Preek 4 Prekenserie Mozes over Exodus 6: 28 – 7: 29. JFC, 30 nov. 2014, 9.30. Thema: De machten ontwapend! Over de tien plagen van Egypte (Ex 7-12). Ook lezen: Kolossenzen 2: 6-15. In het schema met het overzicht van deze prekenserie staat dat studie 7 uit het EW-boekje “Op stap met Mozes”bij deze preek hoort. Omdat deze preek is gehouden op de eerste adventszondag kan ook Matteüs 2 over de kindermoord rond Bethlehem bij de bespreking worden betrokken. De afgelopen weken hielden veel ondernemers in onze omgeving hun adem in: Zou de vogelgriep net als in 2003 weer massaal toeslaan? In ons dorp werden uit voorzorg 8000 eenden geruimd omdat er contact geweest was met een besmet bedrijf elders. Heel de eier- en broedindustrie, de kippenschuren, de slachterijen, de vervoersbedrijven zouden door een uitbraak enorme schade ondervinden. In de kerken is ervoor gebeden en we zijn dankbaar dat er tot nu toe geen verdere besmetting is geconstateerd. Zo loopt het niet altijd af.. U herinnert zich vast ook nog wel de akelige beelden van de MKZ crisis in 2001 toen er in het voorjaar zwarte vlaggen met doodskoppen stonden in lege weilanden. En dan gaat het nog over ziektes die alleen dieren treffen. De Ebola epidemie die nu woedt in verschillende Afrikaanse landen, en de Aids crisis die ook nog altijd velen treft, zijn nog veel ingrijpender. We zijn vandaag begonnen met de Adventstijd en zien uit naar Kerst. We doen dat in een jaar waarin onze wereld geteisterd werd door vele duistere machten. Zelden waren er zoveel berichten over moordpartijen en talloze vluchtelingen Het lijkt op de tien plagen die het land Egypte troffen in de tijd van Mozes. In Openbaring 16 wordt op een soortgelijke manier gesproken over zeven schalen met tekenen van Gods woede die op de aarde worden uitgegoten. Hoe verenigen we zulke rampberichten met onze adventsverwachting? Daar wil ik vanmorgen met u over nadenken in het licht van Exodus 7-12. Deze preek is de vierde van een serie over het bijbelboek Exodus. De vorige keer hebben we gekeken naar de roeping van Mozes als bevrijder. Mozes was eerst onwillig maar deed uiteindelijk wel wat de HEER van hem vroeg: hij ging terug naar Egypte en maakte Gods plannen bekend aan de oudsten van zijn volk en daarna ook aan de farao. Het gevolg is een heftige confrontatie tussen de HEER en de farao, die de macht van Egypte belichaamt. In Exodus 7: 4-5 lazen we al dat God wist dat farao niet zou luisteren maar zich zou verharden. Dat schept de gelegenheid waardoor de HEER zichzelf kan tonen als de HEER, de IK BEN, de Almachtige Koning boven alle machten. Wanneer je hoofdstuk 6-12 over de tien plagen in z’n geheel doorleest dan komen bepaalde uitdrukkingen en kernwoorden als een refrein steeds terug. Zo begin elk gedeelte dat vertelt over weer een andere plaag met de woorden: “De HEER zei…” Ik las dat in deze 7 hoofdstukken wel 20 keer. Vaak wordt dat gevolgd door: “De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik ben de HEER’.” De naam waarmee God zichzelf heeft bekendgemaakt staat hier centraal. Door de plagen die gebeuren laat de HEER zien Wie Hij is. De boodschap die Mozes onveranderlijk moet laten klinken bij de farao komt ook steeds als een refrein terug. Mozes zegt steeds weer – en wel zeven keer lees je dat letterlijk zo: “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om Mij te vereren.” Let my people go! Het is daardoor zonneklaar dat Mozes niet op eigen gezag spreekt. Hij handelt als Gods afgezant en voert slechts uit wat de HEER wil. De regie ligt heel duidelijk in Gods handen. Mozes kennen we ondertussen een beetje. Hij besefte goed zijn beperkingen. In hoofdstuk 6:30 hoor je hem nog tegensputteren dat hij er zelf niet in gelooft. Maar gaandeweg zie je, tijdens deze reeks plagen, zijn vertrouwen en geloof groeien. Na het laatste contact met de farao lees je hoe Mozes woedend, in heilige verontwaardiging voor de farao staat, in hfst 12:8. De tien plagen hadden dus een geloofsversterkend effect op Mozes en zijn volk. Na al die jaren van slavernij en vernedering merkten ze eindelijk dat God voor hen opkwam. En ondanks het feit dat de farao zich steeds verhardt, bespeur je ook de groeiende twijfel bij zijn Egyptische raadgevers en bij de farao. Hij verzoekt Mozes zelfs een aantal keren om voorbede, bv. in hfst 10:17. Geleidelijk aan krijgt Egypte steeds meer ontzag voor de HEER. Ze beseffen dat ze toch niet de machtigste natie op aarde zijn en dat hun farao niet de godenzoon en zonnekoning is, waarvoor ze hem hielden. Om echt te begrijpen waar het hier feitelijk om gaat is het van belang iets te weten van de achtergrond van de Egyptische godenwereld en het verband met deze serie plagen. Het eerste teken dat Mozes voor de farao doet, waarbij de staf van Aäron verandert in een slang, is nog geen plaag maar een soort voorteken. Het Hebreeuwse woord dat voor de slang van Aäron wordt gebruikt duidt op een monsterslang, wellicht een krokodilachtig wezen. En dit monster verslindt de slangen van de Egyptische tovenaars. Dat toont al aan dat ze te maken hebben met een macht die groter en machtiger is dan hen. Je merkt al dat er een onzichtbare geestelijke strijd op de achtergrond woedt. De Satan, de oude slang, die zich vermomt achter alle afgoden, moet het afleggen tegenover Gods macht. Dat blijkt later nog veel duidelijker als de Egyptische tovenaars in hfst 8: 15 niet meer mee kunnen komen en moeten erkennen: “Dit is Gods vinger. Hier moet een god de hand in hebben.” Nog even later zie je hen in hfst 9: 11 ook zelf lijden aan etterende puisten, net als de andere Egyptenaren. Na het teken met de slangenstaf volgen de tien plagen in een rap tempo. De meeste bijbelgeleerden denken dat het van begin tot eind een half jaar tot een jaar geduurd heeft. Soms volgen de plagen logisch op elkaar. Vies water veroorzaakt muskieten; dode kikkers trekken steekvliegen aan; de veepest kan ook bij mensen zweren veroorzaken. De plagen worden ook intensiever qua impact op de mensen, op hun gezondheid, de economie en hun veiligheid. We zetten de tien plagen nog even op een rijtje: 1. Water wordt bloed 2. Kikkers 3. Muskieten 4. Steekvliegen 5. Veepest 6. Zweren 7. Hagel 8. Sprinkhanen 9. Duisternis 10. Dood eerstgeborenen Hier is meer aan de hand dan een reeks vervelende kwalen en rampen waardoor de Egyptenaren uiteindelijk op de knieën worden gedwongen. Er speelt zich achter de schermen ook een geestelijke strijd af tussen de HEER en de Egyptische godenwereld. De Egyptische godenwereld kent wel 50 afgoden, vaak met dierenhoofden en menselijke lichamen. De zonnegod, Ra, werd gezien als de oppergod en de farao werd beschouwd als zijn goddelijke halfzoon, een zonnekoning. De god van de Nijl, Hapi, verantwoordelijk voor de welvaart van het land, werd alom vereerd. De plagen die Egypte teisterden betekenden dus directe aanslagen tegen hun godenwereld, de machten waarop ze vertrouwden voor welvaart, vruchtbaarheid en veiligheid. De eerste plaag was gelijk al een aanslag tegen de levensader van Egypte, de rivier de Nijl. Niet zomaar stond Mozes aan de oever van de Nijl terwijl de farao zich baadde. Men beschouwde de Nijl als heilig en de farao als een godenzoon. De afgod Hapi werd gezien als de “geest van de Nijl”. De Nijl bevloeide jaarlijks de akkers en maakte ze vruchtbaar. Het zoete water was een eerste levensbehoefte. De Nijl was en is de trots van Egypte. Men beschouwde de Nijl ook als de bloedstroom van Osiris, de god van de onderwereld. Nijlpaarden en krokodillen werden vereerd als vertegenwoordigers van de god Hapi. Het levenswater van de Nijl veranderde in een vieze, bloedige substantie dat niet meer kon worden gebruikt om te baden en te drinken, de vissen gingen dood en de heilige rivier stonk. En de plaag beperkte zich niet tot het Nijlwater. Dit was een eerste klap in het gezicht van één van de hoofdgoden van Egypte. De tweede plaag was gericht tegen de godin Heket. Zij werd altijd met het hoofd of het lichaam van een kikker afgebeeld en wed beschouwd als de vrouw van de schepper-god en godin van de geboorte. Kikkers werden als zo heilig gezien dat het doden van een kikker werd bestraft met de doodstraf. Vele Egyptische vrouwen droegen amuletten met het beeld van Heket of een kikkerbeeldje. Nu werden deze heilige kikkers een verschrikking De derde plaag betrof muskieten of luizen, die voortkwamen uit het stof van de aarde. De god Geb was de god van de aarde. De priesters in Egypte hadden strenge hygiënewetten: ze schoren en wasten zich dagelijks. De luizen beletten hen hun tempels te betreden en Geb te aanbidden. Door deze plaag kon men de god van de aarde niet langer anbidden. De vierde plaag bestond uit zwermen steekvliegen. Amon-Ra, het hoofd van alle afgoden, werd vaak afgebeeld met het hoofd van een insect. Een zwerm van deze keverachtige beesten kon zich een weg graven door hout. In 8:20 lezen we dat ze overal in het land zware schade aanbrachten Verschillende goden werden afgebeeld als dieren. De godin Hathor werd afgebeeld als een koe of met een koeienkop. Zij werd gezien als de symbolische moeder van de farao en werd beschouwd als heilig. De vijfde plaag van de veepest maakte duidelijk dat ook deze goden niet opgewassen waren tegen de macht van de HEER. De zesde plaag van de zweren trof mens en dier. Het was een belediging voor Imhotep, de medicus die later als god werd vereerd en voor Serapis, de godin van genezing. Ook de waarzeggers konden nu niet meer op hun benen staan. De 7e en 8e plagen troffen het hart van de Egyptische economie, omdat ze samen de totale oogst vernielden. De hagel en de storm verwoestten het vlas en de gerst. De sprinkhanen die erna kwamen vraten de tarwe en de spelt op. De hagel kwam uit de lucht vallen en tartte daarmee Nuth, de hemelgod De godin Isis werd gezien als beschermster van de oogst. Ook zij was niet opgewassen tegen de macht van de Heer. Tenslotte werd het heel donker in Egypte – drie dagen lang: de 9e plaag.. Dit was een directe aanfluiting voor de hoofdgod Ra, de god van het licht en van de zon. Niemand kon een stap verzetten maar bij Israël was het licht. Maar het werd nog donkerder bij de 10e plaag toen alle eerstgeborenen in Egypte stierven. Toen liet de HEER zien dat hij zelfs de goden van de dood, Anubis, Horus en Osiris, te machtig was. Ook de zoon van de farao, zelf een halfgod, ontkwam niet aan deze plaag. Alle goden en machten van Egypte waren ontwapend en bleken machteloos. Zo gebeurde wat de HEER sprak in Ex 12: 12, “Ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want Ik ben de HEER”. Vandaag zijn er nog altijd vele duistere machten die hun koppen opsteken en tekeer gaan op vele plaatsen. Er woedt een geestelijke strijd en die lijkt steeds heftiger te worden. De oude slang is een meerkoppig monster: hak je z’n kop af dan komen er zeven voor in de plaats. Osama Bin laden inspireerde meer volgelingen na z’n dood dan ervoor. Maar wij verwachten de Heer van alle heren, de koning van alle koningen: Jezus Christus. Wij erkennen Jezus als de heerser boven alle andere machten en krachten. De overwinning van de HEER over alle afgoden van Egypte en de bevrijding van zijn volk Israël, dat alles ziet vooruit naar de overwinning van onze God over alle kwaad. Jezus maakte dat mogelijk door zijn kruis en opstanding. Zo lees je daarover in Kolossenzen 2: 15, “Hij heeft zich ontdaan van alle machten en krachten, Hij heeft hen te schande gemaakt en in Christus over hen getriomfeerd.” In deze adventstijd zien we uit naar Hem voor de grote voleinding, de overwinning over alle machten van dood en verderf. Toen hij stierf aan het kruis en opstond uit de dood heeft hij in principe alle duivelse machten en afgoden al overwonnen. Dankzij Hem kennen ook wij nu de HEER als onze hemelse Vader. We zien vol verwachting uit naar Hem! In dat licht vieren we Advent en Kerst in 2014. Amen.