Sjemot De wekelijkse parasha volgens de DTC 051. Sjemot = Namen Tora: Exodus 1 Evangelie: Markus 9:38-50 Psalm: 42 Profeet: Jesaja 27:6-13 8 Sjevat (4 februari 2017) Koning: Richteren 8 Brief: 2 Korinthe 5:1-10 Thema dat de passages verbindt De verdrukking is een rechtszaak van God tegen Zijn volk, ook volgens de apostelen. (Tora 1:22, Ps 42:2, Kon 8:33, Prof 27:8, Ev 9:49, Br 5:6) Targoem voor de sjabbat (Ex. 1:6-14)fd Jozef en al zijn broers sterven in het land Egypte. Heel de generatie die met Jakob naar Egypte ging, sterft er. Maar hun nageslacht is vruchtbaar en vermenigvuldigt zich aanzienlijk. Ze breiden zo sterk uit dat ze groeien tot een enorm groot volk. Zo groot is Israël dat het volk zich over heel het land verspreidt en dat iedereen in heel Egypte met hen geconfronteerd wordt. Dan, op een dag, wordt een nieuwe koning gekroond in Egypte. Deze farao heeft niets met Jozef op en voelt zich dus in de verste verte niet verantwoordelijk voor het lot van Israël. Hij besluit om het beleid rondom dit volk aan te passen en spreekt met al zijn Egyptische dienaren over hen. Hij zegt: “Kijk nu eens, het volk van de zonen van Israël, die oude man die we toen en toen in Kanaän begraven hebben, is groter en sterker dan ons! Geef op, wat zeggen jullie ervan, we moeten verstandig zijn! Als ze nog groter worden en er komt oorlog met de Hethieten of de Chaldeëen, dan zullen ze bondgenoten worden met hén in plaats van met ons. Dan zullen ze onze vijanden zijn en hebben we geen voordeel meer van hen. Uiteindelijk zullen ze dan optrekken om Egypte te verlaten.” De Egyptenaren zijn het met hem eens en dus wordt besloten om hen te laten werken voor hun verblijf in Egypte. Ze stellen takenverdelers over hen aan om hen de werklasten in de stedenbouw op te leggen. Zo bouwt Israël de voorraadsteden van de farao: Nauweplaats (Pithom) en Zonnezoon (Ramses). Maar hoe meer ze hen verdrukken, hoe meer Israël toeneemt in aantal en hoe meer hun invloed zich verspreidt in Egypte. Zo gebeurt het dat de Egyptenaren misselijk worden van Israëls aanwezigheid. Zij laten hen hard werken en zijn wreed naar hen. Het leven van Israël wordt zeer bitter gemaakt met hard werk in de bouw. Cement maken en stenen bakken is hun werk, en alles wat te doen is in het veld. Al het werk dat zij moeten doen, wordt hen met wreedheid opgelegd. Start van de verdrukking In de vier eeuwen dat Israël in Egypte is, wordt de verdrukking stap voor stap opgevoerd. Die stappen kunnen we uit de seder van deze week destilleren. Op zeker moment begint Egypte met de verdrukking van Israël. Het begin is klein. Het volk vormde geen bedreiging voor Egypte, maar dat kon zomaar veranderen, volgens de farao. Wat een smoes om hen te kunnen misbruiken voor zijn eigen succes en glorie! De farao wilde zich ervan verzekeren dat de Israëlieten daaraan zouden meewerken. Als beloning kregen zij vergunning voor hun verblijf in Egypte. Luister maar naar wat hij zegt tegen zijn regeringsleiders: “Israël mág niet optrekken om Egypte te verlaten!” Uiteindelijk krijgt Israël dus Egyptische ‘taakmeesters’ die hen voorschrijven wat ze moeten doen. Wat een contrast met het einde van Genesis, waar Israël de lakens uitdeelde in Egypte. Het begin van de verdrukking is dus dat aan Israël geen leiding meer wordt toevertrouwd. Tweede fase van verdrukking: Bitterheid en benauwdheid De Egyptenaren zagen op naar de Israëlieten omdat zij gezegend werden en dat ontwikkelde zich in een jaloerse haat. Zodoende was Israël niet langer vrij om haar eigen werkzaamheden in Egypte te ontwikkelen. Hun dagelijkse leven werd op den duur door Egypte ingeroosterd. Ze moesten stenen bakken, cement aanmaken en grondstoffen daarvoor in het veld verzamelen. Hoe meer Israël gezegend wordt, hoe bitterder de Egyptenaren reageren. Ze kunnen het niet uitstaan dat er blijkbaar nogal een verschil is tussen beide volken en worden er misselijk van. Het Hebreeuwse woord hier is koets, wat ook met 'verafschuwen' en 'doodsangst uitstaan' vertaald kan worden. Egypte's reactie op het feit dat Israël gezegend wordt, is hardheid, wreedheid en het opleggen van sivlot, dat zijn zware werklasten. Egypte (Hebreeuws: Mietsra'iem) maakt zijn naam waar voor Israël. De Hebreeuwse naam voor Egypte komt van tsar, wat nauw betekent. Een nauwe plaats, waar geen ruimte is om de eigen identiteit in stand te houden. Er is geen ruimte voor Hebreeën, geen plek voor hun God en voor hun leringen van sjabbat en herstel. Het leven wordt hen onmogelijk gemaakt. Typisch dat de naam van de stad Pithom dezelfde betekenis heeft als Mietsra'iem. Derde fase van verdrukking: poging om de zegen af te nemen Dan worden er steeds ernstiger middelen ingezet om Israël klein en onbeduidend te houden. De farao is furieus over het feit dat Israël maar blijft groeien in aantal. Toch opent hij niet rechtstreeks de aanval op hen, maar smeedt een complot met vroedvrouwen. Hij schakelt hen in voor het geboorte-beleid van Israël, en draagt hen op alle jongetjes te doden. Toen hij zag dat zijn plan mislukte en dat heel Egypte kotsmisselijk van Israël werd, liet hij alle omzichtigheid varen. Heel het volk van Egypte wordt opgeroepen om Israël klein te houden. Pasgeboren baby's mogen vrijelijk in de Nijl geworpen worden. Wat een intense haat wordt hier zichtbaar en wat een gruwelijke overtreding van het Noachitische verbond tussen JHWH en Egypte. Israëls identiteit Toen Israël in Egypte aankwam, was hun identiteit een mogelijk probleem voor hun leven in Egypte. Herders van schapen en geiten waren eigenlijk niet welkom. Nu we enkele generaties verder zijn, zien we dat precies deze identiteit van Israël is afgebroken. In Genesis waren de herders steeds degenen die JHWH volgden en de stedenbouwers degenen die tegen hem rebelleerden. Nu wordt het nageslacht van Israël gedwongen om steden te bouwen met gebakken stenen en cement, dezelfde middelen die gebruikt werden voor de toren van Babel. Gebakken stenen zijn in de Tora een teken van rebelsheid tegen JHWH. Israël kon dus niet meer zijn wie ze was en werd gedwongen om met Egypte te rebelleren tegen JHWH, zoals destijds de bouwers van Babel. Dáár begint het boek Exodus, diep in de verbrokenheid en oneindig ver verwijderd van de Tuin van Verrukking. De slang die in het begin zo'n 'kleine' rol speelde, vinden we terug bij de farao die zich als een slang kleedt en zich op die manier met hem identificeert. Israël, het volk van de God van het herstel, is op den duur helemaal in de macht van die slang. Israël vandaag Er is een profetische parallel met de situatie van vandaag. In eerste instantie kreeg Israël (het Joodse volk en de christenen die hen steunen) een vrije plek onder de zon. Een eigen staat, met soevereiniteit. Zo regeerde Israël in de wereld in de jaren vijftig, voor het deel dat haar werd toegestaan, net als aan het einde van Genesis. Maar het duurde niet lang of de wereld verloor het vertrouwen hierin. De Arabische wereld en Rusland voorop, en ten slotte ook het christelijke deel van de wereld, net als bij het begin van de verdrukking in Egypte. De tweede fase van verdrukking is dat lasten werden opgelegd die resulteren in bitterheid en benauwdheid. Net zoals de resoluties van de Verenigde Naties (de lasten) die sinds de jaren zestig aan Israël worden opgelegd, en het onmogelijke van hen eisen. Israël moet een staat bouwen volgens de westerse modernistische eisen. Het lijkt haast een stad in Egypte zoals Pythom! De derde fase zien we nu tot stand komen, Israël wordt in het nauw gedreven door allerlei vormen van manipulatie via de Unesco, de 70 volken in Parijs en noem maar op. Israël is weer een volk dat onder het juk van de volken eenzaam zijn eigen weg gaat. Hoe moet ze zó haar identiteit tot bloei laten komen? Hoe kan ze in het midden van zulke hevige spanningen en onmogelijkheden haar hoofd opheffen om weer een herdersvolk te zijn? Vragen 1. Farao geeft héél zijn volk toestemming om kinderen te verdrinken. Waar is dat een beeld van voor vandaag? 2. ‘Mijn ziel schreeuwt naar U!’ roept de Psalm. Wat ervaart de zanger precies? Hoe kan hij evengoed liederen zingen ’s nachts (vs. 9)? 3. Wie is Baäl-Berith (Meester van het verbond)? Herkennen we deze afgod ook in onze samenleving, en in ons eigen leven? 4. Wat is het nut van de verdrukkingen volgens Jesaja? 5. Zelfs Jesjoea wil ons met vuur en in zout dopen (vs. 49). Hoe ziet hij dat voor zich? 6. In ballingschap moeten we het zónder God stellen (vs. 6). Dat is nogal een bewering van Paulus! Hoe kan dat? Door de Geest woont God toch in ons? Rooster van het vierde kwart van leesjaar 1 Schrijver: © Kees Bloed 2017, www.keesbloed.nl Uitgever: Immanuël, Gemeente van het Levende Woord Tel 078 6990097, Fax 078 6990098, Mob 0629 065138 Email: [email protected] www.immanuel-gemeente.nl De wekelijkse parasha Wees van harte welkom op iedere Sabbatmorgen en ervaar dat de vreugde van JHWH onze kracht is. Plaats van samenkomst: “De Havenkerk”, Ieplaan 9, 2951 CB Alblasserdam, om 10.30 uur