Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Naam: Opgave 1. De Kei is producent van bakstenen. Met haar productiecapaciteit van 100 miljoen bakstenen per jaar verzorgt zij een fractie van het totale aanbod van bakstenen. De productiekosten van bakstenen bij De Kei zijn opgebouwd uit: – constante kosten: € 15.000.000 per jaar – variabele kosten: € 0,20 per baksteen. De marktprijs van bakstenen is € 0,60 per baksteen. De geproduceerde hoeveelheid is steeds gelijk aan de verkochte hoeveelheid bakstenen. a. Teken in figuur 1 voor De Kei de totale opbrengstenlijn van bakstenen; geef deze lijn aan met TO. b. Teken in dezelfde figuur voor De Kei de totale kostenlijn; geef deze lijn aan met TK. c. Bepaal grafisch beneden welke productiegrootte er verlies wordt geleden. d. Bij welke productiegrootte is de totale winst maximaal? Verklaar het antwoord. Door verschillende technische aanpassingen is De Kei in staat een unieke baksteen, met dezelfde eigenschappen als een gewone baksteen maar met een veel hogere isolatiewaarde, te produceren. Na doorvoering van bedoelde technische aanpassingen gelden de volgende gegevens ten aanzien van de kosten en opbrengsten: – de totale constante kosten zijn € 18.000.000 per jaar – de variabele kosten zijn € 0,20 per baksteen – de vraagvergelijking naar de nieuwe baksteen is: qv = –50p + 110 Hierin is: qv de gevraagde hoeveelheid bakstenen in miljoen stuks p de prijs per baksteen in euro’s. In figuur 2 is de grafiek van de totale opbrengst getekend op basis van de vraagvergelijking naar de nieuwe baksteen. e. Toon aan, door twee willekeurig te kiezen punten op de TO-lijn na te rekenen, dat de in figuur 2 getekende TO-lijn correct is afgeleid uit de vraagvergelijking. f. Teken in figuur 2 de grafiek van de nieuwe kostenvergelijking. Geef deze lijn aan met TK. g. Bepaal met behulp van de figuur bij welke productie de winst maximaal is. Verklaar het antwoord. 317516450 1/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Opgave 2. a. b. c. d. e. f. De figuur geeft de grafieken van de kosten en opbrengsten van een monopolist weer. Bij welke productiegrootte en verkoop heeft deze producent te maken met een break-evenpunt? A en G B en E C en D D en E E en F F en G Opgave 3. Prijszetting houdt in dat de aanbieder binnen zekere grenzen zélf bepaalt tegen welke prijs zijn product wordt verkocht. II Een kartel opereert feitelijk als een monopolie. I a. b. c. d. Welke bewering is juist? Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist. Opgave 4. Onder het marktaandeel verstaan we de totale omzet op een markt gedeeld door de omzet van een bedrijf. II Collectieve reclame is de gezamenlijke reclame van alle bedrijven in een regio. I a. b. c. d. Welke bewering is juist? Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist. a. b. c. d. Opgave 5. Van prijsdiscriminatie is sprake wanneer een aanbieder voor hetzelfde product aan verschillende vragers een verschillende prijs vraagt. voor hetzelfde product aan verschillende vragers eenzelfde prijs vraagt. voor verschillende producten aan verschillende vragers een verschillende prijs vraagt. voor verschillende producten aan verschillende vragers een zelfde prijs vraagt. Opgave 6. De prijs-afzetvergelijking van een monopolist die naar maximale winst streeft is p = –15q + 900 De vergelijking van de totale kosten is TK = 150q + 1000 (p in euro’s per stuk; q in miljoen stuks.) Bepaal de maximaal bereikbare winst van deze monopolist. 317516450 2/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Opgave 7. Een onderneming biedt haar product aan op een markt van volledige mededinging. De prijsvorming kan worden beschreven met het volgende model: qv = – p + 500 qa = 2p – 250 qv = q a Betekenis van de symbolen: qv: gevraagde hoeveelheid (in 100.000 stuks) qa: aangeboden hoeveelheid (in 100.000 stuks) p: prijs (in euro’s) Het is bekend dat deze onderneming € 200 aan variabele kosten heeft en dat de constante kosten € 600 per dag zijn. Per dag kan dit bedrijf maximaal 15 eenheden product maken. Bereken de maximaal te behalen winst. Opgave 8. Een koperproducent koopt zijn grondstof, koper, in op een markt die wordt gekenmerkt door de marktvorm volkomen concurrentie. Op zijn verkoopmarkt is de koperproducent monopolist. Zijn prijs-afzetvergelijking luidt: p = –12,5q + 1560. In deze vergelijking is p de prijs van koper en q de verkochte (= geproduceerde) hoeveelheid koper. De vergelijking van de totale kosten van de monopolist heeft de gedaante: TK = 60q + 750. a. Bepaal bij welke hoeveelheid en bij welke prijs de monopolist maximale totale winst behaalt De inkoopprijs van koper stijgt met X geldeenheden. De vergelijking van de totale kosten van de monopolist wordt daardoor TK = (60 + X)q + 750. b. Bereken met welk bedrag de verkoopprijs van koper zal stijgen, door de gestegen inkoopprijs van de grondstof. Opgave 9. Een monopolist heeft de volgende gegevens over het kosten- en opbrengstenverloop van zijn bedrijf. De totale kosten zijn: TK = 120q + 6000. De gemiddelde opbrengsten: GO = –0,2q + 300 (q is de hoeveelheid in stuks; GO is in euro’s per stuk.) a. Leid de vergelijking van de totale opbrengsten af. b. Leid de vergelijking van de totale winst af. Deze monopolist streeft naar maximale totale winst. c. Bereken welke hoeveelheid zal worden aangeboden. d. Bereken tegen welke prijs de monopolist zijn product zal aanbieden. e. Bereken de totale winst. 317516450 3/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Opgave 10. In grote steden worden de problemen in verband met het forensenverkeer (tot vijftien km) steeds groter. Er zijn te weinig parkeerplaatsen voor de auto’s, bussen en trams van het openbaar vervoer zitten overvol en stoppen te ver van de arbeidsplek, ochtend- en avondspits zorgen voor tijdverlies en ergernis, enzovoort. De onlangs in productie genomen ligfiets van Jos en Bram Moons lijkt een goede oplossing voor de problemen van het korte forensenverkeer. De fiets is uniek vanwege een speciaal inklapbaar regenscherm. Met de fiets kan men gemakkelijk vijftien kg bagage vervoeren. – – – – a. b. c. d. e. f. Productie en kosten In de werkplaats kunnen maximaal 2.500 ligfietsen per jaar worden geproduceerd. De kosten per fiets bestaan uit: materiaalkosten € 300 arbeidskosten 7 uur à € 60 per uur diverse kosten € 80 de constante kosten bedragen € 1.100.000 per jaar. Marketing en verkoop In opdracht van de gebroeders Moons is een marktonderzoek gehouden. Hieruit blijkt dat de vraag naar deze ligfietsen gedeeltelijk afhankelijk is van de prijs. De uit dit onderzoek afgeleide vraagvergelijking luidt: qv = –3p + 6.000, waarbij qv de gevraagde hoeveelheid ligfietsen in stuks weergeeft en p de euro’s in euro’s. Van welke marktvorm is hier sprake? Motiveer het antwoord. Geef een economische verklaring voor het dalende verloop van de gemiddelde opbrengstlijn van deze fiets. Teken de grafiek van de gemiddelde opbrengst. Bereken de variabele kosten per geproduceerde ligfiets. Teken de marginale opbrengstlijn. Teken de marginale kostenlijn. Jos en Bram Moons streven bij het bepalen van de prijs, productie en afzet van de ligfietsen aan maximale totale winst. g. Bepaal grafisch de prijs die ze voor de ligfietsen zullen vragen. h. Bereken de winst c.q. het verlies in deze situatie. (Indien op vraag g geen bevredigend antwoord is gevonden, ga dan uit van een prijs van € 1.600.) Opgave 11. De veilingen voor umts-frequenties die in verschillende landen van de Europese Unie in 2000 zijn georganiseerd hebben telefoonmaatschappijen vele miljarden euro’s gekost. Daardoor werd de vrees uitgesproken dat het gebruik van dergelijke frequenties ‘onbetaalbaar’ zou worden. Leg uit dat deze vrees op een misverstand berust, wanneer we uitgaan van aanbieders die naar maximale winst streven en er sprake is van voldoende concurrentie. Opgave 12. Vergelijk de individuele aanbieder bij de marktvorm volkomen concurrentie met de monopolist. Leg het verschil in marktgedrag tussen beide aanbieders uit. Opgave 13. I Prijsdiscriminatie is een middel om de omzet te verhogen. II Prijsdiscriminatie kan een ondernemer alleen toepassen, als hij te maken heeft met gescheiden deelmarkten. Welke bewering is juist? a. Alleen bewering I is juist. b. Alleen bewering II is juist. c. Beide beweringen zijn juist. 317516450 4/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 d. Beide beweringen zijn onjuist. Opgave 14. Als een ondernemer prijsdiscriminatie toepast, zal hij de hoogste prijs vragen op de deelmarkt met de laagste prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. II Een ondernemer die prijsdiscriminatie toepast berekent verschillende prijzen voor goederen die verschillen in kwaliteit. I a. b. c. d. Welke bewering is juist? Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist. Opgave 15. I Prijszetting is uitsluitend mogelijk op perfect werkende markten. II Door prijszetting kan een monopolist de gevraagde hoeveelheid aanpassen aan de aangeboden hoeveelheid. a. b. c. d. Welke bewering is juist? Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist. Opgave 16. I Aanbieders die hun eigen marktpositie kunnen beïnvloeden komen voor bij de marktvorm monopolie. II Een aanbieder die zijn eigen marktpositie kan beïnvloeden is prijszetter. a. b. c. d. Welke bewering is juist? Alleen bewering I is juist. Alleen bewering II is juist. Beide beweringen zijn juist. Beide beweringen zijn onjuist. Opgave 17. 1 Een monopolist heeft de volgende vergelijking van de totale kosten: TK = –q2 + 10q + 50. De 2 3 vergelijking van de gemiddelde opbrengst schat hij als volgt: GO = – –q + 60. 4 In deze vergelijkingen is q de geproduceerde en afgezette hoeveelheid in stuks. De monopolist streeft naar maximale winst. Bepaal voor deze monopolist: a. de prijs waartegen hij zijn product aanbiedt; b. de grootte van de winst; c. de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij de berekende prijs. 317516450 5/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Opgave 18. 1 Een monopolist heeft de volgende vergelijking van de totale kosten: TK = – q2 + 10q + 50. De 2 3 vergelijking van de gemiddelde opbrengst schat hij als volgt: GO = – – q + 60. 4 In deze vergelijkingen is q de geproduceerde en afgezette hoeveelheid in stuks. De monopolist heeft maximale winst bij een prijs van 45. Beredeneer waarom een prijsdaling tot een grotere totale opbrengst leidt en desondanks een geringere winst. Opgave 19. Een fabrikant van bijouterieën verkoopt sets bestaande uit drie verschillende exemplaren. De vaste kosten per jaar zijn € 40.000. Elke set inclusief verpakking kost hem aan variabele kosten € 10. Hij heeft twee afzetmarkten, namelijk één via detaillisten en één via postorderbedrijven. Op deze afzetmarkten heeft hij in totaal 3.800 sets verkocht tegen de prijs van € 24. Figuur 1 In figuur 1 is de totale vraag naar bijouterieënsets weergegeven. a. Verklaar waarom de gemiddelde variabele kosten van deze fabrikant gelijk zijn aan zijn marginale kosten. De vraagvergelijking voor de detaillisten is qv = 0,1p + 5, hier is: qv de gevraagde hoeveelheid bijouterieënsets in duizend stuks; p de prijs in euro’s. b. Bereken de afzet van de detaillisten bij een prijs van € 24. c. Bepaal de afzet van postorderbedrijven bij een prijs van € 24. Op de totale markt was de winst op de bijouterieënsets voor de fabrikant totaal € 13.200. De fabrikant denkt in de toekomst de totale winst te kunnen vergroten door op de twee afzetmarkten verschillende verkoopprijzen te vragen. De kosten- en vraagvergelijkingen veranderen niet. d. Teken in figuur 2: 1. de lineaire vraaglijn van de postorderbedrijven; 2. de lijn van de marginale opbrengsten van de postorderbedrijven; geef deze lijn aan met MO; 3. de lijn van de marginale kosten van de postorderbedrijven; geef deze lijn aan met MK. 4. de lijn van de marginale kosten van de detaillisten; geef deze lijn aan met MK. 317516450 6/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 Figuur 2 e. Maak duidelijk, door MK met MO te vergelijken, dat bij een grotere afzet dan 2.000 sets via de detaillisten op die afzetmarkt de totale winst afneemt. De fabrikant blijft streven naar maximale winst. f. Bij welke combinatie van prijs en hoeveelheid is de winst maximaal op de detaillistenmarkt? g. Bij welke combinatie van prijs en hoeveelheid is de winst maximaal bij de postorderbedrijven? h. Bereken de verwachte totale maximale winst op de bijouterieënsets voor de fabrikant. Opgave 20. Een gemeente exploiteert zelf een centraal-antenne-inrichting (cai) omdat volgens haar het uitbesteden aan een particulier bedrijf niet in het belang is van haar inwoners. Via aansluiting op het kabelnet van de cai kunnen de inwoners vijftien televisiezenders ontvangen. De gemeente gaat uit van de volgende kosten- en opbrengstenprognose: – de totale constante kosten bedragen € 24.000 per maand; – de gemiddelde variabele kosten onderhoud, storingsdienst, vervanging en BUMA-rechten) bedragen € 6 per aansluiting per maand, en worden constant verondersteld; – de grafiek van de gemiddelde opbrengstvergelijking is in de volgende figuur weergegeven. 317516450 7/8 Economie (deelvak) Oefening / SE1 vwo 5 a. Van welke marktvorm is hier sprake? Motiveer het antwoord. b. Maak duidelijk dat de gemiddelde opbrengstlijn de vraaglijn is van de consumenten van kabelaansluitingen. c. Vul in de volgende tabel de bedragen in voor de gemiddelde constante kosten (GCK), de gemiddelde variabele kosten (GVK), de gemiddelde totale kosten (GTK) en de marginale kosten (MK) in guldens per aansluiting per maand. c. –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Aantal GCK GVK GTK MK aansluitingen –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 1.000 ..... ..... ..... ..... 2.000 ..... ..... ..... ..... 3.000 ..... ..... ..... ..... 4.000 ..... ..... ..... ..... 5.000 ..... ..... ..... ..... 6.000 ..... ..... ..... ..... –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– d. Teken in de figuur de grafieken van de gemiddelde totale kosten en de marginale kosten. Bij de tariefbepaling gaat de gemeente uit van de doelstelling: levering tegen zo laag mogelijke gemiddelde totale kosten, waarbij noch winst noch verlies wordt gemaakt. e. Welke prijs per aansluiting per maand zal de gemeente vaststellen? Motiveer het antwoord. f. Hoeveel aansluitingen zullen er bij deze prijs totstandkomen? g. h. i. j. Stel dat de gemeente had besloten om de exploitatie van de cai uit te besteden aan een particulier bedrijf. Neem hierbij aan dat dit particuliere bedrijf, dat naar maximale totale winst streeft, uitgaat van dezelfde kosten- en opbrengstenprognose. Hoeveel aansluitingen zouden er totstandkomen als dit particuliere bedrijf de cai zou exploiteren? Motiveer het antwoord. Bepaal grafisch welk tarief het particuliere bedrijf per maand zou vaststellen. Bereken het totale resultaat per maand voor dit particuliere bedrijf. Is het uitgangspunt van de gemeente om zelf de cai te exploiteren, in plaats van dit uit te besteden aan een particulier bedrijf, in het belang van de inwoners van deze gemeente? Geef twee argumenten voor het antwoord. 317516450 8/8