natuur en bos - De Vlaamse Klimaattop

advertisement
VERSLAG
Klimaatrondetafel ‘natuur en bos’ – deel Weerbaarheid van
de natuur
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
datum: 30 juni 2016
aanwezig: Jan Van den Berghe (Vlaams Overleg Regionale Landschappen / SPK), Maurice Hoffmann
(Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek), Erik Van Reckem (Defensie - CC Infra), Valérie Vandenabeele
(Landelijk Vlaanderen / Hubertus Vereniging Vlaanderen), Veva Daniels (Provincie Vlaams-Brabant),
Jan Seynaeve (Bosforum), Herlinde Nieuwborg (Provincie Antwerpen), Frans Verstraeten (Limburgs
Landschap vzw), Noah Janssen (Natuurpunt), Beatrijs Van der Aa (Instituut voor Natuur- en
Bosonderzoek), Geert Sterckx (Agentschap voor Natuur en Bos), Leen Franchois (Boerenbond), Pieter
De Frenne (Universiteit Gent), Didier Van Brussel (provincie Oost-Vlaanderen), Els Martens (Agentschap
voor Natuur en Bos)
afwezig: Kurt Sannen (Bioforum)
begeleiding: Dirk Mareel (Point Consulting)
verslaggever: Els Martens, Jeroen Panis (ANB)
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1 INLEIDING
Het doel van de rondetafels is overleg met stakeholders over de korte termijnmaatregelen en
langetermijnvisie die in het beleidsveld ‘natuur en bos’ genomen kunnen worden in de strijd tegen de
klimaatverandering. Er wordt daarbij nagegaan op welke manier inhoudelijk vorm kan worden gegeven
aan nieuwe engagementen van zowel de Vlaamse overheid als belanghebbenden en hoe deze richting
2020, 2030 en 2050 hun uitwerking kunnen kennen. De focus ligt vanuit de klimaattop op mitigatie, maar
dit werd verbreed naar sekwestratie en adaptatie voor het thema ‘natuur en bos’. De scope is drieledig:
maatregelen en engagementen op de Korte Termijn (tot 2020), de Middellange Termijn (2021-2030) en de
Lange Termijn (2031-2050).
Er wordt verwacht dat er in hoofdzaak ideeën zullen uitgewisseld worden. Deze ideeën moeten dan
verder uitgewerkt worden in de aanloop naar de Vlaamse klimaattop van 1 december 2016 onder de vorm
van engagementen en dit zowel van de kant van de overheid als van de kant van de stakeholders.
2 AANPAK
Ter voorbereiding werd aan elke deelnemer van de rondetafel gevraagd vooraf te reflecteren over enkele
vragen:

Welke (meest succesvolle) klimaatengagementen heeft uw organisatie al genomen met betrekking
tot natuur en bos? Welke acties/projecten lopen al?
pagina 1 van 7

Welke uitdagingen/belemmeringen ziet u voor het aangaan van bijkomende
klimaatengagementen in deze materie?
Vertrekkend hiervan wordt de workshop via onderstaand traject uitgevoerd.
10u45 – 12u15:
1) Voorstellingsronde
2) Introductie van het thema
3) Ronde van de tafel: elke deelnemer licht in enkele minuten toe welke acties in zijn/haar werkveld
lopende zijn, welke er nog zullen lopen, en welke de belangrijkste uitdagingen zijn voor de
toekomst.
4) Prioritaire uitdagingen: bespreking in groepjes
5) Selectie van de drie belangrijkste uitdagingen/thema’s
13u30 – 15u10:
1)
2)
3)
4)
Korte samenvatting van de hoofdlijnen van de andere deeltafels
Bijkomende introductie
Uitwerking aanpak per thema: bespreking in groepjes
Aanduiden van de prioritaire en de meest vernieuwende oplossingen
3 VERSLAG
3.1 Introductie
De inleiding werd verzorgd door Beatrijs Van der Aa van het INBO. Daarbij werd kort ingegaan op de
mogelijke gevolgen van de klimaatsverandering voor de Vlaamse natuur en bossen, de verwachte
biotische en abiotische veranderingen, de wijze waarop de natuur kan reageren en zich aanpassen en een
eerste inkijk op mogelijkheden voor adaptatie.
Het belangrijkste vertrekpunt is dat de klimaatverandering de bestaande milieuproblemen zal verergeren
(d.w.z. de VER-thema’s zoals verdroging, verzuring, vermesting, versnippering,…). Gezien de grote
complexiteit van de interacties (van klimaatsverandering over abiotische veranderingen tot biotische
veranderingen) is het moeilijk te voorspellen hoe die veranderingen exact zullen optreden. Zeker is dat er
aanpassingen zullen optreden op fenologisch (bestaande aanpassingsvermogen) en genotypisch vlak
(vergroten bestaande aanpassingsvermogen door verandering in genetisch materiaal), via migratie
(verschuiven van het verspreidingsgebied van soorten) en door substitutie van natuurtypes (vervanging
van een soort of type natuur door beter aangepaste soort of type). De klimaatbestendigheid van onze
natuur kan worden verhoogd door de kwetsbaarheid van een ecosysteem of soort te verminderen of
door het adaptief vermogen van het ecosysteem te verhogen. Het aanpassingsvermogen wordt groter bij
voldoende oppervlakte, wanneer er voldoende verbindingen bestaan en bij een goede milieukwaliteit,
maar aanpassing kost tijd.
3.2 Verkenning
Belangrijkste bestaande en lopend engagementen en realisaties

Bosforum wil de weerbaarheid van bossen verhogen via spontane processen door het doen of
laten toenemen van variatie in bossen op vlak van soortensamenstelling, structuur en leeftijd (bv.
inkorten bedrijfstijden, QD-beheer, …). Bosforum heeft een participatieve en gedragen
toekomstvisie ontwikkeld voor een rendabel en weerbaar bos met een bosbeheer rekening
houdend met toekomstige uitdagingen inzake klimaat.
ANB voert een beleid van duurzaam en multifunctioneel bosbeheer met het oog op de aanpassing
van de diversiteit van bossen en de verhoging van draagkracht en weerbaarheid (bv. CDB, FSC), en
van het robuuster maken van natuurgebieden (uitbreiden, netwerking, kwaliteitsverbetering).
Andere trajecten betreffen de implementatie van de IHD (uitbreiding en kwaliteitsverbetering
pagina 2 van 7










bestaande natuur) en een stadsrandbosprogramma. Daarnaast wordt gewerkt aan een
brandpreventieplan en worden projecten op vlak van adaptief beheer opgestart. ANB werkt al
heel veel rond het thema weerbaarheid in kader van de klimaatproblematiek zonder dat het
daarom het label klimaat heeft. In deze context kan ook de intersectorale samenwerking zoals bij
N2000 overleg aangehaald worden waar alle partijen betrokken worden op evenwaardige wijze
voor een gedragen beleid.
Volgens Landelijk Vlaanderen en HVV voorziet het Natura 2000 in migratiemogelijkheden en
vormt het netwerk daardoor een sterke pijler voor klimaatbeleid. We ondersteunen bebossing en
natuurontwikkeling en promoten duurzame landbouwontwikkeling, maar het financiële aspect
vormt een belemmering voor de effectieve implementatie. Toegang tot subsidies vanuit het
natuurbeleid dienen als compensatie en als stimulans.
Een van de punten waar Oost-Vlaanderen momenteel aan werkt, is de opwaardering van
bufferbekkens om zo een synergie tussen veiligheid, wateropvang en recreatie te creëren.
De provincie Antwerpen werkt aan een groenblauw netwerk in het kader van het vooronderzoek
voor de Nota Ruimte van de provincie. Een ander thema is de realisatie van landschapsbeelden
voor biodiversiteit. Dit geeft een visie op de groenblauwe infrastructuur per deelgebied van de
provincie. Binnen een landschapsstructuur stappen we naar gemeenten en burgers om bij te
dragen aan de realisatie. Er loopt ook het strategische landduinenproject (Meerhout, Geel, Mol,
Balen) waarbij een ecosysteemdienstentoets wordt toegepast en al een visie is ontwikkeld op de
Volsbergenbossen.
Defensie heeft met ANB het LIFE-project DANAH uitgevoerd: natuurherstel in militaire gebieden
met focus op heidelandschappen.
De provincie Vlaams-Brabant zet in op langdurige samenwerking met diverse actoren voor
concrete realisaties op het terrein, bijvoorbeeld de Grote Getevallei met aandacht voor de link
tussen natuur, water en recreatie. Het project “koestersoorten” wil scholen en gemeenten zich
laten engageren voor behoud van een bepaalde soort. Ze zoeken ook naar samenwerking rond
bijvoorbeeld bedrijventerreinen, maar zeker ook over beleidsdomeinen heen.
Limburgs Landschap werkt aan meer natuur met grotere gebieden en uitbreiden van bestaande
natuurtypes: bosuitbreiding, vijverherstel en -ontwikkeling, moerasherstel, …. Daarnaast loopt het
strategisch open ruimteproject in het grenspark Kempenbroek waarbij grensoverschrijdend wordt
samengewerkt in het kader van klimaatadaptatie.
Natuurpunt streeft eveneens naar het vergroten van natuur waarbij aandacht gaat naar de
bijdrage van natuurreservaten via ecosysteemdiensten. Daarnaast wordt ook gewerkt aan de
connectiviteit door snippers natuur aan te kopen en gebieden zo te vergroten. Ook afstemming
met het waterbeheer is voor ons belangrijk. Daarnaast loopt er ook een Interreg-project i.s.m.
provincies rond de valorisatie van beheerresten. We zoeken daarbij naar samenwerking om deze
kennis te gebruiken. Dit vraagt om creativiteit (bv. op vlak van machines) en een bijsturing van
het beleid.
INBO voert meer en meer onderzoek naar de effecten van klimaatverandering en de effecten van
adaptatiemaatregelen. Daarbij hoort ook educatie.
Ook de regionale landschappen zorgen voor ruimte voor natuur.
Recent is er een overzicht gemaakt van de bestaande kennis met een beperkte voorspelling van
het soort reacties op klimaatverandering. Op dit moment loopt onderzoek naar de veerkracht en
het adaptatievermogen van houtige gewassen en naar habitatcondities van Europese habitats en
soorten.
Uitdagingen voor bijkomende klimaatengagementen





In welke mate moeten we vasthouden aan huidige soorten/habitats (bvb. natte heide) in kader
van klimaatverschuivingen tegenover de vastgestelde IHD ? Of is er een noodzaak aan bijkomende
investeringen?
Robuuster maken van “groene ruimte” via verbindingen tussen gebieden, groene infrastructuur en
ruimte voor natuur binnen en buiten stedelijke omgeving.
Natuurverbindingen moeten robuust zijn. Er wordt veelal eerder op KLE-niveau gewerkt, terwijl
verbindingen zich eerder op biotoopniveau of landschapsniveau moeten situeren.
Compensaties voor bebossing en bosuitbreiding.
Biodiversiteit bij groenblauwe netwerken in het stedelijk weefsel.
pagina 3 van 7






















Investeren in en doorsluizen van kennis over bosbeheer in verband met klimaatverandering:
standplaatsgeschiktheid van soorten, ziektes,…
Verbindingen realiseren: al is de visie en bekendmaking in voorbereiding, de uitdaging blijft
bestaan voor het vinden van de nodige ruimte (juridisch, financieel).
Bij de opmaak van beheerplannen en visievorming moet meer rekening gehouden worden met
relevante ecosysteemdiensten.
Meer flexibiliteit voor de exploitatietermijnen van bossen.
Nood aan procesbegeleiding en samenwerking.
Klimaat is een zijdelings thema, maar moet wel een permanent aandachtspunt worden.
Een uitdaging ligt in de noodzakelijke beheercapaciteit. De natuur gaat steeds meer onder druk
staan. Het vegetatieseizoen verlengt en de winters worden natter. Er gaat dus meer werk op
kortere tijd moeten gebeuren.
Het IHD-verhaal is een kans, maar het netwerk moet ecologisch gesloten worden om
weerbaarheid van de natuur te realiseren.
Ruimtelijke ordening: zorgen dat de juiste functie op de juiste plaats ligt (ook vanuit
klimaatstandpunt) en gemengd gebruik mogelijk maken en ondersteunen (bv. vergroening van
bedrijventerreinen).
Kavelruil op kleine schaal vereenvoudigen.
Bestemmingen op gewestplan aanpassen.
Kennis praktisch bruikbaar maken, bijvoorbeeld via maatregelenlijst voor beheerders.
Budget voor het beheersen van externe factoren – waterkwaliteit door bodemerosie, vermenging
met slechte kwaliteitswater door overstroming,…
Er is nood aan begrijpend onderzoek: Wat is de slaagkans om elk Europees habitat in een gunstige
staat van instandhouding te krijgen? Hoe kan Natura 2000 robuust gemaakt worden? Zijn er
alternatieven? Welke klimaateffecten in natuur- en bos kunnen er concreet verwacht worden?
Wat met migratie?
Spanning tussen de omgeving en de maatschappij. De omgeving is maatgevend voor
ontwikkelingen en niet omgekeerd. Het verhaal verkopen is echter onvoldoende. Het
ecosysteemdienstenconcept kan hierin helpen.
Tegenstrijdig landgebruik.
Maatschappij en bevolking bewust maken van de problematiek.
Er is nood aan economische alternatieven voor huidige landbouw(ers) die economisch relevant
kunnen blijven. Omschakelen van een economisch naar een ecologisch systeem.
Er is nood aan meer onderzoeksmogelijkheid, niet alleen voor de positieve wetenschappen, maar
ook voor onder meer de economische, politieke & sociale wetenschappen en recht.
Samenwerking over de beleidsdomeinen heen (hokjesdenken verlaten).
Tijdelijke natuur als concept invoeren (spanningsveld tussen incentives en restrictions).
Versnelling van vergunningsprocedures voor bebossing en herbebossing.
3.3 Analyse
In kleine groepjes werd gereflecteerd over de aangedragen ideeën uit de vorige stap met het oog op het
bepalen van de meest markante uitdagingen, kansen en opportuniteiten. Volgende items werden
gedestilleerd:




Het bewustzijn van de maatschappij verhogen via educatie en de betrokkenheid versterken via
participatie. Participatie gebeurt in functie van een concreet proces en op diverse niveaus. Een
mogelijke ingang is de beeldkwaliteit van een landschap.
Knelpunten: kosten overstromingen, bosbranden – leren van ervaring => visie-ontwikkeling als
kapstok voor ontwikkeling van beleidsinstrumenten.
Geïntegreerd beheer – rekening houdend met de verschillende facetten. Het is bovendien een
uitdaging om te evolueren van alleen naar samen.
Er moet meer gewerkt worden in een multisectorale benadering, waarbij de natuur als een gelijke
aan tafel zit met de andere sectoren. Het is tenslotte de omgeving die de menselijke
ontwikkelingsmogelijkheden bepaalt. Dit moet dus steeds geconfronteerd worden met die
omgeving. Toch leeft de indruk dat bij natuurplannen alle sectoren betrokken worden en dat
pagina 4 van 7



natuursector zich daarbij moet steeds bewijzen, terwijl het omgekeerde niet gebeurt, tenzij de
wetgeving dit expliciet verplicht.
De mitigerende waarde van natuur worden niet gevaloriseerd. Er is dan ook nood aan een
economische verrekening van de bijdragen door ecosysteemdiensten en van de impact op
ecosysteemdiensten (verlies wordt niet aangerekend in productiekost). Op dit moment worden
ecosysteemdiensten beschouwd als een “maatschappelijk vrij goed” waardoor de beheerder van
de ecosystemen die de diensten leveren, er niet voor vergoed wordt.
Opheffen van belemmeringen en rechtsonzekerheden: Wat zijn de demotiverende aspecten die een
private persoon tegenhoudt om natuurmaatregelen uit te voeren? Deze zijn niet steeds financieel.
Er zijn ook rechtsonzekerheden (bv. tijdelijke natuurconcept), sociale druk (‘slordig bos’),…
Onzekerheden moeten worden aangepakt: kennis ontwikkelen, kennis delen, kennis vertalen naar
beleid- en beheerpraktijk. Ook coaching en begeleiding van private eigenaars en bedrijven moet
worden meegenomen.
3.4 Bijkomende introductie
Bij de opening van de namiddag sessie heeft Pieter De Frenne van de Universiteit Gent kort toegelicht
hoe een adaptatiestrategie voor de Vlaamse natuur- en bosgebieden er uit zou kunnen zien gebaseerd op
de gevoeligheid van een landschap voor klimaatverandering. Een adaptatiestrategie vertrekt van twee
principes: effectgerichte klimaatadaptatie (het ecosysteem aanpassen aan nieuwe omstandigheden: onder
meer waterpeilbeheer, geassisteerde migratie en aanpassing van het dunningsregime) en
ecosysteemgerichte klimaatadaptatie (veerkracht van het ecosysteem verhogen door onder meer
verhogen van de interne heterogeniteit, het creëren van verbindingen, milieudrukken wegwerken).
De gevoeligheid van een landschap voor de klimaatverandering wordt bepaald door een combinatie van
twee factoren: enerzijds de klimaatkwetsbaarheid en anderzijds door de graad van degradatie van het
landschap. De klimaatkwetsbaarheid van een landschap wordt beïnvloed door de snelheid waarmee het
klimaat kan veranderen. Dit wordt bepaald door de variabiliteit van een landschap in topografie en
vegetatie en door de aanwezigheid van microklimaten. Een variabel landschap kent een lagere
klimaatsnelheid dan een monotoon. De kwetsbaarheid wordt ook versterkt door de aanwezige
milieudrukken. De graad van degradatie wordt bepaald door kwaliteit van de matrix en de
verbondenheid van de verschillende onderdelen. Variabele landschappen met weinig degradatie zijn dan
ook veerkrachtig, terwijl monotone landschappen met hoge degradatiegraad gevoelig zijn voor
klimaatverandering.
De basisstrategie is dan ook als volgt: diversificatie van het landschap om de klimaatkwetsbaarheid te
verminderen en verbinden en vergroten van natuur en bos om de landschapsdegradatie te verminderen.
Bij veerkrachtige systemen met een lage milieudruk ligt de focus op ecosysteemgerichte
adaptatiemaatregelen, bij de andere op effectgerichte. Bij veerkrachtige systemen met een hoge
milieudruk zal eerst moeten worden ingezet op het wegwerken van de andere milieudrukken. Bij
gevoelige systemen met lage milieudruk ligt de nadruk op het creëren en herstellen van de nodige
ecologische netwerken. Gevoelige systemen met een hoge milieudruk zullen om een zeer intensief beheer
vragen.
Tot slot, met deze strategie in het achterhoofd is het de regel dat klimaatadaptatie maatwerk vraagt op
basis van de kenmerken van elk gebied op zich. Het vraagt om een klimaatreflex bij de opmaak van
individuele beheerplannen. De andere milieudrukken wegwerken blijft echter van het groot belang, en dus
ook samenwerking over beleidsdomeinen heen.
3.5 Verdieping
Drie thema’s werden in werkgroepjes verder uitgediept:
1° Draagvlakontwikkeling;
2° Kennisontwikkeling en -verbreiding;
3° Integratie in beleid en de ontwikkeling van een aangepast instrumentarium.
Daarbij werden drie vragen als leidraad gehanteerd:
pagina 5 van 7
1° Wat kan ik zelf nog meer doen om antwoord te bieden op deze uitdaging?
2° Wat zie je anderen doen?
3° Welke slimme samenwerkingsverbanden zie je nodig om antwoord te bieden op deze uitdaging?
Daarbij werden drie tijdschalen in het achterhoofd gehouden: (1) de korte termijn tot 2020, (2) de
middellange termijn tot 2030 en (3) de lange termijn tot 2050.
Draagvlakontwikkeling
Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen de drie verschillende tijdsvakken. Alle ideeën en
suggesties lopen over alle periodes heen. Bovendien lopen of bestaan heel wat ideeën al, maar dienen ze
meer focus te krijgen, moet de integratie versterken worden, of meer op doelgroepen gericht.









Het goede voorbeeld stellen door overheid.
Consequent zijn in de eigen werking en keuzes maken op lange termijn. Voor de overheid
betekent dit een visie (op vlak van adaptatie) aanhouden over verschillende legislaturen heen,
waarop instrumenten op vlak van bijvoorbeeld fiscaliteit worden afgestemd.
De opbouw van draagvlak en vertrouwen via eigen kanalen en experten. Dit houdt in dat
informatie op het niveau van de doelgroep wordt geformuleerd om tenslotte te komen tot
eenzelfde visie. Dit vraagt om een transfer van regionaal naar lokaal niveau via technieken als
‘train de trainer’.
Vernieuwen van denkpatronen en invalshoeken door het gebruik van concrete voorbeelden en het
organiseren van inspraak, bijvoorbeeld voor beheerplannen.
Er is nood aan een horizontale lang termijnvisie over de betrokken sectoren heen, inclusief op
fiscaliteit; inspiratie kan in Denemarken worden gezocht;
Zorgen voor versnelde vergunningsprocedures voor activiteiten die bijdragen aan klimaatnatuur;
Afstemming van de al dan niet financiële stimulerende maatregelen: een klimaat- en
biodiversiteitstoets van bestaande subsidiesystemen;
Consequent beleid voeren op lange termijn: dit vraagt om een langetermijnvisie over
partijgrenzen en over regeertermijnen heen (politiek niveau), die eventueel harde maatregelen en
verplichtingen ondersteunt;
Er moet een slimme samenwerking met verschillende sectoren worden opgezet:
 Bedrijfswereld : stimuleren van de vergroening van terreinen (denkpiste: ‘label’ voor erkenning
van inzet),
 Gezondheidssector: stimulerende maatregelen, maar waarom ook geen return creëren van de
meerwaarde naar het beheer van de groene omgeving,
 Onderwijskoepels: vergroening van scholen (samengaand met uitbreiding van lessenpakket
over milieu-klimaat-natuur en wat ieder kan bijdragen);
 Architecten en ruimtelijke planners: bij de planning rekening houden met blauwgroene
dooradering, groene elementen, verbindingen met openruimten rond steden, nieuwe woonen industriezones;
Kennisontwikkeling en -verbreiding;
2020








Het bosreservatenmeetnet optimaliseren in functie van het klimaatvraagstuk;
Opstarten van procesgestuurde natuurmeetnetten;
Opstarten van monitoring van adaptief beheer;
Opstarten van onderzoek naar (de optimalisatie) van ecosysteemdiensten van landbouw- en
natuurgebieden in functie van klimaatadaptatie;
Opstarten van onderzoek naar herkomsten van boomsoorten in functie van adaptatie;
Ontwikkelen van een catalogus van adaptieve beheermaatregelen;
Samenwerking stimuleren via waarnemeningen.be (monitoring van soorten) en met educatieve
centra;
Opstarten van samenwerkingsverbanden op Europees niveau voor klimaatgerelateerd onderzoek.
pagina 6 van 7
2030




Uitrollen van procesgestuurde natuurmeetnetten;
Verdere kennisontwikkeling over beheerpraktijken en de impact op soorten en habitats;
Kennisdeling en uitwisseling van ervaring en kennis over adaptatiegerelateerde beheerpraktijken;
Multifunctionele verbindingen uitbouwen.
2050



Realiseren van een goed en objectief begrip van de klimaatverandering en de effecten die het zal
veroorzaken;
Dataverzameling;
De noodzakelijke kennis en capaciteit moet aanwezig zijn bij alle terreinbeheerders.
Integratie in beleid en de ontwikkeling van een aangepast instrumentarium
2020





Bij de herziening van bestaande beheerplannen klimaat als extra factor laten doorwegen;
Evalueren van de (financiële) instrumenten ter ondersteuning van aangepast beheer en
landgebruiksveranderingen;
Integrale visie voor de Vlaamse bossector opmaken;
Ontwikkelen van een klimaattoets voor alle belangrijk beslissingen;
Het idee van een ecosysteemdiensteneffectenrapport (niet aanvullend op de MER) bestuderen,
waarbij klimaat een belangrijk aspect is;
2030

Vertrekkend van de integrale visie voor de Vlaamse bossector onderzoeken of en hoe deze kan
worden uitgebreid naar andere sectoren in de open ruimte om te komen tot één overkoepelende
visie of afwegingskader, vertrekkend van het idee dat de omgeving de ontwikkeling dicteert.
3.6 Conclusie
Tot slot werden de deelnemers gevraagd aan te geven welke ideeën en suggesties als belangrijk werden
aangevoeld en welke als echt innovatief, en dus als belangrijk om verder mee aan de slag te gaan tegen
de klimaattop in december.
Als belangrijkste ideeën en suggesties werden de volgende items aangeduid:







Het ontwikkelen van een integrale visie voor de bossector
Klimaat als extra factor bij de herziening van beheerplannen
Het ecosysteemdiensteneffectenrapport
De klimaattoets
Het uitbouwen van de kennis en capaciteit bij beheerders
Een langetermijnvisie over partijgrenzen en over regeertermijnen heen
Samenwerking met architecten en ruimtelijke planners
Als interessante innovaties werden de volgende items aangeduid:





Het ontwikkelen van een horizontale lang termijnvisie over de betrokken sectoren heen
Onderzoek naar multifunctionele verbindingen
Kennisopbouw over de beheerpraktijk
Het ecosysteemdiensteneffectenrapport
De klimaattoets
pagina 7 van 7
Download