HOOFDSTUK 1 – Verenigd en verscheurd (1477

advertisement
HOOFDSTUK 1 – VERENIGD EN VERSCHEURD (1477-1555)
Intropagina’s (pagina 8-9)
1 Waarom wordt Karel V de ‘machtigste vorst in eeuwen’ genoemd?
Hij regeerde over veertig procent van de Europese bevolking. Hij was heer van de
Nederlanden, keizer van Duitsland, koning van Spanje, aartshertog van Oostenrijk en
vorst van grote delen van Italië en Midden- en Zuid-Amerika.
2 Waaruit bestond de bijzondere band die Karel V had met de Nederlanden?
Hij was er geboren en opgegroeid, en als vijftienjarige had hij het bestuur over de
Nederlanden overgenomen.
3 Wat wilde Karel V zijn toehoorders duidelijk maken in zijn korte toespraak van 25
oktober 1555?
Dat hij altijd had gevochten voor zijn rijk en voor de vrede en eenheid van het
christendom; dat hij veel fouten had gemaakt, zelf te zwak was om verder te regeren,
en dat iedereen nu vertrouwen moest stellen in zijn zoon als opvolger.
Oriëntatiekennis (pagina 10-11)
1 Welk verband is er tussen de reformatie en de toenemende macht van de koningen in
Europa?
Koningen geloofden dat geloofsverdeeldheid zou leiden tot chaos en burgeroorlog. Zij
grepen de reformatie aan om meer macht naar zich toe te trekken: zij zouden de rust en
orde (ook in het geloof) herstellen.
2 Wie was in de 16e eeuw de machtigste vorst in Europa (en waardoor)?
Karel V. Hij was leider van het Habsburgse rijk, dat Spanje, Oostenrijk, Hongarije,
Tsjechië, grote delen van Italië en de Nederlanden omvatte. Als koning van Spanje
heerste hij ook over gebieden in Zuid- en Midden-Amerika.
3 De meeste Nederlandse gewesten waren vanouds min of meer zelfstandige staatjes.
Hoe en wanneer werden ze verenigd?
De hertog van Bourgondië slaagde er in het begin van de 15e eeuw in de meeste
Nederlandse gewesten in handen te krijgen; hij verenigde ze in een nieuw rijk, het
Bourgondische rijk; toen de Bourgondische monarchie uitstierf, kwamen de Nederlanden
in handen van de Habsburgers.
1.1
De koningen van Engeland en Frankrijk (pagina 12-13)
Centralisatie
1 Noem drie maatregelen die de nieuwe Engelse koning Hendrik VII nam om zijn positie
te verstevigen.
-
De privélegers van de hoge edelen werden ontbonden, voortaan was het verboden
om geüniformeerde troepen in dienst te hebben.
-
De invloed van de hoge adel op de rechtspraak werd beperkt: voor belangrijke
rechtszaken kwam er een speciale Koninklijke rechtbank.
-
De steden leverden een deel van hun zelfstandigheid in.
2 Wat was de positie van het Engelse parlement?
Dat bood een sterk tegenwicht tegen de macht van de koning. Het Engelse parlement
had dus relatief veel macht.
3 Noem twee overeenkomsten en één verschil tussen de positie van de koning van
Engeland en de koning van Frankrijk.
- Overeenkomsten:
Beiden maakten een einde aan de privélegers van de edelen; ze versterkten het
Koninklijke leger.
Beiden voerden een politiek van centralisatie. (Ze trokken meer macht naar zich toe.)
- Verschil:
In Engeland had het parlement veel macht (het vormde in elk geval een belangrijke
tegenkracht voor de macht van de koning), in Frankrijk had het parlement weinig te
vertellen.
4 Wat wordt bedoeld met ‘absolute macht’?
Macht die niet beperkt wordt door wetten of rechten van andere organen. Onbeperkte
macht dus eigenlijk. (Hoewel je dat niet letterlijk moet nemen!)
Stichting van de Anglicaanse kerk
5 Hoe reageerden koningen op de reformatie?
Zij onderdrukten andersdenkenden (zoals protestanten), omdat ze meenden dat
geloofsverdeeldheid alleen maar kon leiden tot chaos en burgeroorlog.
6 Waarom veranderde Hendrik VIII van trouwe katholiek tot stichter van een ‘eigen’
Anglicaanse kerk?
Hendrik VIII wilde zijn huwelijk ongeldig laten verklaren om te kunnen trouwen met een
hofdame. De paus gaf hem daar geen toestemming voor. Daarom dwong hij de Engelse
bisschoppen om zelf hun goedkeuring te geven. Toen het parlement hem daarna tot
hoofd van de Engelse (‘Anglicaanse’) kerk uitriep, was de breuk met Rome een feit.
7 Nam Hendrik VIII alle ideeën van de reformatie over? Leg je antwoord uit.
Nee. De kloosters werden opgeheven; dat paste bij de reformatie. Maar de meeste
protestantse ideeën bleven verboden, en ketters werden net als voorheen op de
brandstapel gezet. Pas onder de zoon van Hendrik VIII werd een echt protestantse
kerkleer ingevoerd.
Begin geloofsvervolging in Frankrijk
8 Waarom bleven de Franse koningen wel katholiek?
Zij hadden niets te klagen over de kerk: ze mochten hun bisschoppen zelf benoemen en
waren dus eigenlijk de baas over de kerk in hun land.
9 Waardoor veranderde de Franse koning Frans I van gematigd katholiek in een fel
vervolger van protestanten?
De protestanten werden steeds fanatieker; in 1534 werd een fel antikatholiek
aanplakbiljet zelfs op de deur van de koninklijke slaapkamer aangetroffen. Frans I
voelde zich bedreigd en gaf opdracht ketters op te sporen en terecht te stellen.
1.2
De Nederlanden onder de Bourgondiërs en de Habsburgers (pagina 1415)
Bourgondiërs en Habsburgers
1 Wat was in de Middeleeuwen de staatkundige toestand van de Nederlanden?
De gewesten waren aparte staatjes. Holland, Brabant en een paar andere gewesten
hoorden bij het Duitse rijk. Vlaanderen en een paar zuidelijke gewesten hoorden bij
Frankrijk. Maar in de praktijk hadden de Duitse keizer en Franse koning in deze
gewesten weinig te vertellen.
2 Leg uit hoe de Bourgondische vorsten een zekere mate van eenheid in de Nederlanden
probeerden te krijgen.
Zij voerden een politiek van centralisatie: in Brussel kwam een paleis dat als
regeringscentrum ging dienen, en ze vormden in 1464 de Staten-Generaal, waarin alle
gewesten vertegenwoordigd waren.
3 Hoe kwamen de Nederlanden onder het huis van Habsburg?
De laatste Bourgondische vorst sneuvelde op het slagveld. Zijn dochter trouwde met
Maximiliaan van Habsburg. Vanaf dat moment was de heer van de Nederlanden dus
afkomstig uit het Habsburgse huis.
Karel V
4 Welke ‘titels’ had Karel V, en aan welke daarvan ontleende hij weinig en aan welke
daarvan juist veel macht?
Karel V was heer van de Nederlanden, koning van Spanje, keizer van het Duitse rijk en
aartshertog van Oostenrijk. Zijn macht dankte Karel vooral aan Spanje, dat grote delen
van Italië en Amerika in bezit had. Uit die gebieden kwam het geld om legers mee te
betalen.
Het bestuur van de Nederlanden
5 Leg uit hoe Karel V de centralisatiepolitiek in de Nederlanden voortzette.
Hij vormde in 1531 drie nieuwe bestuursinstellingen die boven de gewesten kwamen te
staan: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën.
6 Wat was de oorsprong van de functies van landvoogd en stadhouder?
Een landvoogd was de vervanger van Karel in Brussel; deze functie werd door Karel V
zelf ingesteld, omdat hij zelf niet vaak in de Nederlanden was. Een stadhouder was de
door de landsheer benoemde plaatsvervanger in een gewest; voor die functie koos Karel
V leden van de hoge adel.
7 Waarom voerde Karel V in de Nederlandse nieuwe belastingen (zoals de Tiende
Penning) in?
Karel V voerde voortdurend oorlogen (vooral tegen ‘de ongelovigen’: protestanten en
moslims) en zat daardoor voortdurend in geldnood. Om die oorlogen te kunnen betalen,
kwam hij met nieuwe belastingen.
8 Leg uit hoe Karel V de zeventien Nederlands gewesten tot één staatkundige eenheid
maakte.
Eerst slaagde hij erin alle ‘Nederlandse’ gewesten te veroveren. Daarna (in 1548) liet hij
de Staten-Generaal verklaren dat de Nederlanden tezamen een onafhankelijk deel
waren, voor eeuwig in handen van het Habsburgse koningshuis.
1.3
Karel V en de reformatie (pagina 16-17)
Reformatie in Duitsland
1 Leg met een voorbeeld uit dat er aan het einde van de middeleeuwen veel onvrede
was over de rooms-katholieke kerk.
Veel gelovigen ergerden zich aan de rijkdom en inhaligheid van de kerk. Een voorbeeld
daarvan was de omgang met aflaten, waarmee mensen hun straf (na de dood) voor hun
zonden konden verminderen. Lange tijd kon je zo’n aflaat verdienen met goede daden.
Maar aan het einde van de middeleeuwen ging de kerk er geld voor vragen.
2 Wat was voor Luther aanleiding om de katholieke kerk aan te vallen, en waardoor
vonden zijn ideeën zo snel navolging?
De verkoop van aflaten als inkomstenbron voor de katholieke kerk; Luther vond dat
oplichterij. Zijn ideeën konden zich snel verspreiden dankzij de net uitgevonden
boekdrukkunst.
3 Noem drie punten waar de (meeste) kerkhervormers het over eens waren.
-
Het ware geloof is alleen in de Bijbel te vinden; alles wat er daarna bij verzonnen
was, was bijgeloof.
-
Priesters kunnen geen zonden vergeven en horen geen aparte stand te vormen met
allerlei voorrechten.
-
Het aanbidden van heiligen en heiligenbeelden is verkeerd (alleen God en Christus
mogen worden aanbeden).
4 Waarom namen in Duitsland Duitse vorsten de leiding bij de kerkhervorming?
(Omdat Luther ze daartoe opriep, en) Omdat ze het aantrekkelijk vonden om de kerk in
hun macht te krijgen vanwege de rijkdom die ze konden verwerven door kerkelijke
bezittingen in beslag te nemen.
5 Hoe reageerde Karel V op de reformatie – en hoe succesvol was hij daarin?
Hij probeerde het protestantisme te onderdrukken, omdat hij dacht dat zonder eenheid
van geloof zijn rijk ten onder zou gaan. Hij voerde daar jarenlang oorlog voor, samen
met katholieke Duitse vorsten.
In het Duitse rijk lukte het hem niet het protestantisme uit te roeien. In de Vrede van
Augsburg werd vastgelegd dat Duitse vorsten voortaan het geloof van hun onderdanen
mochten bepalen.
Onderdrukking in de Nederlanden
6 Hoe reageerde Karel V op de reformatie in de Nederlanden?
Hij trad hard op tegen ‘ketters’ (protestanten), met het verbieden en verbranden van
‘verboden’ boeken en het instellen van een inquisitie om letters op te sporen en terecht
te stellen.
7 Het aantal terechtgestelde protestanten was in de Nederlanden relatief laag. Hoe is dat
te verklaren?
Stadsbestuurders, edelen en gewestelijke besturen werkten niet erg mee met het
strenge vervolgingsbeleid van Karel V. Zij hadden een afkeer van bloedige
onderdrukking. Bovendien zagen ze de inquisitie als een aantasting van hun
voorrechten: ze wilden hun onderdanen zelf berechten.
8 Hoe stond de reformatie in de Nederlanden ervoor toen Karel V in 1555 aftrad?
Het protestantisme leek zo goed als verdwenen; het leek of de grote meerderheid zich
door de harde onderdrukking had neergelegd bij de bestaande toestand. Maar ‘onder de
oppervlakte’ (niet zo zichtbaar) was de steun voor de protestantse ideeën gegroeid.
Calvijn
9 Noem vier kenmerken van de calvinistische leer.
-
De mens kan niets doen om zijn redding af te dwingen, God heeft al bepaald wie
verdoemd zijn tot de hel en wie zalig zullen voortleven in de hemel.
-
Een leven van hard werken en sober en vroom leven (vol Bijbelstudie en gebed) is
belangrijk.
-
Gelovigen moeten de overheid gehoorzamen. De overheid moet toezien op het juiste
gedrag en het juiste geloof van haar onderdanen.
-
Als de overheid die plicht niet nakomt, mogen gelovigen (onder leiding van edelen)
zich verzetten en in opstand komen.
1.4
Economie en maatschappij in de Nederlanden (pagina 18-19)
Vlaanderen en Brabant
1 Leg uit dat Vlaanderen en Brabant rond 1500 de rijkste en economisch meest
ontwikkelde gewesten waren.
Deze gewesten behoorden tot de dichtstbevolkte van Europa; veertig procent van de
bevolking van de Nederlanden woonde hier. Vlaanderen en Brabant waren erg succesvol
in de internationale handel, onder meer dankzij de eigen textielnijverheid; de
handelscontacten strekten zich over heel Europa uit.
2 Waaraan dankte Antwerpen zijn positie als centrum van de wereldhandel?
Aan de groei van de Atlantische handel, die mede het gevolg was van de ontdekking van
een zeeroute naar Indië (Azië) door de Portugezen. De Portugezen kozen Antwerpen als
de plek om hun producten te verhandelen tegen andere waren. Daardoor werd
Antwerpen het centrum van de wereldhandel.
De handel van Holland
3 Waardoor was Holland in de 14e en 15e eeuw zo verstedelijkt?
Door vervening was op het platteland de grond ongeschikt geworden voor de landbouw.
De Hollanders trokken massaal weg om te gaan leven van visserij, handel, scheepvaart
en nijverheid (activiteiten die vanuit stedelijke centra plaatsvinden).
4 Wat wordt bedoeld met ‘moedernegotie’ en hoe is het ontstaan van die moedernegotie
te verklaren?
De basis van alle handel: de handel op de Oostzee, vooral in graan (maar later ook
grondstoffen als hout, teer en pek). De moedernegotie was ontstaan doordat Hollanders
hun graan moesten invoeren. Dat deden ze in zulke hoeveelheden dat ze al snel graan
konden doorverkopen aan de rest van Europa.
5 Hoe profiteerde Amsterdam van de groei van de Hollandse handel?
Het graan werd opgeslagen in Amsterdamse pakhuizen. (Zo kon ook de prijs van het
graan beïnvloed worden.) De Amsterdamse handel bloeide, het inwonertal groeide.
Hollandse landbouw
6 Leg uit hoe het ontbreken van een sterke feodale traditie het ontstaan van
commerciële landbouw in Holland mogelijk maakte.
Hollandse boeren waren niet of nauwelijks afhankelijk van de adel (ze hoefden niet een
deel van hun oogst aan hun heer af te staan). Ze konden hun producten verkopen in de
vele Hollandse steden. Doordat er voldoende (en goedkoop) graan was, konden ze zich
specialiseren in gewassen waar meer mee te verdienen viel, zoals vlees, zuivel of
nijverheidsgewassen. Dit wordt commerciële landbouw (gericht op verkoop, op winst
maken) genoemd.
7 Waardoor wist Holland veel autonomie af te dwingen?
De Hollandse bevolking was relatief rijk en bracht veel belastingen op. In ruil daarvoor
(de meeste belasting ging naar Karel V) wist Holland veel zelfstandigheid te bedingen
voor zijn steden en voor het gewest zelf.
HOOFDSTUK 2 – DE NEDERLANDSE OPSTAND (1555-1588)
Intropagina’s (pagina 24-25)
1 In 1580 verklaarde Filips II Willem van Oranje vogelvrij. Waarom, en wat hield dat in?
Filips II zag Willem van Oranje als hoofdschuldige van alles wat was fout gegaan in de
Nederlanden. Vogelvrij verklaren hield in dat iedereen Willem van Oranje mocht
vermoorden, dat zou niet bestraft worden (sterker nog, er werd een beloning uitgereikt).
2 Kun je zeggen dat deze vogelvrijverklaring Willem van Oranje het leven heeft gekost?
Ja, er waren genoeg fanatieke katholieken die aan deze ‘oproep’ gehoor wilden geven. In
1582 was een aanslag nog mislukt; in 1584 lukte het Balthasar Gerards wél om Willem
van Oranje te vermoorden.
3 Hielp de moord op Willem van Oranje Filips II bij het neerslaan van de Nederlandse
Opstand? Gebruik in je antwoord het kaartje op bladzijde 24.
Nee, de moord hielp niet. In 1589 was een deel van de Nederlanden nog altijd niet
‘terugveroverd’ door de Spanjaarden (kaartje: het oranje gebied links van de witte
grens).
Oriëntatiekennis (pagina 26-27)
1 Leg uit hoe Filips II reageerde op de reformatie.
Filips zag het als zijn taak het rooms-katholieke geloof te beschermen. Hervormers zag
hij als ketters, en tegen ketterij trad hij genadeloos op.
2 Waardoor (mede) wist Filips II de Opstand niet neer te slaan?
Filips II moest (wilde) op teveel fronten tegelijk voeren – tegen en in Frankrijk, het
Turkse rijk, Engeland, in Spanje zelf – waardoor zijn schatkist leeg raakte.
3 Waardoor werd Willem van Oranje de belangrijkste edelman in de Nederlanden?
Op elfjarige leeftijd erfde hij van een kinderloze oom een vorstendom in Zuid-Frankrijk
(Orange) en omvangrijke bezittingen in de Nederlanden zelf. Als belangrijkst (jonge)
edelman nam Karel V hem onder zijn hoede; dat versterkte zijn positie nog verder.
4 Hoe was de relatie tussen Willem van Oranje en Filips II?
Moeizaam. Filips II benoemde Willem van Oranje wel tot zijn plaatsvervanger
(landvoogd) in drie gewesten, maar vanaf 1566 stonden ze tegenover elkaar als
vijanden. (Op pagina 24 kon je lezen dat Filips II Willem van Oranje als aanstichter van
de Nederlandse Opstand zag. In 1580 verklaarde hij hem vogelvrij.)
5 Welke oorzaken worden genoemd van de Gouden Eeuw in de Republiek?
De verdere groei van de Oostzeehandel (de ‘moedernegotie’) en de commerciële
landbouw, en de neergang van de zuidelijke Nederlanden die onder Habsburgs bewind
bleven.
2.1
Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk (pagina 28-29)
Bloody Mary en de Virgin Queen
1 Welk beleid voerde ‘Bloody Mary’ op godsdienstig gebied?
Zij herstelde (zes jaar nadat de protestantse leer was ingevoerd) het roomskatholicisme, inclusief inquisitie en vervolgingen van protestanten.
2 Welk beleid voerde Elizabeth I (de ‘Virgin Queen’) op godsdienstig gebied?
Zij voerde opnieuw de protestantse leer in, maar stelde zich tegenover katholieken (en
protestante dissidenten) gematigd op. Zij werden niet vervolgd, alleen beboet wanneer
ze uit de Anglicaanse kerk wegbleven.
3 Waarom was de toekomst van het protestantisme in Engeland onder Elizabeth I nog
jarenlang onzeker?
De meeste Engelsen waren katholiek. De paus en de koning van Spanje probeerden
Elizabeth van de troon te verdrijven. (Bedenk ook dit: Elisabeth had geen kinderen –
‘Virgin Queen’- en haar opvolg(st)er zouden best eens katholiek kunnen zijn. Die zou
dan alle geloofshervormingen vast terugdraaien.)
4 Waarom steunde Elisabeth I de Nederlandse opstandelingen?
Om te voorkomen dat Filips II vanuit Vlaanderen tienduizenden soldaten (aan boord van
de Armada) naar Engeland zou overzetten.
5 Waardoor ging de onoverwinnelijk geachte Armada ten onder?
Door een combinatie van tegenstand (Engelse kanonnen, Nederlandse blokkades) en
ongunstig weer.
Hugenoten
6 Onder welke bevolkingsgroepen in Frankrijk had Calvijn de meeste aanhangers?
Onder de adel, de ontwikkelde burgers en de ambachtslieden in de steden.
7 Wat was de positie van de hugenoten (protestanten) in Frankrijk omstreeks 1570?
Zij hadden een groot deel van Zuid-Frankrijk in handen en veel steden. In het noorden
en in Parijs bleven de katholieken de baas. Rond het hof voerden katholieke en
protestantse edelen een strijd om invloed.
De Bloedbruiloft
8 Wat was de aanleiding voor de ‘Bloedbruiloft’?
Een belangrijke hugenotenleider raakte kort na de bruiloft gewond bij een aanslag. Het
hugenotenleger dat buiten Parijs lag dreigde met wraak. Daarop besloten de katholieke
leiders (die de koning overhaalden) om de belangrijkste hugenoten in de stad te laten
ombrengen.
9 Vat in twee zinnen samen wat de Bloedbruiloft inhield.
De moord op tweeduizend hugenoten in Parijs in de dagen na de bruiloft tussen de leider
van de hugenoten en de zuster van de Franse koning. In de weken daarna werden in de
rest van Frankrijk nog eens duizenden hugenoten vermoord.
10 Leg uit hoe de troonwisseling van 1584 leidde tot verheviging van de burgeroorlog in
Frankrijk.
In 1584 kwam Hendrik III op de Franse troon. Doordat hij geen kinderen had, was de
hugenotenleider Hendrik van Navarra de troonopvolger. De fanatieke katholieken in
Frankrijk stelden alles in het werk om dat te voorkomen; ze werkten daarbij zelfs samen
met een buitenlandse vorst (Filips II) en trokken ten strijde tegen hun eigen (gematigd
katholieke) koning.
2.2
Opstand in de Nederlanden (1566-1576) (pagina 30-31)
Beeldenstorm
1 Welke drie redenen worden genoemd voor de ontevredenheid in de Nederlanden vanaf
1559?
-
Onvrede over de belastingen (want Filips II liet de Nederlanden flink meebetalen aan
de vele oorlogen die hij voerde).
-
De centralisatie: hoe edelen vond dat te weinig naar hen geluisterd werd, lage edelen
en bestuurders in de steden vonden dat hun oude rechten werden aangetast.
-
Geloofsvervolging: het calvinisme rukte op in de Nederlanden, en Filips II gaf
opdracht daar hard tegen op te treden.
2 Wat hield het ‘smeekschrift’ van 1566 in?
In het smeekschrift vroegen (eisten) de lage edelen om minder hard op te treden tegen
‘ketters’. Alleen zo konden ze de rust herstellen, stelden ze.
3 Leg uit welk verband je zou kunnen trekken tussen hagenpreken en de Beeldenstorm.
Hagenpreken waren (soms opzwepende) toespraken van dominees in het open veld,
waar soms duizenden mensen op afkwamen. Je kunt je goed voorstellen dat tijdens één
van die preken de spanning zo oploopt dat een groep op pad gaat om de woord bij het
daad te voegen en beelden uit het dichtstbijzijnde kerkgebouw te slopen.
4 Waarom stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden?
Filips II was woedend over de Beeldenstorm. Hij vertrouwde de Nederlandse hoge
edelen niet en dacht dat zijn halfzuster (Margaretha) te zwak was om stevig in te
grijpen. Daarom stuurde hij de ‘ijzervreter’ Alva.
5 Welke maatregelen nam ‘de ijzeren hertog’ (Alva) bij aankomst in de Nederlanden?
Hij stelde een speciale rechtbank in waar (zonder tussenkomst van de bestaande
rechtbanken) ketters veroordeeld konden worden. Hij zette de centralisatie voort. En hij
voerde nieuwe belastingen in, zoals de Tiende Penning.
Het begin van de Opstand
6 Wie worden bedoeld met ‘geuzen’?
Mensen uit de Nederlanden, vaak calvinist, die na de komst van Alva naar Engeland en
Duitsland waren gevlucht. Zij vormden gewapende bendes, waarmee ze hoopten Alva te
kunnen verdrijven.
7 Wat wordt gezien als het begin van de Nederlandse Opstand (en Tachtigjarige Oorlog)?
De inval van de legers van Willem van Oranje en zijn broers in de Nederlanden in 1568.
8 In welk deel van de Republiek had de Opstand het meeste succes?
In Holland en Zeeland. Deze gewesten kwamen in 1572 grotendeels in handen van de
opstandelingen.
9 Leg uit wat er mis ging in de strijd van Filips II tegen de opstandelingen in Holland en
Zeeland.
Doordat Filips II tegelijkertijd oorlog voerde tegen de Turken in de Middellandse Zee,
kwam hij geld tekort. Toen hij zijn soldaten niet meer kon betalen, trokken ze naar het
zuiden, naar Brabant en Vlaanderen, om te plunderen.
In de gewesten die twijfelden welke kant ze zouden kiezen, maakte dat de Spanjaarden
uiteraard niet erg populair.
Pacificatie van Gent
10 Wat hield de ‘Pacificatie van Gent’ in?
De Pacificatie van Gent was een afspraak tussen de gewesten om samen de Spaanse
soldaten te verjagen; om in Holland en Zeeland voorlopig alleen het calvinisme toe te
staan en in andere gewesten alleen het katholicisme – maar niemand zou om zijn geloof
vervolgd worden.
2.3
Een calvinistische Republiek (1576-1588) (pagina 32-33)
De Unie van Utrecht
1 Wat was het doel van de Unie van Atrecht en wat van de Unie van Utrecht?
De Unie van Atrecht was een bondgenootschap tussen drie zuidelijke gewesten en de
(nieuwe) landvoogd Parma, met als doel de calvinisten buiten de deur te houden. Die
calvinisten hielden zich niet aan de afspraken uit de Pacificatie van Gent en probeerden
overal in de Republiek de kerken over te nemen.
De Unie van Utrecht was een reactie op de Unie van Atrecht: de noordelijke gewesten
voelden zich bedreigd en werkten samen om zich te verdedigen. In praktijk zou de Unie
van Utrecht het begin vormen van een nieuwe staat (de Republiek).
2 Wat hield het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ in?
Het opzeggen van hun trouw aan Filips door de (noordelijke) gewesten. Het Plakkaat
stelde dat onderdanen die door hun vorst onderdrukt werden (vooral op godsdienstig
gebied!), het recht hadden hem af te zetten en een nieuwe vorst te zoeken die hun
rechten wel eerbiedigde.
(Let op: dit Plakkaat kwam een jaar nadat Filips II de leider van de noordelijke
gewesten, Willem van Oranje, vogelvrij had verklaard. Zou er een verband zijn tussen
deze twee besluiten?)
3 Wat was het doel van de benoemingen van de hertog van Anjou en de graaf van
Leicester tot landsheer van de Nederlanden?
Door een broer van de Franse koning en daarna een vertrouweling van de Engelse
koningin als landsheer te kiezen, hoopten de noordelijke gewesten op steun uit Frankrijk
en Engeland.
4 Leg uit waarom in 1588 de ondergang van de Armada (waarschijnlijk) het bestaan van
de jonge Republiek redde.
In 1588 had de landvoogd Parma Vlaanderen, Brabant en grote delen van de oostelijke
en noord-oostelijke gewesten veroverd; de Republiek was aan alle kanten omsingeld.
Maar voor de Armada waarmee Filips II Engeland wilden binnenvallen, moest Parma
tienduizenden soldaten apart houden. Die konden niet meer worden ingezet in de strijd
tegen de opstandige gewesten, en dat gaf de opstandelingen de tijd om hun verdediging
te organiseren.
Oranje en de calvinisten
5 Welke oplossing zag Willem van Oranje voor de geloofsverdeeldheid in de Republiek en
waardoor bleek die oplossing niet haalbaar?
Zijn oplossing was een soort godsdienstvrijheid: verschillende geloven moesten gewoon
naast elkaar kunnen bestaan. De calvinisten (of gereformeerden) in Nederland zagen
daar niets in, zij wilden het katholicisme uitbannen - en deden dat ook op alle plekken
waar zij het voor het zeggen kregen. Willem van Oranje was het daar niet mee eens,
maar hij moest het slikken, want de fanatieke calvinisten ofwel ‘gereformeerden’ (hoe
klein die groep ook was) speelden een belangrijke rol in de strijd tegen het Spaanse
gezag.
Vrijheid van geweten
6 Het calvinisme werd in de Republiek geen ‘staatsgodsdienst’; de Gereformeerde Kerk
werd er wel de ‘publieke kerk’. Leg uit wat het verschil is.
Bij een staatsgodsdienst moet iedereen lid zijn van de ‘ware’ kerk; de overheid moet
haar onderdanen er desnoods toe dwingen. Een publieke kerk gaat minder ver: je moet
lid zijn van die kerk om een overheidsbaan te krijgen.
7 Hoe was de godsdienstige situatie in de Republiek in de praktijk?
Die verschilde van plaats tot plaats: op sommige plaatsen was alles anders dan
calvinisme streng verboden, op andere plaatsen werden andere geloven oogluikend
toegestaan, zolang het maar niet te veel opviel.
De Republiek was een godsdienstig verdeeld land; de katholieke kerk was er verboden,
maar een groot deel van de bevolking was en bleef katholiek.
2.4
Het begin van de Gouden Eeuw (pagina 34-35)
De val van Antwerpen
1 De term Gouden Eeuw blijkt van toepassing op slechts een deel van de Republiek. Leg
uit waarom.
De periode van grote economische bloei geldt vooral Holland, Zeeland en Friesland;
andere gewesten werden jarenlang verlamd door de oorlog, die zich na 1576 vooral op
hun grondgebied afspeelde. (Maar: Holland en Zeeland waren ook voor de Opstand al de
economisch meest succesvolle gewesten.)
2 In welke twee opzichten was de Gouden Eeuw een voortzetting van eerdere
ontwikkelingen?
-
De landbouw bleef profiteren van de Oostzeehandel (die de graanprijs laag hield) en
de bevolkingsgroei: dat waren gunstige voorwaarden voor de commerciële landbouw.
-
Nijverheidstakken als de scheepsbouw, houtzagerij en zeilmakerij bleven profiteren
van de almaar toenemende handel.
3 Leg uit hoe het oorlogsverloop van de Opstand de noordelijke gewesten (vooral
Holland) economisch voordeel opleverde.
Brabant en Vlaanderen (vanouds economisch sterke gewesten) werden getroffen door
oorlogsgeweld en muiterij; tienduizenden kooplieden en handwerkslieden vluchtten naar
het noorden. Het oorlogsverloop legde met andere woorden de zuidelijke gewesten lam,
en gaf de noordelijke gewesten de kans hun positie als centrum van handel
(Amsterdam) en (textiel)nijverheid (Leiden) over te nemen.
De voorsprong van de Republiek
4 Welke factoren belemmerden de economische ontwikkeling van Frankrijk?
De Franse landbouw bleef traditioneel, met veel grootgrondbezit en boeren die alleen
produceerden voor zichzelf en voor lokale edelen. Bovendien had de Franse economie
veel last van de burgeroorlogen (tussen katholieken en hugenoten). Internationale
handel speelde in Frankrijk een minder belangrijke rol dan in de Republiek.
5 Leek de economische toestand in Engeland het meest op die in Frankrijk of op die in
de Republiek?
Die zat er tussenin. Er was wel commerciële landbouw en handel (zoals in de Republiek),
vooral in en rond de steden, maar op het platteland bleef grootgrondbezit de
belangrijkste bron van welvaart (zoals in Frankrijk).
Een versnipperd land
6 Waaruit blijkt dat de Republiek economisch geen echte eenheid was?
Gewesten en steden hadden ieder een eigen munt, hieven invoer- en uitvoerrechten, en
beschermden hun eigen privileges; in de steden beschermden gilden bijvoorbeeld hun
eigen ambachtslieden tegen concurrentie van buiten.
7 Welke vier verschillen worden genoemd tussen de kustprovincies en de landprovincies
van de Republiek?
-
In de landprovincies had de adel veel invloed, in de kunstprovincies weinig.
-
In de landprovincies was weinig commerciële landbouw, in de kustprovincies veel.
-
In de landprovincies was weinig stedelijke bedrijvigheid en handel, in de
kustprovincies veel.
-
De landprovincies werden lange tijd getroffen door oorlogsgeweld, de kustprovincies
bleven daar (na 1576) van gespaard.
8 Leg uit waarom de kleine, overzichtelijke schaal van het bestuur (vooral in Holland en
Zeeland) een voordeel kon zijn.
In alle steden bestond het bestuur uit rijke burgers die actief waren (geweest) in de
handel of nijverheid. Die families waren vaak aan elkaar verbonden, ook over de
stadsgrenzen heen. Dat maakte het gemakkelijker om snel besluiten te nemen en
rekening te houden met gemeenschappelijke belangen.
HOOFDSTUK 3 – EEN GOUDEN EEUW VOOR DE REPUBLIEK (1588-1648)
Intropagina’s (pagina 40-41)
1 Waarom was het voor de Republiek belangrijk het stadje Grol op de Spanjaarden te
veroveren?
Vanuit de vesting verstoorden de Spanjaarden de handel met Duitsland en pleegden ze
rooftochten in de omgeving. Aangezien de vesting van deze stad vrijwel onneembaar
was, zou ze voor de Republiek een sterk verdedigingspunt kunnen vormen.
2 Leg uit waarom de verovering van Grol door Frederik Hendrik gezien werd als een
‘knap staaltje krijgskunde’.
De verovering werd stapsgewijs uitgevoerd: met veel technisch vernuft eerst een aarden
wal om de stad aanleggen, daarna onderaardse gangen, daarna beschieting van de
stadswal, daarna de aanleg van dammen in de stadgracht, en tot slot het opblazen van
de stadsmuur met dynamiet.
De verovering ging gepaard met veel voorbereiding en techniek en met weinig geweld
en slachtoffers.
3 Hoe kon een klein land als de Republiek er toch zo’n sterk leger op nahouden?
Militaire macht was vooral een kwestie van geld: legers vochten vooral met buitenlandse
huurlingen. De Republiek was rijk genoeg om een relatief groot leger op de been te
brengen.
Oriëntatiekennis (pagina 42-43)
1 In welk opzicht was de Republiek een uitzondering in haar tijd?
De 17e eeuw was een tijd waarin koningen absolute macht probeerden te verwerven. (In
Frankrijk lukte dat, in Engeland niet.) Een republiek – een staat zonder vorst – was een
uitzondering.
2 Was Frederik Hendrik tevreden met die uitzonderlijke toestand?
Waarschijnlijk niet, want hij probeerde het leven te leiden zoals alleen vorsten dat
deden, met paleizen, een grote hofhouding, en pogingen om (zijn kinderen) ‘in te
trouwen’ in buitenlandse vorstenhuizen.
3 Leg uit dat de positie van Fredrik Hendrik – ook al ‘leefde’ hij als een vorst – echt
anders was dan die van de koningen van Engeland en Frankrijk.
De koningen van Engeland en Frankrijk probeerden te regeren zonder inmenging van
vertegenwoordigende organen zoals een parlement. Frederik Hendrik was geen
alleenheerser, hij was in dienst van de Staten.
4 Welke ontwikkeling maakte Spanje door in de 17e eeuw?
Spanje was in de eerste helft van de 17e eeuw nog de sterkte militaire mogendheid,
maar raakte (mede door de vele oorlogen die het voerde!) steeds meer verzwakt;
economisch bleef het land achter bij ‘opkomende’ landen als Engeland, Frankrijk en de
Republiek.
5 Beschrijf in drie zinnen het karakter van de Dertigjarige Oorlog.
De Dertigjarige Oorlog was een ingewikkeld mengsel van strijd tussen katholieken en
protestanten, tussen Duitse vorsten onderling en tussen de grote Europese
mogendheden, terwijl daar doorheen ook allerlei krijgsheren met eigen legers actief
waren. De strijd werd vooral op Duits grondgebied gevoerd en verwoestte grote delen
van het land en zijn bevolking door honger, ziekte en geweld.
6 Welk gevolg had de vrede van 1648 voor het Duitse rijk?
De Duitse staten waaruit dat rijk bestond werden vrijwel zelfstandig (de Republiek werd
volledig zelfstandig). Op papier bestond het Duitse rijk nog wel, maar in werkelijkheid
stelde het weinig meer voor.
3.1
Burgeroorlog in Engeland, godsdienstvrede in Frankrijk (pagina 44-45)
Burgeroorlog in Engeland
1 Wat hield het Drievoudig Verbond in? (en wat was het doel ervan?)
Het Drievoudig Verbond was een bondgenootschap tussen Engeland, Frankrijk en de
Republiek, bedoeld om Spanje af te schrikken.
2 Wat zorgde voor spanningen tussen de Engelse koningen (Jacobus I en Karel I) en het
parlement?
Ze vonden dat ze hu macht van God hadden gekregen en dus geen goedkeuring van het
parlement nodig hadden. Karel I riep het parlement niet eens bij elkaar.
3 Waarom liet koning Karel I in 1610, na elf jaar, het parlement weer bijeenroepen?
Karel I had geld nodig om een opstand in Schotland te onderdrukken en alleen het
parlement kon toestemming geven om nieuwe belastingen te heffen.
4 Wat was de aanleiding voor de Engelse burgeroorlog?
Karel I ging het parlement binnen om zijn tegenstanders te arresteren. Dat werd
opgevat als een ‘oorlogsverklaring’ aan het parlement: de koning dacht kennelijk te
kunnen doen wat hij wilde.
5 Beschrijf in twee zinnen de afloop van de Engelse burgeroorlog.
Karel werd verslagen door het leger van de strenge calvinist Oliver Cromwell. Eerst
mocht hij koning blijven, maar toen de spanning opliep besloot het parlement hem ter
dood te veroordelen.
Hendrik IV en het Edict van Nantes
6 Waarom deed de protestantse koning Hendrik IV afstand van zijn protestantse geloof?
Als protestant was zijn positie als koning omstreden; door zich te bekeren tot het
katholieke geloof werd hij geaccepteerd en kon hij Frankrijk besturen vanuit Parijs (dat
in katholieke handen was).
7 Wat hield het Edict van Nantes in?
Daarin werd vastgelegd dat Frankrijk een katholiek land was waar hugenoten
(protestanten) in de steden die ze al in handen hadden, vrijheid van godsdienst hadden.
Ze kregen ook honderd plaatsen waar ze soldaten mochten bewapenen om zich te
kunnen verdedigen.
Richelieu
8 In 1610 verkeerde Frankrijk (na een periode van relatieve rust) in crisis. Hoe ontstond
die crisis en hoe werd zij bedwongen?
De crisis ontstond door de moord op koning Hendrik IV door een fanatieke katholiek.
Opstandige edelen gebruikten deze mogelijkheid de Staten-Generaal bijeen te laten
roepen (iets wat eigenlijk alleen de koning zelf mocht doen).
De crisis werd bezworen doordat de nieuwe koning (Lodewijk XIII) de regering overliet
aan de gematigde kardinaal Richelieu, die de rust herstelde door een opstand van
hugenoten neer te slaan en door hoge edelen hun legers en forten af te nemen.
9 Waarom liet de katholiek Richelieu Frankrijk (in de Dertigjarige Oorlog) meevechten
aan protestantse zijde?
Hij was bang dat Frankrijk omsingeld zou raken door Spanje, dat ook al in de Zuidelijke
Nederlanden en in Noord-Italië de baas was. Spanje vocht in de Dertigjarige Oorlog in
Duitsland aan katholieke kant – dus Richelieu liet Frankrijk aan protestantse kant
meedoen.
3.2
De eerste twintig jaar van de Republiek (pagina 46-47)
De soevereine Staten
1 Wat was de boodschap van de ‘Deductie’ die de Goudse regent Francois Vrancken in
1587 schreef?
Het hoogste gezag ligt bij de Staten (het bestuur van een gewest). Deze soevereiniteit is
lange tijd aan de graaf gegeven, maar Holland heeft het recht om die soevereiniteit weer
terug te nemen (in andere gewesten was dat hetzelfde).
2 De Republiek was een statenbond. Wat hield dat in?
De gewesten waren zelfstandige staatjes, maar er waren ook centrale (federale – alle
gewesten omspannende) bestuursinstellingen. Deze namen besluiten over buitenlandse
politiek en de defensie (leger) van de republiek als geheel.
3 Waardoor was Holland met afstand het machtigste gewest in de Republiek?
Het was veruit het rijkste gewest, waar meer dan de helft van de inwoners van de
Republiek woonde; Holland betaalde meer dan de helt helft van de gemeenschappelijke
uitgaven van de Republiek (‘wie betaalt, bepaalt’).
De Republiek gered
4 Waarom betekende de ondergang van de Spaanse Armada (1588) de redding van de
Republiek?
Door de ondergang van de Armada gaf Filips II zijn plan op om (vanuit Engeland) de
Noordelijke Nederlanden te veroveren; hij verlegde zijn aandacht naar de strijd tegen de
hugenoten in Frankrijk. Dat gaf de Republiek de tijd om zich te herstellen en versterken.
5 Wat waren belangrijke oorzaken van het militaire succes van de Republiek na 1588?
Door haar rijkdom kon de Republiek een groot leger op de been brengen (veel groter
dan je op basis van inwonertal of oppervlakte zou verwachten). Bovendien had de
Republiek in Maurits een bekwaam legeraanvoerder.
6 Leg uit waarom de Republiek en Spanje in 1609 wel tot een wapenstilstand kwamen
maar niet tot een echte vrede.
Spanje wilde wel praten over vrede, maar ze werden het niet eens over de godsdienst:
Spanje eiste geloofsvrijheid voor de katholieken die in de Republiek woonden, de
Republiek eiste hetzelfde voor de protestanten in de zuidelijke Nederlanden. Geen van
beide wilde toegeven.
Maurits en Van Oldenbarnevelt
7 Beschrijf de machtspositie van de stadhouder in de Republiek.
De stadhouder was enerzijds een ‘ambtenaar’, in dienst van de Staten van de gewesten,
maar tegelijk had hij in veel steden het recht om bestuurders te benoemen, en hij was
opperbevelhebber van het leger en de vloot van de Republiek.
8 Beschrijf de machtspositie van de raadpensionaris van Holland (vooral Van
Oldenbarnevelt) in de Republiek.
De raadpensionaris was een ambtenaar, in dienst van het gewest Holland, maar als
woordvoerder van Holland in de Staten-Generaal (dat met afstand het machtigste
gewest was) was hij tegelijk een soort regeringsleider van de Republiek.
9 Hoe stelde Van Oldenbarnevelt zich op tegenover de stadhouders Willem van Oranje
en Maurits?
Hij steunde hen en werkte goed met hen samen; Van Oldenbarnevelt regelde de
politieke zaken, de stadhouder(s) leidden het leger.
3.3
Van Twaalfjarig Bestand naar Vrede van Münster (pagina 48-49)
Maurits versus Van Oldenvarnevelt
1 Tussen welke ‘stromingen’ ontstond tijdens het Twaalfjarig Bestand grote
verdeeldheid?
Niet tussen katholieken en protestanten, zoals je zou verwachten, maar tussen de
protestanten onderling: de gereformeerde kerk raakte verdeeld tussen strenge en
vrijzinnige calvinisten.
2 Het religieuze conflict groeide uit tot een politiek conflict. Noem daar twee redenen
voor.
-
De twee machtigste mannen in de Republiek kwamen tegenover elkaar te staan: Van
Oldenbarnevelt koos voor de vrijzinnige richting, Maurits voor de strenge.
-
Holland vond dat de Staten-Generaal zich niet met godsdienst moest bemoeien, de
andere gewesten vonden juist van wel.
3 In 1617 leek het op een burgeroorlog uit te draaien. Hoe kwam dat?
De Staten van Holland besloten dat zijzelf en ook de Hollandse steden zelf soldaten in
dienst mochten nemen. Daarmee creëerde het een eigen militaire macht, die het zou
kunnen opnemen tegen de soldaten van Maurits en de Staten-Generaal.
4 Hoe reageerde Maurits op de ‘uitdaging’ van Holland?
Hij liet Van Oldenbarnevelt (de leider van Holland) arresteren en trok daarna met zijn
leger langs de steden om de aanhangers van Van Oldenbarnevelt (en de vrijzinnigen) uit
de stadbesturen te zetten.
5 Welke actie ondernam de Staten-Generaal?
De Staten-Generaal organiseerden aan nationale kerkvergadering. Die besloot dat de
vrijzinnigen het bij het verkeerde eind hadden. Van Oldenbarnevelt werd ter dood
veroordeeld.
Veroveringen Frederik Hendrik
6 Hoe verliepen de eerste oorlogsjaren na afloop van het Twaalfjarig Bestand?
Slecht: de Spanjaarden drongen de Republiek in de verdediging en veroverden onder
meer Breda.
7 Wat maakte een einde aan de Spaanse successen?
Spanje kwam opnieuw in geldnood en moest zijn troepenmacht verminderen. Frederik
Hendrik beschikte juist over voldoende geld om het Staatse leger te versterken.
De Vrede van Münster
8 Wat bracht de Spaanse koning tot het besluit om vrede te sluiten met de Republiek?
Spanje voerde vanaf 1635 oorlog in de Nederlanden, in het Duitse rijk, en in Frankrijk.
Tegen de hoge belastingen die daarvoor nodig waren kwamen Catalonië en Portugal in
opstand. Nu zijn eigen koninkrijk dreigde te verbrokkelen, koos de Spaanse koning voor
vrede.
9 Hoe reageerde de Republiek in eerste instantie op de Spaanse wens om vrede te
sluiten?
Verdeeld. Doordat de Republiek er internationaal goed voor stond, gingen er stemmen
op om door te gaan met de oorlog, vooral om zo de zuidelijke Nederlanden te veroveren.
(Anderen wilden liever vrede.)
10 Welke afspraken werden gemaakt in het vredesverdrag van Münster dat Spanje en de
Republiek in 1648 sloten?
De Republiek werd losgemaakt van het Duitse rijk en erkend als onafhankelijke staat;
het hield de veroverde gebieden in Brabant, Limburg en Vlaanderen, de rest van die
gewesten bleef onder Spaans gezag.
11 Waarom zou je kunnen stellen dat het tweede deel van de Tachtigjarige Oorlog ‘voor
niets’ was geweest?
Omdat de situatie in 1648 nauwelijks verschilde van die in 1621: de protestanten in de
Spaanse Nederlanden en de katholieken in de Republiek kregen geen godsdienstvrijheid
– terwijl dat voor beide partijen een belangrijk strijdpunt was geweest.
3.4
De Gouden Eeuw (pagina 50-51)
Centrum van handelskapitalisme
1 Noem drie dingen die aannemelijk maken dat de Republiek internationaal ‘aan de top
stond’ als handelsnatie.
Drie van de volgende dingen:
-
De lonen in de republiek waren hoger dan waar ook.
-
De handelsvloot van de Republiek was veruit de grootste van de wereld.
-
De handel met Europa bleef groeien, terwijl ondertussen handel met andere
continenten werd begonnen.
-
Amsterdam werd het centrum van het handelskapitalisme, kooplieden uit heel
Europa kwamen daarheen om zaken te doen.
2 Wat was de functie van de nieuw opgerichte Wisselbank en Beurs in Amsterdam?
Bij de Wisselbank konden kooplieden hun geld in bewaring geven, verschillende
geldsoorten omwisselen en geld naar elkaar overboeken. Op de beurs werd gehandeld in
alles wat er maar te verhandelen viel; vraag en aanbod bepaalden de beursprijzen.
3 Waar kwamen in de Gouden Eeuw de meeste nieuwe Amsterdammers vandaan?
Uit de armere delen van de Republiek en uit Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en
Scandinavië.
4 Welke gevolgen had de Tachtigjarige Oorlog voor de economie van de Republiek?
Holland, Zeeland en Friesland hadden er weinig last van: daar bloeide de handel,
nijverheid en landbouw. De oostelijke en zuidelijke gewesten zakten als gevolg van het
oorlogsgeweld economisch ver weg.
5 Welke twee factoren worden genoemd om het economische succes van de Republiek te
verklaren?
-
In Engeland en Frankrijk groeide het volume van de handel minder sterk, omdat
handelaren daar zich bleven richten op traditionele, kostbare producten. Dat deze
landen nog geen sterke concurrentie vormden, was een voordeel voor de Republiek
(die een voorsprong had).
-
In de relatief kleine Republiek waren er nauwe contacten tussen de regenten en
ondernemers. Dat maakte het mogelijk om slagvaardig te handelen.
De VOC
6 Waarom lieten de Staten-Generaal alle bestaande compagnieën van verre opgaan in
één nieuwe organisatie?
De concurrentie tussen die losse compagnieën was zo sterk dat de prijzen en daarmee
de winsten sterk daalden. Door ze samen te voegen in één bedrijf werd dat probleem
omzeild; sterker nog, de VOC had een monopolie en kon zelf de prijs bepalen.
7 Waaruit blijkt dat de VOC een publiekprivate organisatie was?
De VOC mocht in Azië allerlei dingen doen die normaal alleen regeringen mochten doen:
forten bouwen, soldaten in dienst nemen, oorlog voeren, verdragen en
bondgenootschappen sluiten en gebieden besturen.
8 Hoe ging de VOC te werk?
Java en Ambon werden op de Portugezen veroverd en door de VOC bestuurd. Daarnaast
stichtte de VOC in heel Azië handelsnederzettingen van waaruit, in samenwerking met
de plaatselijke machthebbers, fijne specerijen en later ook koffie en katoen naar Europa
werden verscheept.
De WIC
9 Hoe ging de WIC te werk?
Net als de VOC stichtte de WIC handelsnederzettingen en koloniën. De handel verliep in
een driehoek: vanuit Europa gingen wapens en andere koopwaar naar West-Afrika, van
West-Afrika gingen er mensen (als slaven) naar Amerika, en van Amerika ging de door
deze slaven verbouwde suiker, tabak en koffie naar Europa.
10 De WIC was minder succesvol dan de VOC. Welke twee oorzaken worden daarvoor
genoemd?
-
De WIC had in Amerika veel sterkere concurrentie dan de VOC in Azië had.
-
De WIC moest ook aan kaapvaart doen. Dat ging ten koste van de inspanningen om
een groot handelsbedrijf te worden.
HOOFDSTUK 4 – DE REPUBLIEK VERLIEST HAAR VOORSPRONG (1648-1702)
Intropagina’s (pagina 56-57)
1 Waarom voer in 1688 een reusachtige vloot door het Kanaal?
De Nederlandse stadhouder Willem III wilde Engeland binnenvallen en zijn katholieke
schoonvader Jacobus II van de troon stoten. Als hij de macht had in Engeland, kon hij
de Republiek en Engeland samen laten oorlogvoeren tegen Frankrijk.
2 Was de invasie van Willem III een succes?
Ja. Het invasieleger trok zonder tegenstand op naar London, dat zonder slag of stoot
werd ingenomen, en Willem III werd (met zijn Engelse vrouw Mary Stuart) gekroond tot
koning van Engeland – precies zoals de bedoeling was.
3 Wat zei de invasie over de positie van de Republiek in de 17e eeuw?
Het liet zien dat de Republiek een grootmacht was, met een leger (vloot vooral) dat het
tegen de allersterkste tegenstanders kon opnemen.
Maar: het bleek achteraf het laatste machtsvertoon waar de Republiek toe in staat was.
Na Willem III verloor de Republiek zijn status als ‘grootmacht’.
Oriëntatiekennis (pagina 58-59)
1 Leg uit waarom de Republiek op het hoogtepunt van haar bloeitijd geen stadhouder
had en een verwaarloosd landleger.
De regenten, die het in de republiek voor het zeggen hadden, vonden in vredestijd een
stadhouder niet nodig. Na de dood van Willem II in 1650 besloten ze geen nieuwe
stadhouder te benoemen.
Een sterk landleger vonden de regenten te duur; ze gaven liever geld uit aan een sterke
vloot om daarmee de handel te kunnen beschermen.
2 Schets in twee zinnen de internationale verhoudingen in Europa in het laatste kwart
van de 17e eeuw.
Frankrijk, Engeland en de Republiek waren de machtigste landen; ze waren ook het
meest succesvol in de internationale handel. Frankrijk groeide uit tot het sterkste land;
de Republiek en Engeland probeerden (met oorlogen) te voorkomen dat de Fransen te
overheersend werden en (onder meer) de Spaanse troon zouden innemen. Spanje zakte
na de vrede van 1648 ver weg.
3 Leg uit hoe in de Vrede van Utrecht de strijd om de Spaanse troon werd opgelost.
Een Fransman (uit het huis van Bourbon) kwam op de troon, maar tegelijk werd
afgesproken dat Frankrijk en Spanje nooit dezelfde koning mochten hebben. Zo werd de
vrees voor een te machtig Frans-Spaans ‘blok’ enigszins weggenomen.
4 Hoe machtig waren na 1648 Oostenrijk en het Duitse rijk?
Oostenrijk kreeg er in de Vrede van Utrecht flink wat gebied bij; het was een grootmacht
in Europa, dat na het afslaan van een aanval van het Turkse rijk ook gebieden in ZuidOost-Europa wist te veroveren.
Het Duitse rijk was na 1648 zwak. Wel nam de kracht van één van de grotere Duitse
staten, Pruisen, flink toe.
4.1
De opkomst van Engeland en Frankrijk (pagina 60-61)
De Zonnekoning
1 Wat wordt bedoeld met ‘absolute monarchie’?
Een koninkrijk waarin de wil van de koning wet is: zijn besluiten moesten zonder
tegenspraak worden opgevolgd.
2 Leg uit welke maatregelen Lodewijk XIV nam op het gebied van bestuur, leger,
economie en godsdienst.
- Bestuur: hij maakte van Frankrijk een centraal bestuurd land met een groot
ambtenarenapparaat (duizenden ambtenaren werkten in dienst van de overheid).
- Leger: Het leger werd viermaal zo groot gemaakt en onder strakke controle van de
staat gebracht; hoge edelen haalden niet langer hun eigen legertjes bij elkaar.
- Economie: Een politiek van mercantilisme, dat wil zeggen het geven van steun aan de
eigen nijverheid en het belemmeren van de invoer van buitenlandse producten door
belastingen op invoer.
- Godsdienst: De rechten van de protestanten werden nietig verklaard: het Edict van
Nantes (waarin in 1589 die rechten waren vastgelegd) werd ingetrokken.
- Adel: Lodewijk dwong de edelen te leven aan zijn hof, zodat hij ze beter in de gaten
kon houden. (Wie zich niet aan het hof vertoonde, was bij voorbaat verdacht!)
De Engelse republiek
3 Vat in twee zinnen samen de gebeurtenissen in Groot-Brittannië samen na de
onthoofding van Karel I.
Er braken opstanden uit, onder meer van militairen die de standenmaatschappij volledig
wilden afschaffen. Cromwell herstelde de orde, stuurde het parlement naar huis en ging
regeren als een soort dictator.
4 Wat wordt bedoeld met de ‘Restauratie’ van 1660?
De ‘oude’ toestand werd hersteld: het parlement kwam weer bijeen en de monarchie
werd hersteld.
De Franse en Engelse koning
5 Welke twee factoren brachten de Engelse koning Karel II in ‘het Franse kamp’?
-
Karel II bewonderde Lodewijk XIV, met wie hij ook familiebanden had; zo’n soort
(absolute) vorst wilde hij ook zijn.
-
Karel II werd ‘kort gehouden’ door het parlement: zonder toestemming van het
parlement kon hij geen belastingen heffen, waardoor hij niet zo vorstelijk kon leven
als hij zelf wilde.
6 Wat was het doel van de buitenlandse politiek van Lodewijk XIV?
Lodewijk XIV wilde Frankrijk natuurlijke grenzen geven aan de Rijn en de Maas.
Daarvoor moest hij gebied veroveren in het Duitse rijk en in de Zuidelijke Nederlanden.
7 Wat hield het geheime verdrag in dat Lodewijk XIV en Karel II in 1670 sloten?
Lodewijk XIV zou aan Karel II jaarlijks een grote som geld betalen. In ruil daarvoor zou
Karel II meedoen in een oorlog tegen de Republiek, zonder om toestemming van het
Engelse parlement te vragen. Lodewijk zou de kosten van de oorlog dragen (hij betaalde
de vloot en het leger van Engeland).
4.2
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (pagina 62-63)
Staatsgezinden en oranjegezinden
1 Waarom besloten de Hollandse regenten in de Grote Vergadering van 1651 geen
nieuwe stadhouder te benoemen?
De vorige stadhouder, de kort daarvoor overleden Willem II, wilde (net als zijn
voorgangers) meer macht en een sterker landleger. Nu er toch geen opvolger klaar
stond (de zoon van Willem II was net geboren), kozen de regenten voor een bestuur
zonder stadhouder, want stadhouders waren oorlogszuchtig en uit op meer macht. In
vredestijd was zo’n stadhouder eigenlijk helemaal niet nodig.
2 Over welke zaken verschilden de staatsgezinden en de oranjegezinden van mening?
-
Staatsgezinden wilden geen stadhouder, prinsgezinden wel.
-
Staatsgezinden wilden geen erfelijke machthebbers, bij opvolging moest kunde de
doorslag geven. Prinsgezinden zeiden dat alleen de Oranjes de eenheid in (en
veiligheid van) de Republiek konden bewaren.
-
Staatsgezinden vonden dat gewesten soeverein moesten zijn, prinsgezinden wilden
minder soevereiniteit per gewest en meer macht voor de Staten-Generaal en de
stadhouder.
Verlichting
3 Welke bevolkingsgroep maakte in Holland de dienst uit?
Een groep rijke regentenfamilies, gewone burgers die meestal in de handel rijk waren
geworden en de (goedbetaalde) bestuursbaantjes onder elkaar verdeelden.
4 Leg uit waarom er in de Republiek relatief veel tolerantie was.
De regenten die het voor het zeggen hadden waren voor gewetensvrijheid. Vervolging
en censuur zouden ook moeilijk zijn geweest, omdat er geen centraal gezag was; in elke
stad golden andere regels voor wat wel en niet was toegestaan.
Oorlog met Engeland
5 Welke buitenlandse politiek voerde Johan de Witt?
De Witt had vooral oog voor de Hollandse belangen; hij was voor een sterke vloot,
omdat die de zeehandel kon beschermen. De dreiging van Engeland en Frankrijk
probeerde hij af te wenden door met deze landen afzonderlijk bondgenootschappen te
sluiten tegen de ander – hij probeerde Frankrijk en Engeland dus tegen elkaar uit te
spelen.
6 Waaruit blijkt dat de Acte van Navigatie op de eerste plaats tegen Holland was gericht?
Goederen mochten alleen Engeland in als ze werden vervoerd door het land dat ze had
geproduceerd. Dat was duidelijk gericht tegen de Hollanders (en Zeeuwen), die de
goederen van andere landen doorvervoerden. Dat bleek ook uit de overvallen van
Engelsen op Hollandse (en Zeeuwse) schepen nadat de wet in werking was gesteld.
7 Wat was de uitkomst van de tweede handelsoorlog (1665-1667) tussen de Republiek
en Engeland?
De Republiek won die oorlog overtuigend, maar stelde geen strenge eisen voor het
sluiten van vrede, want ze had de steun van Engeland nodig om een Franse inval in de
Zuidelijke Nederlanden af te slaan.
4.3
Stadhouder-koning Willem III (pagina 64-65)
Willem III en het Rampjaar 1672
1 Leg uit waarom het ‘rampjaar’ (1672) duidelijk maakte dat de buitenlandse politiek
van Johan de Witt was mislukt.
De politiek van De Witt was erop gericht de vrede met Engeland en Frankrijk te
bewaren. Maar in het rampjaar werd de Republiek door beide landen tegelijk
aangevallen. Op zee kon die aanval worden afgeslagen (dus dat deel van het beleid was
succesvol), maar het landleger was niet tegen deze aanval opgewassen.
2 Na de benoeming van Willem III tot stadhouder hield de Republiek stand. Welke
factoren droegen daaraan bij?
-
Willem III was een kundig legeraanvoerder.
-
De Hollandse Waterlinie was effectief: door het onder water zetten van polder stokte
de Franse opmars.
-
De Republiek zocht en vond bondgenoten die tegen Frankrijk wilden vechten,
waardoor het Franse leger in de Republiek verkleind moest worden.
-
De Engelse koning werd in 1674 door het parlement gedwongen de oorlog te staken.
3 Leg uit dat Willem III meer bevoegdheden kreeg dan zijn voorgangers, maar het
staatsbestel verder ongemoeid liet.
Hij kreeg in een aantal gewesten het recht om alle belangrijke regenten zelf te
benoemen. Dat recht oefende hij uit, maar hij eiste niet de soevereiniteit op; die bleef in
handen van de gewestelijke Staten.
Glorious Revolution
4 Hoe probeerde Willem III de dreiging van een (katholiek) Frans overwicht in Europa
tegen te gaan?
Hij voerde verschillende coalitieoorlogen (waarin met wisselende bondgenoten tegen
Frankrijk werd gevochten), en hij zocht toenadering tot Engeland door te trouwen met
de oudste dochter (dus troonopvolgster) van de Engelse koning.
5 In 1678 dwongen de regenten in de Republiek Willem III tot vrede met Frankrijk. Maar
in 1685 waren ook zij ‘gealarmeerd’ over een aantal ontwikkelingen. Welke
ontwikkelingen waren dat?
-
Frankrijk had onder meer het prinsdom Orange veroverd.
-
Lodewijk XIV had in 1685 het Edict van Nantes beëindigd: de protestanten verloren
hun rechten.
-
In Engeland kwam in 1685 Jacobus II op de troon. Hij was katholiek en wilde regeren
als een absoluut vorst. Daardoor leek hij bij uitstek een bondgenoot van Lodewijk
XIV.
6 Wat bracht Willem III (met invasievloot) naar Engeland en hoe verliep die invasie?
Samen met de Engelse protestanten, die in het Engelse parlement een meerderheid
vormden, bedacht Willem III een plan om Jacobus II te verjagen.
De invasie van de enorm grote vloot die Willem III op de been had gebracht ondervond
nauwelijks tegenstand. Veel Engelse officieren liepen over, en in Londen en andere
steden braken anti-katholieke rellen uit.
7 Leg uit waarom de machtsovername van ‘William and Mary’ in Engeland de ‘Glorious
Revolution’ wordt genoemd.
In de Bill of Rights die door Willem III werd ondertekend, werden de rechten van het
parlement vastgelegd – het parlement had voortaan de macht. Deze omwenteling
(revolution) werd door het protestantse parlement gezien als een roemrijke (glorious)
overwinning.
De stadhouder-koning
8 Leg uit hoe de ‘persoonlijke unie’ van de Republiek en Engeland hielp om een Franse
hegemonie over Europa te voorkomen.
De Republiek en Engeland hadden nu dezelfde leider. Ze vormden een protestantse
coalitie die (met andere bondgenoten samen, zoals Oostenrijk en Spanje) oorlog
voerden tegen Frankrijk, dat zijn veroveringen in de Zuidelijke Nederlanden moest
prijsgeven.
4.4
Het einde van de Gouden Eeuw (pagina 66-67)
De economie in verval
1 Beschrijf de mercantilistische maatregelen in heel Europa waar de Republiek in de 17e
eeuw door getroffen werd.
Engeland voerde de Acte van Navigatie door. Nederlandse vrachtvaarders konden niet
meer in Engeland werken.
Frankrijk hief hoge invoerbelastingen op producten die de Republiek doorverkocht of zelf
produceerde (zoals suiker, textiel, haring, Delfts aardewerk en Oost-Indische waren).
2 Leg uit hoe de teruggang van de Hollandse handel tot een neerwaartse spiraal leidde.
Minder Oostzeehandel leidde tot minder scheepsbouw, minder scheepsbouw tot minder
houtzagerijen, zeilmakerijen en touwslagerijen (en dat leidde weer tot minder vraag
naar landbouwproducten als hennep en vlas of ingevoerde producten als hout en teer).
Achteruitgang in de ene sector leidde kortom al snel tot achteruitgang in een andere
sector.
3 De koloniale handel van de Republiek bleef nog enige tijd groeien. Waarom had dat
economisch gezien maar weinig (positief) effect?
De omvang van de handel bleef nog wel groeien (tot 1730), maar de winst groeide niet
mee; na 1730 daalde die zelfs. De koloniale handel bracht dus te weinig geld op om
grote investeringen te doen in andere sectoren van de economie.
De ondraagbare schuldenlast
4 Leg uit hoe ook de voortdurende oorlogen die de Republiek voerde de economie in een
neerwaartse spiraal bracht.
Om oorlog te voeren moest de Republiek steeds meer geld lenen en steeds hogere
belastingen heffen. Maar doordat de economie terugliep, brachten die belastingheffingen
steeds minder op, terwijl ze de economie wel schade toerichtten (door hoge belastingen
kunnen ondernemers minder investeren en daalt de koopkracht van gewone burgers, die
minder geld uitgeven, waardoor bedrijven minder kunnen verkopen – enzovoort).
5 In 1715 was de Republiek min of meer failliet. Hoe is dat te verklaren?
Om de oorlogen tegen Frankrijk te kunnen betalen, hadden de Staten-Generaal enorme
sommen geld geleend (door obligaties uit te geven, een soort staatsleningen). Daarover
moest een hoge rente worden betaald. Uiteindelijk kon zelfs die rente alleen niet meer
worden opgebracht (laat staan dat de leningen zelf konden worden terugbetaald). Een
overheid die zijn verplichtingen niet kan nakomen, zou je ‘failliet’ kunnen noemen.
De ondergang van de Republiek
6 Het regentenbestuur wist de financiële problemen van de republiek niet op te lossen.
Welke twee oorzaken daarvoor worden genoemd?
-
Het decentrale (regenten)bestuur was niet slagvaardig genoeg.
-
Een vaste kliek van regentenfamilies bezat zelf grote hoeveelheden obligaties. Zij
profiteerden dus van de hoge rente die de Republiek (aan hen!) moest betalen en
hadden er geen belang bij de schulden omlaag te brengen. Eigenbelang dus.
7 Welke gebeurtenissen toonden aan dat de Republiek in de 18e eeuw geen ‘grote
mogendheid’ meer was?
-
In 1747 viel Frankrijk de Republiek binnen en veroverde moeiteloos gebied in het
zuidwesten.
-
In 1780 was de Republiek kansloos in een zeeoorlog tegen Engeland.
-
In 1795 werd de Republiek bezet door het Franse leger.
Download