Nieuwe financiering lokale ambtenarenpensioenen: krachtlijnen hervorming van de wetvan 24 oktober 20111 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (…) Marijke De Lange, stafmedewerker gemeentepersoneel, 12 januari 2012 1 Veralgemeende aansluiting bij de RSZPPO Uitgangspunt: alle lokale besturen worden aangemoedigd om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). Want een veralgemeende aansluiting levert een daling van de pensioenbijdragevoet op het loon op van 3 à 5%. Elk lokaal bestuur wordt vanaf 2012 aangesloten bij de RSZPPO voor de financiering van hun ambtenarenpensioenen. Hiermee worden in de eerste plaats de besturen van de zogenaamde ‘pool 3’ en ‘pool 4’ bedoeld. Toch kunnen deze besturen weigeren om aan te sluiten en hun aandeel in de reserves opvragen (artikel 5 §3-5). Ze moeten daartoe een aangetekende brief versturen naar de minister van pensioenen vóór 15 december 2011. Een lokaal bestuur dat vanaf 2012 opgericht wordt, zoals bijv. een nieuw autonoom gemeentebedrijf, of een nieuwe OCMW-vereniging naar publiek recht, wordt automatisch bij de RSZPPO aangesloten (artikel 5 §2). Bij aansluiting bij de RSZPPO wordt een deel van de lopende pensioenlast van het bestuur overgenomen door de RSZPPO. De overname is budgettair neutraal in het jaar van aansluiting, maar zonder extra cadeaus, zoals in het verleden gebeurde. In het jaar van aansluiting wordt de pensioenlast overgenomen ten belope van de pensioenbijdrage die het bestuur dat jaar aan de RSZPPO zal betalen (artikel 7). Voorbeeld: als een bestuur aansluit aan een bijdragevoet van bijv. 34% zal de RSZPPO 34% van de pensioenlast van dat bestuur voortaan ten laste nemen. Daarbij worden de jongste pensioenen eerst overgenomen. De oudste pensioenen (dus diegene die statistisch gesproken het eerst uitdoven), blijven ten laste van het bestuur. Dat is voordelig voor het bestuur. Besturen van de vroegere ‘pool 3’ en ‘pool 4’ die overstappen naar de RSZPPO mogen rekenen op een aantal begeleidingsmaatregelen (blz. 21, toelichting bij artikel 5 §3). Ze mogen hun eigen reserves houden om de stijgende last van de pensioenen op te vangen. Het basisbijdragepercentage van deze besturen is hetzelfde als besturen van ex-pool 1, behalve als de eigen bijdragevoet in 2012 groter of gelijk aan 41% is. Dan moeten ze de basisbijdragevoet van de besturen van ex-pool 2 betalen. Er is voorzien in een geleidelijke overgang naar het basisbijdragepercentage als het eigen bijdragepercentage minstens 10% lager is (spreiding over drie jaar). De RSZPPO organiseert infosessies voor de betrokken besturen en plant individuele 1 Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 november 2011 (inforum nr. 260172). 1 ontmoetingen. Overgangsmaatregelen in specifieke situaties zijn mogelijk (geval per geval te bekijken). Het administratief beheer van de ambtenarenpensioenen door een voorzorgsinstelling blijft mogelijk. 2 Fusie van alle pools 1-2-3-4-5 Situatie in 2011. De lokale overheden die in 2011 aangesloten zijn bij de RSZPPO betalen een verschillende bijdragevoet, afhankelijk van de pool waartoe men behoort. Datverandert nu. OVERZICHT POOLS (1 januari 2011)2 Pool Aantal besturen Aantal statutairen Pensioenlast Aantal gepensioneerden Pool 1 1.236 1.519 48.451 622 38.297 Pool 2 76 1.354 41.334 665 37.435 Pool 3 88 536 14.235 ? ? Pool 4 9 29 738 ? ? Pool 5 197 1.765 45.809 298 11.922 4.615 138.335 Totaal Loonmassa Uit berekeningen blijkt dat, van alle fusiemogelijkheden, de fusie van alle pools de meest draaglijke manier om de vergrijzing de komende jaren op te vangen (zie schema). Pool 2012 2013 2014 2015 2016 1 39,11 % 41,33 % 43,44 % 45,44 % 47,33 % 2 57,89 % 64,10 % 70,33 % 76,55 % 82,76 % 1-2 47,88 % 51,88 % 55,81 % 59,65 % 63,37 % 2-3-4 49,04 % 53,76 % 58,45 % 63,11 % 67,70 % 1-2-3-4 44,66 % 48,24 % 51,75 % 55,18 % 58,50 % 1-2-3-4-5 36,04 % 38,93 % 41,76 % 44,50 % 47,17 % Het “Gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO” wordt daarom op 1 januari 2012 opgericht en vervangt de pools 1, 2, 3, 4 en 5 (artikel 4). De harmonisering van de bijdragevoeten gebeurt geleidelijk (zie punt 3). 2 Bron: RSZPPO. 21 november 2011 - 2/15 Het “Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie” (= pool 5) wordt vanaf 2012 het “Fonds voor de pensioenen van de federale politie” (artikel 35). De pensioenlasten van de federale politie (zowel van het verleden als van de toekomst) worden geïsoleerd en apart gefactureerd aan de federale Staat. 3 Basisbijdrage en responsabiliseringsbijdrage 3.1 Basisbijdragepercentage De basisbijdragevoet is door alle besturen verschuldigd en voor alle besturen identiek (overgangsperiode van 4 jaar): 41,5% in 2016. De bijdragepercentages van de verschillende pools worden geleidelijk geharmoniseerd (artikel 18). o Besturen ex-pool 1: stijging met 2% per jaar tussen 2012 en 2015 en met 1,5% in 2016. o Besturen pool 2: 41% tot en met 2015. Daarna 41,5%. o Besturen pool 3 en 4 volgen basisbijdragevoet besturen pool 1 als eigen basisbijdragevoet lager is dan 41%. o Lokale politiezones: stijging met 3,5% in 2012, vervolgens telkens met 3% en daarna met 1,5% in 2016. HET THEORETISCH3(!) VERSCHULDIGDE BASISBIJDRAGEPERCENTAGE4 VOOR 2012-2016 (zonder inzet van reserves tijdens overgangsperiode) WERKELIJKE BASISBIJDRAGEVOET, NA INZET VAN DE HELFT VAN DE NIET-BESTEMDE RESERVES EN NA INZET RESERVES EX-POOL 15 (kostprijs 152,6 miljoen euro): Besturen ex- 3 Besturen Besturen ex-pool 3 en 4 Lokale Dit zijn de percentages die theoretisch verschuldigd zijn om de komende pensioenlasten te dekken. Opgelet, het zijn niet de effectief gefactureerde percentages, omdat er nog reserves ingezet worden. 4 Percentages inclusief 7,5% werknemersbijdrage. Het percentage wordt berekend op de loonmassa van de vastbenoemden in het lokaal bestuur (artikel 14 §1, laatste lid). 5 Koninklijk Besluit van 13 november 2011, gepubliceerd in B.S. op 18 november 2011 (inforum nr. 260992). 21 november 2011 - 3/15 Pool 1 ex-Pool 2 politiezones 2011 (32%) (40%) (27,5%) 2012 32,5% i.p.v. 34% 40,5% i.p.v. 33% (i.p.v. 34%) of 40,5% 41% (i.p.v. 41%) 29% i.p.v. 31% 2013 34% i.p.v. 36% 41% 35% (i.p.v. 36%) of 41% 31% i.p.v. 34% 2014 36% i.p.v. 38% 41% 37% (i.p.v. 38%) of 41% 34% i.p.v. 37% 2015 40% 41% 40% of 41% 40% 2016 41,5% 41,5% 41,5% 41,5% Na 2016 is basisbijdragevoet gelijk aan de totale netto pensioenlast van de lokale overheidssector (d.w.z. met verrekening van de correctiefactoren maar zonder rekening te houden met de pensioenlasten die door de responsabiliseringsbijdrage gedekt zullen worden), gedeeld door de totale loonmassa van de vastbenoemden bij de lokale besturen. De concrete basisbijdragevoet wordt voor het jaar 2017 en volgende jaren bij koninklijk besluit vastgelegd (artikel 16). Tegen uiterlijk 1 oktober wordt de basisbijdragevoet voor het derde erop volgende jaar aan de lokale besturen meegedeeld (artikel 17). 3.2 Responsabiliseringsbijdrage Besturen moeten in principe 50% betalen op het saldo van de pensioenlast dat niet gedekt is door de betaling van de basisbijdragevoet (artikel 19 §2). Door de inzet van de helft van de niet-bestemde reserves (kostprijs 152,6 miljoen euro) wordt de responsabiliseringsbijdrage gemilderd: o 2012: 40,61% (gefactureerd in 2013!) o 2013: 42,61% (gefactureerd in 2014) o 2014: 47,51% (gefactureerd in 2015) o 2015: 50% (niet-bestemde reserves zijn opgebruikt) De responsabiliseringscoëfficiënt wordt toegepast op de pensioenlast van het individuele bestuur met aftrek van de al betaalde basisbijdrage. De responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd door een werkgever wiens eigen pensioenbijdragevoet hoger is dan de basisbijdragevoet. De eigen pensioenbijdragevoet is het resultaat van de verhouding van de pensioenlasten van het betrokken bestuur voor het betrokken jaar en de loonmassa van dat bestuur voor dat jaar(artikel 20). Een bestuur dat geen enkele statutair meer heeft maar waarvan de RSZPPO wel nog pensioenlast draagt, zal van de RSZPPO de pensioenlast van dat jaar volledig gefactureerd krijgen (volledige responsabilisering). 495 (op 1.236) besturen in Pool 1 en alle besturen in Pool 2 (op één na) zullen bovenop de basisbijdrage een responsabiliseringsbijdrage moeten betalen. Het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage met betrekking tot het voorgaande jaar wordt in september aan de lokale besturen meegedeeld en moet tegen het eind van het jaar betaald worden 21 november 2011 - 4/15 (artikel 19 §1 en artikel 21). De responsabiliseringsbijdrage van 2012 wordt dus in 2013 gefactureerd. 3.3 Voorbeeld Hypothese: fusie pools 1-2-3-4-5, basispercentage van 41%, responsabiliseringsbijdrage van 50%. We nemen als voorbeeld een bestuur waarvan de loonmassa van de vastbenoemden gelijk is aan 1.000.000 en de pensioenlast 450.000 Hoeveel pensioenbijdrage moet het bestuur betalen? Debasispensioenbijdrage levert 410.000 euro op (1.000.000 euro x 41% = 410.000 euro). Het bestuur is 20.000 euro responsabiliseringstoeslag verschuldigd(450.000 - 410.000) x 50% = 20.000 euro Te betalen: 410.000 basispensioenbijdrage + 20.000 responsabiliseringsbijdrage = 430.000 euro. 4 Reserves ex-pool 1 De reserves van ex-pool 1 blijven behouden voor werkgevers pool 1. Ze worden exclusief aangewend om de basisbijdragevoet van de besturen van ex-pool 1 te milderen (artikel 4 §2 en 16, 2°). Het gaat om 436,7 miljoen euro (prognose op 1 januari 2012). Mildering basisbijdragevoet voor besturen van ex-pool 16 (zie hoger, onder punt 3.1.): o 2012: 0,5% gedragen door reservefonds ex-pool 1, o 2013: 1% gedragen door reservefonds ex-pool 1, o 2014: 1% gedragen door reservefonds ex-pool 1, o 2015 en volgende: nu nog geen uitspraken hierover. 5 Bestemde reserves Een “Fonds voor de amortisatie van de verhoging van de pensioenbijdragevoeten” wordt vanaf 2012 opgericht(artikel 4 §3). De inkomsten van dat fonds worden vooraf als correctiefactor op de totaliteit van de pensioenuitgaven van de gefuseerde pools in mindering gebracht (artikel 12). Het fonds wordt onder meer gestijfd met de overschotten van de gezinsbijslag en de opbrengst van de inhouding van 13,07 % op het vakantiegeld publieke sector (artikel 13, eerste lid, a)).Het gaat om ongeveer 61 à 71 miljoen euro per jaar. Deze reserves zijn bestemd: ze worden vooraf als correctiefactor op totaliteit van pensioenuitgaven van de gefuseerde pools in mindering gebracht. Het Egalisatiefonds wordt overbodig en wordt afgeschaft. (artikel 54). 6 Niet-bestemde reserves De reserves die in eind 2011 niet bestemd waren, worden aangewend om de responsabiliseringbijdrage en de basispensioenbijdrage van 2012 en eventueel voor volgende jaren te verzachten (artikel 22). 6 Koninklijk Besluit van 13 november 2011, gepubliceerd in B.S. op 18 november 2011 (inforum nr. 260992). 21 november 2011 - 5/15 Het gaat om een bedrag van ongeveer 305 miljoen euro. Het zijn eenmalige inkomsten, afkomstig van de overschotten van de kinderbijslag van de besturen van pool 4, de inhouding van 13,07% op het vakantiegeld van het jaar 1993, en de eventuele intresten op deze inkomsten (artikel 23). Bij Koninklijk Besluit van 13 november 2011 werden deze niet-bestemde reserves als volgt ingezet: a) b) Mildering basisbijdragevoet: kostprijs 152,6 miljoen euro (zie hoger, punt 3.1.) o 2012: 1% voor ex-pool 1; 0,50% voor ex-pool 2; 2% voor politiezones. o 2013: 1% voor ex-pool 1; 0 % voor ex-pool 2; 3% voor politiezones. o 2014: 1% voor ex-pool 1; 0% voor ex-pool 2; 3% voor politiezones. o 2015 en volgende: niets (niet-bestemde reserves zijn opgebruikt). Mildering responsabiliseringsbijdrage: kostprijs 152,6 miljoen euro (zie hoger, punt 3.2.). 7 Ziekenhuizen en rusthuizen De federale regering heeft op 20 juli 2011 beslist dat een werkgroep samengebracht wordt om de meest geschikte maatregelen te onderzoeken om de impact van de verhoging van de percentages op de betrokken ziekenhuisinstellingen te neutraliseren. Het resultaat van de werkzaamheden van de werkgroep ziekenhuizen zal besproken worden in het kader van het opstellen van de Begroting 2012, met dien verstande dat het principe van het "neutraliseren van de impact van de verhoging van de percentages op de betrokken ziekenhuisinstellingen" niet in vraag gesteld wordt, in voorkomend geval, mits compensatie binnen de begrotingsdoelstellingen in de gezondheidszorgen(beslissing federale regering 29 september). 8 Andere maatregelen voor een sluitende financiering van de ambtenarenpensioenen Een pensioenboete voor besturen die activiteiten verzelfstandigen of privatiseren en na de herstructurering geen bijdrage meer betalen voor het overgedragen personeel. Deze maatregel is niet nieuw en blijft dus behouden (artikel 24). Besturen die hun contractueel aangesteld personeelslid pas na vijf jaar vast benoemen, betalen de meerkost van het ambtenarenpensioen via een regulariseringsbijdrage7. De eerste vijf contractuele jaren zijn vrijgesteld van de regulariseringsbijdrage, ook al wordt de medewerker meer dan vijf jaar na zijn contractuele aanwerving vast benoemd. De nieuwe regeling start vanaf 2012 en geldt dus voor vaste benoemingen van contractanten vanaf 1 januari 20178 (artikel 26 §1 en §2). De VVSG is het hier niet mee eens. Ze pleit voor een gemengd pensioen: een werknemerspensioen aangevuld met een tweede pijler voor de contractuele jaren, en een ambtenarenpensioen voor de statutaire jaren. 7Het is daarbij ook belangrijk om weten dat de regularisatiebijdrage voor een gesubsidieerde contractueel berekend moet worden op de theoretische werkgeversbijdrage van 8,86% en werknemersbijdrage van 7,50% voor de sector pensioenen, en dus niet op de werkelijk betaalde werkgevers- en werknemersbijdragen. Zo niet zou de regularisatiebijdrage de aan het lokaal bestuur verleende bijdragevermindering voor de gesco retroactief ongedaan maken, wat niet de bedoeling is. 8 Als de proeftijd één jaar bedraagt, moet de aanwerving in statutair dienstverband ten laatste op 1 januari 2016 gebeuren, om de regulariseringsbijdrage te vermijden. 21 november 2011 - 6/15 De rechten op een tweede pensioenpijler vervallen bij de vaste benoeming van de contractueel aangestelde medewerker. De opgebouwde reserves van het aanvullend pensioen moeten aan de RSZPPO gestort worden en worden verrekend op de regulariseringsbijdrage (artikel 26 §3 en §4).Als er nog saldo over is wordt dat in reserve gehouden bij RSZPPO voor de betaling toekomstige pensioenbijdragen van dat bestuur. De VVSG gaat niet akkoord. We menen dat deze reserves eigendom (moeten) blijven van het lokaal bestuur. 9 Timing De hervorming gaat in vanaf 2012. RSZPPO werkt aan communicatieplan over de nieuwe pensioenfinanciering, met onder meer: o Mededeling op website RSZPPO oktober 2011. o RSZPPO geeft elk bestuur een individuele becijfering (eind november 2011). 10 Kostprijs De jaarlijkse (!) groei (!) van de pensioenbijdragen voor statutairen bedraagt ruim 80 miljoen euro. Dat is meer dan de jaarlijkse groei van het gemeentefonds (zie hierboven).De VVSG vraagt aan de Vlaamse minister van binnenlands bestuur dat de gouverneurs het budget 2012 en het meerjarenplan 2012-2014 niet schorsen als de pensioenuitgaven nog niet voldoende verrekend zijn. Pas op 30 november 2011 hebben de besturen een individuele becijfering van de RSZPPO gekregen. De VVSG vraagt aan de minister ook dat een meerjarenplan 2013 of 2014 niet geschorst wordt als dat een deficit vertoont dat duidelijk te wijten is aan een stijging van de pensioenuitgaven. 11 Kritische nabeschouwing De hervorming is noodzakelijk, want de situatie was onhoudbaar geworden De opgebouwde reserves in Pool 1 bedroegen eind 2009 613 miljoen euro (afgesloten rekeningen) en wellicht nog 436,7 miljoen euro op 1 januari 2012. Deze reserves worden geleidelijk 21 november 2011 - 7/15 opgesoupeerd door jaarlijkse verliezen van ongeveer 90 miljoen euro per jaar. Zonder hervorming zou er over vijf jaar niets meer over blijven, terwijl de moeilijkste periode nog moet komen (zie bijlage 1). De verliezen van Pool 2 bedragen in totaal 848 miljoen euro (situatie eind 2011). Ze werden tot nu toe integraal gedekt door het Egalisatiefonds (gestijfd met inhouding 13,07% vakantiegeld). Dit Egalisatiefonds is opgebruikt op 1 januari 2012… Sommige besturen zowel uit Pool 1 als uit Pool 2 genieten extreem veel van de solidariteit (hoge pensioenlast versus lage bijdragen). Besturen van Pool 2 genieten van de solidariteit van de besturen van Pool 1 via het Egalisatiefonds (= 13,07% op het vakantiegeld) waardoor het reservefonds van Pool 1 snel daalt. Egalisatiefonds wordt gespijsd door besturen uit alle pools. De financiering van de ambtenarenpensioenen gebeurt via het zogenaamde omslagstelsel: de pensioenuitgaven van een bepaald jaar worden betaald door een bijdrage op het loon van de statutairen die dat jaar in dienst zijn. Een overstap van een omslagsysteem naar een kapitalisatiesysteem was financieel (nu) niet haalbaar, omdat de pensioenlast van het verleden nog altijd betaald moet worden. Zelfs met de hervorming betekenen de pensioenuitgaven een zeer hoge kostprijs voor alle lokale besturen. Het is niet houdbaar dat enkel de lokale beturen als werkgever deze uitgaven moeten dragen. Willen we het ambtenarenpensioen houden, dan moeten alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen: de federale staat, de Gewesten en de vakbonden. De lokale overheidssector betaalt zijn pensioenen vastbenoemden helemaal zelf, in tegenstelling tot de federale overheid en de Gewesten en Gemeenschappen, waarvan de pensioenen betaald worden uit de federale staatskas. De andere overheden schuiven de factuur door en laten die (grotendeels) betalen uit de algemene belastingontvangsten. Zelfs de in het kader van de aanpassing van de financieringswet afgesproken verhoging van de responsabilisering van de gewesten en gemeenschappen zal hier niet echt fundamenteel iets aan veranderen. Zie het grote verschil in socialezekerheidsbijdragen (waaronder pensioenbijdrage) tussen de verschillende overheidsniveaus (zie tabel 1 in bijlage). Uit de tabel blijkt overduidelijk waarom het aandeel statutairen op de andere overheidsniveaus veel groter is dan bij de lokale besturen: de socialezekerheidskosten van statutairen wordt op de andere overheidsniveaus niet verrekend in de socialezekerheidsbijdragen, waardoor het lijkt of zij ‘veel minder kosten’. De lasten worden rechtstreeks aangerekend op de federale begroting, zodat ze niet tot uiting komen in de patronale bijdragen. Ook voor de financiering van de pensioenen in de privésector worden trouwens middelen uit de federale begroting gehaald. Daarnaast zijn heel wat openbare ziekenhuizen en woonzorgcentra (rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen) moeten sluiten of fusioneren, bijv. met een private partner, omdat de hogere regelgeving dit zo oplegde. Over enkele jaren zal deze pensioenhervorming een budgettaire impact hebben van 4 tot 5%. Dit is echt onhoudbaar. De VVSG vraagt de federale overheid daarom uitdrukkelijk: o Hogere federale dotaties voor de lokale politiezones en voor de financiering van de (ex-) openbare ziekenhuizen; o Een recurrente tussenkomst uit de algemene begrotingsmiddelen voor de financiering van de pensioenen van de lokale ambtenaren; 21 november 2011 - 8/15 o Een herziening van de pensioenwetgeving voor overheidspersoneel, zodat er ook aan de kostenzijde kan worden ingegrepen (pensioenleeftijd, gelijkgestelde periodes, …). De VVSG vraagt een discussie over de pensioenberekening zelf. De drie Verenigingen van Steden en Gemeenten kiezen voor het stelsel van een ‘gemengd pensioen’, d.w.z; de jaren die men contractueel heeft gepresteerd, komen in aanmerking voor een privé-pensioen (eventueel aangevuld met een tweedepijler-pensioen). De jaren die men statutair heeft gepresteerd, komen in aanmerking voor een pensioen als vastbenoemde. In die zin gaan we niet akkoord met het artikel 26 in de wet van 24 oktober 2011 dat een extra regularisatiebijdrage vaststelt bij ‘laattijdige’ benoeming. Een meer evenwichtige en betaalbare benadering is het stelsel van een ‘gemengd pensioen’. Ook langer werken in de lokaleoverheidssector zal nodig zijn om de pensioenlast betaalbaar te houden. Er zijn stimuli nodig om medewerkers te laten werken tot 65 jaar. Dit moet extra geregeld worden in de regelgeving. De pensioenen zelfen vooral de groei ervan moeten binnen redelijke perken blijven. De berekeningsmethode (o.a. de laatste vijf jaar), de vele meerekenbare jaren, de perekwatie en andere elementen kunnen aangepast worden zodat de betrokken ambtenaren een redelijk pensioen ontvangen dat wel betaalbaar blijft voor de werkgevers. Uitgaven tweede pensioenpijler niet vergeten Ten slotte mogen de lokale besturen niet vergeten dat de statutaire personeelsleden slechts 40% van het personeel uitmaken. De overige 60% heeft een (veel lager) werknemerspensioen, aangevuld met een tweede pensioenpijler. Naast de uitgaven voor de financiering van de ambtenarenpensioenen, komen dus ook nog de uitgaven voor de tweede pensioenpijler van de contractanten (minstens 1% werkgeversbijdrage). 12 Vragen van besturen naar aanleiding van de nieuwe wet Enkele veelgestelde vragen op een rij. “Kan een bestuur zijn contractanten vanaf nu beter vast benoemen?” Financiële redenen zijn in elk geval geen goed argument om iemand statutair aan te stellen. Het klopt namelijk niet dat het goedkoper is om iemand statutair te maken dan om hem contractant te houden (zie tabel 1 en 2 achteraan in bijlage)9. Maar een statutair personeelslid heeft nog altijd betere loon- en arbeidsvoorwaarden dan een contractant, vooral op het gebied van ontslag, tucht en sociale zekerheid. Het bestuur dat statutairen aanstelt kan dus toch voor statutaire tewerkstelling kiezen, niet uit financiële overwegingen, maar omdat ze hiermee betere loon- en arbeidsvoorwaarden wil aanbieden. Dat kan uiteraard wel een valabele beleidskeuze zijn. Maar de statutaire tewerkstelling is niet de enige manier is om tot goede loon- en arbeidsvoorwaarden te 9 Op korte termijn kan in sommige gevallen de statutarisering van een contractant wel leiden tot een besparing. Maar het gaat hier om verdoken kosten, die pas zichtbaar worden bij de pensionering van de pensionering van het statutair personeelslid. Immers, voor elk statutair personeelslid dat uit dienst gaat, draagt het lokaal bestuur nog de pensioenlast. Bij een contractant draagt het bestuur deze kosten niet (ten laste van de Rijksdienst voor Pensioenen). 21 november 2011 - 9/15 komen. Sommige besturen verkiezen bijv. de contractuele tewerkstelling, en vullen de loon- en arbeidsvoorwaarden van (al) hun contractanten aan, om tot betere loon- en arbeidsvoorwaarden te komen. “Is de responsabiliseringsbijdrage een boete voor het bestuur dat te weinig statutairen in dienst heeft?” Neen, het is de loutere facturatie van de pensioenlast van de gepensioneerde medewerkers van dat bestuur. De pensioenlast van de gepensioneerde medewerkers moet hoe dan ook gedragen (betaald) worden. Kan het niet via de basisbijdrage, dan is het via de responsabiliseringsbijdrage. Voor sommige besturen volstaat 32,5% pensioenbijdrage op het loon van hun actieve statutaire medewerkers om hun pensioenlast te dragen. In andere besturen volstaat dat niet. Eerder dan de basisbijdrage voor iedereen op te trekken (die al hoog is!), heeft de RSZPPO, in samenwerking met de sociale partners, ervoor gekozen om aan die besturen die niet toekomen met de basisbijdragevoet, een extra factuur te sturen. “Is de stijging van de pensioenkosten een gevolg van te weinig actieve statutairen bij de lokale besturen?”Neen, dat blijkt uit de prognoses over de evolutie van de pensioenbijdragevoet bij de politiezones (pool 5) (zie tabel hieronder): Overzicht van de verschuldigde pensioenbijdrage voor pool 1, 2 en 5 - in de veronderstelling dat de pensioenlast van de vóór 2001 gepensioneerde politiemensen overgebracht wordt van pool 1 en 2 naar pool 5 (bron: berekeningen RSZPPO, 30 maart 2011) Loonmassa Pensioenlast Correctiefactoren10 Netto% Pool 1 1.519 584 40 35,87% Pool 2 1.330 767 34 55,01% Pool 5 1.814 657 13 35,50%11 Pool 5 is een atypische pool, want meer dan 95% van de actieve medewerkers in deze pool is statutair. Maar zelfs in deze pool bedraagt de pensioenbijdragevoet 35,50%, ook al is nagenoeg iedereen daar statutair. In pool 1 is slechts 40% statutair, en toch is de bijdragevoet nauwelijks hoger dan pool 5. Uit deze berekeningen blijkt dat de pensioenbijdragen van bijv. pool 1 nauwelijks lager zouden liggen als 95% van de medewerkers statutair werd. De hoge pensioenbijdragevoet is dus in de eerste plaats een weerspiegeling van de kostprijs van een overheidspensioen. Geen ristorno’s, want de pensioenlast van de vóór 2001 gepensioneerde politiemensen wordt in deze berekening overgedragen naar pool 5. 11 Dit is niet de officiële bijdragevoet, die nu (2011) nog 27,5% bedraagt. Dat komt omdat de pensioenlast van pool 5 vertekend is: de pensioenlast van de gepensioneerde politiemensen van vóór de politiehervorming in 2001, is opgenomen in de andere pools. Als deze pensioenlast wel ondergebracht was in pool 5, dan zouden we een correcte weergave krijgen van de verschuldigde pensioenbijdrage. 10 21 november 2011 - 10/15 Deze cijfers worden ook bevestigd door het gegeven dat gemeenten veel vaker een responsabiliseringsbijdrage moeten betalen dan OCMW’s, ook al situeert de grootste contractuele tewerkstelling zich bij de OCMW’s.167 lokale besturen in het Vlaamse gewest van pool 1 zijn een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd waarvan 19 intercommunales, 1 AGB, 3 ziekenhuizen (Geel, Oudenaarde, Willebroek, 101 gemeenten) en 43 OCMW’s. Dat komt omdat OCMW’s van oudsher meer contractanten aangeworven hebben en dus geen historische pensioenschuld moeten dragen. “Dreigen we onze gesco subsidies te verliezen als we te weinig statutairen in dienst hebben?” Neen, een bestuur dat gesco-premies ontvangt moet aantonen dat de globale tewerkstelling niet daalt. De rechtpositie van de medewerkers (statutair of contractant) speelt geen rol. “Vanaf wanneer is de regulariseringsbijdrage verschuldigd? En moet bij de vaste benoeming van een gesco, de reëel betaalde werkgeversbijdrage verrekend worden?” De eerste vijf contractuele jaren zijn vrijgesteld van de regulariseringsbijdrage, ook al wordt de medewerker meer dan vijf jaar na zijn contractuele aanwerving vast benoemd. De nieuwe regeling start vanaf 2012 en geldt dus voor vaste benoemingen van contractanten vanaf 1 januari 2017. Als de proeftijd één jaar bedraagt, moet de aanwerving in statutair dienstverband ten laatste op 1 januari 2016 gebeuren, om de regulariseringsbijdrage te vermijden. Het is daarbij ook belangrijk om weten dat de regularisatiebijdrage voor een gesubsidieerde contractueel berekend moet worden op de theoretische werkgeversbijdrage van 8,86% en werknemersbijdrage van 7,50% voor de sector pensioenen, en dus niet op de werkelijk betaalde werkgevers- en werknemersbijdragen. Zo niet zou de regularisatiebijdrage de aan het lokaal bestuur verleende bijdragevermindering voor de gesco retroactief ongedaan maken, wat niet de bedoeling is. 21 november 2011 - 11/15 Bijlage 1. AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT EN LEEFTIJDSKLASSE, PER POOL (bron: RSZPPO, cijfers 2010) 21 november 2011 - 12/15 21 november 2011 - 13/15 Tabel 1 – VERSCHULDIGDE SOCIALE BIJDRAGEN VOOR HET VASTBENOEMDE EN DAARMEE GELIJKGESTELDE PERSONEEL IN OVERHEIDSDIENST (2011)12 De verschuldigde pensioenbijdrage is nog van het jaar 2011. De nieuwe bijdragen voor 2012 en volgende, en de responsabiliseringsbijdrage zijn dus hier (nog) niet verrekend. FGGO13 AMBTENAREN Sector Loonbegrip Werkgever PPO14 Werknemer Werkgever Werknemer Loon sensustricto Gezondheidszorg 3,80% 3,55% 3,80% 3,55% ZIV-uitkeringen Geen, tenzij bij eenzijdige beëindiging van het ambt door de overheid Werkloosheid Geen, tenzij bij eenzijdige beëindiging van het ambt door de overheid Pensioenen Geen / wel 7,50% omslagsysteem Pool 1 = 24,50% 7,50% Pool 2 = 32,50% Pool 3 = geen Pool 4 = geen Pool 5 = 20,50% Gezinsbijslagen Geen / 5,25% / Arbeidsongevallen Geen / Geen / Beroepsziekten Geen / 0,17% / 3,80% 3,55% 9,22% 11,05% 3,80% 11,05% 33,72% (pool 1) 11,05% Totaal zonder pensioenbijdrage Totaal met pensioenbijdrage15 (omslagbijdrage) 41,72% (pool 2) 29,72% (pool 5) JANVIER, Sociale bescherming van het overheidspersoneel: stilstand of ‘standstill’?, uit Ontwikkelingen in de sociale zekerheid 2005-2010, voor KU Leuven, vervolmakingscyclus. Tekst afgesloten in februari 2011. 12R. 13FGGO: federale, gemeenschaps- en gewestelijke overheidsdiensten. 14PPO = plaatselijke en provinciale overheidsdiensten. loonmatigingsbijdrage is hierin nog niet verwerkt. Als de loonmatigingsbijdrage er wel zou in verwerkt zijn, zou een statutair aan een lokaal bestuur van pool 1 40,47% werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid kosten. De werkgeversbijdrage voor een bestuur van pool 2 is nog 8% hoger… 15De 21 november 2011 - 14/15 Tabel 2 – VERSCHULDIGDE SOCIALE BIJDRAGEN VOOR HET CONTRACTUEEL TEWERKGESTELDE PERSONEEL (2011)16 CONTRACTAN FGGO PPO Particuliere sector TEN Sector Loonbegrip Gezondheidszor Werkgever Werk- Werk- Werk- Werk- Werk- nemer gever nemer gever nemer Loon sensulato 3,80% 3,55% 3,80% 3,55% 3,80% 3,55% ZIV-uitkeringen 2,35% 1,15% 2,35% 1,15% 2,35% 1,15% Werkloosheid 1,46% 0,87% 1,46% 0,87% 1,46% 0,87% Pensioenen 8,86% 7,50% 8,86% 7,50% 8,86% 7,50% Gezinsbijslagen 7,00% / 5,25% / 7,00% / Arbeidsongevall Geen / Geen / 0,30% / Geen / 0,17% / 1,00% / 23,47% 13,07% 21,89% 13,07% 24,79% 13,07% g en Beroepsziekten Totaal17 Een statutair kost dus aan de federale overheid 3,80% aan werkgeversbijdrage, maar aan een lokaal bestuur (pool 1) 33,72% (in 2011) werkgeversbijdrage. Dit cijfer omvat, naast 24,50% pensioenbijdrage, ook andere socialezekerheidsbijdragen. De werkgeverbijdrage voor een bestuur van pool 2 is in 2011 nog 8% hoger… Een contractant daarentegen kost aan de federale overheid 23,47%, maar aan een lokaal bestuur 21,89% en aan de private sector 24,79%. De cijfers spreken voor zich… 16R. JANVIER, Sociale bescherming van het overheidspersoneel: stilstand of ‘standstill’?, uit Ontwikkelingen in de sociale zekerheid 2005-2010, voor KU Leuven, vervolmakingscyclus. Tekst afgesloten in februari 2011. 17De loonmatigingsbijdrage is hierin nog niet verwerkt. Als de loonmatigingsbijdrage er wel zou in verwerkt zijn, zou de werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid van een contractant van een lokaal bestuur 30,95% bedragen. 21 november 2011 - 15/15