Opgaven week 47 analyse op variëteiten Opgave 1, Terra incognita Wiskunde doen is onbekende werelden in kaart brengen als een moderne Columbus. Het is van levensbelang om goed in kaart te brengen welke delen van de wereld je al bezocht hebt en welke landen nog in kaart gebracht moeten worden: de terra incognita. a. Doe het boek vector analysis open en blader (zeil) er doorheen. b. Breng in kaart welke delen van de eerste 9 hoofdstukken je begrijpt en welke niet. c. Formuleer wat voor jou de drie belangrijkste agendapunten van de komende hoor-en werkcolleges zouden moeten zijn. Opgave 2, Stokes fail Om te beginnen is de Möbiusband M een manifold met rand die als topologische ruimte gelijk is aan het vierkant [−1, 1]2 / ∼ waarbij de equivalentierelatie gegeven wordt door (x, y) ∼ (−x, 2 + y). De quotientafbeelding [−1, 1]2 → M noemen we π. We gebruiken de volgende atlas van M bestaande uit de vier kaarten (Ui , hi ), waarbij hi : Ui → R2− gedefinieerd zijn als Ui = π(Vi ) in termen van de Vi hier beneden. V1 =(−1, 1] × (−1, 1) h1 = t1 ◦ π −1 t1 (x, y) = (−1 + x, y) −1 t2 (x, y) = (−1 − x, y) V2 =[−1, 1) × (−1, 1) h2 = t2 ◦ π V3 =(−1, 1] × [−1, 0) ∪ [−1, 1) × (0, 1] V4 =[−1, 1) × [−1, 0) ∪ (−1, 1] × (0, 1] h3 = t3 ◦ π −1 h4 = t4 ◦ π −1 ( (−1 + x, 2 + y) y < 0 (−1 − x, y) y>0 ( (−1 − x, 2 + y) y < 0 (−1 + x, y) y>0 t3 (x, y) = t4 (x, y) = a. Teken een plaatje van [−1, 1] met daarin de Vi zodat je begrijpt dat M echt een Möbiusband is en dat de afbeeldingen ti de rand op de standaardrand van R2− afbeelden. Ga ook na dat hoewel π −1 a priori niet goed gedefineerd is, de hi dat wel zijn omdat ti constant is op de equivalentieklassen in Vi . b. Stel we hebben een 1-vorm ω op M met voor iedere p ∈ U1 de uitdrukking −1 ∗ ∗ 1 ((h−1 1 ) ω)h1 (p) = dy |h1 (p) . Bereken dan ook ((hi ) ω)hi (p) voor i = 2, 3, 4 en p ∈ U1 ∩ Ui . Hierbij gebruiken we coordinaten xi , y i op kaart Ui om verwarring te voorkomen. Hint: bereken eerst de transitiefuncties. 1 ∗ c. Ga na dat de uitdrukkingen voor ω op U1 ∩ Ui , (dwz de (h−1 i ) ωhi (p) ) uitgebreid kunnen worden tot de gehele Ui voor i = 2, 3, 4. d. Concludeer dat deze uitdrukkingen inderdaad een gladde 1-vorm ω op M definieeren. Dus ω ∈ Ω1 (M ). e. Is supp(ω) compact? R f. Bereken M dω. g. Geef een atlas {(Wj , kj )} van de rand ∂M met vier kaarten die gebaseerd zijn op de kaarten (Uj , hj ) van M . h. Als i : ∂M → M de inclusie-afbeelding is, bereken dan de uitdrukkingen van i∗ ω op de kaarten (Wj , hj ). R R i. Bewijs dat ∂M ω = ∂M i∗ ω > 0. j. Uit onderdelen i en f volgt dat de stelling van Stokes NIET geldt voor M . Hoe komt dat? Wat kunnen we hieruit concluderen over M ? 2