Bijlage 3 - WordPress.com

advertisement
Bijlage 2
West-Europese rechtsgeschiedenis.
In mijn onderzoek bleek al heel snel dat zichzelf respecterende rechtswetenschappers de tijd tussen
grofweg het jaar 500 en het jaar 1000 niet de moeite waard vinden, omdat er in hun ogen het
Romeinse recht als wetenschapsbeoefening verloren is gegaan en pas weer in de late middeleeuwen
serieus ter hand is genomen.
Dit maakt het heel lastig om iets zinnigs te zeggen over die ruim 500 jaar van rechtsgeschiedenis. Het
recht heeft natuurlijk niet stil gestaan.
De rechtsorde in West Europa is drastisch veranderd van een Gallo-Romeinse rechtsorde naar de
Frankische rechtsorde. Het Germaanse recht werd zowel onder de Merovingische dynastie als de
latere Frankische en Karolingische dynastieën steeds op schrift gesteld naar mate het werd vermengd
met kerkelijk of canoniek recht in samenhang met het Romeinse recht.
Heeft in die periode van de vroege middeleeuwen dan niets plaatsgehad wat dat op nieuw recht?
Dat lijkt me sterk. Helaas ontbreekt het mij aan een wetenschappelijke basis om dit te bewijzen. Het
volgende heb ik wel gevonden:
Onder Karel de Grote werden nieuwe regels aan het papier toevertrouwd ten aanzien van Bestuur,
Rechtspraak, Kerk en leger. Toch ook, zij het in mindere mate, werd op het gebied van het privaat- en
strafrecht nieuwe rechtsregels opgesteld.
Capitularia werden uitgevaardigd leidden tot hervormingen op het gebied van het Kerkrecht, het
Kloosterwezen en niet te vergeten het Onderwijs.
Hiermee werd de visie op het Frankische Rijk uitgebreid met de gedachte aan een eenheid van WestEuropa door opvattingen te delen op het gebied van cultuur, politiek en koningschap. De verbinding
van Romeinse, Germaanse en Christelijke elementen vormden op deze manier wat vandaag nog
steeds geldt van wat ook wel op een nogal mystieke manier het “Westen” wordt genoemd.
De Karolingische rechtsorde werd samengevat in de Algemene wet van de Missi in 802. Hierin werd
van elke burger verwacht dat hij trouw zweert aan de wet van de Keizer.
Verder werden vaste rechtbanken of vroonhoven opgericht naast de al bestaande kanunnikenhoven
of Domkapittels. Dit werden later de Schepencolleges.
De schepenbanken stonden onder voorzitterschap van de iudex(rechter). Dit was vooral in het begin
de territoriale Missus of graaf. Hij zocht ook de scabini(schepenen) uit en de schout met de
executoriale macht.
Boven deze schepenbanken stond in controlerende zin de Paltsrechtbank. Dit was echter geen
College van beroep.
Naast de Algemene Wet op de Missi (gezondenen) werd weliswaar geen nieuw recht geschapen.
Toch kan men spreken van rechtsontwikkeling als door middel van innovatie en combinatie van
rechtsregels wetten worden uitgevaardigd op het moment dat zij nodig waren, de zogenaamde
capitularia per se scribenda.
Voorgaande beweringen zijn bevindingen van Randall Lesaffer in zijn Inleiding tot de Europese
Rechtsgeschiedenis. Hij stelt op bladzijde 165 van zijn boek dat deze werken (van Karel de Grote c.s.)
diepe sporen na lieten in de politiek en staatkundige geschiedenis van Europa. En ook dat Karel de
Grote de opzettelijke visie had om West-Europa te versterken door de eenheid van cultuur, politiek
en koningschap, waarin de Romeinse, Germaanse en Christelijke elementen met elkaar te verbinden,
die weliswaar teloor ging na het Karolingische tijdperk, maar wel als synthese zijn lange schaduw
vooruit wierp.
Download