Poppenspel Mozes en Jetro (Je hebt nodig: 2 mannen poppen, staf van chilinedraad, zelfde soort staf met de kop van een slang er op, wit handje wat je om de bestaande hand kunt vouwen) Jetro: Mozes je bent hier nu een paar weken. Ik heb eens nagedacht. Ik ben benieuwd wie je eigenlijk bent. Je praat beschaafd. Maar wat brengt je hier, in het land Midjan. Waarom ga je niet terug naar Egypte? Mozes: Jetro, het is geen mooi verhaal. Ik kan gewoonweg niet terug, als ik al zou willen. Jetro: Neem nog wat olijven. Mozes: Toen ik hier aankwam zag ik er uit als een Egyptenaar, maar eigenlijk ben ik een Israëliet. Jaren geleden moesten alle pasgeboren jongetjes van de Israëlieten in de rivier gegooid worden. In die tijd werd ik geboren. Mijn moeder heeft me d-drie maanden verborgen, maar d-daarna ging het niet meer. Ze maakte een mandje, besmeerde het met pek en heeft me ddaar in gestopt en laten varen op de Nijl. Mijn pleegmoeder heeft me d-daar gevonden en me gead-dopteerd. Mijn pleegmoeder is de d-dochter van de Farao. J: (knikt) Nu snap ik je deftige spraak, je bent aan het hof opgegroeid?! M: Ja, d-daar heb ik van alles geleerd. Maar de laatste tijd wilde ik steeds kijken bij mijn eigen volk. Daar hoor ik toch bij. Ik ben geen Egyptenaar, maar ook geen Israëliet. J: Vertel verder. M: Op een dag liep ik weer naar de bouwplaats, waar de Israëlieten afgebeuld werden. Ik zag dat een Egyptenaar een Israëliet aftuigde. Ik sprong op hem af , keek om me heen of er niemand in de buurt was en toen heb ik op hem los gebeukt. Toen hij viel, stopte ik nog niet. Ik was zo d-driftig. Toen hij niet meer bewoog, ging de d-drift weg en zag ik wat ik gedaan had. Hij was d-dood! Zo snel ik kon heb ik hem weggesleept en onder het zand begraven. De volgende dag liep ik daar weer en zag twee Israëlieten ruzie maken en vechten. Ik zei tegen degene die begonnen was:’Als familie moeten jullie geen ruzie maken en vechten’ Toen zei die ene: ‘Wil je mij soms ook dood slaan, zoals je gisteren met de Egyptenaar gedaan hebt?’ Toen wist ik dat het bekend geworden was. D-de Farao gaf een opsporings bevel uit! Ik ben meteen gevlucht. Hier zal hij me niet snel vinden. Jetro: Dan blijf je voorlopig maar hier. Jij kunt dan met de schapen weg. Dan kun je je drift leren beheersen.. 2de bedrijf Mozes: Ik ben nu al weer 40 jaar bij Jetro. In het begin vond ik het saai om met de schapen op pad te gaan. Maar nu vind ik het prima. Soms zie ik in weken geen mens en dan ben ik alleen met de schapen. Hé, kijk d-daar nou… D-daar staat een struik in brand. Wat raar… die stuik staat in brand, maar het verbrand niet. D-dat moet ik zien! God: Mozes, Mozes M: Hier ben ik (kijkt omhoog) God: Kom niet dichterbij. Trek je schoenen uit want de grond waar u op staat is heilig. Ik ben de God van je voorouders. De God van Abraham, Isaak en Jakob. M: (Doet zijn handen voor zijn ogen.) God: Ik heb de smeekbeden van mijn volk Israël gehoord en ik heb gezien hoe erg ze onderdrukt worden. Nu kom Ik om ze te bevrijden van de Egyptenaren. Ik zal hen van Egypte naar een ander land brengen. Het zal een groot land zijn dat overvloeit van melk en honing. Mozes, jij gaat naar de Farao en je zegt hem dat hij de Israëlieten moet laten gaan, omdat Ik het zeg! M: (schud zijn hoofd) Maar d-dat kan ik helemaal niet, d-daar ben ik helemaal niet geschikt voor. God: Ik ben toch bij je. Ik zal je een bewijs geven. Als het volk uit Egypte weg is zullen ze Mij hier op deze berg aanbidden. M: Maar als ik bij de Israëlieten kom en zeg dat d-de God van mijn voorouders tegen mij gesproken heeft, zullen ze zeggen: over welke God heb je het? God: Zijn naam is Ik ben die Ik ben. Ik verander niet. Ik ben de God van Abraham, Izaak en Jakob. Ga naar Egypte, de oude farao is dood, en roep de leiders van de Israëlieten bij elkaar. Vertel hen dat je deze opdracht van Mij hebt gehad. Ze zullen je geloven. Een aantal moet met je meegaan naar de Farao en tegen hem zeggen: De Here, de God van de Israëlieten is aan ons verschenen en heeft gezegd dat we drie dagen de woestijn in moeten trekken om Hem offers te brengen. Wilt u ons laten gaan? Maar Ik weet dat hij u niet zal laten gaan! Daarom zal ik hem dwingen! Ik zal Egypte verwoesten door mijn wonderen, zodat de Farao u tenslotte zal laten gaan. Mozes: Ze zullen me niet geloven. Ze zullen zeggen: D-de Here is je helemaal niet verschenen. God: Wat heb je daar in de hand? Mozes: Een herdersstaf. God: Gooi hem eens op de grond (Mozes deinst achteruit) Het is een slang. God: Pak hem bij zijn staart, dan is het weer een staf. Dit teken moet je voor hen doen, dan zullen ze je geloven. Steek je hand in je jas, haal hem er weer uit. (vouw het witte papieren handje over zijn hand, je kunt je vingers achter de jas verbergen als je het erom doet.) Mozes: Melaats…. God: Steek hem weer in de jas.(haal het handje er weer af) Mozes: Gelukkig weer beter. God: Na deze 2 wonderen zullen ze je geloven en als ze dat nog niet doen, neem dan water uit de Nijl en gooi dat op de grond. Het zal veranderen in bloed. Mozes: Here, maar ik kan helemaal niet goed praten, soms begin ik vreselijk te st-stotteren. God: Mozes, wie heeft de mens een mond gegeven? En wie maakt een mens stom of doof, ziende of blind? Ben Ik dat niet, de Here? Bedenk geen smoesjes! Mozes: Here, stuur alstublieft iemand anders God:( boos) Goed ik stuur Aäron naar je toe. Hij zal blij zijn om je terug te zien. Ik zal je zeggen wat je hem moet zeggen en Ik zal jullie helpen bij het praten. Ik zal jullie ook zeggen wat jullie moeten doen. Vergeet niet je staf mee te nemen!