WORDT ONDERAANNEMING MOEILIJKER? Sinds 10 januari legt de wet nieuwe verplichtingen op aan ondernemingen die op hun eigen bedrijfsterreinen met onderaannemers werken. De strijd tegen zwartwerk zal een nochtans perfect wettige praktijk voortaan moeilijker maken. Veel bedrijven schakelen vandaag gespecialiseerde onderaannemers in voor bepaalde interne opdrachten. Of het nu gaat om gespecialiseerde arbeiders of om kenniswerkers, ze werken niet in opdracht van hun werkgever, maar voor diens klanten. Deze praktijk, die in de wetgeving ‘terbeschikkingstelling van werknemers’ wordt genoemd, is zeer strikt gereglementeerd. Wie oefent het gezag uit? Eigenlijk is de terbeschikkingstelling van werknemers zelfs verboden. Volgens de wet heeft immers alleen de werkgever het recht om gezag uit te oefenen over zijn werknemer. Wel werden tot nog toe op die regel een aantal uitzonderingen toegestaan: enerzijds uitzendarbeid, anderzijds de bovenvermelde gevallen van onderaanneming. Tot 10 januari 2013 bepaalde de wet namelijk dat er geen sprake was van (verboden) ‘terbeschikkingstelling’ indien: • de klant voldeed aan de geldende verplichtingen inzake welzijn op het werk; • de instructies die hij gaf aan de werknemer, beperkt bleven tot de werktijd en tot de uitvoering van het werk dat was vastgelegd in de overeenkomst tussen de werkgever en zijn klant. Verplichte preciseringen Voortaan moet de overeenkomst tussen de werkgever en zijn klant uitdrukkelijk en gedetailleerd vermelden welke instructies de klant mag geven aan deze werknemers. Bovendien moet de overeenkomst bepalen dat dit instructierecht van de klant op geen enkele manier afbreuk mag doen aan het gezag van de werkgever. Tot slot moet de uitvoering van de overeenkomst exact overeenkomen met de voornoemde bepalingen. Bijkomende controle Daarnaast bepaalt de wet dat de klant zijn ondernemingsraad onmiddellijk op de hoogte moet brengen van het bestaan van een dergelijke overeenkomst. Verder moet hij de leden van de ondernemingsraad die daarom vragen, een kopie bezorgen van het deel van de overeenkomst dat bepaalt welke instructies hij mag geven. Indien er geen ondernemingsraad is, moet die informatie doorgegeven worden aan het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis, aan de leden van de vakbondsafvaardiging. Deze bepalingen werden gepubliceerd in de programmawet van 27 december 2012 (op 31 december gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad). Aan het koninklijk uitvoeringsbesluit wordt momenteel nog gewerkt.