Uit: mensenrechteneducatie in het vak geschiedenis: leerlijn sociale

advertisement
(Uit: mensenrechteneducatie in het vak geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
THEMA
DE STANDEN TIJDENS DE FRANSE REVOLUTIE
Sluit aan bij
De Franse revolutie
Mensenrechen Eenieder heeft het recht om vrij te zijn van discriminatie en op
of
gelijkheid
kinderrechten
Doel
De leerlingen begrijpen dat voor en tijdens de Franse revolutie niet
iedereen tot dezelfde stand behoorde en dat niet iedereen hetzelfde
verdiende.
niveau
4de jaar
Type
Rollenspel
Duur
Materiaal
50 min.
- Fragment ‘De drie standen in Frankrijk
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01 1
- Computer met internetverbinding + beamer
- Situatie voor het rollenspel
- Werkblad
- Bord
Doelstellingen
De leerlingen kunnen:
- de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie benoemen
- de verschillen tussen de verschillende standen verwoorden.
- uit het rollenspel afleiden welke mensenrechten geschonden worden.
- het belang van de gelijkheid tussen mensen verwoorden.
Kennis en inzicht
- De leerlingen moeten per ontwikkelingsfase van de westerse
samenleving een samenhangend beeld kunnen formuleren. Daarbij
moeten ze aandacht hebben voor verbanden tussen en
wisselwerkingen binnen maatschappelijke domeinen.
- Daarnaast moeten de leerlingen mogelijke verklaringen voor een
fundamenteel maatschappelijke probleemstelling voor elk van de
ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader kunnen
formuleren
- Ook moeten ze uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen
kunnen toelichten die in latere samenlevingen of vandaag invloed
uitoefenen
Vakgebonden
eindtermen
Vaardigheden
De leerlingen moeten met samenhangende argumenten hun eigen
standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk
probleem kunnen verdedigen.
Attitudes
De leerlingen moeten bereid zijn om waarden en normen uit het
heden, het verleden en uit andere culturen vanuit de historische en
actuele context te benaderen.
1
SCHOOLTV, de drie standen in Frankrijk, internet, 10-06- 2010,
(http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01)
1 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
2 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
VOETEN
De gemeenschappelijke stam
Communicatief vermogen
1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in
praktijk.
Empathie
5. houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen.
Exploreren
8. benutten leerkansen in diverse situaties.
Flexibiliteit
9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en
omstandigheden.
Respect
18. gedragen zich respectvol.
Verantwoordelijkheid
20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in
relaties met anderen en in de samenleving.
Context 2
Mentale gezondheid
2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en
rouw.
Context 3
Sociorelationele ontwikkeling
2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels
in relaties.
5. handelen discreet in situaties die dat vereisen.
6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding
en machtsmisbruik.
9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten.
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en
kinderrechten.
4. zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van
anderen.
Context 6
Socio-economische samenleving
8. geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede
aan.
Instructies
1. Starterfase/ gespreksfase
Leid de les over de standenmaatschappij in Frankrijk in de Nieuwe Tijd in.
1. Deel het werkblad uit en overloop de opdrachten klassikaal.
Geef leerlingen de opdracht tijdens het bekijken van het filmpje over de verschillende
standen in Frankrijk de eerste drie vragen te beantwoorden.
2. Toon het filmpje. Stel enkele algemene inhoudsvragen:
- Wanneer speelt het filmpje zich af?
- Wie was er toen koning van Frankrijk?
- Wat waren de drie standen in Frankrijk?
- Wie behoorde tot de eerste stand? Wie tot de tweede? Wie tot de derde?
- Wat moest de derde stand allemaal doen?
3 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
- Wat moest de tweede stand allemaal doen?
- Waarom was de derde stand niet tevreden?
Vul het werkblad aan
2. Verwerkingsfase
1. Verdeel de verschillende rollen onder de leerlingen. De leerlingen behoren ofwel tot de
clerus, adel of derde stand. Zorg dat maar een beperkt aantal tot de clerus of de adel
hoort. Zorg dat de meeste leerlingen tot de derde stand horen. Zorg bij de derde stand
dat je een onderscheid maakt tussen de boeren en de burgerij.
2. Deel daarna de situatie uit aan de leerlingen die ze moeten naspelen. Geef ze 10
minuten om deze situatie te lezen. Controleer daarna of de leerlingen alles begrepen
hebben van de situatie. Laat de leerlingen na het lezen van de situatie de rest van de
vragen invullen op het werkblad.
3. Laat leerlingen plaatsnemen in de U-vorm van banken en stoelen. Degene die tot de
adel behoren zitten samen, degene die tot de clerus behoren zitten samen en degene die
tot de derde stand behoren zitten samen. Laat dan de adel, clerus en derde stand hun
eisen één voor één op tafel leggen.
4. Wanneer de verschillende standen hun eisen op tafel hebben gelegd, laat ze dan
proberen tot een akkoord te komen.
5. Wanneer de leerlingen tot een akkoord zijn gekomen, vraag je wat hun akkoord is.
Vraag ook waarom ze tot dit akkoord zijn gekomen.
6. Wanneer dit gedaan is, laat de leerlingen dan uit hun rol stappen en begin met de
nabespreking.
2. Nabespreking van het rollenspel
De leerkracht stelt verschillende vragen over het rollenspel.
- Was het rollenspel moeilijk? Waarom wel/niet?
- Welke verschillende standen waren er in dit rollenspel? Hoeveel standen waren er in
de Franse samenleving?
- Welke stand is het grootst?
- Wie behoorde er tot de eerste stand? Wie behoorde er tot de tweede stand? behoorde
er tot de derde stand?
- Was het gemakkelijk om tot een akkoord te komen tussen de verschillende standen?
Waarom wel/niet?
- Vinden jullie het belangrijk dat er gelijkheid tussen de verschillende standen is?
Waarom wel/ niet?
- Zijn er nu nog altijd verschillende standen? Is iedereen nu gelijk voor de wet? Zo nee,
wat is dan niet gelijk?
- Welke mensenrechten worden er geschonden als er geen gelijkheid is tussen de
verschillende standen?
(zie informatiefiche)
4 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
Informatiefiche: de standen tijdens de Franse Revolutie
Historische informatie
De standenmaatschappij in Frankrijk bestond uit drie standen. Deze standenmaatschappij
bestond al vanaf de middeleeuwen.
Je had de eerste stand die bestond uit de clerus. Ongeveer 140 000 van de 25 miljoen
Fransen behoorden tot de clerus. De clerus mocht zelfs bijkomende belastingen innen bij de
Franse bevolking. De leden van de eerste stand behoorden tot de minderheid van de
bevolking. Zij waren de enigen die konden lezen en schrijven en daarom hielpen ze de
koning in het bestuur.
De tweede stand bestond uit de adel. Deze bestond uit ongeveer 400 000 Fransen. Aan het
hoofd van de adel stond de koning, die in mateloze luxe met zijn familie in het paleis van
Versailles verbleef. 15 000 personen stonden in dienst van de koning, koningin, prinsen en
prinsessen. De adel en hoge clerus hadden vele voorrechten. De adel bezette alle politieke
en rechterlijke functies, leidde het leger en de vloot en 2/3 van Frankrijk was in haar bezit.
Ze moesten ook geen belastingen betalen. 2 De edelen moesten de vorst wel dienen in tijden
van oorlogen. De leden van de adel konden meestal ook lezen en schrijven, maar waren
doorgaans niet heel geïnteresseerd in verdere scholing.
De derde stand tenslotte bestond uit 24,5 miljoen Fransen. De leden van deze stand waren
zowel geneesheren, juristen en ambtenaren als boeren, ambachtslui, handelaars en enige
manufactuurarbeiders. De Franse boeren waren horigen en hadden zware financiële en
materiële verplichtingen, zoals de tienden en de karwijen tegenover de adel en clerus.
Vooral in tijden van misoogst en oorlog of epidemie heerste er vaak hongersnood. De derde
stand had geen rechten, maar enkel plichten.
Door de economische veranderingen in de 18de eeuw en vooral door de toename van
wereldhandel was er bovendien een burgerij ontstaan van handelaars, vrije beroepen en
middenstanders. Zij waren soms zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en beïnvloed door de
ideeën van de Verlichting, maar behoorden tot de derde stand en waren uitgesloten van de
politieke macht. Ze leden ook onder de mercantilistische handelsbeperkingen en de cesuur in
drukpers en meningsuiting. Oorspronkelijk konden de rijksten onder hen dit omzeilen door
adellijke titels op te kopen, maar onder druk van de edellieden, verhoogde de koning zijn
prijs. De ontevredenheid groeide.3
De situatie nu bij ons
In de nieuwe tijd had niet iedereen stemrecht, nu heeft iedereen, mannen zowel als
vrouwen opkomstplicht. We moeten naar het kiesbureau gaan, maar we kunnen wel blanco
of ongeldig stemmen. Vreemdelingen mogen alleen stemmen bij de
gemeenteraadsverkiezingen als ze hier al vijf jaar legaal wonen.
Onze rechten en plichten staan opgeschreven in de grondwet.
2
3
ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009
GRANDI OPERE (red.), wereldgeschiedenis 8, Van de moderne wereld tot het absolutisme en de
verlichting, UTET Spa, 2007, p. 181
5 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
Situatie4
Jullie leven in de Franse samenleving in 1789. Degenen die tot de adel behoren hebben veel
privileges. Jullie bezetten alle politieke en rechterlijke functies, leiden het leger en de vloot
en 2/3 van Frankrijk is in jullie bezit. Jullie hoeven ook geen belastingen te betalen.
Degene die tot de clerus behoren, hoeven ook geen belastingen te betalen. Jullie hebben zelf
het recht om bij de Franse bevolking belastingen te innen.
De derde stand: jullie zijn horigen. Jullie hebben zware financiële en materiële
verplichtingen, zoals de tienden en karwijen (vorm van belastingen) voor de adel en de
clerus. Na een slechte oogst houden jullie nauwelijks of voldoende over om te overleven. De
stedelijke werklieden leven ook in ongezonde en onveilige omstandigheden.
Degenen die tot de burgerij behoren: jullie zijn zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en
beïnvloed door de ideeën van de Verlichting. Jullie behoren echter tot de derde stand en
jullie hebben geen politieke macht. Oorspronkelijk konden de rijksten onder jullie wel
adellijke titels opkopen, maar onder druk van de edellieden verhoogde de koning zijn prijs..
Het is duidelijk dat niet iedereen gelijk is. Hierdoor gaat de ontevredenheid groeien. Jullie, al
de standen, gaan verschillende dingen eisen:
4
-
eisen over de stemming: de adel en clerus eisten een stemming per stand (op deze
manier zou het twee tegen één zijn). De derde stand wilde een hoofdelijke stemming
( dit zou de verhouding op 291- 270- 578 brengen) De derde stand wil deel uitmaken
van de vergadering.
 Probeer in deze fase tot een akkoord te komen over de manier van stemmen.
-
Als tweede eiste de Derde stand dat iedereen belastingen zou betalen, want zoals
jullie al hiervoor hebben gelezen, moest enkel de Derde Stand belastingen betalen.
Probeer hier tot een akkoord te komen.
-
Als derde wil de Derde stand dat er grondwet komt. Hiervoor is er een grondwettelijk
vergadering georganiseerd. In deze vergadering willen jullie tot een besluit komen
over wie mag stemmen, welk bestuursapparaat er moet komen, ...  probeer hier
tot een grondwet te komen.
ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009
6 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
Werkblad: de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie
1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort. Vul dit in tijdens het
filmpje.
Stand
Wie behoorde tot deze stand?
2. Over welke periode gaat dit filmpje?
.............................................................................................................................
3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen?
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen.
4. Hoe is de macht verdeeld in de derde stand? Waaruit besluit je dit?
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
5. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet?
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
7 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
Ingevulde versie Werkblad: de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie
1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort.
Stand
Wie behoorde tot deze stand?
Eerste stand
- De hoge clerus
- De lagere clerus
Tweede stand
- De hofadel en de ambtsadel in Parijs en
provincies
- De lagere adel
Derde stand
- De hogere burgerij
- De ambtelijke burgerij
- Handelaars/ winkeleigenaars
- Boerenproletariaat
- Stedelijke proletariaat
2. Over welke periode gaat dit filmpje?
Dit speelt zich af ten tijde van de Franse Revolutie. Rond 1789.
Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen.
3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen?
De eerste en de tweede stand moeten geen directe belastingen betalen. De derde stand wel. Zo kan je
al zeggen dat de derde stand het minste macht heeft.
4. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet?
Persoonlijk antwoord.
8 De standen tijdens de Franse Revolutie (MRE in geschiedenis: leerlijn sociale onrechtvaardigheid)
Download