Preek zondag 10 Gemeente van Jezus Christus, gasten, Laten we eerst eens kijken hoe het ook al weer zit met de catechismus, wat de indeling is en waar we ons dus nu bevinden. Want de catechismus kent, en dat weten jullie ongetwijfeld, een bepaalde logica. Een logische opbouw. [dia 1] De catechismus heeft drie grote hoofdstukken. Deel I gaat over onze ellende (zondag 2-4); over het kwaad dat zich in Gods goede schepping genesteld heeft. Het kwaad zit in ons DNA, zeg maar. Het tweede hoofdstuk gaat onze verlossing (zondag 5-31); over God die zich niet neerlegt bij de gevolgen van het kwaad. En deel III over onze dankbaarheid (zondag 32-52). Zondag 10 hoort dus thuis in het tweede hoofdstuk dat gaat over onze verlossing. De vraag naar verlossing is een kernvraag in elke religie. Het veronderstelt dat je verlost moet worden. De ervaring dus, dat dit leven niet perfect is. Verlossing: hoe wordt ik gered, hoe kom ik thuis. Hoe wordt ik ‘behouden’…? Hoe kan ik mij ontworstelen aan het netwerk van kwaad, van onvolmaaktheid en de gevolgen daarvan (ziekte, noem maar op) waarin de wereld gevangen zit? En ik met de wereld. Kan het? En, zo ja, hoe? We komen dan meteen ook een belangrijk verband op het spoor tussen deel I en deel II van de catechismus. [dia 2] Tussen onze ellende en onze verlossing. Juist omdat een christen gelooft dat het kwaad zo diep zit geloven we ook dat de oplossing van geweldig hoog komt. Moet komen ook. Van niemand minder dan van God de Vader, de Schepper. De Almachtige. Daarover gaan zondag 9 en 10. Niet het toeval regeert, maar God. Dat is een kernbelijdenis. God, die tegelijk Schepper en Vader is. v/a 27. Gelukkig maar, want alleen Hij kan ons DNA veranderen. Mensen verlossen. Hij heeft de wereld goed gemaakt. En Hij wil dat het weer goed wordt. Dat is de basis van een gezond, christelijk geloof. De overtuiging dat het kwaad diep zit, maar van oorsprong niet thuishoort in Gods wereld. [dia 3 – leeg scherm] Het kwaad is dus geen noodlot. Want niet het toeval, maar God regeert. Als gelovige mensen gaan praten over verlossing – deel II – dan zetten die dus in bij God. Zo begint onze belijdenis. Hij is ‘God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.’ Bij God beginnen. Daar zit een hele diepe overtuiging achter. Zou dat niet de eerste, en belangrijkste les zijn van zondag 10? Dat, als je gaat praten over een oplossing, over verlossing, dat je dan moet je beginnen bij God? Juist als het gaat over Gods voorzienigheid – dan gaat het over wat merk je van God, hoe zit het met zijn almachtige, tegenwoordige kracht, hoe zorgt Hij voor jou, voor mij, voor zijn schepping, dan moet je daar beginnen. Bij God. En dat is best moeilijk! Wanneer je tegen mensen begint over God dan is vaak een van de eerste vragen die je hoort: hoe zit het dan met … Begin bij God. Dat is de eerste les. Daar zijn veel voorbeelden bij te noemen vanuit de Bijbel. Bijv. Job. Met wie het pas weer goed ging toen hij bij God begon. Zou dat niet een van de hoofdzaken zijn niet alleen van de catechismus, maar ook van de Bijbel? Juist omdat wij altijd geneigd zijn om te denken vanuit onze beperkte ervaring. En dan het één niet kunnen rijmen met het ander. En dat God ons een lesje geeft: [dia 4] denk niet vanuit jezelf maar vanuit God. Hij is de Schepper. Hij beheerst alles. Hij regeert. Wie is God? Hij is, volgens zondag 9 tegelijk Schepper en Vader. Schepper, dat betekent: Hij kan alles. Dat zegt alles al, eigenlijk. Het verandert de manier waarop je naar de wereld kijkt. Ik zie veel dingen die niet kloppen. Maar ik ben God niet. Voor God is niets onmogelijk. Hij is de schepper. Alles wat je ziet, heeft zijn merk. Made in heaven. Dat maakt niet dat al je problemen verdwijnen als rook maar het maakt wel dat overgave meer voor de hand ligt dan opstand. Hij is schepper, ik ben schepsel. Dat is een belangrijk verschil. Hij is schepper èn Vader. Hij kan voor mij zorgen. En Hij wil het ook. Maar wel op zijn manier. Ok? Dat is dus meteen de belangrijkste les is van het eerste deel van zondag 10. Hoe zit het dan met …? Wacht even. Begin te denken bij God. Bij de almachtige en tegenwoordige kracht van God. Denk niet vanuit het toeval, maar vanuit zijn Vaderhand. [dia 5 – leeg scherm] Even tussen twee haakjes. Het is goed om je te realiseren dat iedereen denkt, praat en voelt vanuit een bepaald beginpunt. Ook mensen die jou als christen vragen hoe het bestaan van God te rijmen valt met rampen, ziekte en oorlog. Stel de vraag maar eens terug. Laat mensen zelf ook maar eens nadenken over hun eigen kijk daarop. Hun eigen overtuiging, perspectief, beginpunt. Grote kans dat, als mensen bereid zijn daarover na te denken je zoiets hoort als: goed en kwaad horen nu een keer bij elkaar. Ying en yang. Nu, als dat zo is, dan hoef je met het bestaan van rampen op zich geen probleem te hebben. Die zijn er dan nu eenmaal. Het feit dat mensen het kwaad als een probleem ervaren, zou eigenlijk geen verschil / verwijdering moeten opleveren tussen christenen en niet-christenen. Het kan juist ook verbinden. Ja, er is kwaad. Dat is de verbinding. Maar dan verder. Een christen neemt het kwaad pas echt serieus. Die gelooft dat het kwaad het diep zit. Dat de duivel die zijn macht niet alleen uitoefent van buitenaf – ik denk aan vliegtuigongelukken, bosbranden, kanker en over oorlog. Alsof het kwaad zich alleen buiten mijzelf afspeelt. Dan is het makkelijk vragen. Als ik goed zou zijn, kon ik God misschien ter verantwoording roepen. Maar een christen geloof dat de duivel ook van binnenuit zijn werk doet. Dat hij of zij zelf in de ban van dat kwaad zit. Laat maar zien dat je als christen niet alleen ter verantwoording roept, maar doet ook aan zelfkritiek. En een christen gelooft dat het kwaad er niet ‘nu een keer’ bij hoort. Maar dat het goed begon. En dat God mensen van het kwaad verlossen wil. Getuig daar maar van. Begin bij God. Echt, anders loop je vast. Denk vanuit zijn vaderhand. Maar dan. Vraag en antwoord 28 dalen af naar de praktijk. Gelukkig. Waarom is het voor ons belangrijk te weten dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid in stand houdt? Waarom? Wat heb je daaraan in een wereld die jou steeds het gevoel geeft, dat het anders is? Want eerlijk, God regeert, maar wat merk je daar als gelovige van, en wat merken anderen daarvan? Je zou de vraag ook zo kunnen stellen, en dan wordt-ie wat scherper: wat voor gevolgen heeft deze belijdenis (dat God regeert), want dat is het, voor de praktijk van je leven? Hoe kunnen mensen nu aan jou zien, want zo werkt God vaak, dat dat waar is. Hoe kunnen andere mensen aan jou zien, dat God regeert? Laten we daar eens bij stil staan. Antwoord 28 noemt drie kernwoorden: geduld, dankbaarheid en vertrouwen. Hoe moet je nu leven. Die drie woorden: geduld, dankbaarheid en vertrouwen. Misschien kunnen we dit concreet maken door duidelijk te maken wat het in ieder geval niet betekent. Het betekent, en nu komt Matt. 6 in beeld, dat je niet bezorgd moet zijn. Jezus wil niet, dat zijn volgelingen door zorgen in beslag genomen wordt. Hij wil niet dat je leeft voor Mammon. Mammon, dat is in verschillende Engelse vertalingen, money. Jezus zegt: Het is óf God óf de overvloed. Een slaaf kan geen twee meesters dienen. Toegewijd zijn. Dat betekent: je moet het één gebruiken, en de ander dienen. Je kunt ze niet allebei dienen. Als je de Mammon dient, gebruik je God. Mammon, Jezus maakt dat heel concreet: eten, drinken en kleding. Jezus maakt dus een verschil tussen gelovigen en ongelovigen. In vers 25 zegt Hij: ‘Daarom zeg ik jullie, maak je geen zorgen over jezelf.’ Leef niet zoals de heidenen leven. Dei jagen andere dingen na: overvloed. Blijkbaar maakt het, voor de vraag hoe je in het leven staat, verschil of je gelooft in Gods voorzienigheid of niet. Ook al maken gelovigen en ongelovigen dezelfde dingen mee. Een recessie discrimineert niet op basis van geloof. Kanker ook niet. Maar toch is er verschil. Gelovige mensen mogen zich niet in beslag laten nemen door de zorg om eten, drinken en kleren. Want zij weten, zegt Jezus, dat het leven méér is dan voedsel en het lichaam méér dan kleding. Het zijn dingen die je hebt gekregen van God, de schepper. En dingen die je hebt gekregen die moet je gebruiken, niet dienen. Het gaat om de vraag: waar leef je voor, waar wordt je door in beslag genomen? Wie ben je toegewijd. God, of wat je van Hem krijgt? Jezus zegt tegen zijn volgelingen dat ze moeten letten op de vogels, en de bloemen. Vogels zijn niet bezorgd. Die worden niet in beslag genomen door de zorg voor hun eten, of drinken. Let op: dat betekent niet dat zij daar hun best niet voor doen! Als je wel eens een vogel in de weer gezien hebt in de lente, dan snap je wat ik bedoel. Het gaat er dus niet om dat je je geen zorgen mag maken. Het punt is dat je niet in beslag genomen wordt door zorgen om wat je zelf nodig hebt. En ja, daar hoort ook bij: je gezondheid. En je baan. En dat is natuurlijk moeilijk. Want, en dat is natuurlijk het verschil, ik ben geen vogel. Ik kan nadenken. En toch kunnen jij en ik een les leren van de vogels. Jezus zegt: ‘Vogels zaaien niet en oogsten niet en vullen geen schuren.’ De les die daarin zit voor ons is deze: je mag, op een gelovige manier, bij de dag leven. laat je niet in beslag nemen door zorgen voor de dag van morgen. Natuurlijk mag je best plannen, In Spreuken staat ook dat een luiaard niet zal eten. maar wees dan ook eerlijk: als je erdoor beheerst wordt, verscheur je planning dan. Hoe kan je zo leven? Het kan omdat Jezus ons God – in vers 32 – leert kennen als: ‘hemelse Vader’. Daarin zit het geheim van Mat. 6. Mensen die van God niet willen weten, dat zijn de heidenen in vers 32, móeten wel voor zichzelf zorgen. Want ze kennen God niet als Hemelse Vader. Daarom zit er ook iets goddeloos in bezorgd zijn. Jezus zegt: ‘door zorgen te maken kan je je levensduur niet verlengen.’ Dat is niet alleen een waarheid als je koe (waar je achter komt als je ziek wordt). Het is ook een oproep: Wees niet bezorgd. Want achter veel bezorgdheid zit de overtuiging dat niet God maar jij macht hebt over de toekomst. Dan begin je niet bij God maar bij jezelf. Er zit dus een waarschuwing in dit mooie bijbelgedeelte uit Mattheüs 6. Die zit ook verstopt in vers 30. Heel scherp, kijk maar: [dia 6] God zorgt voor het gras [dia 7] God zorgt (nog veel meer) voor zijn kinderen [dia 8] Gras is bestemd voor de oven [dia 9] Kleingelovigen zijn bestemd voor de oven. Let op dat Jezus het niet heeft over ongelovigen, maar over kleingelovigen. Dat zijn mensen die God wel kennen, maar niet alleen op hem vertrouwen. Wees niet bezorgd. Dat is een bemoediging, maar ook een waarschuwing. Geen zorgen dus voor de dag van morgen. Kijk trouwens ook in Spreuken 27 vers 1. Daar staat: ‘Juich niet over de dag van morgen, je weet niet wat hij brengen zal.’ Het werkt dus ook omgekeerd. Laat je niet in beslag nemen door de zorg óf je mooie plannen voor morgen. Leef, op een gelovige manier bij de dag. Zoals de vogels. Als God vandaag zorgt, dan kan Hij dat ook morgen doen. Daarom is bezorgd zijn onchristelijk. [dia 10 – leeg scherm] Van wie ben je een slaaf, dat is de vraag. Van de zorg om jezelf? Of van God, die vandaag én morgen voor je zorgt? Wees dus niet bezorgd. Maar wees in tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar en voor de toekomst vertrouwend. En als je zo leeft heeft dat een mooi bij-effect. Dan kunnen anderen namelijk ook aan jou zien dat er een God is. Dat er Iemand is, in de hemel, aan wie jij de zorg om jezelf kunt overlaten. Oefen jezelf in geduld, dankbaarheid en vertrouwen. In vers 34 staat trouwens heel realistisch dat elke dag genoeg heeft aan zijn eigen last, of kwaad. Wees niet bezorgd. Dat is dus geen softe bemoediging waar je niets aan hebt. Het is een opdracht voor christenen, midden in een wereld die jouw ervaring tegenspreekt. Waarin mensen ziek worden. Of werkeloos. Of noem maar op. Het is een belijdenis waarmee je zegt dat niet jij, maar God regeert. Dat Hij alleen macht heeft over vandaag en over morgen. Wees niet bezorgd. [Amen] Votum/groet GK 68:1 en 2 gebed Matt. 6:24-34 HC zondag 9 en 10 Preek Psalm 147:3,4 en 5 Geloofsbelijdenis (gesproken) Psalm 66:5 Gebed Collecte GK 68:3 Zegen