat bleek, na een aantal maal ditzelfde scenario te hebben herhaald, begon Kleine Albert al te huilen bij het zien van de rat… Vul onderstaand schema aan op van het voorbeeld van Kleine Albert. Gebruik hiervoor de juiste begrippen: Ongeconditioneerde stimulus Ongeconditioneerde …. (?) Hevig lawaai …(?) ………….. stimulus Ongeconditioneerde respons Witte rat Schrikreactie ………….. stimulus Geconditioneerde respons Witte rat Schrikreactie PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 6 The Supernanny: slaapkamer en rust Bekijk het volgende filmpje op YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=_45gaprSqSQ&feature=related Veel ouders hebben problemen hun kroost rustig te slapen te leggen. Maar vaak zijn de kinderen nog té actief als ze naar de slaapkamer worden gestuurd. Klassieke conditionering kan helpen om via een vast slaapritueel de slaapkamer of het slapen gaan te verbinden met rust en kalmte. Het verder aanleren van juist gedrag kan gebeuren via belonen, straffen en negeren. Dit past in het volgende deel over het aanleren van nieuw gedrag via operante conditionering. Klassieke conditionering in het dagelijkse leven Op een website vonden enkele voorbeelden. Kan je zelf de juiste begrippen toepassen? Maak een schema. Klassieke conditionering werkt bij reclame. Veel reclames voor sterke drank hebben aantrekkelijke jonge dames in bikini in de hoofdrol. Klassieke conditionering werkt ook bij mensen. In de Amerikaanse K-Mart-supermarkten gaat er een blauw licht branden als er een aanbieding is. Ga naar zo'n supermarkt en kijk wat er gebeurt als de blauwe lamp aan gaat. Kostenbewuste winkelbezoekers komen uit alle hoeken en gaten naar het tafeltje omdat ze een mooi koopje associëren met het blauwe licht. En onderzoek toont aan dat mensen meer geneigd zijn het product in dat blauwe licht te kopen, ook al is het product niet echt een koopje. Een docent vertelde het volgende verhaal over zichzelf. Het eerste wat de meeste docenten doen als ze een bel horen afgaan is naar de gang gaan om toezicht te houden. Nietwaar? Wel, deze docent was daar zo aan gewend geraakt dat als hij thuis was en de deurbel ging, naar de hal ging om 'toezicht' te houden op zijn gezin. Voor hem was het zo'n sterke gewoonte geworden dat hij het juiste gedrag (naar de gang gaan om toezicht te houden) zelfs op een andere plaats vertoonde. (bron: http://www.leren.nl) Zoek zelf voorbeelden van klassieke conditionering uit je eigen omgeving, werkervaring of klassituatie. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 7 Extra factoren Uitdoving Eerder geconditioneerde responsen zullen vervagen en tenslotte verdwijnen wanneer de geconditioneerde stimulus niet meer samen aangeboden wordt met de geconditioneerde stimulus. Toen Pavlov een aantal malen het belsignaal liet horen en het eten volgde nooit, produceerde de hond geen speeksel meer bij het horen van de bel. Stimulusgeneralisatie Eens een geconditioneerde respons gevestigd is, zullen ook gelijkaardige stimuli diezelfde respons uitlokken. Uiteraard is de sterkte waarin de respons wordt uitgelokt afhankelijk van de mate waarin de nieuwe stimulus gelijkt op de geconditioneerde stimulus. ‘Kleine Albert’ reageerde nadien ook verschrikt op een wit konijn en zelfs op iemand met een witte baard. 6.2.3 OPERANTE CONDITIONERING Operant gedrag is gedrag dat spontaan gesteld wordt, zonder dat dit wordt uitgelokt. Dit gedrag heeft een bepaald gevolg, het beïnvloedt de omgeving. Het gedrag wordt beloond of bestraft (bekrachtigd) en daardoor zal dit gedrag meer of minder gaan optreden in de toekomst. Operante conditionering is een hogere vorm van leergedrag dan de klassieke conditionering omdat het naast reflexmatige reacties ook willekeurige reacties gaat bestuderen. De duif van Skinner Burrhus Frederic Skinner (1904-1990) ontwikkelde de Skinner box, een kooi of hok waarin een proefdier automatisch met voedsel wordt beloond, wanneer het bepaald gedrag vertoont. Hij kwam tot de conclusie dat alle gedrag is aangeleerd. Wanneer een duif in de Skinner box geplaatst werd, was er enkel een knop en een voederbakje in deze box aanwezig. De duif, die honger heeft, gaat overal rondpikken. Zodra de duif op de knop pikt, valt er een maïskorrel in het bakje. Op die manier leert de duif op het knopje te pikken, en niet op andere plaatsen, wanneer ze honger heeft. De duif heeft met andere woorden iets geleerd door actief de omgeving te verkennen en door onmiddellijk de gevolgen van haar gedrag te ervaren. In het volgende puntje bespreken we hoe we nieuw gedrag kunnen aanleren aan de hand van zes operante leerwetten. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 8 De operante leerwetten Nieuw gedrag is in grote mate afhankelijk van de gevolgen die we hebben ervaren door het stellen van gedrag. Een leerling die een nieuwe leerkracht ‘uittest’ door voortdurend te praten tijdens de les zal dit gedrag steeds vaker stellen als hij hierover niet wordt aangesproken. Een moeder die helpt op een schoolfeest en daarvoor leuke complimentjes krijgt van het schoolteam zal sneller geneigd zijn ook volgend jaar een handje toe te steken. Zo heeft gedrag dat beloond wordt meer kans om in de toekomst opnieuw voor te komen. Gedrag dat wordt genegeerd of bestraft zal dan weer minder gesteld worden. Mooie toepassingen van operante conditionering vinden we onder andere bij gedragstherapeutische interventies, maar ook bij programma’s als de Supernanny. Bekijk dit filmpje op Youtube (Supernanny – Discipline Technique) http://www.youtube.com/watch?v=4XN887SvNB0&feature=related Wat merk je in deze video? Waar wordt er gestraft, genegeerd, beloond ? Wordt de straf onmiddellijk gegeven? Herken je principes uit de klassieke conditionering? De behavioristen stellen 6 operante principes voor om gedrag aan of af te leren. We kunnen deze wetten indelen naar gelang de gevolgen op het gedrag. Het gedrag kan namelijk toenemen of afnemen in functie van de gekozen leerwet. We bespreken nu de vier belangrijkste principes. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 9 Toedienen Het gedrag neemt toe Het gedrag neemt af Positieve Positieve straf Bekrachtiging Negatieve Negatieve straf Wegnemen Bekrachtiging (Vermijden) (Negeren) Positieve bekrachtiging Bij positieve bekrachtiging wordt een gedrag beloond. Daardoor zal de kans dat dit gedrag zich opnieuw stelt in de toekomst stijgen. Lien schreeuwt bijvoorbeeld in een supermarkt om snoep. Moeder kan het gebrul niet meer aanhoren en geeft uiteindelijk toe. Lien heeft geleerd dat schreeuwen een uitstekende strategie is om een zakje snoep te bemachtigen. Bij het volgende bezoek aan de supermarkt herhaalt zich het scenario. Elien stoort voortdurend de les met flauwe grappen, tot groot plezier van de andere leerlingen. Het krijgen van tijdelijk aanzien en bewondering van haar medestudenten kan een positieve bekrachtiging zijn, die zonder tussenkomst van de leerkracht, opnieuw aanleiding kan geven tot het stellen van meer storend gedrag. Meneer Frans De Goede geeft een groepsopdracht die de studenten tegen het einde van de les dienen af te werken. De leerlingen werken goed samen en leveren een mooie taak af. Mr de Goede prijst het werk van de studenten en beloont hen ook met een hoge score. Een positieve bekrachtiging houdt niet enkel het geven van concrete beloningen in zoals geld, cadeau’s of punten. Ook aandacht, lof, of schouderklopjes zijn toegepaste vormen van positieve bekrachtiging. In feite zijn deze sociale bekrachtigers veel belangrijker dan materiële beloningen ! PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 10 Negatieve bekrachtiging Net als bij positieve bekrachtiging zal negatieve bekrachtiging ervoor zorgen dat toekomstig gedrag vaker gesteld zal worden. Bij negatieve bekrachtiging gaan we echter iets onaangenaams wegnemen. Joris volgt niet graag les omdat hij dat verschrikkelijk saai vindt. Hij stelt vaak storend gedrag in de klas. De leerkracht zet Joris dan uit de klas. Joris wrijft zich in de handen: “Super, nu ben ik van die vreselijke les verlost en kan ik ongezien sms’en sturen naar mijn vrienden”. Het weggestuurd worden werkt voor Joris belonend, want er wordt iets onaangenaams weggenomen. Ook vermijdingsgedrag kunnen we zien als een verder gezette vorm van negatieve bekrachtiging. Zo rijdt Jan Nitro uit Oostende niet door het rode licht omdat hij een boete wil vermijden. De zestienjarige Caroline vertelt thuis niet dat ze niet geslaagd is op haar toets wiskunde, uit vrees om geslagen te worden. Merk op dat er grote individuele verschillen bestaan. Wat een straf is voor de één kan een beloning zijn voor de ander. Kan je zelf een voorbeeld verzinnen waarbij dit verschil duidelijk wordt? Positieve straf De grote klassieker uit het traditionele onderwijs. Bij een positieve straf wordt er iets onaangenaams toegediend. Inge maakt Meneer De Wit uit voor “slappe meelbal” omdat ze een onvoldoende heeft gekregen op haar toets Aardrijkskunde. De Wit reageert onmiddellijk door Inge vijf bladzijden strafwerk te geven. Let op: bij het geven van een straf wordt zelden duidelijk welk gedrag er wél wordt verwacht van de leerling. Denk na over je eigen schoolcarrière. Voor welke leerkrachten had je respect en ontzag? Heeft tucht en orde in de klas volgens jou te maken met de hoeveelheid straf? Negatieve straf Piet Pijnboom heeft na een fikse ruzie met zijn buurman de punt van zijn passer haarfijn in diens duim geplant. Gedurende de hele maand september krijgt Piet van de leerkracht geen midagspeeltijd meer. (De cirkel is rond). Een negatieve straf zal dus iets aangenaams wegnemen waardoor het gedrag in de toekomst zal afnemen. Ook bij negeren blijft een positief gevolg op het gedrag uit. Meneer Vlierbergen kan er voor kiezen niet meer te reageren op een leerling die angstvallig met de vingers knipt om een vraag te beantwoorden. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 11 Hoe onthouden? Onthoudt dat bekrachtiging, of deze nu positief of negatief is, steeds zorgt voor een toename van het gedrag. De termen positief of negatief verwijzen enkel naar het toedienen (bv een beloning) of het wegnemen (bv iets onaangenaams wegnemen). “Nu hoef je de afwas niet te doen”, “Omdat jullie goed gewerkt hebben krijgen jullie geen toets”. Straf zorgt steeds voor een afname van het gedrag. De termen positief of negatief verwijzen daarbij ook naar het toedienen (van een straf) of het wegnemen (van iets aangenaams). Contingentie: een belangrijke voorwaarde … Het is belangrijk dat bekrachtiging of straf volgt als en alleen als een specifieke respons optreedt. De bekrachtiging of straf dient dus met andere woorden “contingent” te zijn. Dit wil zeggen dat het gedrag en het gevolg dat er aan gegeven wordt in tijd en ruimte voldoende dicht bij elkaar dienen te liggen. Waarom denk je dat dit contingentieprincipe zo belangrijk is? Kan je dit toepassen op de vaak trage werking van het Belgische gerecht? 6.2.4 KRITIEKEN OP HET BEHAVIORISME Het behaviorisme levert ons krachtige en eenvoudige theorieën om meer inzicht te krijgen in het menselijk gedrag. Desalniettemin levert dit gedachtegoed ook veel stof voor discussie. Eerst en vooral kunnen we ons afvragen in hoeverre een mens te herleiden is tot ketens van stimuli en responsen. Het behaviorisme wil het enkel hebben over observeerbaar gedrag, dit houdt een onderschatting in van de menselijke complexiteit. Hoe zit het met mentale processen, gevoelens, verlangens voorbij onze black box? En leren mensen ook niet door observatie van anderen zonder enige vorm van bekrachtiging? Straffen en belonen betekent ook onrechtstreeks dat er één persoon – de leerkracht – controle en macht heeft over het sturen van leerlingen. Hij bepaalt wat juist en wat fout is. Bekrachtiging lijkt in veel gevallen ook niet te werken. Bekrachtigers zijn namelijk persoonlijk en kunnen ook evolueren. Bovendien kan het geven van een materiële beloning voor iets dat de leerling zélf erg leuk vindt aanleiding geven tot een tegenovergestelde reactie. Hij verliest zijn intrinsieke motivatie. We komen hier later nog op terug in het hoofdstuk over motivatie. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 12 6.2.5 IMPLICATIES VOOR IN DE KLAS Straf Het geven van straf om de orde in de klas te handhaven is een absolute noodrem die bij leerlingen ook zo wordt ervaren. Een leerkracht die veel straft heeft dus tuchtproblemen! Kies je in een extreme situatie toch voor straf dan die je er voor op te letten dat ze niet voortkomt uit drift, gekwetste ijdelheid of opwindig. Probeer professioneel te blijven. Denk eraan dat elke handeling van de leerkracht er op gericht dient te zijn verandering en verbetering uit te lokken bij de leerling. Sommige voorstanders(?) van straf stellen wel belangrijke voorwaarden aan het geven van straf: Straf staat in overéénstemming met de menselijke waardigheid Straf staat in verhouding tot de verkeerde daad Straf mag niet van lange duur zijn Straf mag niet vernederend zijn Straf moet doelgericht zijn Straf moet direct op de daad van de jongere volgen (Welk principe herken je hier?) Enzovoort Het nadeel van straf is echter dat de leerling enkel iets afleert. Hij leert met andere woorden niet welk gedrag hij wél zou moeten stellen. Behavioristische onderzoeken hebben bovendien aangetoond dat het gedrag slechts onderdrukt wordt na directe opvolging van de straf. Deze onderdrukking is echter in de meeste gevallen van tijdelijke aard ! Sterker nog : het onderdrukte gedrag neemt toe nà deze tijdelijke onderdrukking. Straf moet dus intens zijn, en steeds intenser om hetzelfde effect te behouden. Ongewenste gedragingen kunnen ook optreden om straf te vermijden bijvoorbeeld liegen. Gedragsvormen van leerkrachten & Reacties van scholieren Zeer autoritair Autoritair Sociaal geïntegreerd Leerlingen voelen zich ‘geërgerd’ 86% 9% 5% Leerlingen willen het “opnieuw doen” 46% 36% 18% Leerlingen voelen zich “begrepen” 1% 6% 93% Leerlingen willen vrijwillig “ophouden” 3% 19% 78% PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 13 Kinderen beleven het als de “meest juiste” gedragsvorm 23% 46% 31% Tausch en Tausch onderzochten 521 knelsituaties uit 51 lesuren primair en secundair onderwijs van 44 leerkrachten uit Duitsland. Hier kan je hun resultaten vinden: 1,5 % van de knelsituaties leiden tot laisser-faire gedrag. 1,5 % van de knelsituaties leiden tot sociaal geïntegreerd gedrag. 80 % van de knelsituaties leiden tot autoritair gedrag. 17 % van de knelsituaties leiden tot zeer autoritair gedrag. Ze merkten in dit onderzoek grote verschillen tussen de manier van lesgeven en hun eerder vermelde “opvatting over lesgeven”. Het meest gerealiseerde gedrag (autoritair gedrag 97%!) wordt door diezelfde leerkrachten in 70% van de situaties verworpen! Terwjil het minst gerealiseerde gedrag (het sociaal geïntegreerde gedrag) door 75% van de leerkrachten als juist wordt beoordeeld ! Vreemd, niet? Het stellen van autoritair gedrag zorgt ervoor dat je van de leerlingen een gering verantwoordelijkheidsbesef verwacht, zonder de leerkracht wordt dit een enorme chaos. Leerlingen worden geacht ook volgzaam en passief te zijn. De kritische zin neemt af, want men neemt immers gewoon de menign van de leerkracht over. De leerlingen gaan vaker de klasorde verstoren. Niets is hinderlijker steeds naar die perfecte leerkracht te luisteren dus laten we maar proberen hem van het voetstuk te halen. De school staat buiten de leerlingen. Studenten zijn niet bij het leerproces betrokken. De behavioristen stellen daarom dat het veel beter is over te gaan tot een positieve bekrachtiging van de gewenste gedragingen dan tot een bestraffing van de tegengestelde, niet gewenste gedragingen. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 14 Uit Klasse (1997). PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 15 Uit Klasse (1997). PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 16 6.3 C OGNITIEVE LEERTHEORIEËN 6.3.1 INLEIDING Cognitieve leertheorieën gaan een stap verder dan de niet-cognitieve leertheorieën (waaronder het behaviorisme). De black box wordt opengebroken. Naast het observeerbare gedrag, worden nu ook het mentale gedrag, de inzichten, gevoelens, gedachten, mentale processen van een mens bestudeerd. De mens heeft een actief bewustzijn en doet aan informatieverwerking, waarbij de menselijke geest een actief werkend systeem is waarin voortdurend wordt gecategoriseerd, vergeleken en gezocht. 6.3.2 INZICHTELIJK LEREN Wolfgang Köhler (1887-1967) wou aantonen dat dieren intelligent kunnen handelen. Hij wou het dier blootstellen aan een probleemsituatie waarvoor intelligent gedrag vereist was. Köhler gebruikte de chimpansee Sultan voor zijn proeven. Sultan bevond zich in een kooi. Buiten de kooi lag voedsel. In zijn kooi beschikte Sultan over een stok die te kort was om aan het voedsel te kunnen dat buiten de kooi lag. Aan de andere kant van de tralies, buiten de kooi, lag een langere stok. Sultan trachtte eerst om met de korte stok aan het voedsel te geraken. ‘Gefrustreerd’ gaf hij het op om daarna plots de korte stok te nemen en daarmee de lange stok naar zich toe te trekken. Waarop hij met deze stok het voedsel naar zich toe trok. Bij andere proeven moest hij dozen op elkaar stapelen om een tros bananen te kunnen grijpen. Het plots vinden van de oplossing wijst er volgens Köhler op dat er hier sprake was van inzichtvol leren en geen leren door ‘gissen en missen’ (wat wel het geval was bij de duif van Skinner). Op het moment dat inzicht ontstaat, worden gegevens als samenhangend en bruikbaar gezien. Kenmerkend voor inzichtelijk leren is ook de mogelijkheid tot transfer, een inzicht dat verworven is kan ook in gelijkaardige probleemsituaties gebruikt worden. PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 17 6.3.3 “TYPISCH” Uit de lessen didactiek herinner je je waarschijnlijk begrippen zoals declaratieve, procedurele en metacognitieve kennis. Maar ook het maken van (bord)schema’s, het gebruik van visuele voorstellingen van leerstof, het aanleggen van mindmaps etc zijn allen cognitivistisch geïnspireerd. Ze versterken allen bestaande geheugenschema’s of bereiden deze uit op basis van voorkennis. Zelf associeer ik het cognitivisme wel eens met het klassieke onderwijs, dat er op gericht is hoofdzakelijk (declaratieve) kennis op een effeciënte manier 3 over te hevelen bij de leerlingen . Mindmap van Jonas Raats (SLO, 2007). 6.3.4 LEREN DOOR OBSERVATIE Eerder toonden we aan hoe we leren uit de gevolgen van ons eigen gedrag. Toch moeten we niet noodzakelijk alles zelf te ervaren om te leren. We kunnen ook leren door het gedrag van anderen en de gevolgen van dit gedrag- te observeren. We noemen dit leren door observatie, “modelleren” of ook “sociaal leren”. Experiment van Bandura Nemen wij zomaar elk gedrag over? Albert Bandura verrichtte in 1965 baanbrekend onderzoek naar de voorwaarden waaronder wij gedrag van anderen nabootsen. Zijn zogenaamde Bobo doll- experiment ging als volgt: Aan een groep kleuters werd een filmpje getoond waarin een levensgrote plastic pop op een zeer agressieve wijze door een volwassene werd afgetuigd. De kinderen konden zien hoe die de pop in de neus knijpt, erop slaat met een hamer en er allerlei dingen naar gooit, terwijl hij haar allerlei scheldwoorden naar het hoofd slingert. 3 Uiteraard houdt het cognitivisme meer in dan deze persoonlijke associatie ! PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 18 Er werd een verschillende slotscène voorzien. Eén groep kinderen (A) kon zien hoe het model door een andere om zijn gedrag geprezen werd: hij werd tot kampioen uitgeroepen en kreeg snoep en drankjes. Een tweede groep (B) was er getuige van hoe het model berispt werd: hij kreeg een tik en werd een slechterik genoemd, en terwijl hij huilend wegliep, kreeg hij te horen dat hem een pak slaag te wachten stond als dit nog eens zou gebeuren. Een derde groep (C) kreeg geen vervolg te zien. Na de filmvoorstelling kreeg ieder kind de kans om in een aparte observatiekamer te spelen met allerlei speelgoedjes, waaronder ook een kopie van de pop uit de film. Zoals verwacht, vertoonden de kinderen uit de A-groep de meeste agressie. De kinderen uit de B-groep uitten het minst agressie. De kinderen uit de C-groep gingen ook agressief tekeer. Het model in dit experiment hoefde geen persoon in levende lijve te zijn. Een film volstond dus. Het zien van een model dat bekrachtigd of gestraft wordt, heeft met andere woorden soortgelijke effecten als wanneer men zelf bekrachtigd of gestraft wordt. (Bandura, 1965) (Brysbaert, M. 1996). Toegepast op OhMyGods.be Op de website van http://www.ohmygods.be kan je voor jezelf nagaan welke (dominante?) stijl jij gebruikt om te leren. In dit geval zal iemand met een reflectieve leerstijl de nadruk leggen op observatie. Leren lukt voor die persoon beter als “iemand het voordoet en daar uitleg bij geeft” of “als ik goede voorbeelden zie etc …” PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 19 Klik op deze link: http://www.youtube.com/watch?v=An0mFZ3enhM en probeer eens een T-shirt te vouwen in 2 seconden! YouTube maakt trouwens deel uit van het “nieuwe web” of Web 2.0, waarbij een grote groep gebruikers interactief kunnen bijdragen aan de inhoud, vorming van een website. Indien goed gebruikt, kunnen deze toepassingen een onuitputtelijke bron zijn van online “tutorial” en demonstratievideo’s. 6.4 CONCLUSIE In dit hoofdstuk zijn we dieper ingegaan op de verschillende manieren waarop mensen leren. Twee grote groepen theorieën zijn daarbij de revue gepasseerd: de niet- cognitieve en de cognitieve leertheorieën. Onder de niet- cognitieve theorieën hebben we de klassieke- en operante conditionering besproken. De leerprincipes die daaruit voortvloeien worden dagdagelijks in de klaspraktijk gebruikt, denk maar aan belonen en straffen. Onthoud dat veelvuldig straffen een noodrem is, die kan wijzen op tuchtproblemen. Professioneel blijven is de boodschap. Straffen vanuit een “gekwetst ego” staat voor leerlingen gelijk met onredelijkheid en machtsmisbruik. Je vraagt met andere woorden om nog méér problemen. Bovendien zeggen straffen enkel wat je niét mag doen, niet wat je wél mag doen. Onder de cognitieve theorieën hebben we het inzichtelijk leren en het observationeel leren besproken. Beiden vormen een uitbereiding op de niet-cognitieve theorieën. Mensen zijn immers niet enkel stimulus- respons machines, maar leren vaak door het gebruik van hun creatieve en observationele vermogens. We besluiten dat het maken van afspraken met je studenten onontbeerlijk is. Dit schept een vertrouwd kader waar naar eerlijk kan verwezen worden. LASTIGE WOORDEN Cognitief Conditionering Contingentie Discrimineren Evolueren Generaliseren Interventie Metacognitief Reflectie Transfer Utopisch Visie PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 20 BIBLIOGRAFIE Bandura, A. (1965). Influence of a model’s reinforcement contingencies on the acquisition of imitative responses. Journal of Personality and Social Psychology, 1, 589-595. Bergsma, A. Petersen, K., (2000). Psychologie, Ruim 4000 termen van A tot Z, Het Spectrum. Brysbaert, A. (1996). Psychologie, een inleiding. Academia Press, Gent. Craeynest, P.(2002). Focus op gedrag, Inleiding in de algemene psychologie of functieleer, Acco. De Baerdemaeker I. (2007). Cursus Bijzondere psychologie. Gent. Tausch, A. (1960). Experimentelle Untersuchungen über die Wirkung verschiedener Erziehungshaltungen im Erlebnis von Kindern. Zeitschr. F. Exper. U. angew. Psychologie, VII, 472-492. Valcke, M. (2005). Onderwijskunde als Ontwerpwetenschap. Academia Press. Van Parreren C.F (1976). Leren op school, Wolters-Noordhoff, Groningen. VERDER LEZEN http://nl.wikipedia.org/wiki/Behaviorisme http://www.klasse.be/dossier/straffen PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 6: Leren (versie 2011 – augustus) 21