- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting Godsdienst H3
-
De tweede wereldgodsdienst van Aziatische bodem is het boeddhisme, dit geloof
kent wel een stichter namelijk Siddharta Gautama (het hindoeïsme kent geen
stichter). Later kreeg hij de naam Boeddha (ontwaakte of verlichte), hij is in 560 v.c
geboren, zijn vader was Sjoeddhodana (heerser over kleine gebied in India).
Siddharta’s volgelingen noemen zich boeddhisten. Boeddha’s moeder koningin Maya,
werd op een speciale manier zwanger en haar zoon zou heilig zijn. Toen ze zou
bevallen ging ze naar het loembinipark, boeddha werd geboren en deed 7 passen in
alle windrichtingen. Maya overlijd 7 dagen na zijn geboorte en zijn vader geeft hem
zijn naam.
-
Boeddha was hindoe door geboorte en opvoeding, hij is opgegroeid met het geloof in
Samara (de kringloop van wedergeboorten).
-
Siddharta wordt een een paleis opgevoed door zijn vader, hij mocht niet buiten
komen. Later zou hij troonopvolger worden. Siddharta wilde naar buiten en tegen
het vebod van zijn vader in ging hij met een rijtuig naar buiten, hem vielen 4 dingen
op:
1. Ontmoeting met een oude man die hem verteld dat hij niet voor eeuwig jong zou
blijven.
2. Hij komt in contact met een zieke waardoor hij realiseert dat er ook lichamelijk
lijden bestaat.
3. Hij ziet een rouwstoet die een dode voor de verbranding naar de rivier brengt.
4. Hij raakt in gesprek met ene bedelmonnik, een sadhoe die in armoede leeft en
lichamelijk niet goed is, maar hij is gelukkig. Hij zegt als je erin slaagt de begeerten
van het lichaam voorbijgaand te zien, geen kwaad meer te denken of doen, maar
goed te doen aan alle levende wezens, dan ben je op weg naar ene volmaakte
verlossing. Hij besluit ook bedelmonnik te worden en zijn prinselijk bestaan te
verlaten.
-
De vraag die Siddharta ertoe heeft gebracht bedelmonnik te worden is: Hoe komt
een mens tot verlossing uit de eeuwige kringloop van geboorten? zijn antwoord
hierop is een van het hindoeïsme afwijkende leer.
-
Boeddha geloofde niet in alles van het hindoeïsme bijvoorbeeld:
1. Hij geloofde niet dat rituelen die priesters uitvoeren een bijdrage kon leveren aan
zijn verlossing uit de Samara.
2. Hij geloofde niet dat de ziel van goddelijk oorsprong zou zijn.
3. Hij geloofde niet dat de ziel zal reïncarneren maar, dat de goede of slechte daden
van een mens nu, tot gevolg hebben dat er mensen in goede of slechte
omstandigheden worden geboren.
4. hij geloofde niet dat er een goddelijke schepper van de wereld bestond omdat er
nog zoveel kwaad en leed bestaat.
5. hij geloofd dat de goden die andere geloven vereren voorstellingen zijn.
-
Voor boeddhisten bestaat er een bovenaardse macht die alles beheerst namelijk de
wet van de karma, dit betekend dat alles wat er bestaat en nu gebeurd is veroorzaakt
door de daden of gebeurtenissen die voorafgingen.
-
Volgens Boeddha is reïncarnatie een eeuwige kringloop van oorzaak en gevolg. Elke
gebeurtenis heeft weer een andere gebeurtenis tot gevolg, dit wordt gang gehouden
door 2 krachten: begeerte (verlangen van mensen naar aardse bezittingen) en
onwetendheid (gebrek aan inzicht in de juiste weg die leidt naar verlossing uit de
kringloop van wedergeboorten).
-
De kern van de boeddhistische verlossingsleer bestaat uit een juist inzicht in de
situatie waarin je verlost wil worden en de juiste weg waarlangs je die verlossing kunt
bereiken. Deze twee elementen worden samengevat in de 4 waarheden van
Boeddha’s leer:
1. de eerste waarheid: Al het leven is lijden.
Met leed bedoeld Boeddha een gehechtheid aan deze wereld en aan het leven,
waardoor we bang zijn iemand of iets te verliezen, en waardoor we hopen dat
het mooier en beter wordt. Zo zal de verlossing niet bereikt worden.
2. de tweede waarheid: Het lijden ontstaat door verlangen.
Lijden en verlangen horen bij elkaar zoals de kanten van een medaille, het eerste
wordt altijd veroorzaakt door het tweede. Bijvoorbeeld Je wilt veel bezitten,
maar je bezit lijkt steeds minder waard te worden.
3. de derde waarheid: het opgeven van verlangens stopt het lijden.
Doordat je verlangens je leven beheersen, moet je telkens teleurstellingen
verwerken, als je niet verlangt heb je ook gene teleurstellingen.
4. de vierde waarheid: het achtvoudige pad maakt vrij van verlangens.
Het volledig afstand doen van verlangens, vervolgd door het vrij zijn van lijden.
De leerweg hiernaar bestaat uit 8 fasen:
Bewustwording: 1. Het juiste inzicht. 2 het juiste besluit.
Leefwijze: 3. Het juiste spreken. 4. Het juiste handelen. 5. Het juiste
levensonderhoud.
Levensinstelling: 6. De juiste inspanning. 7. De juiste aandacht. 8. De juiste
concentraties.
-
Als iemand de vier waarheden waarmaakt, zal hij geen negatieve daden meer doen
die ene negatief karma als gevolg hebben. Dat betekent dat hij de kringloop van
oorzaak en gevolg doorbroken heeft. Deze totale verlossing wordt ook wel Nirwana
(uitgezwaaid zijn of uitgedoofd zijn) genoemd. Nirwana is het niet meer bestaan van
een persoon wanneer hij dood is, nirwana kan ook een volmaakte geestelijke rust zijn
die iemand heeft bereikt in zijn leven.
-
Boeddha wilde zijn inzicht in de weg naar de verlossing aan zoveel mogelijk mensen
bekendmaken. Hij ging langs allerlei stede, hij hield zijn eerste toespraak in de stad
Benares, hij kreeg hier ook zijn volgelingen. De boeddhistische leer (dharma) begon
zich vanuit hier over heel India te verspreiden. De leer (dharma) wordt vaak
vergeleken met een rad dat altijd draait, het is ooit in beweging gezet en sindsdien
rolt het allemaal door. Het wiel met 8 spaken is het symbool geworden voor de 8
paden die naar de verlossing en nirwana leidt.
-
De boeddhistische monniken groeide snel, het viel in de smaak omdat iedereen gelijk
was, vooral veel arme mensen werden zo’n monnik. Boeddha wilde wel duidelijk
laten weten dat hij geen god was die vereerd moest worden maar, het voorbeeld van
iemand die de weg naar de verlossing wilt volgen.
-
Siddharta stierf (80 jaar) aan de oevers van een rivier bij Koesjinara, zijn lichaam werd
gecremeerd door vertrouwelijke leerlingen. Zij hebben zijn as in 8 verschillende
stoepa’s (kegelvormige grafheuvels) verdeeld en bewaard  kenmerk zuidoost-Azië.
-
Er kwamen tussen 300 en 200 v.c.j steeds meer mensen te weten wat het
boeddhisme was, ze kregen veel aanhangers doordat Siddharta’s volgelingen overal
verkondigden wat zij hadden geleerd van Boeddha. Door keizer Asjoka kende heel
India het boeddhisme, de meerderheid bleef wel in de hindoeïstische godsdienst
hangen.
-
Er zijn 2 groepen Boeddistische monniken:
1. Hinayana: Als iemand monnik wilde worden, moest hij een gelofte afleggen
namelijk: Tot de Boeddha neem ik de toevlucht tot de dharma, neem ik mijn
toevlucht tot de sangha (monnikenorde), neem ik mijn toevlucht. Dit betekende
dat je het voorbeeld van Boeddha wilde volgen, vele monniken vonden dit te
moeilijk, deze vorm van het boeddhisme kreeg dan ook niet veel aanhangers. Het
bleef meer een monnikenreligie (Hinayana), de monniken zelf noemen het
Theravana.
2. Mahayana: vanaf 100 v.c.j Deze stroming in het boeddhisme kreeg veel meer
aanduiding. Het gaat om de verlossing van heel de mensheid, de monniken van
de mahayana vinden dat de monniken van de hinayana te veel met de verlossing
van zichzelf bezig zijn.
-
De verschillen tussen de mahayana monniken en de hinayana monniken:
1.
2.
3.
Geen idee?
4.
5.
Download