Standenmaatschappij - Geschiedenis en Didactiek

advertisement
Standenmaatschappij
Opdracht
De inwoners van Frankrijk waren vanaf de Middeleeuwen verdeeld in drie groepen, die ze
standen noemden. Alleen de koning hoorde niet bij een stand: hij was hoger dan alle standen.
In deze opdracht ga je in groepjes van vier kijken welke mensen er in de verschillende standen
zaten. In de envelop vind je een aantal kaartjes met daarop een naam en een beroep. Je gaat
samen uitzoeken in welke stand deze mensen zaten. Ook moet je een aantal vragen over die
standen beantwoorden. Om je te helpen vind je op dit blad informatie over de drie standen. De
vragen vind je hieronder, de antwoorden schrijf je op het antwoordblad.
Let op! Je mag pas een antwoord opschrijven als alle groepsleden het met elkaar
eens zijn. Goed overleggen dus!
Vragen
1. Vul het schema op het antwoordblad zo in:
a. Schrijf de naam en het beroep van de personen over van de kaartjes.
b. Schrijf de stand op waar de persoon bij hoorde.
c. Schrijf op of je denkt dat de persoon rijk of arm was.
d. Schrijf op welke plichten de persoon had door de stand waartoe hij/zij behoorde.
e. Schrijf op welke rechten de persoon had door de stand waartoe hij/zij behoorde.
f. Schrijf op of je denkt dat de persoon veel of weinig macht had.
2. Kleur nu de rij van de personen uit de eerste stand rood, uit de tweede stand blauw en uit de
derde stand groen.
3. Maak de zin op het antwoordblad kloppend en compleet.
4. In 1789 kwam een groep mensen in opstand tegen de grote macht van de koning.
a. Uit welke stand kwamen deze mensen denk je? Leg uit.
b. Waarom kwamen de mensen uit de andere standen niet in opstand?
5. Maak de vragen over deze opdracht.
Informatie
1e stand: De geestelijkheid.
Geestelijken zijn mensen die in de kerk werken of in een klooster zijn ingetreden. In deze stand
vind je dus priesters, bisschoppen enz., maar ook monniken en nonnen. Geestelijken hoefden
geen belasting te betalen aan de koning. Zij mochten bovendien de koning helpen bij het
bestuur van het land. Dat waren dus hun rechten. Het was hun plicht om mensen over God te
leren.
2e stand: De adel.
De adel bestaat uit mannen en vrouwen met een speciale titel zoals heer, baron(es) en
hertog(in). Als je vader en moeder van adel waren was jij automatisch ook van adel. Andere
mensen konden bovendien een adellijke titel kopen bij de koning. Mensen van adel hoefden, net
als de geestelijken, geen belasting te betalen en ook zij hielpen de koning bij het besturen van
het land.
3e stand: de rest.
Alle mensen die niet bij de eerste of de tweede stand hoorden, zaten automatisch in de derde
stand. In die stand zaten dus veel verschillende mensen, van bedelaars tot burgemeesters.
Mensen uit de derde stand moesten belasting betalen aan de koning en sommigen (bijvoorbeeld
boeren) moesten ook verplicht werken voor de adel. De derde stand had geen speciale rechten.
Antwoordblad bij opdracht Standenmaatschappij
Naam:
Klas:
Groep:
Vraag 1 en 2 (vergeet 2 niet!):
a. Naam en beroep
z.o.z.
b. Stand
c. Rijk/arm?
d. Plichten
e. Rechten
f. Veel of weinig
macht?
3. Streep de foute antwoorden door en vul de zin aan.
In Frankrijk behoorden in de 18e eeuw de meeste mensen tot de eerste/tweede/derde stand. Zij
hadden veel/weinig macht. Dit vinden wij wel/niet logisch omdat:
4. a.
b.
5. Vragen over de opdracht
1. Vond je de opdracht makkelijk/moeilijk/goed te doen?
2. Vond je de opdracht leuk? Waarom wel/niet?
3. Vond je het leuk om in een groepje te werken? Waarom wel/niet?
4. Schrijf hieronder kort wat je van deze opdracht hebt geleerd.
Download