16 12) Macht en politiek 12.1) Een definitie van macht Macht verwijst naar de capaciteit die A heeft om het gedrag van B te beïnvloeden, zodat B ageert zoals A wil. Impliceert een potentieel en een afhankelijke relatie Hoe groter de afhankelijkheid van B op A, hoe groter de macht van A. Afhankelijkheid is gebaseerd op alternatieven die B waarneemt en het belang van die alternatieven die A controleer 12.2) Het verschil tussen leiderschap en macht Macht heeft geen behoefte aan doelcomptabiliteit, enkel afhankelijkheid. Bij leiderschap moeten de doelen van de leider en de volgers enigszins overeenstemmen Leiderschap draait vooral om neerwaartse invloed, terwijl macht in alle richtingen kan verlopen Leiderschap draait vooral rond stijl, terwijl macht breder is (vooral onderzoek hoe men aanvaarding moet verkrijgen) 12.3) De basis van macht 12.3.1) Coërcieve macht Macht, gebaseerd op angst. Men dreigt of gebruikt fysieke of Ψ sancties 12.3.2) Beloningsmacht (<-> coërcieve macht) Mensen gaan akkoord met de wensen of bevelen van anderen doordat ze zo positieve beloningen ontvangen. Iemand die beloningen (geld, uitdagend werk, aangename werksfeer, …) kan toekennen die anderen als waardevol zien, heeft dus macht over hen 12.3.3) Legitieme macht De macht die een persoon krijgt door zijn positie in de formele hiërarchie van het bedrijf 12.3.4) Expertise macht Invloed die men verwerft doordat men speciale kennis of vaardigheden bezit. Naarmate jobs gespecialiseerder worden, groeit de macht van specialisten 12.3.5) Macht door referentie Je hebt macht over de nader, omdat die zich met jou identificeert vanwege jouw bronnen of persoonlijke kenmerken (~charisma) 17 12.4) Afhankelijkheid: de sleutel tot macht 12.4.1) Het algemene afhankelijkheidspostulaat Hoe groter de afhankelijkheid van B op A, hoe groter de macht van A op B Hangt natuurlijk af van de waarde van de alternatieve bronnen die je kunt geven. Bvb. als je een monopolie hebt van kennis, prestige, … dan krijg je macht. Hoe meer iemand beroep kan doen op verschillende bronnen, hoe kleiner de macht wordt van elke bron 12.4.2) Wat creëert afhankelijkheid? 12.4.2.1) Belangrijkheid Om afhankelijkheid te creëren, moet de dingen die je bezit als belangrijk worden ervaren. Bvb. individuen of groepen die in een org onzekerheid kunnen wegnemen, zullen als belangrijk worden ervaren Onderhandelaars in een org hebben meer macht tijdens een crisis dan als alles goed gaat. Macht & de waarde van je bron zijn dus ook situationeel 12.4.2.2) Schaarste Zo kunnen lage managers die info hebben die hogergeplaatste niet hebben plots over meer macht beschikken. Dit verklaart ook waarom men soms anderen niet wil trainen of opleiden of men soms zelfs procedures verbrand, gewoon om hun invloed in de org niet te verliezen 12.4.2.3) Onvervangbaarheid Hoe meer een bron niet vervangbaar is, hoe meer macht de bezitter ervan krijgt 12.5) Machtstechnieken Technieken: 1) Reden: gebruik van feiten & data om ideeën logisch en rationeel uit te leggen 2) Vriendelijkheid: vleien, goeie wil creëren, nederig zijn, …. 3) Coalitie: steun van anderen zoeken en krijgen om het verzoek te ondersteunen 4) Onderhandelen 5) Assertiviteit: aanvaarding vragen voor een voorstel,, naar regels verwijzen, mensen vertellen wat ze moeten doen 6) Hogere autoriteit: steun verwerven van hogergeplaatsten 7) Sancties Mensen met macht of die waardevolle bronnen bezitten gebruiken een groter scala van technieken dan mensen met minder macht en doen meer beroep op assertiviteit Wanneer vroegere ervaringen tot succes hebben geleid, dan gebruiken managers een simpel verzoek tot aanvaarding. Als succes minder voorspelbaar is, gebruiken ze meer sancties en assertiviteit. Ook zijn er wel culturele verschillen 18 12.6) Macht in groepen: coalitie = een informele groep die gebonden wordt doordat ze samen opkomen voor een bepaald doel. Iemand die machtig is heeft geen behoefte aan een coalitie. Mensen die weinig macht hebben, kunnen zich bundelen en hun bronnen samen gooien waardoor hun macht vergroot. Ontstaan heel vlug, kennen een ‘vloeiend’ leiderschap, gaan op hun doel af en verdwijnen vaak snel In de politiek worden coalities net zo groot om de objectieven te bereiken. In het bedrijfsleven is dat anders: men probeert zo groot mogelijk te worden omdat men doelen niet enkel moet bereiken maar ook moet implementeren. Coalities zullen natuurlijk vlugger groot worden in een orgcultuur waar coöperatie, betrokkenheid en gedeelde besluitvorming centraal staan. Ook zullen coalities vaker voorkomen als er veel afhankelijkheid is tussen departementen qua bronnen & taken Ook komen coalities vaker voor wanneer de taken van een groep routinematig zijn 12.7) Seksuele intimidatie: ongelijke macht op de werkvloer = ongewenste avances, eisen voor seksuele gunsten en ander verbal of fysiek gedrag van seksuele aard De relatie met de directe chef is een ongelijke machtsrelatie waarbij de chef beloningen en straffen kan uitdelen. Hij heeft macht omdat ij waardevolle bronnen bezit die schaars zijn voor de WN. Sommige chefs geloven dat het seksueel lastig vallen van personeel eigenlijk in het verlengde ligt van hun macht. Vele vrouwen hebben schrik om erover te praten uit vrees voor weerwraak en bovendien is het zijn woord tegen het hare. Collega’s hebben niet meer macht en toch zijn zij vaak de grootste bron van OSG. Waar halen ze hun macht? Meestal door het geven of weerhouden van info, samenwerking en steun. 19 12.8) Politiek: macht in actie 12.8.1) Definitie Die activiteiten die niet nodig zijn voor iemands formele rol in een org, maar die de verdeling tussen voor- en nadelen binnen de org (trachten te) beïnvloeden Legitiem politiek gedrag verwijst naar het alledaagse politieke leven (vormen van coalities, klagen bij chef, ontwijken van de bevelslijn, …) Niet-legitiem politiek gedrag refereert naar extreem politiek gedrag die de regels van het spel schaden (bvb. sabotage, symbolisch protest, onwettig ziekteverlof, klikken, …) De meerderheid van het gedrag is legitiem omdat er steeds een risico is dat je uit de org wordt gegooid 12.8.2) De realiteit van politiek Org bestaan uit individuen en groepen met verschillende waarden, doelen en interesses. Dit kan leiden tot een potentieel conflict over bronnen. Die org bronnen zijn trouwens beperkt wat een potentieel conflict kan omzetten in en echt conflict. Dit komt ook door de perceptie dat het toekennen van bronnen aan anderen eigenlijk ten koste is van anderen binnen de org. De belangrijkste oorzaak is het feit dat de maatstaven die worden gebruikt om bronnen toe te wijzen eigenlijk arbitrair zijn (bvb. wat is een goede prestatie? Wat is adequaat? …) Ten slotte, omdat de meeste beslissingen moeten worden genomen in een ambigu klimaat, is het logisch dat de leden alles zullen proberen om hun doelen en interesses te ondersteunen. 12.8.3) Factoren die bijdragen tot politiek gedrag 20 12.8.4) Tips om je politieke efficiëntie te vergroten 1) Kader je argumenten binnen de organisatorische doeleinden 2) Ontwikkel het juiste imago & 3) Verwerf controle over org bronnen 4) Zorg ervoor dat je schijnbaar onmisbaar wordt 5) Wees zichtbaar in de org & 6) Ontwikkel machtige allianties 7) Vermijd WN die geen kant kiezen 8) Steun je chef 12.8.5) Impressiemanagement Positief gepercipieerd worden door anderen kan helpen om voordelen te krijgen in een org. = het proces waarbij een individu tracht de indruk te controleren die anderen hebben van hem Lage zelfstuurders tonen een imago dat consistent is met hun persoonlijkheid, ongeacht de voor- of nadelen. Hoge zelfstuurders schatten situaties accuraat in en passen hun voorkomen en gedrag aan aan de situatie IM wil niet zeggen dat de indrukken die men geeft steeds vals zijn. Men moet met die indrukken voorzichtig omspringen zoniet kan men als een manipulator of als iemand oneerlijk overkomen. IM komt voor in onzekere en ambigue situaties 21 12.8.6) Defensief gedrag 12.8.6.1) Actie vermijden Overconformeren: overdreven klemtoon leggen op regels (toepassen zonder denken) Afschuiven van verantwoordelijkheid over beslissingen of uitvoeren van een taak naar iemand anders Zich van de domme houden Depersonaliseren = anderen als objecten of nummers beschouwen Stretchen (een taak uitrekken zodat je nog lang druk bezig bent) en smoothing (= afronden van fluctuaties qua inspanning of productiviteit) Stalling = je toont je publiekelijke steun maar privé doe je niks 12.8.6.2) Schuld vermijden Buffing = uitvoerig activiteiten documenteren zodat je competent en grondig overkomt Zeker spelen bvb. enkel projecten aannemen die een hoge slaagkans hebben Rechtvaardigen = verklaringen geven die je verantwoordelijkheid doen afnemen bij een negatief gevolg en/of zich verontschuldigen en spijt betonen Zondebok = de schuld van een negatief feit bij externe factoren leggen (die je weinig kunt verwijten) Misrepresenteren = manipulatie van info door vervorming, deceptie, selectieve presentatie, … 12.8.6.3) Effecten van defensief gedrag Op korte termijn kan het voordelig zijn voor een individu. Op lange termijn kan het chronisch of pathologisch worden waardoor ze het geloof en vertrouwen van hun chef en collega’s verliezen. Met mate kan het echter je overlevingskansen in een org verhogen Voor de org reduceert defensief gedrag de effectiviteit van de org: op korte termijn vertraagt het beslissingen, creëert het groepsspanningen, verlaagt risico’s nemen, maakt attributies en evaluaties onbetrouwbaar. Op lange termijn zorgt het voor rigiditeit en stagnatie van de org, lage WNmoraal, een gepolitiseerde orgcultuur 12.8.7) De ethiek van politiek gedrag