1ste bach TEW/HI Sociologie smvt boek Q 120 1 uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be 6,00 € Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be 2 SOCIOLOGIE: HET SPEELVELD, DE SPELREGELS EN DE SPELERS HOOFDSTUK 1: OP ONTDEKKINGSTOCHT DOOR EEN BEKEND GEBIED? OVER DE EIGEN AARD VAN DE SAMENLEVING. SOCIOLOGIE = een hybride combinatie van socius (societas is samenleving) en logos (wetten). Sociologen willen meer weten over hoe de mensen samenleven in allerhande sociale verbanden (gezinnen, verenigingen, bedrijven, ..), doorwelke wetmatigheden dat samenleven wordt gestuurd en waarom. 1. EEN BEELD VAN DE TITEL HET SPEL BEKEKEN VANUIT DE TRIBUNE (neutrale waarnemers bekijken alles met de nodige distantie) van de samenleving: Speelveld= samenlevingsverbanden en de temporele en sociale ruimte rond het speelveld. Spelers = actoren (mensen, organisaties, instituties, structuren, ..). Spel =sociaal handelen, sociale relaties, posities, rollen en status, interactie en communicatie, verwachtingen, .. Spelregels = geboden en verboden, gewoonten, taboes, straffen of belonen, .. Deze verschillen naar tijd en plaats. ALLES IS CONTINGENT, MAAR DAAROM NOG NIET ARBITRAIR Iets is contingent als het noodzakelijk nog onmogelijk is – en het had met andere woorden dus ook anders kunnen zijn dan hoe het nu is. Alles is verschillend van de ene tot de andere samenleving (ruimtelijk en temporeel). Bv: het is niet omdat het huwelijk bij ons een evidentie is/was, dat het ook niet anders had kunnen zijn. Zoals in andere culturen bijvoorbeeld een polygamie versus een monogamie. Arbitrair = het is niet omdat er een bepaald sociaal gebruik is (bv. de manier waarop we eten en werken), ook anders had kunnen zijn, dat er geen goede redenen bestaan voor de manier waarop het vorm krijgt. Het is dus niet alleen de taak van de sociologie er ons op te wijzen dat de manier waarop we leven ook anders kan, het is eveneens haar taak ‘onze gebruiken, de inrichting van onze instellingen, onze centrale waarden, …’ te verklaren (dus contingent maar niet arbitrair) Bv. De hedendaagse (digitale) samenleving begrijpen wij maar door het belang van de wetenschap en technologie. DE MAGISCHE DRIEHOEK VAN BERGER EN LUCKMANN: De samenleving is een objectieve werkelijkheid = een bepaalde tijdsperiode waarin we ons bevinden (bv. kleinere gezinnen); De samenleving is een menselijk product = vroeger trouwden mensen, nu gaan ze meer samenwonen i.p.v. trouwen. De mens is een sociaal product, bv. dresscode. 3 SOCIAL ACCELERATION = alles moet steeds sneller gaan. 2. HET DAGELIJKSE LEVEN DOOR DE BRIL VAN DE SOCIOLOOG SOCIOLOGICAL IMAGINATION OF SOCIOLOGISCHE VERBEELDING = de ervaring van de dagelijkse werkelijkheid is niet zonder betekenis, maar moet in haar context worden geplaatst. En dat kan het best door enige afstand te nemen van vanzelfsprekendheden, zoals routines. Het helpt ons om de juiste vragen te stellen over de samenleving en om relevante antwoorden te vinden. Vragen over grote dillema’s: Individu vs samenleving Mogelijkheden vs beperkingen (we kunnen les volgen omdat er geen kinderarbeid meer is) Natura vs nurture (aangeleerd) Solidariteit vs strijd: commotie voor het WK 2014 Gelijkheid vs ongelijkheid: verband tussen economie en sociologie. CHARLES WRIGHT MILLS (1959) definieerde sociologische verbeelding als een levendig bewustzijn van de tussen (persoonlijke en dagelijkse) ervaring en de ruimere samenleving: Geschiedenis (ontstaan en verandering samenleving?) Biografie (welke mensen bevolken samenleving?) Sociale structuur (werking maatschappelijke instituties, welke instituties zijn dominant, hoe zorgen zij voor maatschappelijke orde? 2.1. ALLEDAAGSE FENOMENEN ETEN EN DRINKEN = Mensen eten en drinken niet altijd en overal op dezelfde wijze. Terwijl wij met mes en vork eten, gebruiken mensen in andere culturen eetstokjes of gewoon hun handen. Het is ingebed in de sociale en culturele context. Bv. Kookboeken: ‘Ons kookboek’ zijn nieuwste versie (2013) verraad een aantal maatschappelijke verschuivingen. De klemtoon ligt hier op de wereldkeuken, dit komt door de toegenomen reislust van de Vlaming en met de multiculturele samenleving. Daarnaast kreeg ‘Ons kookboek’ ook concurrentie zoals bv. Dagelijkse kost die nieuwe generaties socialiseren in de kook- en eetgewoonten van de Vlaming. Daarnaast is ‘koken en komen eten’ ook een belangrijke vrijetijdsbesteding voor een grote groep mensen. Bv. Koffie drinken is meer dan het lessen van onze dort, het is een deel van onze dagelijkse sociale rituelen en heeft een symbolische waarde. EMOTIES = Emoties lijken spontane en individuele reacties, toch bestaan er hiervoor ook spelregels. Het wordt niet aanvaard dat men pas een jaar na een overlijden verdrietig wordt. Emoties dragen ook bij tot het handhaven van de sociale identiteit. Bv. Vrouwen mogen wenen, maar als mannen wenen wordt dit aanzien als raar? SPORT = Er bestaat een duidelijk sociaal verschil tussen goedkopere en dure sporten. Sport is een drager van symbolische codes van smaken en leefstijlen. Zo bestaan er sporten met een hoge sociale status zoals golf, hockey, .. en sporten met een lage waardering zoals worstelen, boogschieten, boksen, .. 4 LIFESTYLE EN LIJFSTIJL Niet wat men is, maar wat men lijkt, is belangrijk. Men heeft een ideaalbeeld van een man en een vrouw. LIEFDE Mensen huwen meestal binnen hetzelfde sociale milieu: met mensen met eenzelfde religieuze overtuiging, etnische herkomst en opleiding. Toch is er soms sociale druk vanuit de omgeving, bijvoorbeeld afkeuring van mogelijke partners door vrienden of door roddels. 2.2. SERIEUZE MAATSCHAPPELIJK TOESTANDEN EN PROBLEMEN Gezond verstand = bevat een losjes samenhangend stel van feiten, waarnemingen, ervaringen, inzichten en ‘received wisdom’, dat elk van ons heeft verworven en opgestapeld op haar levensweg. Het gaat om kennis die op onze dagelijkse ervaringen is gebaseerd en aan de hand waarvan we zin geven aan de situatie waarmee we worden geconfronteerd. Het is overwegend praktisch van aard, meer bekommerd om onmiddellijke antwoorden op problemen dan om het achterhalen van het ‘waarom’ van die problemen. De afhankelijke variabelen zijn te verklaren vanuit de onafhankelijke variabelen. 2.2.1. ECHTSCHEIDING DE GROEI VAN HET ECHTSCHEIDINGSFENOMEEN IS EEN AFHANKELIJKE VARIABELE: Tweeverdienersgezin: Echtgenoten zijn economische onafhankelijker Meer sociale contacten buiten het gezien Verminderde sociale druk om samen te blijven wegen kinderen. Dalende sociale controle op het privéleven van mensen vanwege de kerk en de familie. Erosie klassieke burgerlijke solidariteitsverbanden. Langere levensverwachting Een sociaal feit wordt gestuurd door de wijze waarop de samenleving ingericht is. 2.2.2. ZELFDODING Zelfdoding is groter bij mensen die laagopgeleid zijn, werkloos, alleenstaand, alleenwonend en gescheiden mensen. Daarnaast spelen ook leeftijd een geslacht een rol. EMILE DURKHEIM (1897) onderzocht volgens welke maatschappelijke factoren de suïcide-ratio’s systematische varieerden: Variabelen: religie, burgerlijke staat, woonplaats, aan-of afwezigheid van militaire opleiding Verklaring van de correlaties: o De gemeenschappelijke factor sociale integratie, waarbij een teveel of een gebrek aan sociale integratie tot meer zelfdodingsgedrag leidde. o Naast de factor desintegratie van de groep, omdat het individu dan zonder morele en sociale steun wordt gelaten. 2.2.3. ARBEID 5 LATENTE DEPRIVATIEMODEL (MARIE JAHODA) Arbeid structureert de tijd van individuen Arbeid is een belangrijke bron van sociale contacten en ervaringen. Arbeid verbind een individu met doeleinden die de eigen, persoonlijke preferenties overstijgen. Arbeid zorgt voor status en identiteit en draag zo bij tot de definitie van iemand positie in de samenleving. Arbeid dwingt tot activiteit en biedt kans om handelingen te stellen met zichtbare gevolgen en tot het ontwikkelen en uitdrukken van competenties en vaardigheden. Volgens Jahoda is arbeid de enige institutie die als deze functies tegelijk kan vervullen. JOB DEMAND – JOB CONTROL-MODEL= de relatie tussen jobdesign en ziekte (Karasek). Voorbeelden: Makkelijke functie: boswachter Saaie functie: straatkeerder Overbelast functie: treinbegeleider Uitdagende functie: hoogleraar WELKE FACTOREN VEROORZAKEN DAT WERK NIET WERKBAAR IS? Hoge werkdruk Werkonzekerheid Routine-arbeid Onvoldoende steun, leiding Emo-belasting 6 Flex-arbeid Zware omstandigheden 2.2.4. ZIEKTE EN DOOD Ziekte en dood hebben bij uitstek met het individu te maken, maar hun band met leef-, werk- en woonomstandigheden is onmiskenbaar sterk. OPGEDEELD NAAR ONDERWIJSNIVEAU Gezondheid: laagopgeleiden (mensen zonder diploma) hebben een kortere levensverwachting dan hoogopgeleiden (met een diploma hoger onderwijs) en eveneens minder jaren in goede gezondheid. Levensverwachting: o Laagopgeleide mannen van 25 jaar hebben nog ongeveer 48 jaar voor de boeg, hoogopgeleide ongeveer 55 jaar. o Het verschil in levensverwachting tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden is toegenomen tussen 1991-2001, iedereen leeft langer, maar de hoogopgeleiden gaan er meer op vooruit dan de anderen. o Bij de levensverwachting in goede gezondheid laat zich ook de invloed van sociale ongelijkheid voelen: een man van 25 jaar zonder diploma heeft nog slechts 28 gezonde jaren voor de boeg, een man met diploma hoger onderwijs nog 46 jaar (of bijna dubbel zo veel). VERKLARINGEN VOOR DEZE MAATSCHAPPELIJK INBEDDING? Artefactverklaring: het is het gevolg van de gebruikte onderzoeksmethoden en meetinstrumenten. Het lijkt tot een onderschatting te leiden van de werkelijke gezondheidsverschillen, omdat mensen met een langere opleiding toleranter zijn ten aanzien van verschijnselen die door hogeropgeleiden als een gezondheidsprobleem worden aangevoeld. Ze registreren minder snel een aandoening als een gezondheidsprobleem. Selectie op gezondheid tijdens sociale mobiliteit: een sociale daling zou een gevolg zijn van een slechte gezondheidstoestand en een goede gezondheid zou bijdragen tot sociale stijging. Dit zou voor een concentratie zorgen van mensen met meer gezondheidsproblemen en een grotere kans op overlijden in de laagste sociale klassen. Sociaaleconomische situatie: Deze invloed zou door middel van tussenliggende factoren verlopen: leef- woon en arbeidsomstandigheden, gedrag en levensstijl, kennis, opvattingen, houdingen en waarden in verband met de gezondheid. Gebrek aan gezondheidskennis: onvoldoende of fout kennis wat betreft de samenstelling van een gezonde maaltijd, gevolgen van roken, correct gebruik van anticonceptie etc. 7 HOOFDSTUK 2: DE SAMENLEVING IS EEN VELD .. VAN TEGENGESTELDE KRACHTEN ONVERMOEDE MAATSCHAPPELIJKE FENOMENEN (VRAAGSTUK IDUSTRIALISATIE): Marx Het kapitalisme zal een klasse van verpauperde en vervreemde arbeid in het leven roepen, die uiteindelijk tot de omverwerping van datzelfde kapitalisme zal leiden. Weber De protestante ethiek is een belangrijke factor om het ontstaan van het moderne kapitalisme te verklaren, maar werd juist sterk verzwakt door de geest van datzelfde kapitalisme. Durkheim Toename van collectieve welvaart leidt tot het uiteenvallen en het verzwakken van de solidariteit en de morele normen, met als gevolg anomie en de vermindering van het individuele welzijn. Merton en Boudon Wat bevorderlijk lijkt voor het welzijn van de mensen en de welvaart van het land (economie), vertoont dikwijls onbedoelde, soms perverse of tegengestelde effecten (bv. milieuvraagstuk). DE SAMENLEVING WORDT GETYPEERD DOOR 2 KRACHTEN Centrifugale maatschappelijke krachten: rukken sociale weefsel uit elkaar Centripetale maatschappelijke krachten: verstevigen de samenhang van de samenleving. 2.1. INDIVIDU EN SAMENLEVING: EEN STRIJD VAN GOED EN KWAAD? INDIVIDU = maakt onontkoombaar deel uit van samenleving(sverbanden) en nemen stapsgewijs de samenleving ‘in’ zich op (socialisatie). De mens als mangelwesen = we gaan geen sociale relaties aan omwille van hun persoonlijkheid, maar wegens de positie in de samenleving. La condition humaine = mensen zijn weliswaar in de wereld geworpen, ze hebben niet voor hun bestaan gekozen, maar ook dat ze die wereld kunnen en zelfs moeten veranderen. De mens is ertoe veroordeeld om vrij te zijn. We hebben een eigen ruimte om te handelen. Aliënatie of vervreemding = tot de essentie van het menselijk bestaan behoort dat zijn scheppingen een eigen leven gaan leiden en zich zelfs tegen hem keren. Bv. om te overleven is de arbeid verplicht om voor een ander te werken, waardoor de arbeid wordt tot iets wat buiten zichzelf en zelf tegenover zich staat. De waarde die hij toevoegt, moet hij afstaan aan de kapitaalbezitter. SAMENLEVING = ge(her)creëerd door de interacterende individuen. De maatschappelijke structuren of factoren (sociale krachten) De sociale omgeving beïnvloedt de mens Verduidelijkt de betekenis van het menselijk handelen. Actor-factor dilemma: het actorperspectief is het perspectief dat plaats aan de actoren in de samenleving geeft door ze een rol van betekenis te geven bij het creëren ervan. Samenspel statica – dynamica: de samenleving is een statisch gebeuren en paradoxaal genoeg tegelijkertijd voortdurend aan verandering toe. Dit leidt ertoe dat grondige maatschappelijke verschuivingen meestal lang duren. 8 NATURE VS NURTURE NATURE = gaat over de genetische aanleg van een persoon, over het genetische materiaal dat van ouders op kind wordt doorgegeven. Deze erfelijke eigenschappen hebben zowel met lichamelijke kenmerken te maken als met intelligentie en karakter. NURTURE = staat voor de maatschappelijke omgeving waarin een persoon opgroeit (het gezin, de buurt, de school, vriendenkring, samenleving,..) en de invloed die deze ogeving heeft op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het gaat over het belang van het socialisatieproces of over de opvoeding die iemand ontvangt via deze instituties. Bv. Men wordt niet als vrouw geboren, men wordt tot vrouw gemaakt. 2.2. DE SAMENLEVING: EEN VAT VOL MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN Allerlei dingen die vanzelfsprekend lijken, zijn enkel mogelijk omdat we deel uitmaken van een sociaal verband, meer bepaald omdat we hier en nu, in deze samenleving leven. MOGELIJKHEDEN: de moderne samenleving biedt de mogelijkheid om te plannen wanneer we kinderen wensen, hoeveel we willen en, in de nabije toekomst, wellicht ook wat hun geslacht moet zijn. We kunnen erop rekenen dat ze aan een universiteit of hogeschool kunnen studeren. Bv. Draadloze communicatie, geografische mobiliteit, gezondere en hogere levensverwachting, .. Bv. toename studenten van het hoger onderwijs is een massificatie, maar men stelt vast dat de verhouding tussen de diverse sociale lagen ongewijzigd blijft. Uit de SONER-enquête blijkt dat er een verband is tussen het opleidingsniveau en de tewerkstelling van de ouders en het starten in het hoger onderwijs. Ook de arbeidsmarktpositie speelt een rol bij de beslissing om hogere studies te beginnen. De massificatie leidde dus niet tot democratisering in termen van gelijke kansen, want de positie van arbeiderskinderen tegenover andere sociale categorieën is niet verbeterd. Sociale herkomst (sociale ongelijkheid) blijft een belangrijke sociologische variabele om onderwijs- en arbeidsmarktparticipatie te verklaren (= sociologische wijsheid). BEPERKINGEN zijn er in alle soorten: reglementaire of wettelijke, informatieve (talenkennis), dispositionele, situationele (fysieke onbereikbaarheid) en institutionele drempels. Beperkingen zorgen voor vrijheid (eindige vrijheid): neem de verkeersregels: dat we voor een rood licht moeten stoppen, betekent meteen dat we kunnen doorrijden wanneer het licht op groen staat = routines of voorspelbaarheid Belang van klasse, etnie, gender, .. Institutionele en situationele drempels kunnen zich voordoen van de kant van de dienst, van de kant van de potentiële gebruiken en kunnen slaan op de verbinding tussen beiden. 2.3. SOLIDARITEIT VERSUS STRIJD DUBBELZINNIG KARAKTER SOLIDARITEIT: De opbouw en het functioneren van de maatschappij zijn getekend door diepe sociale ongelijkheden en structurele conflicten. De maatschappij wordt gekenmerkt door interactie en communicatie en door verscheidenheden, die samenwerking mogelijk en zelfs noodzakelijk maken. . 9 2.3.1. SOLIDARITEIT EN COHESIE SOCIALE ENTITEIT = solidariteit verwijst naar wat een groep, een organisatie, een samenleving samenhoudt, solide maakt, een identiteit geeft. Zonder solidariteit kan een samenlevingsverband niet bestaan (vertrouwen). Bv. We vertrouwen erop dat anderen hun werk doen: dat bakkers, slagers en tuinbouwers ons van voedsel voorzien, dat garagehouders, treinbestuurders, wegenbouwers en piloten voor onze mobiliteitsbehoeften zorgen. VERALGEMEENDE AFHANKELIJKHEID = arbeidsdeling heeft gezorgd voor een veralgemeende afhankelijkheid van een veel van netwerken om te overleven. Wat de moderne samenleving opvalt is dat maatschappelijk welvaart samengaat met individuele hulpeloosheid (paradox van de individualisering). MATTHEUSEFFECT = een sociologische vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen. Het is gebaseerd op een vers in het evangelie volgen Matteüs. Bv. De kosten die ouders maken om hun kinderen te laten voortstuderen, vormen slechts een deel van de totale studiekost. De rest wordt betaald uit overheidsmiddelen: de gebouwen en het onderhoud ervan, de lonen van het academische en administratief personeel, .. De overheidsmiddelen worden gefinancierd door belastingen. Dit betekent dus dat gezinnen die hun kinderen niet naar de universiteit kunnen sturen omdat ze het geld niet hebben, meebetalen voor de universitaire studies van kinderen uit goedbegoede gezinnen. KOUDE SOLIDARITEIT = heeft een veel ingrijpendere en langdurigere impact op ons leven. Bv. sociale zekerheid (werkloosheidsuitkeringen, perioenen, kinderbijslag etc. – SAMENLEVINGEN EN HUN SOLIDARITEITSTYPE, VOLGENS DURKHEIM TRADITIONEEL = gekenmerkt door een geringe arbeidsdeling met een relatief eenvoudige sociale structuur. MODERNE SAMENLEVING = een complexe maatschappij waarin het proces van arbeidsdeling ver is voortgeschreden. 10 CONSCIENCE COLLECTIVE = SLEUTELBEGRIP BIJ DURKHEIM. Conscience collective Sociale cohesie als structurele component Solidariteit • Een besef dat men samen met anderen een gemeenschap vormt en daarom moreel verplicht is de eisen van de gemeenschap te honoreren. • Het is de som van de gedeelde overtuigingen (verwacht handelen), een geheel dat al bestond voordat we er waren en dat zal voortbestaan als we weer zijn verdwenen (sociale feiten). •Wij gevoel • Aan het collectieve bewustzijn, een sociaal feit, ontleent het individu zijn sociale identiteit. • Minder overkopelend dominant cultuurpatroon, minder exact/dwingend (individualisering, migratie, gedifferentieerde kennismedewerkers in plaats van arbeiders). • Losser van traditionele instructies (gezin, vaderland, kerk,zuil, ..) Deze morele orde is regulerend in het sociale leven, alhoewel superdiversiteit. Risico op desintegratie en anomie. 2.3.2. STRIJD EN CONFLICT STRIJD (CONFLICTEN) is het gevolg van de samenlevingsverbanden: het is de dynamiek om te innoveren, te veranderen en in een vernieuwde vorm te reproduceren. ORDESOCIOLOGIE = Hun uitgangspunt is immers dat alles wat bestaat in de samenleving een bijdrage levert tot haar bestaan en voortbestaan van de samenleving (continuïteit). Een conflict is bedreigend. ‘orde’ als institutie in gevaar, is een probleem waarbij tijdelijk onevenwicht soms noodzakelijk is. CONFLICTSOCIOLOGE = beklemtoont dat conflicten inherent zijn aan samenlevingen. Op sociaaleconomisch vlak is er een klassenconflict tussen onverzoenlijke belangen), maar geïnstitutionaliseerd. Daarnaast zijn er conflicten op het domein van religie en zingeving, van etnische zelfbeschikking, van taal en cultuur, van economische groei en ecologische duurzaamheid. BELANGENCONFLICT = wanneer er in een situatie van relatieve schaarste twee actoren dezelfde sociale goederen opeisen. WAARDECONFLICT = wanneer de ene actor wordt gedreven door de vurige overtuiging van het eigen morele gelijk en aan de andere actor de eigen opvattingen, waarden en normen wil opleggen. 11 CONFLICTEN KUNNEN MANIFEST OF LATENT ZIJN: Manifest conflict = open conflict, zichtbaar voor de actoren en de toeschouwers. Het gaat om een oorlog, staking, debat. Ze kunnen van verschillende aard zijn: subtiel, indirect, beheerst, direct, gewelddadig, .. Latent conflict = feitelijk wel aanwezig, aar wordt niet waargenomen door de betrokken en zeker niet door buitenstaanders. Het wordt manifest wanneer het aan de oppervlakte wordt gebracht. CONFLICTENPARADOX = ziet de functionaliteit van een conflict in, maar stelt vast dat binnen samenlevingsverbanden conflicten vaak vermeden worden. Een conflict is functioneel = draagt bij tot de continuïteit of de groei va het samenlevingsverband. Conflict is disfunctioneel = de vlotte werking van het betrokken verband wordt gehinderd. 2.4. ONGELIJKHEID VERSUS GELIJKHEID SOCIALE ONGELIJKHEID (‘RIJK EN ARM’) = het is een van de vier vormen van sociale verschillen. Er zijn geen breuklijnen, maar er bestaat een hiërarchische verhouding, het gaat over sociale relaties van boven- en onderschikking. Het wordt vaak gemeten aan de hand van de sociaal economische status, maar etniciteit en’ gender’ worden tegenwoordig ook meegenomen in het onderzoek. ONGELIJKHEID IS GEEN PROBLEEM: Functioneel voor economie en samenleving Inkomensongelijkheid: functioneel bij het belonen van arbeidsinspanning, talent en innovatie ( = motoren economische groei, welvaart,..) Te grote verschillen bedreigen de sociale samenhang (nadelig is de economische efficiëntie en economische stabiliteit) ONGELIJKHEID IS EEN GROOT PROBLEEM Landen met grotere inkomensongelijkheid: veel meer sociale problemen dan landen met een gelijkere inkomensverdeling Voorbeelden: obesitas; geestelijke gezondheidsproblemen, onderwijsprestaties, levensverwachting en sociale mobiliteit. 3 PERSPECTIEVEN OP GELIJKHEID GELIJKHEID MET JURIDISCHE GELIJKHEID = het probleem is opgelost wanneer iedereen dezelfde rechten heeft. Dan vertrekken alle mensen in een democratisch geordende samenleving sowieso gelijk aan de achterstand die ze tijdens hun leven oplopen, heeft te maken met de onvermijdelijke risico’s van het leven of met hun eigen gedrag. Er is geen plaats voor een beleid ter bestrijding van ongelijkheid of ter bevordering van gelijkheid. GELIJKHEID ER MOET ZIJN ALS UITKOMST = de overheid moest er alles aan doen de uitkomst te realiseren. Het vraagt voortdurend bijsturend optreden van de overheid op alle terreinen. IEDEREEN MOET GELIJKE RECHTEN HEBBEN BIJ DE GEBOORTE , maar dat daarmee geen gelijke middelen gepaard gaan. Het heeft ook te maken met toegewezen kenmerken, dat zijn kenmerken waarop je vanaf je geboorte of tijdens je leven wordt vastgepind: je gender, je etnische herkomst en ook het gezin waarin je bent geboren. Het beleid kan gericht zijn op doelgroepen of structuren, die het duidelijkst verschijnen als drempels die in de maatschappelijk omgeving worden aangetroffen (economisch, sociaal of cultureel). Dit kunnen zijn: fysieke ontoegankelijkheid, secundaire arbeidsmarkt of woonmarkt, vooroordelen (discriminatie, racisme, ..) 12 DE IMPACT VAN HISTORISCHE TRENDS OP ONGELIJKHEID OPTIMISTISCH = verdere economische ontwikkelingen krachten sluimerden die de ergste vormen van ongelijkheid zouden doen afnemen totdat ze een aanvaardbare zouden aannemen. Durkheim aanvaardde ongelijkheid maar vond wel dat in een samenleving geen andere vormen van ongelijkheid horen te bestaan dan die gebaseerd zijn op de verschillende bijdrage van individuen aan het maatschappelijke geheel. VOORZICHTIGER = economische en technologische ontwikkelingen zorgen voor meer sociale mobiliteit, vervaging ven de scheidingslijnen tussen de oude klassen. Nieuwe ongelijkheden ontstaan: stedelijke onderklasse, achterstelling etnische minderheden, verarming middenklasse waardoor een percariaat ontstaat: economisch zwakt, politiek electoraal weinig relevant en sociaal/maatschappelijk marginaal. 13 HOOFDSTUK 3: WAARMEE ZIJN SOCIOLOGEN BEZIG? WAT IS SOCIOLOGIE? Sociologie is een wetenschap. Een wetenschap zoekt, op basis van empirisch onderzoek, systematisch naar regelmaat en voorspelbaarheid in de waarneembare verschijnselen. Sociologie is een bijzondere wetenschap. Ze houdt zich bezig met een eigensoortige werkelijkheid: de sociale. Bouwstenen van de werkelijkheid zijn sociale feiten. Sociale feiten staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verbonden in een gestructureerd geheel. 1. DE SOCIOLOGIE, EEN WETENSCHAP ALS GEEN ANDER? WAAROM KWAM SOCIOLOGIE ZO LAAT TOT LEVEN? Een mogelijke verklaring is dat de samenleving het water is waarin de menselijke vis rondzwemt en net als die vis ervaart hij zijn omgeving als vanzelfsprekend. Dat komt omdat samenlevingsverbanden onze identiteit en onze waarneming wormen, zonder dat we er ons van bewust zijn. ELEMENTEN DIE DE SAMENLEVING BEÏNVLOEDEN WAARDOOR ER EEN WETENSCHAP VAN (VERBORGEN) SOCIALE FEITEN ONTSTAAT : De samenleving werd ervaren als een door god gegeven orde (mythen, bijgeloof,..) De verlichting en de Franse Revolutie: de industrialisering speelde er een belangrijke rol (maakbaarheid), daarnaast was er een bevordering van wetenschappelijke en intellectuele discussies. ‘Die Entzaüberung der Welt’, Weber. De wereld moet onttoverd worden = de mensen zag de samenleving als door hen gemaakt, waardoor ze het voorwerp van onderwerp en beleid is. IS WERKLOOSHEID EEN EIGEN KEUZE, ‘WIE WERK WIL KAN ER VINDEN’? ONDERZOEK LEERT DAT: Er zijn onvoldoende banen Er is een ruimtelijke mismatch; hooggeschoolde vraag en laaggeschoold aanbod. Er is discriminatie van vrouwen, etnische minderheden, +50,.. De meeste werklozen willen snel werk, omwille van financiële en psychologische redenen. Het is niet de ‘eigen schuld’ van de werklozen. ELEMENTEN DIE EEN INVLOED HEBBEN OP DE ECONOMISCHE GROEI, DE WELVAARTSSTIJGING EN DE CONSUMPTIEMOGELIJKHEDEN: Kapitalisme Technologische uitvindingen Ondernemerschap Welvaartseconomie Maatschappelijke innovaties: sociaal beleid dat sociale wetmatigheden wil bijsturen zoals verzorgingsstaat (ziekenverzekering VS), sociale zekerheid (mutualiteit of ziekenkas, werkloosheids- of pensioenuitkering), rechtsstaat, .. 1.1. ER IS MEER WETENSCHAP ONDER DE ZON DAN ENKEL NATUURWETENSCHAP NATUUR = bestaat uit identieke en volkomen reproduceerbare elementen, die hun bestaan ondergaan en er geen vorm aan geven (natuurwetten). SAMENLEVING = we hebben te maken met elementen (actoren, subjecten) die weliswaar fundamenteel vergelijkbaar zijn, maar niet verwisselbaar (klasse, etnie, ..) 14 Wetenschap Elementen Wetmatigheden Voorkomen Aard Natuur Identiek Natuurwetten (universeel) Sluitende voorspelbaarheid Universeel Onveranderlijk Onderzoek Experiment Wetenschapper Afstand Samenleving Unieke sociale werkelijkheid Particuliere wetmatigheden eigen aan de samenleving Specifiek (ceteris paribus) Veranderbaar (economisch en sociaal beleid) “Self-destroying/self-fulfilling prophecy” Experiment moeilijk (ethiek) Voorbeeld hawthorne-effect, dayton effect), wel moderne empirische wetenschap Deelnemer, maar toch afstand houden AARD SELF-DESTROYING PROPHECY = de zichzelf vernietigende voorspeling: onbewust ingrijpen in het sociale gebeuren. SELF-FULFILLING PROPHECY = wanneer mensen zich naar verwachtingen gaan gedragen en die zo doen uitkomen. ONDERZOEK HAWTHORNE-EFFECT = mensen presteren beter wanneer leidinggevenden belangstelling voor hun werk vertonen. DAYTON-EFFECT = Indien er 2 groepen werklozen zijn die solliciteren waarbij de ene groep totaal geen aantrekkelijke factoren heeft en de andere groep heeft een cheque om goedkoper te zijn. Dan zal het bedrijf het meest de werklozen zonder aantrekkelijke factoren aannemen. PROBABILITEITSVERBANDEN = een bepaalde statistische kans dat fenomeen B zich voordoet als A gebeurt met onzekerheid over de richting van de oorzakelijkheid. Dit zijn functionele relaties. Niet alle mensen zullen in een identieke situatie o dezelfde manier te handelen (sociale wetenschappen). 2. ZIJN SOCIALE FEITEN EERBIEDWAARDIG? DURKHEIM: LES RÈGLES DE LA MÉTHODE SOCIOLOGIQUE: Bv. Arbeidsethos uit de calvinistische reformatie, civilisatieproces Elias, .. 15 HET CIVILISATIEPROCES (EMANCIPATIE); NORBERT ELIAS Hoe ‘goede manieren’ geleidelijk hun weg vonden naar alle langen van de bevolking. 3. EEN EERSTE DEFINITIE VAN SOCIOLOGIE SOCIOLOGISCHE IS DE WETENSCHAP Die de maatschappelijke patronen en structuren bestudeert. In hun ontstaan, voortbestaan en veranderen. En teven het sociale handelen van mensen in de interactie met deze patronen en structuren. SOCIOLOGEN PROBEREN HET SOCIALE HANDELEN TE BESCHRIJVEN, TE ANALYSEREN , TE VERKLAREN EN TE VOORSPELLEN ( RELATIES TUSSEN ELEMENTEN). 4. SOCIOLOGIE STRUCTUREERT DE EMPIRISCHE WERKELIJKHEID Mensen leven in een bepaalde tijd (temporeel) en in een bepaalde samenleving (sociaal ruimtelijk), ze worden daardoor getekend. THEORIE is zinvol als wij daarmee de sociale werkelijkheid beter kunnen begrijpen (denken). Er is niet praktischer, dan een goede theorie. 16 EMPIRISCHE GEZINDHEID (DE FEITELIJKHEID): Een bereidheid om opvattingen over de sociale werkelijkheid te toetsen aan voortdurende nieuwe, eigen waarnemingen en aan die van andere sociologen. Inzicht verwerven in de gegevens die we verzamelen. Elke wetenschap zoekt systematisch naar structuren in de waarneembare verschijnselen (regelmaat en voorspelbaarheid) Inzicht in een georganiseerde samenhang tussen fenomenen, in een (onderliggend) samenspel tussen kenmerken of variabelen brengt dus een zich op de regelmatigheden in de werkelijkheid. Waarom? Structuren staan nooit los van feiten. Ze situeren zich wel op een ander, onderliggend en vaker op het eerste gezicht verborgen niveau. 5. SOCIOLOGIE ONTDEKT EN VERRUIMT Wat de socioloog kritische analyseert, wat we in het alledaagse leven als vanzelfsprekend ervaren, kan tot onverwachte en ook ongewenste bevindingen leiden. SUCCES IS HET RESULTAAT VAN EIGEN INSPANNING Universitaire studies, een lang leven in goede gezondheid, een vlotte sociale omgang, succes in liefde, .. is veel minder een zaak van intelligentie, persoonlijkheid en karakter, … maar in belangrijke mate (toch) bepaald door sociale herkomst. WIE HAALT PROFIJT UIT DE VERZORGINGSSTAAT- ARRANGEMENTEN (ONDERWIJS, GEZONDHEIDSZORG EN CULTUUR,..)? Mattheuseffect: de (sociale) voordelen stromen systematisch en verhoudingsgewijs meer naar de hogere sociale groepen (en vooral middengroepen), dan naar de langere (zwakkere) sociale groepen in een samenleving (horizontale herverdeling = recuperen meer belastingen). o “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen” Gevolg: politieke besluitvorming, universalisme en sociale culturele verschillen. BIJVOORBEELD: Verder studeren gebeurt vooral door de middenklasse. Ouders krijgen kindergeld zolang de kinderen studeren. Er zijn duurdere (dokter) en lagere faculteiten. Terwijl de kinderen studeren moeten de ouders geen belastingen betalen. Vooral hooggeschoolde mensen gaan naar de opera kijken, ze betalen hierop belasting. Gezondheidszorg: de middenklasse gaat naar duurdere specialisten omdat ze een groter inkomen hebben, hierdoor gaan ze ook langer leven en meer pensioen en ziekte-uitkering verkrijgen. SOCIOLOGISCHE KENNIS = helpt om sociale problemen efficiënter en doelmatiger tot een oplossing te brengen (beleid). Het sterkt een wetenschappelijke habitus of academisch denken. 17 DE SAMENLEVINGSCONTEXT Samenleving Japans succes (’70) Islamitische economie Kapitalistische economie Sociologische context economie De sterke betrokkenheid van de werknemers op hun onderneming, zoals die tot uitdrukking komt in: een laag absenteïsme. Het beperkt aantal vakantiedagen dat ze opnemen en de harde discipline in het onderwijssysteem. Consumptie van alcohol verboden, evenals het aanreken van rent. Spaar- en investeringszin en arbeid (in het zweet uws aanschijns’ in het verlengde van de invloed van de calvinistische variant van het protestantisme. De samenlevingscontext bepaalt de mogelijkheden en grenzen van het economische spel. 18 HOOFDSTUK 4: DE ENE BRIL IS DE ANDERE NIET (VAN DAGELIJKSE NAAR WETENSCHAPPELIJKE WAARNEMING) 1. WE DRAGEN ALLEMAAL EEN BRIL! OVER SELECTIEVE WAARNEMING ER ZIJN SPELREGELS MAAR MEN KAN DEZE OOK OVERTREDEN: Bv. criminaliteit meten in de samenleving (selectief kijken) drugdealer Bv. informele economie, men zal geen belastingen betalen op economische bedrijfsuitoefeningen (er is moeilijk een percentage waar te nemen) babysitten. We kijken, maar zien vaak niet! WELKE FACTOREN DRAGEN BIJ TOT EEN SELECTIEVE WAARNEMING? Positie van de waarnemer (sociale posities): door sociale posities missen we stukken informatie, of kunnen we ze juist gemakkelijk krijgen, houden we ze achter of schuiven we ze op het voorplan (bv. aantal arme mensen binnen onze opleiding?) Kennis over de situatie, groep of persoon: je krijgt een andere kijk op een bepaalde persoon of toestand wanneer je over die persoon of die situatie meer of iets anders te weten bent gekomen (bv. type onderwijs bepaald of men xenofoob is of niet, wanneer men aan de universiteit studeert heeft men een bredere kijk dan mensen die BSO studeren en selectiever kijken OF Angolina Joli die borsten laat amputeren zonder kennis begrijpen we niet waarom). Voorkeur of afkeer : Ethische/esthetische categorieën , die overigens verschillen in tijd en ruimte (bv. de kerk is tegen abortus en euthanasie, zonder kennis begrijpt men het nut niet). 2. REFERENTIEKADERS We hebben nood aan referentiekaders (=paradigma’s) om aan te geven naar waar we nog moeten kijken. REFERENTIEKADERS = stapsgewijs opgebouwd raamwerk vanuit de ervaringen die we opdoen, dat dan onze verdere waarnemingen zal beïnvloeden. KENMERKEN VAN REFERENTIEKADERS: Een referentiekader vormt een geheel: dit betekent dat al onze waarnemingen vanuit hetzelfde referentiekader gebeuren. Iedereen heeft meer één sociale brillen die hij niet naar believen kan opzetten of afzetten, of kan verwisselen voor een bril met een andere kleur en een andere lens. Een referentiekader beschikt over een belangrijke mate van stabiliteit maar is niet onveranderlijk. Veranderingen in onze situatie beïnvloeden na verloop van tijd ook het referentiekader. Samenleving heeft vele referentiekaders, een referentiekader wordt bepaald door de opgedane ervaringen en omdat deze ervaringen voor geen twee mensen volledig hetzelfde kunnen zijn. Groepen hebben een gedeeld referentiekader (cultuurpatroon; dat zijn voor een bepaalde groep kenmerkende combinaties van cultuurelementen) 19