Marokkaanse munt De Marokkaans munt is een van de wel 600 muntsoorten. Hij wordt Marokkaanse munt genoemd, omdat dit de muntsoort is waarvan in Marokko thee wordt gezet. Munt is uit Azië en Noord-Afrika over Europa en Amerika verspreid. De Muntfamilie is erg uitgebreid, Pepermunt, Marokkaanse en Turkse munt zijn alle drie heel geschikt voor de toepassing in de keuken. Marokkaanse munt is ook heerlijk als kruidenthee. Marokkaanse munt kan wel tot 60 cm hoog worden. De bloemen van de munt trekken veel bijen aan en bevordert de bestuiving de andere planten in je tuin of op het balkon. Hij bloeit van juni tot augustus met lichtroze of lila bloemetjes. Munt is een echte woekeraar in de tuin. Kweek daarom munt altijd in een royale pot, dan kun je de groei binnen de perken houden. Munt sterft in de winter af, maar komt in het vroege voorjaar al weer terug. De plant kan in de winter makkelijk buiten blijven. Geef de plant wel af en toe biologische plantenvoeding. Let op dat plant nooit helemaal uitdroogt. Voor direct gebruik oogst de blaadjes of knijp je de bovenste helft van takjes uit de groeitoppen. Zo ontstaat een mooi vertakte plant waarvan je voor je wintervoorraad in juli en september kunt oogsten. Knip de stengels af, maar laat, vanaf de grond gerekend, twee stel bladeren zitten. Munt kun je goed drogen, maar niet invriezen. Recept: muntthee INGREDIENTEN Marokkaanse munt Citroenmelisse Water Bereidingswijze Zet een zeefje op een theeglas en doe in het zeefje twee theelepels gedroogd muntblad en een theelepel citroenmelisse. Giet het water erop en laat het 5 minuten trekken. Zo simpel en zo lekker. Waard voor: muntvlindertje Het muntvlindertje (Pyrausta aurata) is een dagactieve vlinder uit de familie grasmotten (Crambidae). Uiterlijk: Het is met een spanwijdte van 10 tot 15 millimeter een zeer klein vlindertje. De vlinder lijkt sterk op het purpermotje dat net iets groter is. De rups is donkergroen met zwarte vlekken en leeft op wild kattenkruid (Neparia cataria) en andere geurige lipbloemigen zoals citroenmelisse (Melissa citronalis). De rupsen uit de tweede generatie overwinteren op deze planten en verpoppen zich nadien in een spinsel in de grond. Voedsel: De waardplant is zoals de naam al doet vermoeden munt. De vliegtijd is van eind april tot eind september. Ook salie-soorten gelden als waardplant. Het muntvlindertje vliegt in twee overlappende generaties per jaar van april tot september. Voorkomen: Dit vlindertje komt verbreid voor in Europa, Afrika en Azië. Men vindt ze, meestal in talrijke mate, terug op zonnige plaatsen zoals droge weidegronden en grasvelden. In Nederland en België komt de soort vrij algemeen voor. Dracht voor: hommel Uiterlijk: Hommels zijn kleurige, harige en vaak fors gebouwde sociale insecten, die ook bij lagere temperaturen vliegen. Ze kunnen hun vleugelspieren niet alleen gebruiken om te vliegen, maar door hun vleugels 'los te koppelen', gebruiken ze dezelfde spieren om op te warmen. Hierdoor kunnen ze bij lagere temperaturen vliegen dan andere hymenoptera (vliesvleugeligen). Hommels hebben drie, in grote gelijke cubitaalcellen (bijen hebben er twee), de drie ocelli (enkelvoudige ogen) staan in een lijn en niet in een driehoek. Door de verschillende kleuren lijkt identificatie gemakkelijk, bij hommels komen echter kleurafwijkingen veelvuldig voor. In dit overzicht zijn ook de parasitaire koekoekshommels (Psithyrus) opgenomen. Van koekoekshommels worden vaker darren waargenomen dan vrouwelijke exemplaren. Van een aantal hommels is naast de lichaamslengte van de vrouwelijke (werkster) en mannelijke (dar) exemplaren ook de grootte van de koningin opgenomen. De grootte van de werksters kan gedurende het seizoen sterk variëren. Het nest wordt gemaakt van was, die de vrouwelijke exemplaren uit speciale klieren produceren. Ze bouwen daarvan broedcocons waarin de koningin het eitje legt. Het hommelnest wordt in het voorjaar gebouwd door de koningin, later wordt deze taak overgenomen door de werksters. De koningin hoeft dan alleen nog maar eitjes te leggen. Aan het einde van het seizoen worden nieuwe koninginnen geboren, die vervolgens uitvliegen om, na bevruchting, ergens alleen te overwinteren. De rest van het volk gaat dood. Voorkomen: In Nederland komen 31 verschillende soorten hommels voor, waarvan enkele nog niet worden beschouwd als gevestigd. Sommige soorten zijn sterk in aantal achteruit gegaan, zoals de gele hommel (Bombus distinguendus). Van andere soorten is niet goed bekend hoe het met ze gaat, zoals de heidehommel (Bombus humilis), die moeilijk is te inventariseren. In Nederland zijn verschillende soorten al lange tijd niet meer waargenomen en worden beschouwd als uitgestorven. Voorbeelden zijn de soorten (met jaar van laatste waarneming): boloog (Bombus confusus, 1942), de Limburgse hommel (Bombus pomorum, 1948) en de waddenhommel (Bombus cullumanus, 1953). Bestuiving: In koudere klimaten zijn hommels zeer belangrijke bestuivers, omdat ze ook bij lage temperaturen nog vliegen, dit in tegenstelling tot de meeste andere bijen. In heel warme streken zoals grote delen van Afrika en in Australië komen geen hommels voor. In Nieuw-Zeeland werd in het verleden rode klaver ingevoerd als voedsel voor het vee van de kolonisten. Omdat rode klaver een bloem heeft waarbij de nectar diep in de kroonbuis zit, konden de van nature voorkomende bijen de planten echter niet bestuiven. Op advies van Charles Darwin werden rond 1880 hommels ingevoerd waarna het probleem was opgelost. Alleen de uitrolbare tong van een hommel kan rode klaver bestuiven. Ook in Denemarken en Frankrijk worden gekweekte hommels ingezet voor het bestuiven van rode klaver. Hommels worden tegenwoordig gefokt voor de bestuiving van verschillende planten. De aardhommel wordt in Europa gebruikt om tomaten, te bestuiven, in andere werelddelen worden hiervoor andere hommelsoorten gebruikt. Andere gewassen die door hommels worden bestoven zijn: paprika, aubergine, courgette, meloen, aardbei, framboos en aalbes in kassen. Bij tomaat, paprika en aubergine worden de hommels bijgevoerd met suikerwater, omdat de bloemen geen nectar produceren. Bij deze laatste drie soorten, die allemaal behoren tot de nachtschadefamilie (Solanaceae), zijn de helmhokjes buisvormig met een opening aan één kant. De gladde stuifmeelkorrels zitten stevig vast in de helmhokjes. Hommels zijn goede bestuivers van deze planten omdat ze met de bovenkaken (mandibels) en klauwtjes aan de poten de bloem kunnen vastpakken en door de borstspieren snel te bewegen de meeldraden laten trillen om zo de stuifmeelkorrels uit de helmhokjes te laten vallen. Dit wordt in het Engels 'buzz pollination' genoemd, wat vrij vertaald 'zoembestuiving' betekent. Bij komkommerkruid kunnen alleen hommels op deze manier het stuifmeel uit de helmhokjes krijgen. De vallende korrels plakken aan hun elektrostatisch geladen lijf. Vervolgens kunnen zij met hun poten het stuifmeel verzamelen in hun korfjes. Een hommel neemt ook sneller genoegen met stuifmeel als er geen nectar aanwezig is. Ook verlaat een hommel niet zo gauw de kasruimte, in tegenstelling tot een bij. Hommels zijn over het algemeen niet zo efficiënt als bijen als het gaat om het bestuiven van bloemen. De volkeren zijn aanmerkelijk kleiner en hommels eten ook stuifmeel van onrijpe bloemen waardoor deze niet goed bestoven worden. Wanneer de nectar te diep in een bloem verborgen is bijt de hommel een gaatje in de zijkant van de bloemkroon om zo bij de nectar te kunnen komen. Het openknippen van bloemen heeft een negatieve impact op de bloem, omdat de hommel de bloem beschadigt of soms zelfs vernietigd. Bovendien komt de hommel met zijn lichaam niet altijd langs de meeldraden, zodat de bloem niet goed wordt bestoven. De plantensoorten waarbij dit voorkomt zijn smeerwortel, rode klaver, grote ratelaar, holwortel, hengel en dopheide. Ook van de houtbijen uit het geslacht Xylocopa is bekend dat ze bloemen openknippen als ze niet op de gebruikelijke manier bij de nectar kunnen komen. Daarnaast zijn bijen in staat om hun soortgenoten kenbaar te maken waar veel rijpe bloemen bloeien, hommels kennen deze vorm van communicatie niet. Dracht voor: zijdebij De zijdebijen (Colletes) zijn een geslacht van op de grond wonende bijen uit de bijenfamilie Colletidae. Het geslacht bestaat uit ruim 460 soorten, waarvan er 58 in Europa voorkomen. Deze soorten komen voornamelijk voor op het noordelijk halfrond. In Australië komen ze geheel niet voor. Slechts een enkele soort uit dit geslacht komt algemeen voor op de hogere zandgronden in Nederland en België: de Wormkruidbij (Colletes daviesanus). De meeste soorten leven solitair, maar sommige soorten leven samen in grote groepen. Ze hebben hun Nederlandse benaming te danken aan het feit dat ze hun zelfgegraven ondergrondse huisvesting afdekken met een polyester variant die lijkt op zijde, die ze produceren in een mondklier. Zijdebijen (Colletes) zijn over het gehele bijenjaar in elk gebied te vinden. De meeste zijdebijen hebben hun hoofdvliegtijd in de maanden juli en augustus. Uitzondering is de Grote zijdebij (Colletes cunicularius) die in het voorjaar vliegt, en de Klimopbij (Colletes hederae), die pas sinds 1993 is beschreven, vliegt in september op de dan bloeiende klimop. De naam dankt de zijdebij aan de zijdeachtige kleur van hun nestruimte. Ze bekleden de nestgang met een zelf via een mondklier geproduceerde vloeistof. Deze bekleding lijkt op cellofaan, wat een zijdeglans geeft. Vrouwtjes zijdebijen hebben over het algemeen een donker gekleurd achterlijf met duidelijke haarbandjes. De mannetjes van de zijdebijen zijn snelle vliegers en schieten van links naar rechts in het territorium waar ze vrouwtjes verwachten. Zijdebijen hebben in verhouding een korte tong en een niet echt ontwikkeld verzamelapparaat voor het vervoer van stuifmeel: gewoon vrij los in de haren aan de achterpoten. Volgens Michael Kuhlmann zijn er 2 groepen te onderscheiden: 'fodiens' en 'succinctus'. Vanuit de heizijdebij (succinctus) zou zowel de schorzijdebij (halophilus) als de klimopbij (hederae) afstammen, zo bleek op het speciale symposium over de Schorzijdebij in Zeeland (mrt 2005). Van de zijdebijen staat alleen de IJszijdebij (Colletes impunctatus) op de Rode Lijst.