Examen Geschiedenis Geef de 7 tijdsvakken: Prehistorie : …...... – 3500 v.C Stroomculturen : 3500 v.C – 800 v.C Klassieke Oudheid : 800 v.C – 500 n.C Middeleeuwen : 500 n.C – 1450 n.C Nieuwe tijd : 1450 n.C – 1750 n.C Nieuwste tijd : 1750 n.C – 1945 n.C Eigen tijd : 1945 n.C – …............ Geef de 4 opeenvolgende samenlevingen met jaartallen erbij. Aaseters/ Jagers/ voedselverzamelaars (men jaagde voor eten) ca. 2,3miljoen v.C. Landbouwsamenleving (men deed voor het eerst landbouw) vanaf 10 000 v.C. Industriële samenleving (eerste stroomtrein) vanaf 1750 – 1850 Postindustriële samenleving (eerste pc) vanaf 1945 – 1965 Noem de 3 verschillende maatchappelijke domeinen op. Politiek maken heeft alles wat met wetten en dergelijke te Socio-economisch maken heeft alles wat met werken en geld te Cultureel Mintiens Quintin alles wat met kunst te maken heeft 3WET Noem de 3 soorten bronnen op. Materiële Mondelinge Geschreven en ongeschreven Leg het verschil uit tussen een bron en een werk uit. Bron = is een rechtstreekse getuigenis Werk = zijn getuigenissen uit bronnen die gebruikt worden om iets te vertellen of uit te beelden Noem de 4 soorten van informatie op. Tekstuele informatie teksten deze informatie vind je in deze informatie komt bij je Audiovisuele informatie via oog en oor Multimediale informatie deze informatie bereikt je via een combinatie van informatiedragers Auditieve informatie het oor deze informatie verkrijg je via Geef de 3 oorzaken van de verzwakking van het Rijk vanaf de derde eeuw Problemen met soldatenkeizers Burgeroorlogen Volksverhuizingen + opstandige legioenen Mintiens Quintin 3WET Verklaar de ondergang van het West- Romeinse Rijk met 3 redenen Daling van de bevolking waardoor minder belastingsinkomen. Opstandige troepen Germanen in het rijk Vergelijk het West-Romeinse Rijk met het Oost- Romeinse Rijk Het west- romeinse rijk is vele groter dan het oost- romeinse rijk Geef het jaartal van het einde van de West- Romeinse 476 = einde west- romeinse rijk Leg het begrip middeleeuwen uit De middeleeuwen zorgde in de 15de en 16de eeuw voor de vernieuwing in de samenleving. Ze bewonderde de klassieke oudheid. De middeleeuwen duurde van 500 – 1450 Noem de 3 culturen die met elkaar versmelten op Germaanse Romeinse Christelijke Noem de 4 bijdragen van de Germanen en de 4 bijdragen van de Romeinen aan de middeleeuwse samenleving Rechtspraak & bestuur worden dikwijls mondeling geregeld Mintiens Quintin 3WET Kaas, melk & vlees zijn belangrijke voedingsmiddelen Mannen dragen een hemd en een broek Het Germaanse joelfeest wordt gelijk gevierd met kerstmis Toon het belang van de christelijke kerk in de middeleeuwse samenleving met 2 voorbeelden aan. Mensen leven op het ritme van de kerk God en geloof staan centraal in het leven Leg de evolutie van het beeld van de middeleeuwen in 3 stappen uit Nieuwe tijd: negatief & donker, barbaars & cultureel dieptepunt Nieuwste tijd: positief & ridderlijkheid, sociale orde, moed, trouw & godsdienstigheid Eigen tijd: gematigd & wortels onze samenleving Leg uit wie de Merovingers en de Karolingers zijn en situeer de tijd Het zijn 2 Frankische koninklijke families Tijd: 480-900 Noem 2 oorzaken van het matchverlies van de Merovingers op. De koningen organiseren nog maar zelden veroveringstochten Verwerven geen prestige meer op het slagveld Noem de 3 bevoegdheden van de Frankische koning op Mintiens Quintin 3WET Bestuurder Wetgever rechter Leg de volgende begrippen uit: Gauwgraaf: (of hertogen) voeren de bevelen v/d koning uit Markgraaf: iemand die een mark bestuurd Zendgraaf: ‘inspecteurs’ die de plaatselijke bestuurders controleren Noem 2 oorzaken van het machtsverlies van Lodewijk de Vrome op. Meer interesse voor godsdienstige zaken & verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Voert weinig oorlog & controleert de plaatselijke bestuurders minder Benoem de onderdelen van een domein + leg uit. Tenure: hoeve (mansus) + grond Vroonhof: daar woont de heer Woeste gronden: wordt niet bewerkt + mag gebruikt worden om hout te sprokkelen & ver te laten grazen Geef 1 kenmerk van horigheid In ruil voor een hoeve & bescherming v/d heer moeten ze diensten en betalingen in natura leveren. Wat betekent zelfvoorzienende economie? Mintiens Quintin 3WET De opbrengsten van het domein dienen vrijwel hoofdzakelijk voor de eigen behoeften v/d bewoners Geef 3 kenmerken van de Friezen en/ of de Friese handel. Ze leven in het noorden van het Frankische rijk Ze leven niet alleen van handel Drijven handel met de Vikingen Schets de relatie tussen de Friezen en de Vikingen De friezen verhandelen edelstenen & bontgekleurde klederen. De Vikingen verhandelen wijn & goud Leg het ontstaan van de taalgrens uit 1. Germaanse invallen 2. Gemengd gebied met taaleilanden 3. Gemengd gebied wordt smaller 4. Taalgrens Geef de 3 talen die vandaag de dag in België worden gesproken Nederlands Frans Duits Mintiens Quintin 3WET Geef 1 voorbeeld dat aantoont dat de kerk een deel van de romeinse gebruiken behoudt. De kerk gebruikt Latijn Leg de rol van de kerk in het bestuur en de cultuur uit Grote abdijen en het koninklijke hof spelen een belangrijke rol in de heropleiding v/d cultuur Situeer de tijd De keizerskoning van Karel de Grote: 7de eeuw (751 het verdrag van verduur: 843 Leg de begrippen uit: Stand: bevolkingsgroep met verschillende rechten en plichten Tienden: deel van de opbrengst van de oogst Adel: krijgslieden & raadgevers Geestelijken: de hoge- en lage geestelijken Noem de 3 standen op + hun taak geestelijken = bidden adel = vechten het volk (derde stand) = vechten Mintiens Quintin 3WET Leg het verschil tussen de standensamenleving & eigentijdse maatschappij uit John Lake zegt dat iedereen gelijk is. De standen maatschappij benadrukt juist ongelijkheid Recht van de adel: Vrijgesteld van veel belastingen Rechten van een geestelijke: Geen belastingen Krijgen tienden Plichten van de derde stand: Werken Belastingen betalen Het streven naar macht v/d rijke verklaren De burgers laten hun kinderen studeren zodat ze meer aanzien winnen Mintiens Quintin 3WET