VERSLAG Klimaatrondetafel `natuur en bos` – deel Klimaatadaptatie

advertisement
VERSLAG
Klimaatrondetafel ‘natuur en bos’ – deel Klimaatadaptatie
van onze maatschappij
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
datum: 30 juni 2016
aanwezig: Koen Martens (Vlaamse Milieumaatschappij), Bert Barla, (Vlaamse Landmaatschappij), Bart
Schoukens (Agrobeheercentrum Eco²), Ina Comhaire (Departement Mobiliteit en Openbare Werken),
Hans Scheirlinck (Bosgroep Vlaamse Ardennen tot Dender), Erwin Van San (Pidpa), Steven Broekx
(Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), Johan Van den Broek (Provincie Limburg), Wim
Van Gils (Natuurpunt), Christophe Claeys (Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten), Dries
Desloover (Agentschap voor Natuur en Bos), Erwin De Meyer (Agentschap voor Natuur en Bos), Paul
Vertegaal (Natuurmonumenten, Nederland), Sander Jacobs (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek),
afwezig: Ludwig Vandenhove (Provinciebestuur Limburg)
verontschuldigd: Martin Hermy (KULeuven), Vincent Volckaert (Protos vzw)
begeleiding: Koen Sips (Point Consulting)
verslaggever: Katrijn Alaerts (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek)
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1 INLEIDING
Het doel van de rondetafels is overleg met stakeholders over de korte termijnmaatregelen en
langetermijnvisie die in het beleidsveld ‘natuur en bos’ genomen kunnen worden in de strijd tegen de
klimaatverandering. Er wordt daarbij nagegaan op welke manier inhoudelijk vorm kan worden gegeven
aan nieuwe engagementen van zowel de Vlaamse overheid als belanghebbenden en hoe deze richting
2020, 2030 en 2050 hun uitwerking kunnen kennen. De focus ligt vanuit de klimaattop op mitigatie, maar
dit werd verbreed naar sekwestratie en adaptatie voor het thema ‘natuur en bos’. De scope is drieledig:
maatregelen en engagementen op de Korte Termijn (tot 2020), de Middellange Termijn (2021-2030) en de
Lange Termijn (2031-2050).
Er werden in hoofdzaak ideeën uitgewisseld. Deze ideeën moeten verder uitgewerkt worden in de
aanloop naar de Vlaamse klimaattop van 1 december 2016 onder de vorm van engagementen en dit zowel
van de kant van de overheid als van de kant van de stakeholders.
2 AANPAK
Ter voorbereiding werd aan elke deelnemer van de rondetafel gevraagd te reflecteren over enkele vragen:

Welke (meest succesvolle) klimaatengagementen heeft uw organisatie al genomen met betrekking
tot natuur en bos? Welke acties/projecten lopen al?
pagina 1 van 10

Welke uitdagingen/belemmeringen ziet u voor het aangaan van bijkomende
klimaatengagementen in deze materie?
Vertrekkend hiervan werd de workshop via onderstaand traject uitgevoerd.
10u45 – 12u15:
1) Voorstellingsronde
2) Introductie van het thema
3) Ronde van de tafel: elke deelnemer licht in enkele minuten toe welke acties in zijn/haar werkveld
lopende zijn, welke er nog zullen lopen, en welke de belangrijkste uitdagingen zijn voor de
toekomst.
4) Prioritaire uitdagingen: bespreking in groepjes
5) Selectie van de drie belangrijkste uitdagingen/thema’s
13u30 – 15u10:
1)
2)
3)
4)
Korte samenvatting van de hoofdlijnen van de andere deeltafels
Bijkomende introductie
Uitwerking aanpak per thema: bespreking in groepjes
Aanduiden van de prioritaire en de meest vernieuwende oplossingen
3 VERSLAG
3.1 Introductie
De inleiding van de rondetafel werd verzorgd door Sander Jacobs van het INBO. Hij stond stil bij de
manier waarop we de natuur kunnen inzetten om de uitdagingen die het klimaat stelt aan onze
maatschappij het hoofd te bieden.
Hoe? Het concept is niet nieuw, maar het jargon terzake verandert: van ‘ecosysteemdiensten’ (ESD), met
een focus op de voordelen die mens uit natuur haalt, naar ‘natuurgebaseerde oplossingen’ (nature based
solutions, NBS), waarbij we de natuur inzetten om problemen op te lossen. Vooral in stedelijke context, en
dus in zowat heel Vlaanderen, vormen ze belangrijke strategieën om onder andere de klimaatproblemen
aan te pakken.
Alle systemen in Vlaanderen zijn natuurgebaseerd: ze hebben zowel natuurlijke als menselijke
componenten die samen een dienst of een voordeel voor de mens creëren. Er is echter een gradiënt
tussen natuurlijke en technische of fossiele brandstoffen gebaseerde oplossingen op maatschappelijke
vragen. Beide extremen komen nauwelijks voor. Voorbeelden zijn de gradiënt van waterzuivering met
natuurlijke rietvelden tot meer technische biologische waterzuiveringsinstallaties, of van
voedselvoorziening door jacht op wilde dieren tot niet-grondgebonden industriële vleesproductie.
Er is een trade-off tussen de verschillende diensten die een ecosysteem ons kan bieden. Als we de
interacties bekijken, blijken de technische oplossingen weinig positieve en veel negatieve effecten te
hebben op andere ecosysteemdiensten. Bij natuurgebaseerde oplossingen worden veel positieve en minder
negatieve feedbacks vastgesteld. De uitdaging is een optimum te vinden in de gradiënt waarbij zo weinig
mogelijk negatieve interacties en zoveel mogelijk positieve interacties tussen ecosysteemdiensten
plaatsvinden.
Zo toont een scenario voor voedselproductie aan dat een lichte verschuiving van de huidige verdeling van
productiesystemen volgens de gradiënt, in de richting van meer natuurgebaseerde oplossingen, grote
gevolgen zou hebben: het aantal zeer negatieve effecten op andere ecosysteemdiensten halveert en het
aantal positieve interacties verdubbelt. Daarnaast blijken natuurgebaseerde oplossingen dikwijls ook het
meest kostenefficiënt.
Een reeks voorbeeldprojecten leidde tot volgende besluiten:
pagina 2 van 10
-
-
Een plan voor een natuurgebaseerde oplossing moet ophangen worden aan de concrete noden en
problemen die spelen, met een participatieve aanpak.
Maatschappelijke baten zijn niet moeilijk te vinden, maar ze zijn meervoudig (sociaal,
economisch, ecologisch). Er is dus ook een meervoudige waardering nodig om ze zichtbaar te
maken.
Het zichtbaar maken van de baten zorgt voor draagvlak, en kan leiden tot co-investeringen (bv. in
Genk) en een flexibele, lokaal inzetbare instrumenten mix.
Algemene conclusie: een screening van natuurgebaseerde oplossingen in Vlaanderen bestaat, we weten
dat ze kostenefficiënt zijn en dat de winsten veel verder gaan dan klimaatadaptatie, de strategie bestaat
al, nl. de meest kostenefficiënte maatregelen eerst implementeren, en er bestaan veel voorbeelden in de
praktijk. Tijd voor actie dus.
3.2 Ronde van de tafel
Vertrekkend van de voorbereidende vragen gaf elke deelnemer aan welke klimaatengagementen en projecten in hun organisatie lopende zijn of opgestart werden en welke uitdagingen ieder ziet voor
nieuwe klimaatengagementen.
Lopende klimaatengagementen en projecten
-
-
-
-

Pidpa: het inzetten van aangepaste technieken en methoden die het energieverbruik en de CO2uitstoot doen dalen. Voorbeelden zijn: het gebruik van een nieuwe biologische methode voor de
zuivering van ijzer uit het drinkwater, waardoor de slibmassa halveert en er geen chemicaliën
meer nodig zijn, het gebruik van een bestaande leiding om drinkwater gravitair te transporteren
en een automatische sturing van alle pompen, afgestemd op het watergebruik.
Provincie Limburg: Uitwerking van een visie en maatregelenpakket om tot een klimaatneutrale
provincie te komen. Dit leidde o.a. al tot een inspirerende publicatie: ‘Voluit voor een duurzaam
Limburg: inspiratie voor een klimaatneutrale provincie’.
Bosgroepen:
o Het duurzaam beheer van 34 000 ha privaat bos, dat verschillende ecosysteemdiensten
levert.
o Herwaardering van het Vlaamse bosareaal: vóór het oprichten van de bosgroepen wisten
de eigenaars niet altijd goed hoe met hun bossen om te gaan, veel bossen hadden vroeger
een andere gewestplanbestemming. Nu hebben de eigenaars terug een toekomstvisie en
de meeste bossen een beheerplan.
o Creëren van een netwerk van 12 000 boseigenaars, dat gemobiliseerd kan worden om bv.
het bosbeheer aan te passen in het kader van de klimaatverandering.
o Realisatie van bosuitbereiding.
VLM:
o Uitvoering van geïntegreerde landinrichtingsprojecten, waarbij adaptatie en in mindere
mate ook mitigatie impliciet meeliften (via waterberging, buffering, ecologische
infrastructuur, herstel van de veerkracht,…). In de toekomst wil VLM adaptatie meer
expliciet meenemen in projecten door bv. ecosysteemdiensten meer te integreren in de
planvorming.
o Een hele reeks voorbeeldprojecten i.v.m.: het herstel van de sponswerking en waterberging
in natuurgebieden, de combinatie van speelbos en gecontroleerd overstromingsgebied,
valleiherstel, ook in een stedelijke context, vergroening van bedrijventerreinen en
integratie van groenblauwe infrastructuur in agrarische gebieden. Partners met elk hun
eigen prioriteiten enthousiasmeren is daarbij een uitdaging.
VVSG:
o De gemeenten zijn partners in allerhande bovenlokale groenprojecten.
pagina 3 van 10
Ze zijn zelf belangrijke inrichters van de publieke ruimte en leggen dus groen aan. Meer
groen in de stad realiseren, blijft wel een belangrijk werkpunt.
o Ze kunnen als regelgever het ruimtelijk beleid vormgeven en bv. groendaken opleggen.
o VVSG is kennismakelaar, verzamelt en verspreidt informatie en goede praktijken, geeft
advies en overtuigt gemeenten bv.in het kader van het Burgemeesterconvenant en Mayors
Adapt.
Natuurpunt:
o Promoten en verdedigen van ecosystemen en NBS.
o Verzamelen en verspreiden van kennis rond ecosystemen en hun diensten.
o Het ontwikkelen van ecosystemen en hun diensten, in samenwerking met allerlei actoren
bv. overheden, waterbeheerders.
MOW:
o Het verzekeren van de veiligheid met aandacht voor biodiversiteit in het kader van het
sigmaplan en het kustveiligheidsplan.
o Beheer van groen en hakhout op bermen en oevers.
o Samenwerking met andere overheden rond waterbeleid (kwantiteit) in de schoot van de
Coördinatiecommissie integraal waterbeleid en rond instandhoudingsdoelstellingen (IHD)
met ANB.
VMM: herstel van de waterberging in valleigebieden op een manier die zoveel mogelijk andere
functies combineert bv. natuur, recreatie. Als voorbeeldprojecten worden de Dijlevallei, de
Demervallei, en de Zuunbeek vermeld.
VITO: Kennisopbouw rond de impact van natuurgebaseerde oplossingen op het klimaat en de cobenefits: meten, modelleren, voorspellen, economische analyses en monetaire waardering van ESD.
Daarbij maakt VITO ook kanskaarten op, die een antwoord trachten te bieden op de vragen wat
waar mogelijk is en waarde meeste winsten gecreëerd worden. Waar vroeger de focus lag op
landelijk gebied, leidt een veranderde vraag nu tot een verschuiving naar het bestuderen van
groen in de stedelijke context. Bv. natuurwaardeverkenner stad, functioneel groen tool
Antwerpen,…
Agrobeheercentrum Eco²:
o Uitvoeren van projecten rond waterconservering in landbouwgebied: positionering van
stuwen en peilgestuurde drainage. Omgekeerde drainage is voorlopig nog een droom.
o Projecten in verband met het hergebruik van de reststromen van perceelsrandenbeheer en
lokaal landschapshout: gebruik voor energieproductie of inwerken in de bodem, om het
organische stofgehalte te doen toenemen.
ANB:
o Uitvoeren en financieren van projecten rond stadsrandbossen en projectoproepen ‘natuur
in de buurt’ en ‘pimp je speelplaats’.
o Kennisdelen o.a. via vademeca
o Mainstreamen en gebruiken van tools voor het afwegen van ESD, o.a. in stedelijke
omgeving.
o Ontwikkelen van een klimaatactieplan: welke acties kan ANB nemen?
o
-
-
-
-
-
-
Uitdagingen voor bijkomende klimaatengagementen
-
Pidpa: hergebruik van energie: grondwater inzetten voor koeling, zonder de hygiëne te
hypothekeren.
Provincie Limburg:
o Hoe omgaan met de paradox in onze samenleving: we erkennen het probleem van de
klimaatverandering, maar we passen onze levensstijl niet aan.
pagina 4 van 10
Een consequent fiscaal en regulerend kader ontwikkelen dat gericht is op het klimaat bv.
fietspaden aanleggen en maatregelen nemen om autogebruik te ontraden, mensen
stimuleren om dichter bij elkaar te gaan leven, en dat ook handhaven.
Bosgroepen: Een globale toekomstvisie rond bos in Vlaanderen ontwikkelen, met een focus die
verder gaat dan biodiversiteit, die meer ecosysteemdiensten aan bod laat komen, en waarin ook
bosuitbreiding mogelijk is.
VLM:
o Sterkere incentives ontwikkelen om aan groenblauwe dooradering te werken, want die is
essentieel om de problemen van klimaatverandering op te vangen. Zowel regulerend (via
het vergunningenbeleid), stimulerend (een mentaliteitswijziging teweegbrengen) als
programmatisch (door pro-actief herstel en realisatie).
o Groenblauwe dooradering meekoppelen met andere doelen (recreatie, buffergroen,
speelgroen, zachte verbindingen,…)
o Inzichtelijk maken van de baten van natuurgebaseerde oplossingen ten opzichte van
technische oplossingen. Het kosten/batenplaatje van bv. doorlaatbaarheid in plaats van
verharding moet nadrukkelijker tot de hoofden van bestuurders planners, ontwerpers,
uitvoerders en burgers doordringen.
VVSG:
o Het mainstreamen van NBS: het doorbreken van de gangbare oplossingen in aanleg of
ontwerp, van de standaardpatronen bij aanbestedingen.
o Werken aan échte participatie.
o Enthousiasmeren van de beleidsmakers van gemeenten.
o Uitgaan van het positieve, van de leefkwaliteit die natuur kan brengen. Er is een grote
behoefte aan toegankelijke natuur.
o Beleidsruimte beschikbaar maken: zo blijkt het creëren van een ‘lobbenstad’ in de praktijk
een uitdaging op wetgevend vlak. Proeftuinen zijn nodig,
Natuurpunt:
o Het ontwikkelen van incentives om aan klimaatadaptatie te werken o.a. in natuur- en
landbouwbeleid. Nu zijn de incentives enkel projectgebaseerd. Het Beleidsplan Ruimte
Vlaanderen is een mooie visie, maar er zijn geen instrumenten aan verbonden.
o Het wegwerken van negatieve incentives bv. uit het landbouwbeleid.
o ESD integreren in ruimtelijke ordening, landbouw-, natuur- en stedenbeleid.
o Leren omgaan met bottom-up, co-creatieve processen, met burgers die zelf aan ruimtelijke
ordening willen werken zoals bv. bij Ringland.
MOW:
o Het verzoenen van de vele noden en wensen voor water bv. scheepvaart, landbouw,
natuur, drinkwater.
o Het combineren van veiligheid en het economische hoofdgebruik van de infrastructuur
met natuur.
o Een mentaliteitsverandering realiseren bij de beheerders van harde infrastructuur, zodat
ze standaard natuurgebaseerde oplossingen mee in overweging nemen waar mogelijk. Die
mindshift is al bezig, maar er blijft zeker potentie voor verbetering. Ingenieurs en biologen
moeten elkaar vinden.
VITO:
o Het uitdenken van financieringsstrategieën om de mismatch tussen kostendragers
(maatschappij) en baathouders te verbeteren.
o Samenwerken tussen verschillende beleidsdomeinen in de zoektocht naar en de uitvoering
van efficiënte oplossingen. Daarbij realisme aan de dag leggen: groendaken gaan geen
overstromingen oplossen.
o
-
-
-
-
-
-
pagina 5 van 10
-
-
o Zoeken naar een balans tussen groene en grijze infrastructuur.
Agrobeheercentrum Eco²:
o Het sluiten van de biomassakringloop: de huidige wetgeving laat niet toe om
biomassastromen als bv. gras uit natuurbeheer te hergebruiken, ondanks de vraag ernaar
vanuit bv. de biolandbouwsector.
o ESD integreren in de landbouw. Hiervoor is een mentaliteitsverandering nodig van de
huidige mainstream landbouw. Die kan enkel plaatsvinden vanuit een ruimer inzicht in de
mogelijkheden.
o De financieringsmoeilijkheden aanpakken.
ANB:
o Structurele samenwerking tussen overheden op verschillende schaalniveaus : in tijden van
budgettaire schaarste moeten we krachten bundelen.
o Afstemmen van natuurbeheer en waterbeheer in valleien vanaf een heel vroeg
planningsstadium.
o Het verbinden van natuurgebieden via beekvalleien.
o Het betrekken van de privésector en bijhorend kapitaal: bedrijven en burgers warm krijgen
om mee te investeren in klimaatadaptatie in hun omgeving.
o Programmatisch of planmatig werken in plaats van projectmatig.
o Een versnelling hoger schakelen.
3.3 De prioritaire uitdagingen
Op basis van het voorgaande werd in drie groepjes gereflecteerd over de belangrijkste uitdagingen en
mechanismen om ze aan te pakken, telkens vertrekkend vanuit de mogelijkheden van de eigen
organisatie. Volgende thema’s kwamen naar voren:
-
-
-
-
-
-
Het bestaande instrumentarium, over alle beleidsdomeinen heen, dient gescreend om het beter af
te stemmen op de klimaatuitdagingen (klimaatcheck). Het gaat hierbij om zowel financiële als
niet-financiële instrumenten. Momenteel lijken de incentives voor een algemene
mentaliteitswijziging te ontbreken.
Het resulterende beleid moet consequent zijn: regels die gelden voor iedereen helpen om
weerstand te ondervangen. Contraproductief beleid moet geschrapt worden.
Het instrumentarium zou voldoende breed moeten zijn om innovatie toe te laten en gemakkelijk
bruggen te kunnen bouwen met andere sectoren en beleidsdomeinen. Een mogelijke oplossing zit
in het creëren van regelluwe experimenteerruimtes.
Er schuilt een belangrijk potentieel in het ontwikkelen van nieuwe financieringsmethoden.
Voorbeelden zijn: de verdeling van het gemeentefonds aanpassen aan klimaatgerelateerde actie,
de inkomsten van hemelwaterheffingen koppelen aan de financiering van natuurgebaseerde
oplossingen, private partners betrekken.
Maximaal inzetten op échte maatschappelijke betrokkenheid is cruciaal: participatieve processen
moeten plaatsvinden vóór de beslissingen genomen worden. Daarnaast is ook het delen en cocreëren van kennis/oplossingen essentieel voor realisaties in het kader van klimaatadaptatie.
Voldoende tijd en ruimte om elkaar te leren kennen en opportuniteiten en verzuchtingen tijdig te
capteren is daarbij van groot belang.
Mensen overtuigen en een mentaliteitswijziging teweegbrengen, vergt enerzijds een goede
begeleiding en anderzijds een onderbouwing van de argumenten. De resultaten van experimenten
en de voordelen van natuurgebaseerde ingrepen dienen opgevolgd en voldoende helder
gecommuniceerd.
Een programmatische en integrale ondersteuning verdient de voorkeur ten opzichte van
ondersteuning op ad hoc projectbasis.
pagina 6 van 10
3.4 Bijkomende introductie
Bij de opening van de namiddagsessie gaf Paul Vertegaal van Natuurmonumenten (Nederland) een
toelichting over hoe natuur in de praktijk ingezet kan worden om de waterbergingsproblemen aan te
pakken.
De insteek van het Nederlandse beleid en de maatschappelijke opvattingen inzake waterbeer evolueerden
van een angst voor water naar het creëren van meer ruimte voor water. Zo werd na de watersnood in
1953 uit veiligheidsoverwegingen de hele Nederlandse kustdelta afgesloten van de zee, waarmee alle
natuurlijke overgangen tussen zee en rivieren verdwenen. Daardoor ontstonden ecologische problemen,
maar ook veiligheidsproblemen zoals erosie en het uitblijven van aanslibbing en sedimentatie. Nu groeit
langzaamaan het besef dat ontwikkelingen uit die periode niet duurzaam zijn. Om antwoord te bieden op
de klimaatveranderingen werd een nieuw deltaplan ontwikkeld. O.a. lobbywerk vanuit de
natuurverenigingen resulteerde in een plan, waarin de natuur als oplossing wordt gezien, in plaats van als
slachtoffer (“onvermijdelijk neveneffect” van menselijk ingrijpen). Frustraties inzake wateroverlast dit
voorjaar doen sommige sectoren nog steeds wijzen naar de natuur als oorzaak van het probleem. De
natuursector moet blijven aantonen dat ze veeleer een antwoord biedt.
Het programma Natuurlijke Klimaatbuffers (www.klimaatbuffers.nl), opgericht door een coalitie van
natuurverenigingen en medegefinancierd door de overheid, kijkt specifiek naar ‘blauwe’
ecosysteemdiensten (voorkomen van wateroverlast, zoetwatervoorziening, sediment vasthouden om mee
te groeien met de zee, waterzuivering, koolstofsekwestratie, …) om een klimaatadaptieve ruimte te
creëren. De reeks van uitgevoerde projecten, op verschillende schaalniveaus, bewijst dat het bekijken van
een breed pakket aan ecosysteemdiensten en het koppelen van natuur met andere domeinen als recreatie,
landbouw, grondstofwinning, gezondheid, broeikasgassenreductie,… van groot belang is om resultaten te
boeken. Dit wil ook zeggen: samenwerken met andere stakeholders vanuit een co-creatieve aanpak. Als
we natuur als een oplossing voor waterproblemen beschouwen, kunnen verlammende conflicten tussen
schijnbaar tegenstrijdige belangen terug worden omgezet in parallelle belangen en elkaar versterken. Het
kostenplaatje van NBS versus technische oplossingen werkt overtuigend. Het co-creatieproces, inclusief cofinanciering, zorgt voor een zeer efficiënte besteding van het budget: zo zou de overheidssubsidie van
Natuurlijke Klimaatbuffers het achtvoudige van het budget hebben kunnen losmaken, en zou de direct
waarneembare winst op de begroting in een conservatieve schatting minimaal 45 miljoen per jaar
bedragen. Alle partijen zijn zeer tevreden met deze manier van werken: het waterprobleem wordt
opgelost, een draagvlak ontstaat, natuurlijke oplossingen zijn goedkoper dan technische en het komt ook
goedkoper uit per actor.
Om nu van pilot naar mainstream aanpak te komen, moeten nog enkele leerlessen getrokken worden. Zo
ontstaan er onder andere moeilijkheden bij de samenwerking, omdat niet iedereen even breed denkt,
omdat er toegevingen van alle partijen nodig zijn, omdat ook intern in een organisatie draagvlak moet
ontstaan, omdat bij co-financiering door verschillende partners het budget in verschillende fases vrijkomt,
enz. De belangrijkste les is: durf te beginnen, want voor goede plannen vind je altijd wel geld.
3.5 Verdieping
Drie thema’s uit de voormiddagsessie werden in werkgroepjes verder uitgediept:
1° De regelgeving scherp stellen: integreren over beleidsdomeinen, conflicten wegwerken,
financieringssystemen uitwerken.
2° Co-creatie en samenwerking tussen stakeholders: wat zijn de recepten?
3° Meten en begeleiden: coaching en ondersteuning van actoren via kennisontwikkeling en –deling
Volgende vragen golden daarbij als leidraad: Wat kan je organisatie zelf doen? Wat heb je nodig van
anderen? Hoe kan een samenwerking vorm krijgen? En welke oplossingen zie je op korte (2020),
middellange (2030) en lange termijn (2050)? Dit resulteerde in onderstaande conclusies en aanbevelingen.
Omwille van het beperkte tijdsbestek, werden niet in alle vragen volledig uitgewerkt in elke groep. Na een
plenaire voorstelling van de resultaten kregen de deelnemers nog wel de kans om de naar hun mening
pagina 7 van 10
meest verfrissende ideeën en de essentiële onderwerpen aan te duiden, voor een verdere uitwerking
tegen de klimaattop in december. Deze aanbevelingen en kwesties worden in vet weergegeven.
Thema 1: de regelgeving scherp stellen
-
-
-
-
De bestaande instrumenten van het natuurbeleid (bv. IHD, beheerplannen), maar ook van andere
beleidsdomeinen als ruimtelijke ordening en landbouw gaan ervan uit dat de wereld blijft zoals
hij is. Adaptatie aan een veranderend klimaat zit onvoldoende ingebakken.
Bovendien ontbreekt een overkoepelende, gedeelde visie voor deze beleidsdomeinen. Dit leidt tot
een belangenstrijd en een gebrek aan ‘mandaat’ voor samenwerking.
Als een eerste stap is dus een verdere analyse van de bestaande regelgeving en de (financiële)
instrumenten aan de orde om ze klimaatbestendig te maken. Hiervoor is begeleiding van
wetenschappelijke instellingen (bv. INBO, ILVO,…) aangewezen.
In 2030 zouden zulke aanpassingen doorgevoerd moeten zijn.
Ook een ‘betonstop’ dient tegen 2030 gerealiseerd te zijn.
Een norm als 1/3 vrije ruimte bij nieuwe bouwprojecten zou overal moeten gelden.
Om belangrijke veranderingen te realiseren moet de grondenmobiliteit aangepakt.
Naar analogie met de watertoets, wordt gesuggereerd om een klimaattoets in te zetten bij de
beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen en stadsplanning.
Verder dienen innovatieve financieringsmodellen ontwikkeld. Co-financiering is daarbij
noodzakelijk in de kennisopbouwfase. Acties die op korte tot middellange termijn mogelijk zijn:
o regelluwe proeftuinen opstarten en de succesvolle experimenten verspreiden of vertalen in
regelgeving
o bestaande financiële instrumenten koppelen, gerichter maken en toepassen.
o de middelen die op basis van milieu en natuur ingezameld worden (bv.
grondwaterheffingen), terug laten vloeien naar NBS. Hierbij wordt gedacht aan een
aanpassing van de gemeentefondsen, een verhardingsheffing, een gebiedsfonds gespijsd
door diverse administraties.
o nieuwe fiscale stimuli ontwikkelen
Op lange termijn zou klimaatneutraliteit een streefdoel moeten zijn.
Ook dient een mentaliteitswijziging in alle geledingen van de samenleving nagestreefd.
Thema 2: samenwerking en co-creatie
-
-
Er is nood aan een trekker van een beleidsdomeinoverkoepelende visie op klimaat. Het aanstellen
van een klimaatregisseur kan een incentive en mandaat voor samenwerking tussen actoren creëren.
Bestaande systemen voor projectfinanciering zouden herbekeken kunnen worden om een
subsidiesysteem voor integrale klimaatadaptatieprojecten te ontwikkelen.
Ruimtelijke inrichtingsprojecten zijn dikwijls vraaggestuurd. Een programmatorische planning kan
helpen om de grote lijnen van een gemeenschappelijke klimaatvisie te bewaken.
Zulke plannen dienen vanaf de conceptfase maatschappelijk afgetoetst. De mogelijkheden van cocreatie moeten actief verkend worden. Dit vergt het durven loslaten van denkkaders en zelfs van
de oorspronkelijke doelstellingen van een plan.
Het algemeen belang primeert daarbij op het eigenbelang.
Om ook economische drijfveren te creëren voor de partners moeten ESD concreet economisch
vertaald worden.
Op termijn zou dat moeten leiden tot een multifunctioneel gebruik van de ruimte.
Thema 3: meten en begeleiden
-
Het vergelijken van de impact van natuurgebaseerde oplossingen en technische oplossingen, zowel
financieel als niet-financieel, kan zeer overtuigend werken. Aandacht moet daarbij ook gaan naar de
pagina 8 van 10
-
-
-
minder zichtbare kosten en baten bv. voor gezondheid. Modelleringen (bv. riolen versus natuurlijke
oplossingen) kunnen zulke vergelijking ondersteunen. Verder is de rolverdeling tussen overheid,
burger en andere belanghebbenden in dat verband belangrijk: wie draagt de lasten, wie de lusten,
bv. wie ruimt het afval na overstromingen?
Een gedegen monitoring van de effecten van reeds gerealiseerde natuurprojecten op
klimaatadaptatie is essentieel om een beleid en een argumentatie voor NBS te onderbouwen.
Voor de bovenlokale kennis die bv. het resultaat is van modelleringen, is een doorvertaling naar
toepassingen op het lokale niveau aan de orde.
Een nulmeting van klimaateffecten als hittestress of wateroverlast is nodig om adaptatieacties
richting te geven en op te volgen: wat vindt waar plaats, voor wie en met welke effecten?
Een toolbox om maatregelen af te wegen, prioritaire acties aan te duiden en ermee aan de slag te
gaan, zou handig zijn.
Ondersteuning is ook nodig bij het omgaan met onzekerheid en voorspellingen. Welke risico’s zijn
er en hoe kan je zulke risico-inschattingen vertalen naar de praktijk? Concrete voorbeeldprojecten
kunnen daarbij helpen.
Een systeem van benchmarking van lokale besturen omtrent klimaatacties kan motiverend werken.
Ook op het vlak van handhaving, bv. van het vergunningenbeleid, is er nog werk aan de winkel.
Monitoring en ervaringsuitwisseling tussen besturen rond verschillende methodes van handhaving
zijn daarbij van belang.
Andere domeinen die zeker nog kennis en opvolging behoeven, zijn de hydrologische effecten
(waterpeilen) van klimaatverandering en de effecten op biotopen.
3.6 Conclusies
-
-
-
-
-
Er bestaat een gradiënt tussen technische en natuurgebaseerde oplossingen op
maatschappelijke vragen. De meer natuurgebaseerde zijn effectief om de klimaatuitdagingen
aan te pakken, ze bieden veel mogelijkheden tot synergieën met andere ecosysteemdiensten
en ze zijn gewoonlijk goedkoper dan de technische oplossingen. Praktijk voorbeelden zijn
legio.
Een belangrijke uitdaging voor klimaatadaptatie stelt zich op het vlak van waterbeheer: we
moeten leren omgaan met extremen van waterschaarste tot overstromingen. Een goede
afstemming tussen waterbeheer en andere sectoren is een voorwaarde voor het creëren van
een klimaatadaptieve ruimte.
Ook op andere vlakken is samenwerking tussen verschillende actoren en overheden aan de
orde. Co-creatie en co-financiering kunnen op een efficiënte manier tot resultaten leiden. Een
klimaatregisseur kan acties stroomlijnen en overheden een mandaat bieden om samen te
werken aan programmatische planning van natuurlijke klimaatbuffers.
De huidige regelgeving en financiële instrumenten zijn te weinig gericht op veranderende
omstandigheden. Ze dienen dus klimaatbestendig gemaakt. Wetgevende belemmeringen
moeten aangepakt. Een wetenschappelijke doorlichting en ondersteuning is daarbij aan de
orde. Proeftuinen voor innovatie kunnen op korte termijn een oplossing betekenen. Andere
suggesties op regelgevend vlak zijn: groennormen invoeren bij bouwprojecten, een
klimaattoets integreren, een toolbox om adaptatiemaatregelen af te wegen, een systeem voor
grondenmobiliteit opzetten, … Een gepaste handhaving van de regelgeving is uiteraard
essentieel om resultaten te boeken.
Er schuilt een belangrijk potentieel in het herbekijken en ontwikkelen van
financieringsmethoden. Voorbeelden zijn: bestaande financiering over beleidsdomeinen heen
koppelen en richten op klimaat, de verdeling van het gemeentefonds aanpassen aan
klimaatgerelateerde actie, de inkomsten van hemelwaterheffingen koppelen aan de
financiering van natuurgebaseerde oplossingen, private partners betrekken, …
pagina 9 van 10
-
-
-
Om tot realisaties te komen, is een mentaliteitsverandering nodig in alle geledingen van de
maatschappij. Dat teweegbrengen vergt enerzijds een goede begeleiding en anderzijds een
onderbouwing van de argumenten.
Om actoren te overtuigen om in te zetten op natuurgebaseerde oplossingen, moeten de
kosten en baten ten opzichte van grijze oplossingen zichtbaarder worden. De minder
zichtbare effecten maken vaak het verschil.
Goede voorbeelden kunnen inspireren. Zo kan een systeem van benchmarking van lokale
besturen motiverend werken om klimaatacties vorm te geven.
pagina 10 van 10
Download