Economie samenvatting Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Kenmerken van het aanbod van arbeid (beroepsbevolking): - bestaat uit alle mensen van 15 t/m 65 jaar die willen en kunnen werken - bestaat uit geregistreerde werkelozen, werknemers en zelfstandigen Je bent pas officieel werkloos als je staat ingeschreven bij het CWI De niet-beroepsbevolking bestaat uit mensen van 15 t/m 65 jaar die niet werken en dat ook niet willen De niet-beroepsbevolking en de beroepsbevolking = de beroepsgeschiktebevolking Het deelnemingspercentage/participatiegraag word als volgt berekend: Beroepsbevolking : beroeps geschikte bevolking x 100 (deel:geheelx100) De beroepsbevolking groeit elk jaar dit komt door: - Demografische groei - Verandering van opvatting, meer vrouwen aan het werk - Bevolkingssamenstelling, vergrijzing - Aanzuigeffect: groei van de economie, dus meer mensen bieden zich aan omdat ze verwachten dat er sneller werk te krijgen is - Ontmoedigingseffect: slechte economie, ze bieden zich niet aan omdat de verwachten dat de kans kleiner is dat ze werk vinden ook al willen ze wel werken - Wetgeving, bijstand man en vrouw moeten opzoek naar een baan - Organisatie van het arbeidsproces, betere kinderopvang Kenmerken van de vraag naar arbeid - uitgeoefend door bedrijven, de overheid en werkgevers - bestaat uit de vraag naar werknemers, de vraag naar arbeidskracht van zelfstandigen en vacatures - vaak stijgende lijn, door groei van economie - beïnvloed door technologische ontwikkelingen De vraag naar arbeid bestaat uit een concrete markt en een abstracte markt. Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten Abstracte markt: het geheel van vraag en aanbod Werkgelegenheid omvat alle werknemers en zelfstandigen (het aantal mensen dat daadwerkelijk arbeid verricht) Er kan gemeten worden in arbeidsjaren en personen. Arbeidsjaren: een volledige baan van 38uur per weeek Personen: het aantal mensen Het aantal personen is groter dan de arbeidsjaren omdat veel mensen hun baan in deeltijd uitvoeren. De p/a-ratio geeft weer hoeveel personen er gemiddeld per arbeidsjaars werken. Hoe meer er voltijd word gewerkt des te lager de p/a-ratio is. Krappe arbeidsmarkt: de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod Ruime arbeidsmarkt: de vraag is kleiner dan het aanbod Hoofdstuk 2 Ondernemingsvorm: een rechtsvorm van de onderneming, opgenomen in de wet Kenmerken van een eenmanszaak: - 1 eigenaar - Vaak kleinere bedrijven, maar hoeft niet - Privé aansprakelijk - Belangrijke beslissingen zelf maken - Winst voor jezelf houden - Zaak gaat vaak verlorren bij overlijden eigenaar Vennootschap onder firma (VOF) - Meerder eigenaren - Werk beter verdeelt, meer overleg en dus meer kans op ruzie - Privé aansprakelijk - Geld lenen gaat makkelijker Besloten vennootschap (BV) / Naamloze vennootschap (NV) - Scheiding tussen leiding en eigenaren - De NV en BV zijn rechtspersonen, juridisch zelfstandig - Niet privé aansprakelijk De aandeelhouders zijn de eigenaren bij de BV en NV. Een aandeelhouders heeft een eigendomsbewijs van een bedrijf. Dan ontvang je dividend, een deel van de winst. Verschillen NV en BV Ondernemingsvormen Aandelen vrij verhandelbaar Naamloze Ja vennootschap Besloten vennootschap Nee Aandelen op naam Nee Ja Dagelijkse leiding De raad van bestuur, die word gecontroleerd door de raad van commissarissen (vertegenwoordiging van de aandeelhouders) Aandeelhouders hebben de dagelijkse leiding als directeur(en) Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst tussen werkgever- en nemer waar zwart op wit de arbeidsvoorwaarden in staan. Individuele arbeidsovereenkomst: hierin wordt het loon, de arbeidstijd etc vastgeled voor al het overige word verwezen naar de collectievenarbeidsovereenkomst (CAO). Dit is een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde bedrijfstak. De vakbonden/werknemersbonden onderhandelen met werkgeversbonden over de CAO Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en arbeidstijden Secundaire arbeidsvoorwaarden: vakantieregelingen, middagpauze, kinderopvang etc De rijksbegroting is een overzicht van de verwachte inkomsten uit uitgaven van de overheid. De Miljoenennota is een soort samenvatting daarvan. Als de rijksbegroting bekend is gaan de sociale partners onderhandelen. Dit doen ze in de stichting van de Arbeid, en heet het centraal overleg. Alle werknemersbonden organiseren zich dan in werknemerscentrales (vakcentrale) en de werkgeversbonden in werkgeverscentrales. Een CAO heeft een algemeenverbindendverklaring, het geldt dus voor alle bedrijven die in de bedrijfstak vallen. Hoofdstuk 3 Inflatie: een stijging van het algemeen prijspeil, dus een gemiddelde stijging van producten Vrijwel elk jaar vind er inflatie plaats. De werknemers willen dan minstens een loonstijging die hun koopkracht op peil houdt = prijscompensatie Initiële loonstijging: extra loonstijging boven op de prijscompensatie Beide loonstijgingen geleden voor de gehele CAO. Alleen de incidentele loonstijging is persoongebonden, hieronder valt bijvoorbeeld loonstijging door promotie De gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid (uur,week) = arbeidsproductiviteit Oorzaken voor stijging van de arbeidsproductiviteit: - Technische ontwikkelingen, mechanisering = gebruik maken van machines / automatisering = gebruik maken van computers en robots - Arbeidsverdeling en specialisatie, door het werk in verschillende processen te verdelen gaan mensen zich richten op 1 taak en worden daar dan ook heel gespecialiseerd in - Bijscholing Een stijging van de arbeidsproductiviteit heeft tot gevolg dat werknemers meer produceren, dat de opbrengen per werknemer voor een bedrijf stijgen en daardoor willen werknemers meer betaald krijgen. Niet in alle sectoren is het mogelijk om de arbeidsproductiviteit te verhogen zoals in de Quartaire sector (niet commerciële dienstverlening, bijv: ziekenhuis). Bij de primaire sector (landbouw en visserij), de secundaire sector (industrie) en de tertiaire sector ( commerciële dienstverlening) is dit veel gemakkelijker. Toch stijgen de lonen niet altijd mee met de verhoogde arbeidsproductiviteit omdat de lonen landelijk anders teveel uit elkaar zouden kom te liggen. Bij loonstijging wordt namelijk niet uitgegaan van de arbeidsproductiviteit van een bedrijf, maar van de landelijke gemiddelde stijging van de arbeidsproductiviteit. Bij arbeidstijdverkorting word de werkweek korter. De werkgever krijgt dan hetzelfde maandloon, maar verdient bij wijze van spreke meer loon alleen dan in vrije tijd uitbetaald. Een werknemer ziet loon als inkomstenbron, voor de werkgever zijn het juist kosten. Verkochten goederen x verkoopprijs = omzet/opbrengst (om omzet te maken, maakt een bedrijf bedrijfskosten zoals loon en machinekosten) Omzet – bedrijfskosten = winst Als de lonen stijgen, maar de werknemers produceren niet meer goederen stijgen de loonskosten per product. Extra uitleg: Lonen vallen onder bedrijfskosten dus als die stijgen, maar de werknemers evenveel producten blijven produceren blijft er dus minder winst over. Het gevolg van loonkosten per product: - Verhogen van de prijzen als dit mogelijk is qua concurrentie - Het verplaatsen van de productie naar lage lonen landen - Daling van de winst voor bedrijven - Mensen vervangen door machines Het stijgen van lonen kan leiden tot 2 verschillende reacties Hogere lonen Lagere winsten (omdat ze meer loon uit moet keren) Hogere lonen Hogere winsten (omdat de koopkracht stijgt, en mensen meer gaan besteden) Arbeidsproductiviteit stijgt sneller dan de lonen loonkosten per product dalen ruimte voor prijsdaling (het omgekeerde geldt wanneer de lonen sneller stijgen dan de arbeidsproductiviteit) Hoofdstuk 4 De omvang van de productie heeft invloed op de werkgelegenheid. Als een bedrijf veel produceert hebben ze veel arbeidskrachten nodig. Tenzij ze natuurlijk gebruik maken van machines. In de industrie en de landbouw is de arbeidsproductiviteit gestegen. Hierdoor gingen meer mensen werken in de dienstverlening en daardoor kon de welvaar stijgen. Sommige sectoren verdwijnen door technologische ontwikkelingen. Door innovatie ontstaat werkeloosheid op korte termijn, maar op langere termijn ontstaat er werkgelegenheid in andere sectoren Innovatie: het vernieuwen van producten en productieprocessen Investeren: het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven zoals machines, gebouwen etc Bedrijven investeren arbeidsproductiviteit stijgt Als een gezin (de bevolking) goederen koopt noemen we dit consumeren. Door het analyseren van verschillende bedrijfsplannen kunnen bedrijven nagaan of ze beter kapitaalintensief (in verhouding meer machines dan werknemers) of arbeidsintensief (meer werknemers in verhouding dan machines) kunnen produceren. Substitutie: van arbeidsintensief werk naar kapitaalintensief werk Diepte investering: een investering die er voor zorgt dat de arbeidsproductiviteit stijgt Breedte investering: een investering waarbij de arbeidsproductiviteit gelijk blijft Om de juiste productiemethode te kiezen gebruiken we grafieken. Hier kan in af te lezen zijn dat een bepaalde productiemethode schaalvoordelen heeft. Dit betekend dat de machine meer producten maakt, waardoor de kosten van de machine verdeeld kunnen worden over meer producten. Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lage lonen landen, dit zijn meestal multinationals (Shell, Philips etc). Dit doen ze om hun concurrentiepositie te verbeteren. Concurrentiepositie: het vermogen om beter/goedkoper te produceren dan concurrenten. Het belangrijkste hierbij is de prijs, maar ook de kwaliteit speelt een rol Loonstijging productie naar lage-lonen landen massa ontslagen Op korte termijn is dit ongewenst, op lange termijn zorgt het voor verschuiving van de werkgelegenheid. Het is gunstig om je te specialiseren in producten die jij het best/goedkoopst kunt maken. Door de productie verschuiven stijgt de welvaart door de toegenomen export. Hoofdstuk 5 Kenmerken van werklozen - 16 t/m 64 jaar - Niet of minder dan 12uur per week werken - Werk zoeken voor minstens 12uur per week - Ingeschreven bij het CWI - Binnen 2 weken aan de slag kunnen als er een geschikte baan is vrijgekomen Als “werklozen” niet aan al deze criteria voldoen zijn ze niet officieel werkeloos en horen ze dus bij de verborgen werkeloosheid. Als het goed gaat met de economie verdwijnt een deel van de verborgen werkelozen door het aanzuigeffect (zie hoofdstuk 1). In tijden van een slechte economie gebeurd het omgekeerde door het ontmoedigingeffect (zie hoofdstuk 1). Verborgen werkgelegenheid o.a.: vrijwillergswerk en zwartwerk Verschillende oorzaken van werkeloosheid Fricitiewerkloosheid: De werkloosheid die ontstaat omdat het een tijdje kan duren voor een werknemer een baan heeft gevonden als hij net ontslagen is of zijn opleiding heeft afgerond Seizoenswerkeloosheid: Ontstaat door dat sommige bedrijven in een bepaald jaargetijde minder of niet kunnen produceren zoals bijv. schilders of een strandtent Kwalitatieve structuurwerkloosheid: Ontstaat doordat er een ander soort arbeid gevraagd word dan dat er word aangeboden Kwantitatieve structuurwerkloosheid - Verdwijning banen door mechanisatie of automatisering - Verdwijning banen door reorganisaties - Verdwijning banen door verplaatsing naar buitenland - Verdwijning banen door te weinig winst - Verdwijning banen door dat het product niet meer verkocht wordt Conjuncturele werkeloosheid: Ontstaat door lage bestedingen in vergelijking met de productiecapaciteit. Deze werkeloosheid doet zich gelijktijdig in een land voor. Bezettingsgraad: Werkelijke productie : productiecapaciteit x 100 Productiecapaciteit: de hoeveelheid producten die een bedrijf maximaal kan produceren Maatregelen om werkeloosheid te bestrijden Conjuncturele werkeloosheid: De overheid kan meer geld besteden of subsidies verstrekken en belastingen verlagen. Kwalitatieve werkeloosheid: De arbeidsmobiliteit vergroten doordat de beroepsbevolking zich aanpast aan de veranderingen van de vraag naar arbeid. Kwantitatieve werkeloosheid: zorgen voor lagere loonkosten want dat zorgt voor lagere prijzen, hogere winstgevendheid, minder mechanisering, minder verplaatsing naar het buitenland. De wig geeft aan wat het verschil is tussen wat een werknemer kost voor de werkgever (loon) en het nettoloon dat de werknemer ontvangt. De overheid kan de loonkosten beïnvloeden door belastingen en sociale premies te verlagen, en subsidies te geven. Seizoenswerkeloosheid / Frictiewerkeloosheid: Deze 2 vormen van werkeloosheid zijn bijna natuurlijk. Seizoenswerkeloosheid zul je altijd houden, maar de mate waarin kan soms wel geholpen worden. Frictiewerkloosheid kan opgelost worden door betere arbeidsbemiddeling Deeltijd werk zorgt ervoor dat de werkeloosheid in personen zal dalen maar de werkeloosheid in arbeidsjaren zal gelijk blijven. Arbeidstijdverkorting zorgt er voor dat er meer mensen nodig zijn om hetzelfde werk te doen Arbeidstijdverlenging moet het tekort aan arbeidskrachten tegengaan Flexibilisering zorgt er voor dat werknemers flexibel ingezet kunnen worden. Er zijn verschillende reden waarom dit de loonkosten laat dalen: - Werknemers in vaste dienst zijn duur - Tijdelijke krachten zijn goedkoper - Als de productie laag is kunnen ze het aantal krachten daar makkelijk op aan passen Soort werknemer Vast dienstverband Dienstverband voor bepaalde tijd Uitzendkrachten Lengte arbeidscontract In principe een heel arbeidsleven Bepaalde duur bijv 1 jaar Onbepaalde tijd, maar vaak geen jaren Uitzendbureau is een commerciële instantie die bemiddelt tussen bedrijven en werkzoekenden. Het uitzendbureau betaald de werknemer, en krijgt een vergoeding van het bedrijf.