Vademecum geschiedenis 6e jaar Begrippen uit het 1e jaar: ambacht groepering van handwerkers uit een zelfde bedrijfstak bvb. pottenbakkers, smeden, … anachronisme wat niet past in de tijd, bvb. GSM in de Middeleeuwen. chronologisch in volgorde van tijd continent werelddeel decennium periode van 10 jaar elite bevoorrechte groep emigreren uitwijken, wegtrekken, verhuizen naar … evolueren geleidelijk veranderen expansie uitbreiding geografische factoren geheel van aardrijkskundige kenmerken die een rol spelen in … hiërarchie opeenvolging van standen immigreren inwijken imperium wereldrijk imperialisme streven naar een wereldrijk irrigatie kunstmatig bevloeien millennium periode van 1000 jaar monopolie alleenrecht of alleenheerschappij monotheïsme het geloof in één god polytheïsme het geloof in meerdere goden, meergodendom objectief iets neutraal, zakelijk beschrijven, zich aan de feiten houden revolutie een snelle ingrijpende verandering (omgekeerde van evolutie) sedentair de mens vestigt zich op een vaste plaats, blijft er wonen solidariteit bereidheid tot samenwerking statussymbool uiterlijk teken van macht subjectief anders dan objectief: beschrijven op basis van eigen mening, gevoelens, inzichten synthese samenvattend geheel dat de belangrijkste elementen bevat territoriaal betreft grondgebied Begrippen uit het 2e jaar: aristocratie adel, vooraanstaande families autonomie zelfstandigheid coalitie samenwerkingsverband democratie regeringsvorm waarbij het volk de macht uitoefent desintegratie ontbinding, uiteenvallen edict (keizerlijk) besluit, wet filosofie verlangen naar wijsheid integratie opname in een groter geheel kolonie nieuwe nederzetting buiten het eigen grondgebied kroniek verhaal van (vaak merkwaardige) gebeurtenissen patriciër edelman, rijke burger senaat raad van ouden, wijzen (nu: onderdeel van het Belgisch parlement) staatsgreep onwettige greep naar de macht tiran gewelddadig alleenheerser vetorecht het recht om een besluit te verwerpen primaire bron verslag van een tijdgenoot secundaire bron bron die steunt op andere bronnen Begrippen uit het 3e jaar: absolutisme onbeperkte macht in handen van de vorst ambacht groepering van stedelijke handwerkers uit eenzelfde bedrijfstak (met leerjongens, gezellen en meesters) ancien régime periode vanaf het begin van de Middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie (omvat Middeleeuwen 5de – 15de eeuw en Nieuwe Tijd 16de – 18de eeuw) autarkie economische onafhankelijkheid, zelfvoorziening banvloek excommunicatie, uitsluiting uit de christelijke gemeenschap celibaat ongehuwde staat centralisatie bestuurssysteem waarbij vanuit een centrum wordt bestuurd clerus geestelijkheid concilie vergadering van hoge geestelijken waarin beslissingen worden genomen betreffende de geloofsleer en de organisatie van de kerk djihad heilige oorlog ter verspreiding en verdediging van de islam domein het geheel van akkers, weilanden en woeste gronden (o.m. bossen en vijvers) waarop een heer rechten kan uitoefenen op de bewoners van dit gebied feodaliteit maatschappij die gebaseerd is op persoonlijke banden tussen vooraanstaande heren (leenheer en leenman) gemeen de lagere volksklassen in de steden waartoe vooral de ambachtslieden behoorden gilde vereniging van kooplui uit dezelfde stad gotiek kunstrichting van ca. 1150 tot ca. 1500 grondwet of constitutie de wet die de werking van de staat regelt (rechten en plichten van burgers) handelskapitalisme economisch systeem waarbij de kooplui door hun kapitaal het productieproces controleren met het oog op winst hanze samenwerkingsverband van kooplui uit verschillende steden o.a.. om de lange afstandshandel of internationale handel te bevorderen heiden niet-christen horige onvrije of halfvrije die hoort bij de grond kerstening bekering tot het christendom ketter iemand die afwijkt van de geloofsleer kluizenaar iemand die zich van de wereld heeft afgezonderd om religieuze redenen mortaliteit sterftecijfer nataliteit geboortecijfer orthodoxie 1. rechtgelovigheid 2. oosterse christenen die sinds het Oosters Schisma met de katholieke kerk van Rome gebroken hebben patriciaat de geldaristocratie (patriciërs) in de middeleeuwse stad romaans kunstrichting van ca. 1000 tot ca. 1150 romanisering overname van de Romeinse cultuur door niet-Romeinen ruraal landelijk, agrarisch sacrament één van de zeven rituelen die het leven van een christen bepalen standenmaatschappij maatschappijvorm van het Ancien Régime met adel en clerus als bevoorrechte standen Staten-Generaal algemene vergadering in een land van de drie standen: adel, clerus en steden Staten-Provinciaal gewestelijke vergadering van de drie standen per gewest, regio of provincie theocratie regeringsvorm waarbij alle gezag regelrecht van God wordt afgeleid en door geestelijke gezagsdragers wordt uitgeoefend of gecontroleerd urbanisatie verstedelijking Begrippen uit het 4e jaar: aflaat gedeeltelijke of volledige vrijstelling van straf voor zonden atheïsme ontkennen van het godsgeloof barok kunst- en cultuurstroming 17de – 1ste helft 18de E cijnskiesrecht kiesrecht verbonden aan het betalen van een bepaald niveau van cijns (belasting) conjunctuur niveau van industriële activiteit en/of maatschappelijke welvaart empirisme denkrichting die de ervaring centraal stelt voor de kennis van de waarheid hegemonie overwicht industriële revolutie mechanisering van de industrie inflatie prijsstijging kapitalisme economisch systeem met scheiding van kapitaal ( in privaat bezit) en arbeid met het oog op maximale winst laïciseren/ seculariseren verwereldlijken, onttrekken aan de religieuze invloed markteconomie economisch systeem waarbij de vraag (de markt) het aanbod bepaalt mercantilisme economisch beleid waarbij de nationale overheid de hoeveelheid edele metalen wil doen toenemen protectionisme economisch beleid waarbij de nationale overheid de de eigen economie beschermt rationalisme denkrichting die de rede (ratio) centraal stelt voor de kennis van de waarheid Reformatie protestantisme (vanaf de 16de E) renaissance kunst- en cultuurstroming in de 15de – 16de E roofbouw eenzijdige uitputting landbouwgronden scheiding der machten scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht verlichting cultuurstroming van de 18de E steunend op de rede Begrippen uit het 5e jaar: interventionisme tussenkomen in een ander land om zijn belangen te verdedigen isolationisme beleid dat zich afzijdig houdt van de internationale politiek reformisme via geleidelijke hervormingen de ontvoogding van de arbeiders realiseren sovjet Russisch woord voor raad van arbeiders en /of soldaten totalitarisme regime dat de totaliteit van het leven van zijn burgers controleert incluis de private sfeer marxisme wetenschappelijk socialisme De domeinen van de geschiedenis SOCIAAL DOMEIN Hoe leven mensen met elkaar samen? POLITIEK DOMEIN Hoe gaan mensen met macht om? Wie oefent de macht uit en hoe? ECONOMISCH DOMEIN materiële noden Hoe komen mensen aan de kost? Hoe komen prijzen tot stand? landbouw, handel, nijverheid (industrie), diensten CULTUREEL DOMEIN niet- materiële noden wetenschappen religie (godsdienst) kunst en literatuur Bronnenonderzoek / Historische kritiek Welke vragen stellen we bij het onderzoeken van een historische bron? Wie maakte de bron? Waar en wanneer werd de bron gemaakt? Heeft de maker de bron zelf gemaakt of ontleend? Met welke bedoeling werd de bron gemaakt? Is de bron een juiste weergave of heeft de maker de waarheid naar zijn hand gezet? (objectief – subjectief) Wie deze vragen afvuurt op een bron doet aan historische kritiek!