VERSLAG Klimaatrondetafel ‘natuur en bos’ – deel Klimaatadaptatie van onze maatschappij /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// datum: 30 juni 2016 aanwezig: Koen Martens (Vlaamse Milieumaatschappij), Bert Barla, (Vlaamse Landmaatschappij), Bart Schoukens (Agrobeheercentrum Eco²), Ina Comhaire (Departement Mobiliteit en Openbare Werken), Hans Scheirlinck (Bosgroep Vlaamse Ardennen tot Dender), Erwin Van San (Pidpa), Steven Broekx (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), Johan Van den Broek (Provincie Limburg), Wim Van Gils (Natuurpunt), Christophe Claeys (Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten), Dries Desloover (Agentschap voor Natuur en Bos), Erwin De Meyer (Agentschap voor Natuur en Bos), Paul Vertegaal (Natuurmonumenten, Nederland), Sander Jacobs (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek), afwezig: Ludwig Vandenhove (Provinciebestuur Limburg) verontschuldigd: Martin Hermy (KULeuven), Vincent Volckaert (Protos vzw) begeleiding: Koen Sips (Point Consulting) verslaggever: Katrijn Alaerts (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// 1 INLEIDING Het doel van de rondetafels is overleg met stakeholders over de korte termijnmaatregelen en langetermijnvisie die in het beleidsveld ‘natuur en bos’ genomen kunnen worden in de strijd tegen de klimaatverandering. Er wordt daarbij nagegaan op welke manier inhoudelijk vorm kan worden gegeven aan nieuwe engagementen van zowel de Vlaamse overheid als belanghebbenden en hoe deze richting 2020, 2030 en 2050 hun uitwerking kunnen kennen. De focus ligt vanuit de klimaattop op mitigatie, maar dit werd verbreed naar sekwestratie en adaptatie voor het thema ‘natuur en bos’. De scope is drieledig: maatregelen en engagementen op de Korte Termijn (tot 2020), de Middellange Termijn (2021-2030) en de Lange Termijn (2031-2050). Er werden in hoofdzaak ideeën uitgewisseld. Deze ideeën moeten verder uitgewerkt worden in de aanloop naar de Vlaamse klimaattop van 1 december 2016 onder de vorm van engagementen en dit zowel van de kant van de overheid als van de kant van de stakeholders. 2 AANPAK Ter voorbereiding werd aan elke deelnemer van de rondetafel gevraagd te reflecteren over enkele vragen: Welke (meest succesvolle) klimaatengagementen heeft uw organisatie al genomen met betrekking tot natuur en bos? Welke acties/projecten lopen al? pagina 1 van 10 Welke uitdagingen/belemmeringen ziet u voor het aangaan van bijkomende klimaatengagementen in deze materie? Vertrekkend hiervan werd de workshop via onderstaand traject uitgevoerd. 10u45 – 12u15: 1) Voorstellingsronde 2) Introductie van het thema 3) Ronde van de tafel: elke deelnemer licht in enkele minuten toe welke acties in zijn/haar werkveld lopende zijn, welke er nog zullen lopen, en welke de belangrijkste uitdagingen zijn voor de toekomst. 4) Prioritaire uitdagingen: bespreking in groepjes 5) Selectie van de drie belangrijkste uitdagingen/thema’s 13u30 – 15u10: 1) 2) 3) 4) Korte samenvatting van de hoofdlijnen van de andere deeltafels Bijkomende introductie Uitwerking aanpak per thema: bespreking in groepjes Aanduiden van de prioritaire en de meest vernieuwende oplossingen 3 VERSLAG 3.1 Introductie De inleiding van de rondetafel werd verzorgd door Sander Jacobs van het INBO. Hij stond stil bij de manier waarop we de natuur kunnen inzetten om de uitdagingen die het klimaat stelt aan onze maatschappij het hoofd te bieden. Hoe? Het concept is niet nieuw, maar het jargon terzake verandert: van ‘ecosysteemdiensten’ (ESD), met een focus op de voordelen die mens uit natuur haalt, naar ‘natuurgebaseerde oplossingen’ (nature based solutions, NBS), waarbij we de natuur inzetten om problemen op te lossen. Vooral in stedelijke context, en dus in zowat heel Vlaanderen, vormen ze belangrijke strategieën om onder andere de klimaatproblemen aan te pakken. Alle systemen in Vlaanderen zijn natuurgebaseerd: ze hebben zowel natuurlijke als menselijke componenten die samen een dienst of een voordeel voor de mens creëren. Er is echter een gradiënt tussen natuurlijke en technische of fossiele brandstoffen gebaseerde oplossingen op maatschappelijke vragen. Beide extremen komen nauwelijks voor. Voorbeelden zijn de gradiënt van waterzuivering met natuurlijke rietvelden tot meer technische biologische waterzuiveringsinstallaties, of van voedselvoorziening door jacht op wilde dieren tot niet-grondgebonden industriële vleesproductie. Er is een trade-off tussen de verschillende diensten die een ecosysteem ons kan bieden. Als we de interacties bekijken, blijken de technische oplossingen weinig positieve en veel negatieve effecten te hebben op andere ecosysteemdiensten. Bij natuurgebaseerde oplossingen worden veel positieve en minder negatieve feedbacks vastgesteld. De uitdaging is een optimum te vinden in de gradiënt waarbij zo weinig mogelijk negatieve interacties en zoveel mogelijk positieve interacties tussen ecosysteemdiensten plaatsvinden. Zo toont een scenario voor voedselproductie aan dat een lichte verschuiving van de huidige verdeling van productiesystemen volgens de gradiënt, in de richting van meer natuurgebaseerde oplossingen, grote gevolgen zou hebben: het aantal zeer negatieve effecten op andere ecosysteemdiensten halveert en het aantal positieve interacties verdubbelt. Daarnaast blijken natuurgebaseerde oplossingen dikwijls ook het meest kostenefficiënt. Een reeks voorbeeldprojecten leidde tot volgende besluiten: pagina 2 van 10 - - Een plan voor een natuurgebaseerde oplossing moet ophangen worden aan de concrete noden en problemen die spelen, met een participatieve aanpak. Maatschappelijke baten zijn niet moeilijk te vinden, maar ze zijn meervoudig (sociaal, economisch, ecologisch). Er is dus ook een meervoudige waardering nodig om ze zichtbaar te maken. Het zichtbaar maken van de baten zorgt voor draagvlak, en kan leiden tot co-investeringen (bv. in Genk) en een flexibele, lokaal inzetbare instrumenten mix. Algemene conclusie: een screening van natuurgebaseerde oplossingen in Vlaanderen bestaat, we weten dat ze kostenefficiënt zijn en dat de winsten veel verder gaan dan klimaatadaptatie, de strategie bestaat al, nl. de meest kostenefficiënte maatregelen eerst implementeren, en er bestaan veel voorbeelden in de praktijk. Tijd voor actie dus. 3.2 Ronde van de tafel Vertrekkend van de voorbereidende vragen gaf elke deelnemer aan welke klimaatengagementen en projecten in hun organisatie lopende zijn of opgestart werden en welke uitdagingen ieder ziet voor nieuwe klimaatengagementen. Lopende klimaatengagementen en projecten - - - - Pidpa: het inzetten van aangepaste technieken en methoden die het energieverbruik en de CO2uitstoot doen dalen. Voorbeelden zijn: het gebruik van een nieuwe biologische methode voor de zuivering van ijzer uit het drinkwater, waardoor de slibmassa halveert en er geen chemicaliën meer nodig zijn, het gebruik van een bestaande leiding om drinkwater gravitair te transporteren en een automatische sturing van alle pompen, afgestemd op het watergebruik. Provincie Limburg: Uitwerking van een visie en maatregelenpakket om tot een klimaatneutrale provincie te komen. Dit leidde o.a. al tot een inspirerende publicatie: ‘Voluit voor een duurzaam Limburg: inspiratie voor een klimaatneutrale provincie’. Bosgroepen: o Het duurzaam beheer van 34 000 ha privaat bos, dat verschillende ecosysteemdiensten levert. o Herwaardering van het Vlaamse bosareaal: vóór het oprichten van de bosgroepen wisten de eigenaars niet altijd goed hoe met hun bossen om te gaan, veel bossen hadden vroeger een andere gewestplanbestemming. Nu hebben de eigenaars terug een toekomstvisie en de meeste bossen een beheerplan. o Creëren van een netwerk van 12 000 boseigenaars, dat gemobiliseerd kan worden om bv. het bosbeheer aan te passen in het kader van de klimaatverandering. o Realisatie van bosuitbereiding. VLM: o Uitvoering van geïntegreerde landinrichtingsprojecten, waarbij adaptatie en in mindere mate ook mitigatie impliciet meeliften (via waterberging, buffering, ecologische infrastructuur, herstel van de veerkracht,…). In de toekomst wil VLM adaptatie meer expliciet meenemen in projecten door bv. ecosysteemdiensten meer te integreren in de planvorming. o Een hele reeks voorbeeldprojecten i.v.m.: het herstel van de sponswerking en waterberging in natuurgebieden, de combinatie van speelbos en gecontroleerd overstromingsgebied, valleiherstel, ook in een stedelijke context, vergroening van bedrijventerreinen en integratie van groenblauwe infrastructuur in agrarische gebieden. Partners met elk hun eigen prioriteiten enthousiasmeren is daarbij een uitdaging. VVSG: o De gemeenten zijn partners in allerhande bovenlokale groenprojecten. pagina 3 van 10 Ze zijn zelf belangrijke inrichters van de publieke ruimte en leggen dus groen aan. Meer groen in de stad realiseren, blijft wel een belangrijk werkpunt. o Ze kunnen als regelgever het ruimtelijk beleid vormgeven en bv. groendaken opleggen. o VVSG is kennismakelaar, verzamelt en verspreidt informatie en goede praktijken, geeft advies en overtuigt gemeenten bv.in het kader van het Burgemeesterconvenant en Mayors Adapt. Natuurpunt: o Promoten en verdedigen van ecosystemen en NBS. o Verzamelen en verspreiden van kennis rond ecosystemen en hun diensten. o Het ontwikkelen van ecosystemen en hun diensten, in samenwerking met allerlei actoren bv. overheden, waterbeheerders. MOW: o Het verzekeren van de veiligheid met aandacht voor biodiversiteit in het kader van het sigmaplan en het kustveiligheidsplan. o Beheer van groen en hakhout op bermen en oevers. o Samenwerking met andere overheden rond waterbeleid (kwantiteit) in de schoot van de Coördinatiecommissie integraal waterbeleid en rond instandhoudingsdoelstellingen (IHD) met ANB. VMM: herstel van de waterberging in valleigebieden op een manier die zoveel mogelijk andere functies combineert bv. natuur, recreatie. Als voorbeeldprojecten worden de Dijlevallei, de Demervallei, en de Zuunbeek vermeld. VITO: Kennisopbouw rond de impact van natuurgebaseerde oplossingen op het klimaat en de cobenefits: meten, modelleren, voorspellen, economische analyses en monetaire waardering van ESD. Daarbij maakt VITO ook kanskaarten op, die een antwoord trachten te bieden op de vragen wat waar mogelijk is en waarde meeste winsten gecreëerd worden. Waar vroeger de focus lag op landelijk gebied, leidt een veranderde vraag nu tot een verschuiving naar het bestuderen van groen in de stedelijke context. Bv. natuurwaardeverkenner stad, functioneel groen tool Antwerpen,… Agrobeheercentrum Eco²: o Uitvoeren van projecten rond waterconservering in landbouwgebied: positionering van stuwen en peilgestuurde drainage. Omgekeerde drainage is voorlopig nog een droom. o Projecten in verband met het hergebruik van de reststromen van perceelsrandenbeheer en lokaal landschapshout: gebruik voor energieproductie of inwerken in de bodem, om het organische stofgehalte te doen toenemen. ANB: o Uitvoeren en financieren van projecten rond stadsrandbossen en projectoproepen ‘natuur in de buurt’ en ‘pimp je speelplaats’. o Kennisdelen o.a. via vademeca o Mainstreamen en gebruiken van tools voor het afwegen van ESD, o.a. in stedelijke omgeving. o Ontwikkelen van een klimaatactieplan: welke acties kan ANB nemen? o - - - - - - Uitdagingen voor bijkomende klimaatengagementen - Pidpa: hergebruik van energie: grondwater inzetten voor koeling, zonder de hygiëne te hypothekeren. Provincie Limburg: o Hoe omgaan met de paradox in onze samenleving: we erkennen het probleem van de klimaatverandering, maar we passen onze levensstijl niet aan. pagina 4 van 10 Een consequent fiscaal en regulerend kader ontwikkelen dat gericht is op het klimaat bv. fietspaden aanleggen en maatregelen nemen om autogebruik te ontraden, mensen stimuleren om dichter bij elkaar te gaan leven, en dat ook handhaven. Bosgroepen: Een globale toekomstvisie rond bos in Vlaanderen ontwikkelen, met een focus die verder gaat dan biodiversiteit, die meer ecosysteemdiensten aan bod laat komen, en waarin ook bosuitbreiding mogelijk is. VLM: o Sterkere incentives ontwikkelen om aan groenblauwe dooradering te werken, want die is essentieel om de problemen van klimaatverandering op te vangen. Zowel regulerend (via het vergunningenbeleid), stimulerend (een mentaliteitswijziging teweegbrengen) als programmatisch (door pro-actief herstel en realisatie). o Groenblauwe dooradering meekoppelen met andere doelen (recreatie, buffergroen, speelgroen, zachte verbindingen,…) o Inzichtelijk maken van de baten van natuurgebaseerde oplossingen ten opzichte van technische oplossingen. Het kosten/batenplaatje van bv. doorlaatbaarheid in plaats van verharding moet nadrukkelijker tot de hoofden van bestuurders planners, ontwerpers, uitvoerders en burgers doordringen. VVSG: o Het mainstreamen van NBS: het doorbreken van de gangbare oplossingen in aanleg of ontwerp, van de standaardpatronen bij aanbestedingen. o Werken aan échte participatie. o Enthousiasmeren van de beleidsmakers van gemeenten. o Uitgaan van het positieve, van de leefkwaliteit die natuur kan brengen. Er is een grote behoefte aan toegankelijke natuur. o Beleidsruimte beschikbaar maken: zo blijkt het creëren van een ‘lobbenstad’ in de praktijk een uitdaging op wetgevend vlak. Proeftuinen zijn nodig, Natuurpunt: o Het ontwikkelen van incentives om aan klimaatadaptatie te werken o.a. in natuur- en landbouwbeleid. Nu zijn de incentives enkel projectgebaseerd. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is een mooie visie, maar er zijn geen instrumenten aan verbonden. o Het wegwerken van negatieve incentives bv. uit het landbouwbeleid. o ESD integreren in ruimtelijke ordening, landbouw-, natuur- en stedenbeleid. o Leren omgaan met bottom-up, co-creatieve processen, met burgers die zelf aan ruimtelijke ordening willen werken zoals bv. bij Ringland. MOW: o Het verzoenen van de vele noden en wensen voor water bv. scheepvaart, landbouw, natuur, drinkwater. o Het combineren van veiligheid en het economische hoofdgebruik van de infrastructuur met natuur. o Een mentaliteitsverandering realiseren bij de beheerders van harde infrastructuur, zodat ze standaard natuurgebaseerde oplossingen mee in overweging nemen waar mogelijk. Die mindshift is al bezig, maar er blijft zeker potentie voor verbetering. Ingenieurs en biologen moeten elkaar vinden. VITO: o Het uitdenken van financieringsstrategieën om de mismatch tussen kostendragers (maatschappij) en baathouders te verbeteren. o Samenwerken tussen verschillende beleidsdomeinen in de zoektocht naar en de uitvoering van efficiënte oplossingen. Daarbij realisme aan de dag leggen: groendaken gaan geen overstromingen oplossen. o - - - - - - pagina 5 van 10 - - o Zoeken naar een balans tussen groene en grijze infrastructuur. Agrobeheercentrum Eco²: o Het sluiten van de biomassakringloop: de huidige wetgeving laat niet toe om biomassastromen als bv. gras uit natuurbeheer te hergebruiken, ondanks de vraag ernaar vanuit bv. de biolandbouwsector. o ESD integreren in de landbouw. Hiervoor is een mentaliteitsverandering nodig van de huidige mainstream landbouw. Die kan enkel plaatsvinden vanuit een ruimer inzicht in de mogelijkheden. o De financieringsmoeilijkheden aanpakken. ANB: o Structurele samenwerking tussen overheden op verschillende schaalniveaus : in tijden van budgettaire schaarste moeten we krachten bundelen. o Afstemmen van natuurbeheer en waterbeheer in valleien vanaf een heel vroeg planningsstadium. o Het verbinden van natuurgebieden via beekvalleien. o Het betrekken van de privésector en bijhorend kapitaal: bedrijven en burgers warm krijgen om mee te investeren in klimaatadaptatie in hun omgeving. o Programmatisch of planmatig werken in plaats van projectmatig. o Een versnelling hoger schakelen. 3.3 De prioritaire uitdagingen Op basis van het voorgaande werd in drie groepjes gereflecteerd over de belangrijkste uitdagingen en mechanismen om ze aan te pakken, telkens vertrekkend vanuit de mogelijkheden van de eigen organisatie. Volgende thema’s kwamen naar voren: - - - - - - Het bestaande instrumentarium, over alle beleidsdomeinen heen, dient gescreend om het beter af te stemmen op de klimaatuitdagingen (klimaatcheck). Het gaat hierbij om zowel financiële als niet-financiële instrumenten. Momenteel lijken de incentives voor een algemene mentaliteitswijziging te ontbreken. Het resulterende beleid moet consequent zijn: regels die gelden voor iedereen helpen om weerstand te ondervangen. Contraproductief beleid moet geschrapt worden. Het instrumentarium zou voldoende breed moeten zijn om innovatie toe te laten en gemakkelijk bruggen te kunnen bouwen met andere sectoren en beleidsdomeinen. Een mogelijke oplossing zit in het creëren van regelluwe experimenteerruimtes. Er schuilt een belangrijk potentieel in het ontwikkelen van nieuwe financieringsmethoden. Voorbeelden zijn: de verdeling van het gemeentefonds aanpassen aan klimaatgerelateerde actie, de inkomsten van hemelwaterheffingen koppelen aan de financiering van natuurgebaseerde oplossingen, private partners betrekken. Maximaal inzetten op échte maatschappelijke betrokkenheid is cruciaal: participatieve processen moeten plaatsvinden vóór de beslissingen genomen worden. Daarnaast is ook het delen en cocreëren van kennis/oplossingen essentieel voor realisaties in het kader van klimaatadaptatie. Voldoende tijd en ruimte om elkaar te leren kennen en opportuniteiten en verzuchtingen tijdig te capteren is daarbij van groot belang. Mensen overtuigen en een mentaliteitswijziging teweegbrengen, vergt enerzijds een goede begeleiding en anderzijds een onderbouwing van de argumenten. De resultaten van experimenten en de voordelen van natuurgebaseerde ingrepen dienen opgevolgd en voldoende helder gecommuniceerd. Een programmatische en integrale ondersteuning verdient de voorkeur ten opzichte van ondersteuning op ad hoc projectbasis. pagina 6 van 10 3.4 Bijkomende introductie Bij de opening van de namiddagsessie gaf Paul Vertegaal van Natuurmonumenten (Nederland) een toelichting over hoe natuur in de praktijk ingezet kan worden om de waterbergingsproblemen aan te pakken. De insteek van het Nederlandse beleid en de maatschappelijke opvattingen inzake waterbeer evolueerden van een angst voor water naar het creëren van meer ruimte voor water. Zo werd na de watersnood in 1953 uit veiligheidsoverwegingen de hele Nederlandse kustdelta afgesloten van de zee, waarmee alle natuurlijke overgangen tussen zee en rivieren verdwenen. Daardoor ontstonden ecologische problemen, maar ook veiligheidsproblemen zoals erosie en het uitblijven van aanslibbing en sedimentatie. Nu groeit langzaamaan het besef dat ontwikkelingen uit die periode niet duurzaam zijn. Om antwoord te bieden op de klimaatveranderingen werd een nieuw deltaplan ontwikkeld. O.a. lobbywerk vanuit de natuurverenigingen resulteerde in een plan, waarin de natuur als oplossing wordt gezien, in plaats van als slachtoffer (“onvermijdelijk neveneffect” van menselijk ingrijpen). Frustraties inzake wateroverlast dit voorjaar doen sommige sectoren nog steeds wijzen naar de natuur als oorzaak van het probleem. De natuursector moet blijven aantonen dat ze veeleer een antwoord biedt. Het programma Natuurlijke Klimaatbuffers (www.klimaatbuffers.nl), opgericht door een coalitie van natuurverenigingen en medegefinancierd door de overheid, kijkt specifiek naar ‘blauwe’ ecosysteemdiensten (voorkomen van wateroverlast, zoetwatervoorziening, sediment vasthouden om mee te groeien met de zee, waterzuivering, koolstofsekwestratie, …) om een klimaatadaptieve ruimte te creëren. De reeks van uitgevoerde projecten, op verschillende schaalniveaus, bewijst dat het bekijken van een breed pakket aan ecosysteemdiensten en het koppelen van natuur met andere domeinen als recreatie, landbouw, grondstofwinning, gezondheid, broeikasgassenreductie,… van groot belang is om resultaten te boeken. Dit wil ook zeggen: samenwerken met andere stakeholders vanuit een co-creatieve aanpak. Als we natuur als een oplossing voor waterproblemen beschouwen, kunnen verlammende conflicten tussen schijnbaar tegenstrijdige belangen terug worden omgezet in parallelle belangen en elkaar versterken. Het kostenplaatje van NBS versus technische oplossingen werkt overtuigend. Het co-creatieproces, inclusief cofinanciering, zorgt voor een zeer efficiënte besteding van het budget: zo zou de overheidssubsidie van Natuurlijke Klimaatbuffers het achtvoudige van het budget hebben kunnen losmaken, en zou de direct waarneembare winst op de begroting in een conservatieve schatting minimaal 45 miljoen per jaar bedragen. Alle partijen zijn zeer tevreden met deze manier van werken: het waterprobleem wordt opgelost, een draagvlak ontstaat, natuurlijke oplossingen zijn goedkoper dan technische en het komt ook goedkoper uit per actor. Om nu van pilot naar mainstream aanpak te komen, moeten nog enkele leerlessen getrokken worden. Zo ontstaan er onder andere moeilijkheden bij de samenwerking, omdat niet iedereen even breed denkt, omdat er toegevingen van alle partijen nodig zijn, omdat ook intern in een organisatie draagvlak moet ontstaan, omdat bij co-financiering door verschillende partners het budget in verschillende fases vrijkomt, enz. De belangrijkste les is: durf te beginnen, want voor goede plannen vind je altijd wel geld. 3.5 Verdieping Drie thema’s uit de voormiddagsessie werden in werkgroepjes verder uitgediept: 1° De regelgeving scherp stellen: integreren over beleidsdomeinen, conflicten wegwerken, financieringssystemen uitwerken. 2° Co-creatie en samenwerking tussen stakeholders: wat zijn de recepten? 3° Meten en begeleiden: coaching en ondersteuning van actoren via kennisontwikkeling en –deling Volgende vragen golden daarbij als leidraad: Wat kan je organisatie zelf doen? Wat heb je nodig van anderen? Hoe kan een samenwerking vorm krijgen? En welke oplossingen zie je op korte (2020), middellange (2030) en lange termijn (2050)? Dit resulteerde in onderstaande conclusies en aanbevelingen. Omwille van het beperkte tijdsbestek, werden niet in alle vragen volledig uitgewerkt in elke groep. Na een plenaire voorstelling van de resultaten kregen de deelnemers nog wel de kans om de naar hun mening pagina 7 van 10 meest verfrissende ideeën en de essentiële onderwerpen aan te duiden, voor een verdere uitwerking tegen de klimaattop in december. Deze aanbevelingen en kwesties worden in vet weergegeven. Thema 1: de regelgeving scherp stellen - - - - De bestaande instrumenten van het natuurbeleid (bv. IHD, beheerplannen), maar ook van andere beleidsdomeinen als ruimtelijke ordening en landbouw gaan ervan uit dat de wereld blijft zoals hij is. Adaptatie aan een veranderend klimaat zit onvoldoende ingebakken. Bovendien ontbreekt een overkoepelende, gedeelde visie voor deze beleidsdomeinen. Dit leidt tot een belangenstrijd en een gebrek aan ‘mandaat’ voor samenwerking. Als een eerste stap is dus een verdere analyse van de bestaande regelgeving en de (financiële) instrumenten aan de orde om ze klimaatbestendig te maken. Hiervoor is begeleiding van wetenschappelijke instellingen (bv. INBO, ILVO,…) aangewezen. In 2030 zouden zulke aanpassingen doorgevoerd moeten zijn. Ook een ‘betonstop’ dient tegen 2030 gerealiseerd te zijn. Een norm als 1/3 vrije ruimte bij nieuwe bouwprojecten zou overal moeten gelden. Om belangrijke veranderingen te realiseren moet de grondenmobiliteit aangepakt. Naar analogie met de watertoets, wordt gesuggereerd om een klimaattoets in te zetten bij de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen en stadsplanning. Verder dienen innovatieve financieringsmodellen ontwikkeld. Co-financiering is daarbij noodzakelijk in de kennisopbouwfase. Acties die op korte tot middellange termijn mogelijk zijn: o regelluwe proeftuinen opstarten en de succesvolle experimenten verspreiden of vertalen in regelgeving o bestaande financiële instrumenten koppelen, gerichter maken en toepassen. o de middelen die op basis van milieu en natuur ingezameld worden (bv. grondwaterheffingen), terug laten vloeien naar NBS. Hierbij wordt gedacht aan een aanpassing van de gemeentefondsen, een verhardingsheffing, een gebiedsfonds gespijsd door diverse administraties. o nieuwe fiscale stimuli ontwikkelen Op lange termijn zou klimaatneutraliteit een streefdoel moeten zijn. Ook dient een mentaliteitswijziging in alle geledingen van de samenleving nagestreefd. Thema 2: samenwerking en co-creatie - - Er is nood aan een trekker van een beleidsdomeinoverkoepelende visie op klimaat. Het aanstellen van een klimaatregisseur kan een incentive en mandaat voor samenwerking tussen actoren creëren. Bestaande systemen voor projectfinanciering zouden herbekeken kunnen worden om een subsidiesysteem voor integrale klimaatadaptatieprojecten te ontwikkelen. Ruimtelijke inrichtingsprojecten zijn dikwijls vraaggestuurd. Een programmatorische planning kan helpen om de grote lijnen van een gemeenschappelijke klimaatvisie te bewaken. Zulke plannen dienen vanaf de conceptfase maatschappelijk afgetoetst. De mogelijkheden van cocreatie moeten actief verkend worden. Dit vergt het durven loslaten van denkkaders en zelfs van de oorspronkelijke doelstellingen van een plan. Het algemeen belang primeert daarbij op het eigenbelang. Om ook economische drijfveren te creëren voor de partners moeten ESD concreet economisch vertaald worden. Op termijn zou dat moeten leiden tot een multifunctioneel gebruik van de ruimte. Thema 3: meten en begeleiden - Het vergelijken van de impact van natuurgebaseerde oplossingen en technische oplossingen, zowel financieel als niet-financieel, kan zeer overtuigend werken. Aandacht moet daarbij ook gaan naar de pagina 8 van 10 - - - minder zichtbare kosten en baten bv. voor gezondheid. Modelleringen (bv. riolen versus natuurlijke oplossingen) kunnen zulke vergelijking ondersteunen. Verder is de rolverdeling tussen overheid, burger en andere belanghebbenden in dat verband belangrijk: wie draagt de lasten, wie de lusten, bv. wie ruimt het afval na overstromingen? Een gedegen monitoring van de effecten van reeds gerealiseerde natuurprojecten op klimaatadaptatie is essentieel om een beleid en een argumentatie voor NBS te onderbouwen. Voor de bovenlokale kennis die bv. het resultaat is van modelleringen, is een doorvertaling naar toepassingen op het lokale niveau aan de orde. Een nulmeting van klimaateffecten als hittestress of wateroverlast is nodig om adaptatieacties richting te geven en op te volgen: wat vindt waar plaats, voor wie en met welke effecten? Een toolbox om maatregelen af te wegen, prioritaire acties aan te duiden en ermee aan de slag te gaan, zou handig zijn. Ondersteuning is ook nodig bij het omgaan met onzekerheid en voorspellingen. Welke risico’s zijn er en hoe kan je zulke risico-inschattingen vertalen naar de praktijk? Concrete voorbeeldprojecten kunnen daarbij helpen. Een systeem van benchmarking van lokale besturen omtrent klimaatacties kan motiverend werken. Ook op het vlak van handhaving, bv. van het vergunningenbeleid, is er nog werk aan de winkel. Monitoring en ervaringsuitwisseling tussen besturen rond verschillende methodes van handhaving zijn daarbij van belang. Andere domeinen die zeker nog kennis en opvolging behoeven, zijn de hydrologische effecten (waterpeilen) van klimaatverandering en de effecten op biotopen. 3.6 Conclusies - - - - - Er bestaat een gradiënt tussen technische en natuurgebaseerde oplossingen op maatschappelijke vragen. De meer natuurgebaseerde zijn effectief om de klimaatuitdagingen aan te pakken, ze bieden veel mogelijkheden tot synergieën met andere ecosysteemdiensten en ze zijn gewoonlijk goedkoper dan de technische oplossingen. Praktijk voorbeelden zijn legio. Een belangrijke uitdaging voor klimaatadaptatie stelt zich op het vlak van waterbeheer: we moeten leren omgaan met extremen van waterschaarste tot overstromingen. Een goede afstemming tussen waterbeheer en andere sectoren is een voorwaarde voor het creëren van een klimaatadaptieve ruimte. Ook op andere vlakken is samenwerking tussen verschillende actoren en overheden aan de orde. Co-creatie en co-financiering kunnen op een efficiënte manier tot resultaten leiden. Een klimaatregisseur kan acties stroomlijnen en overheden een mandaat bieden om samen te werken aan programmatische planning van natuurlijke klimaatbuffers. De huidige regelgeving en financiële instrumenten zijn te weinig gericht op veranderende omstandigheden. Ze dienen dus klimaatbestendig gemaakt. Wetgevende belemmeringen moeten aangepakt. Een wetenschappelijke doorlichting en ondersteuning is daarbij aan de orde. Proeftuinen voor innovatie kunnen op korte termijn een oplossing betekenen. Andere suggesties op regelgevend vlak zijn: groennormen invoeren bij bouwprojecten, een klimaattoets integreren, een toolbox om adaptatiemaatregelen af te wegen, een systeem voor grondenmobiliteit opzetten, … Een gepaste handhaving van de regelgeving is uiteraard essentieel om resultaten te boeken. Er schuilt een belangrijk potentieel in het herbekijken en ontwikkelen van financieringsmethoden. Voorbeelden zijn: bestaande financiering over beleidsdomeinen heen koppelen en richten op klimaat, de verdeling van het gemeentefonds aanpassen aan klimaatgerelateerde actie, de inkomsten van hemelwaterheffingen koppelen aan de financiering van natuurgebaseerde oplossingen, private partners betrekken, … pagina 9 van 10 - - - Om tot realisaties te komen, is een mentaliteitsverandering nodig in alle geledingen van de maatschappij. Dat teweegbrengen vergt enerzijds een goede begeleiding en anderzijds een onderbouwing van de argumenten. Om actoren te overtuigen om in te zetten op natuurgebaseerde oplossingen, moeten de kosten en baten ten opzichte van grijze oplossingen zichtbaarder worden. De minder zichtbare effecten maken vaak het verschil. Goede voorbeelden kunnen inspireren. Zo kan een systeem van benchmarking van lokale besturen motiverend werken om klimaatacties vorm te geven. pagina 10 van 10