Op Niveau onderbouw naslag Verwerkingsopdrachten fictie Soms moet je bij een gelezen boek een verwerkingsopdracht voor het leesverslag uitvoeren. Kies in overleg met je docent een volgende van de verwerkingsopdrachten. • • • • • • • • • • • • • • • • Schrijf over het boek een brief of een e-mail aan een vriend(in). Vertel eerst in het kort waar het boek over gaat. Daarna leg je uit waarom je (vriend)in het ook zou moeten lezen. Maak een tekening bij het boek. Kies een spannend of bijzonder stuk. Maak een andere omslag voor het boek. Schrijf een andere achterkanttekst voor het boek. Maak een abc-tekst bij het boek. Bijvoorbeeld: de a is van angst die Rosa voelt als zij …, de b is van brugklas waar Rosa naar toe gaat, enzovoort. De letters q, x en y hoeven niet. Bedenk vier andere titels voor het boek. Leg bij iedere titel duidelijk uit waarom die ook zouden passen. De hoofdpersoon van het boek doet van alles. Soms ben je het daarmee eens, soms niet. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon waarin je vertelt wat je van zijn of haar gedrag en beslissingen vindt. Leg je mening ook uit. Stel je voor dat een van de personen een dagboek bijhoudt. Doe alsof je die persoon bent. Kies drie momenten uit het verhaal. Schrijf bij die drie momenten een dagboekbladzijde. Stel je voor dat de hoofdpersoon aan het eind van het verhaal in zijn of haar dagboek terugkijkt op wat er is gebeurd. Doe alsof je de hoofdpersoon bent en schrijf die dagboekbladzijde. Laat twee personen uit het boek elkaar een brief schrijven. Doe alsof je die personen bent en schrijf de twee brieven. Kies twee of drie songteksten die goed bij het verhaal passen. Kopieer ze of typ ze over. Schrijf onder elke songtekst waarom die zo goed bij het verhaal past. Schrijf een bespreking over dit boek. Je vertelt eerst kort iets over de inhoud, daarna geef je je mening en die leg je uit. De boekbespreking is bestemd voor een jongerentijdschrift. Niet tevreden over het einde? Schrijf een ander slot aan het boek. Zoek vier foto’s of tekeningen die goed bij het verhaal passen. Plak de illustratie op een groot vel papier. Schrijf onder elke afbeelding waarom die zo goed bij het boek past. In het boek komen personen voor. Hoe stel jij je die voor? Teken de vier belangrijkste personen. Schrijf een brief aan de schrijver/schrijfster van het boek. Leg daarin uit wat je goed en minder goed vindt aan het verhaal. Op niveau onderbouw ©ThiemeMeulenhoff bv 1