Aan: Coördinatiegroep CAO Provincies Betreft: Advies werkgroep Waarderen en Belonen 1. Waarom-vraag De werkgroep baseert haar advies op een uitgebreide discussie over de vraag: Waarom zijn wijzigingen in afspraken / nieuwe afspraken voor het waarderen en belonen zoals die nu in de CAP zijn vastgelegd nodig? Het antwoord op deze vraag, zoals hieronder is geformuleerd, is een integraal onderdeel van het advies van de werkgroep. Waarom is een nieuwe CAO nodig? Deze vraag is reeds beantwoord in de start 2-daagse. Het vormt de basis voor de nadere uitwerking van het antwoord op de Waarom-vraag voor het thema Waarderen en Belonen. Waarom voldoet de huidige Welke doelen heeft de nieuwe CAO niet meer? CAO? • Te complex, te gedetailleerd, • Bijdragen aan de oude taal en cultuur, niet maatschappelijke functies van aangepast aan deze tijd. de provincies. • Teveel nadruk op proces in • Waardering ‘zacht’ en ‘hard’. plaats van op bedoeling. • Ontplooiing en talenten. o dwingend keurslijf • Perspectief bieden. o geen flexibiliteit • Flexibiliteit en dynamiek. • Geen uitkomst brede • Arbeidsverhouding op basis verkenning. van vertrouwen. • Onvoldoende gericht op o ruimte voor maatwerk loopbaan- en o goed werkgever- en talentontwikkeling. werknemerschap • Onvoldoende bijdrage aan • Herstel van vertrouwen organisatie-ontwikkeling. • Bodem basis. (-in de zin van: o functie-denken in plaats van situationele en individuele toegevoegde waarde ruimte voor afwijken mogelijk o reageren op veranderende maken) rol overheid • Werkzekerheid beter regelen. Uit verslag startbijeenkomst 1 en 2 februari 2107 Waarom / met welk doel zijn nieuwe, andere afspraken ten aanzien van waarderen en belonen wenselijk? 1 Aard van het werk • Grotere diversiteit en meer integrale karakter van het werk en opdrachten. Zowel in inhoud als duur van het werk/opdrachten. Er is sprake van kortere, opeenvolgende opdrachten die (soms) van verschillende werk- en denkniveau zijn. De huidige afspraken omtrent belonen bieden onvoldoende mogelijkheden om te belonen conform het uitgangspunt ‘loon naar werk’. • Opdrachten en werkzaamheden worden minder vaak uitgevoerd vanuit een vaste functie maar vanuit een maatschappelijke opgave. Aard van de organisatie • Provincies ontwikkelen zich naar meer matrix, programma-gestuurde organisatie. De maatschappelijke opgave vereist flexibiliteit en ruimte voor en inzet van de professional. De ‘oude’ sterk hiërarchische structuur past daar niet (meer) bij. De huidige systematiek (BBCF) voor waarderen en belonen past vooral bij de oude structuur met een sterk formeel, op de kalender gebaseerde gesprekkencyclus en vaste functie. Positie van de medewerker • De medewerker staat als professional centraal, niet omdat hij/zij een bepaalde functie vervult. Voor een optimale prestatie en tevredenheid is het verhogen van betrokkenheid en bevlogenheid essentieel. • Huidige systeem werkt contraproductief ten aanzien van de gewenste koers van de provincie. Medewerkers worden niet aangesproken op hun intrinsieke motivatie. Talent rendeert daardoor niet optimaal voor de organisatie en haar doelstellingen. Onduidelijke criteria kunnen leiden tot demotivatie en niet effectieve inzet van beloning. • Bredere invulling van waarderen en belonen. Niet per definitie in geld. Vanuit ‘betrokkenheid en bevlogenheid’ is maatwerk noodzakelijk. Stip op de horizon: • Ambtenaar is in algemene dienst bij de overheid in het algemeen (niet bij een specifieke bestuurslaag) • Iedere werknemer zo inzetbaar dat hij/zij altijd een plek op de arbeidsmarkt kan vinden. 2 2. HOE-vraag Hoe wil de werkgroep de antwoorden op / invulling van de waarom-vraag realiseren? • Een CAO en afspraken die zijn gebaseerd op vertrouwen tussen werkgever/leidinggevende en medewerker. • Een CAO die het ‘goede gesprek’ stimuleert en ondersteunt. • CAO maakt flexibiliteit en keuzemogelijkheden in vormen van belonen en waarderen mogelijk. • Transparante manier van waarderen en belonen met gelijke kansen voor elke medewerker. • CAO stimuleert/draagt bij aan de verandercapaciteit van organisatie en medewerker. • Maatwerk in belonen en waarderen in overleg tussen leidinggevende en medewerker. • Minder in de CAO voorschrijven en controleren. Wat in de wet is geregeld niet in de CAO opnemen. • Het A&O fonds faciliteert medewerker en werkgever/leidinggevende de transitie / aanbevelingen van de werkgroep met passende instrumenten. 3. WAT-vraag Uitgangspunten (De werkgroep stelt voor deze op te nemen in pre-ambule) a. De aanbevelingen en voorstellen van de werkgroep vloeien voort uit de antwoorden op de WAAROM en HOE vraag. Een belangrijk en leidend uitgangspunt hierbij is ‘vertrouwen’. De werkgroep pleit voor een cao die is gebaseerd op vertrouwen. b. De professionaliteit van de leidinggevende / werkgever en de medeweker is bepalend voor het succes van (een deel van) de aanbevelingen van de werkgroep. Leidinggevende en medewerker voeren het ‘goede gesprek’. c. Het onder a. en b. gestelde betekent dat de aanbevelingen van de werkgroep (deels) zijn gebaseerd op zogenaamde ‘open normen’. De werkgroep pleit om de invullingen hiervan op co-creatieve wijze te laten plaatsvinden. Werkgevers, leidinggevenden en medewerkers van verschillende provincies wisselen ervaringen met elkaar uit, leren van elkaar hoe de afspraken toe te passen. Daarbij kunnen verschillen tussen provincies ontstaan, zowel voor wat betreft de inhoud als de termijn. d. De organisatie is transparant over de keuzes en gevolgen (individueel en collectief) die samenhangen met het waarderen, beoordelen en belonen. e. Loon naar werk is leidend principe 3 Van leiden naar faciliteren a. De medewerker is er voor verantwoordelijk zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden (persoonlijk, maatschappelijk en organisatie). Hij/zij is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen kwaliteit en inzetbaarheid. De werkgever stelt faciliteiten beschikbaar aan de werknemer om deze verantwoordelijkheid in te kunnen vullen. b. Het ontwikkelingsbudget (de werkgroep denkt om te beginnen aan 2% van de loonsom) wordt geïndividualiseerd. Medewerkers krijgen een persoonlijk ontwikkelbudget. Leidinggevende en medewerker bespreken in het ontwikkelgesprek de inzet van het persoonlijk budget. De medewerker bepaalt zelf waar het budget voor wordt ingezet. Dit budget mag maximaal X achtereenvolgende jaren worden opgespaard. Indien het budget dan (deels) niet is gebruikt komt het ten goede aan een algemeen budget voor ontwikkeling van medewerkers. (hoge prioriteit) c. Terugbetaling van scholingsbijdragen werkgever schrappen uit de CAO. (Past niet bij WAAROM en uitgangspunten). Mogelijk uitzondering maken voor (zeer) dure opleidingen maatwerk. Van het jaargesprek naar het goede gesprek a. Afspraken te maken over een waardering- en beloningssysteem waarbij de momenten van gesprekken over functioneren, waarderen en belonen aansluiten bij ‘natuurlijke’ momenten die verband houden met het werk. Bijvoorbeeld door de opdracht als uitgangspunt te nemen en niet het kalenderjaar. Het initiatief voor het gesprek kan bij de manager of de medewerker liggen. (hoge prioriteit) b. Minimaal éénmaal per twaalf maanden vindt er een gesprek tussen leidinggevende en medewerker plaats. Van eenzijdig beoordelen naar feedback / feedforward a. In de cao op te nemen dat iedereen recht heeft op feedback en boordeling op zijn/haar werk, inzet, prestaties. b. Een beoordelingsgesprek kan zowel door werkgever/leidinggevende als medewerker worden geïnitieerd. Er kan ook worden besloten dat een beoordelingsgesprek niet nodig is. c. Beoordelingen kunnen ook meerdere keren per jaar plaatsvinden, Dit kan, maar hoeft niet, dus ook meerdere keren per jaar gevolgen hebben voor de beloning. d. Waarderen en belonen is maatwerk. Leidinggevende en medewerker maken afspraken over gewenste vormen van beoordelen en waarderen. Een (in de cao) voorgeschreven vijf-puntschaal voor de beoordeling past hier niet bij en verdwijnt als dwingend voorschrift uit de cao. e. Beoordeling is gebaseerd op een 360 graden feedback. f. Een beloningsbeslissing is altijd gebaseerd op een beoordeling. • De organisatie (provincie) borgt de onderbouwing van een beloningsbeslissing. De wijze waarop dit gebeurt is onderdeel van 4 kennisuitwisseling tussen de provincies, waarbij zowel werkgevers/leidinggevenden als medewerkers worden betrokken. g. Tegen het uiteindelijke beoordelingsbesluit blijft bezwaar en beroep mogelijk. Van bonus naar investeren in werkplezier en ontwikkeling (hoge prioriteit) a. Belonen van ‘prestaties’ flexibel maken en baseren op behoefte medewerker (en organisatie). Denk aan belonen door opleiding, symposia, verkennen andere carrièremogelijkheden etc. Belonen in geld is vanzelfsprekend ook een optie. b. Budget van 0,75% anders inzetten. De werkgroep is het erover eens dat dit budget ten goede komt aan elke werknemer. De wijze waarop dit gebeurt, is nog onderdeel van discussie. Er zijn drie scenario’s besproken, waarbij geen unanieme voorkeur voor één van de scenario’s is uitgesproken: • Scenario 1: De 0,75% blijft beschikbaar voor individueel belonen en is beter afgestemd op de behoefte van de medewerker. Hij/zij kan daar afspraken over maken met de werkgever/leidinggevende. • Scenario 2: Provincies kunnen in overleg met het GO het budget van 0,75% voor flexibele belonen anders besteden. Indien provincie en GO overeenkomen 0,75% anders in te zetten dient dit ‘ten goede’ (werkplezier, ontwikkeling) te komen aan medewerkers. Voorbeelden hiervan zijn: i. Budget voor waardering ii. Talentontwikkeling iii. Groepswaardering/teambeloning iv. Vrije beschikking voor medewerkers. v. Een combinatie van één of meerdere elementen i t/m iv en het eerste scenario • Scenario 3: Indien provincie en GO niet tot overeenstemming komen, blijft het huidige systeem gehandhaafd (inclusief vijfpuntschaal). Stip op de horizon: • Teambeloning voor groepen die zijn samengesteld uit diverse partijen / regionale partners. Van functie naar rol (hoge prioriteit) a. Functies los van inhoud en clusteren op basis van rollen. b. Minder functies en minder gedetailleerd beschreven. c. Ruimere bandbreedtes creëren, functies samenvoegen tot functiegroep, met een minimum en een maximum salaris gebaseerd op rol en werk- en denkniveau. Waarbij het minimum een basisgarantie is en de ’plussen’ 5 worden bepaald aan de hand van de opdracht, het werk en rol die een medewerker vervult. Van vaste inschaling naar loon naar werken a. Instrument ontwikkelen om werk en rollen te waarderen. (gemiddelde prioriteit) b. Een algemeen toelage systeem ontwikkelen waarbij alle nu bekende toe(s)lagen die samenhangen met de aard van het werk in opgaan. Het nieuwe systeem flexibel toepassen op basis van ‘loon naar werken’. Alleen toelage als dit direct verband houdt met de werkbelasting. (De werkgroep plaatste dit ook in het perspectief van harmonisatie met decentrale overheden). (gemiddelde prioriteit) c. Ruimte creëren om salaris flexibel te maken op basis van opdracht en soort werk. Dit met behoud van een basissalaris binnen een te creëren bandbreedte. (hoge prioriteit) d. Als een medewerker meer verdient dan uitgangspunt ‘loon naar werken’ rechtvaardigt dan: • Biedt de werkgever de medewerker de mogelijkheid om werk op het passende niveau te verrichten waarbij het totale werkpakket bepalend is. • Indien medewerker besluit niet in te gaan op een aanbod werk te verrichten dat past bij het beloningsniveau dan zal het salaris worden aangepast aan het werk. e. Omstandigheden kunnen ertoe leiden dat medewerkers op eigen verzoek of verzoek van de werkgever (tijdelijk) werkzaamheden verrichten die lager gewaardeerd en dus beloond worden. Vanuit het gehanteerde principe ‘loon naar werk’ vraagt de werkgroep zich af of in dergelijke gevallen ‘afbouw’-regelingen nodig zijn. Aandachtspunt is het effect op pensioenopbouw. 6