STAR(T)-methode De STAR-methode werkt goed in gesprekken waarin je in relatief korte tijd een compleet beeld wilt krijgen van een persoon of thema. STAR staat voor: Situatie, Taken, Activiteiten, Resultaat en Transfer. Binnen elk veld stel je gerichte vragen, van algemeen naar specifiek. START Situatie Vragen S T Taken Wat was jouw taak of rol in dit voorbeeld? Wat werd er van je verwacht? A Activiteiten Wat was je reactie? Hoe heb je dat aangepakt? Hoe heb je dat opgelost? Wat waren de opmerkingen? Hoe ben je daarmee omgegaan? Hoe heb je het voor elkaar gekregen? R Resultaat Wat was het resultaat? Waar heeft dit toe geleid? Wat vond je ervan? Hoe voelde jij je erbij? Wat vonden de andere mensen ervan? T Transfer Maak de link met jouw ondernemerschap. Waar zal je het moeilijk mee hebben? Hoe kan deze competentie je helpen in je onderneming? Jouw verhaal Beschrijf een situatie waarin je de competentie zelfkennis of gerichtheid op leren al dan niet gebruikt hebt. 1