Gespreksvoering Praten met de leerling in plaats van praten tegen de leerling Projectverslag Beroepsproduct 2(OAR-H3BERPDT2-12) Instituut Archimedes, Opleiding Docent Engels (2e graads) Student: Andrea Hertog studentennummer:1510380 Begeleider HU: Sally Ribnick Begeleider werkplek: Carry van Tetering Werkplek: De Lingeborgh Samenvatting Gesprekken met leerlingen is binnen de school iets wat dagelijks aan de orde van de dag is. Niet alle gesprekken met leerling zullen altijd even serieus zijn, maar dat wil niet zeggen dat deze minder belangrijk zijn. Gewoon een praatje op de gang, voor of na afloop van de les is minstens zo belangrijk omdat dit een band schept met leerlingen volgens Teitler (2010). Om deze reden is dit onderzoek gedaan naar het verloop van gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh. Op basis van uitkomsten uit de praktijk en literatuur is een ontwerp gemaakt voor een product wat makkelijk en praktisch toepasbaar is bevonden. Dit product is een advies voor het voeren van gesprekken met leerlingen om zo docenten binnen De Lingeborgh te informeren over hoe gesprekken met leerlingen effectiever kunnen worden gevoerd. Waarbij interactie, wat als één van de speerpunten binnen het adaptief onderwijs wordt genoemd, een duidelijke rol speelt. Het product in de vorm van een advies omvat een stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen en kan zowel binnen de klas al daarbuiten worden toegepast. Het product is gericht aan nieuwe docenten van De Lingeborgh, docenten die moeite ervaren met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die nog niet heel veel ervaring hebben met het voeren van gesprekken met leerlingen en docenten die op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen zich verder willen ontwikkelen om zo hun professionele ontwikkeling te kunnen bevorderen. Andrea Hertog Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................................ 2 Hoofdstuk 1: Inleiding................................................................................................................................ 4 1.1 Aanleiding en opdracht ................................................................................................................... 4 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem........................................................................... 4 1.3 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek ........................................................................................................ 6 2.1 Inleiding verkennend onderzoek..................................................................................................... 6 2.2 Praktijkverkenning .......................................................................................................................... 6 2.2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 6 2.2.2 Plan van aanpak en middelen ..................................................................................................... 7 2.2.3 Resultaten en conclusies ............................................................................................................ 9 2.3 Literatuurverkenning..................................................................................................................... 11 2.3.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 11 2.3.2 Gespreksvoering ....................................................................................................................... 11 2.3.3 Conclusies ................................................................................................................................. 14 Hoofdstuk 3: Het beroepsproduct ........................................................................................................... 15 3.1 Conclusies verkenning ................................................................................................................ 15 3.2 Ontwerpeisen ............................................................................................................................... 15 3.3. Vormgeving product .................................................................................................................... 16 3.3.1. Onderwerp ............................................................................................................................... 16 3.3.2. Doelgroep ................................................................................................................................. 17 3.3.3. Doel .......................................................................................................................................... 17 3.3.4. Vorm......................................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 4: Evaluatie en presentatie .................................................................................................... 19 4.1 Presentatie ................................................................................................................................... 19 4.2 Evaluatie ...................................................................................................................................... 19 Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning .................................................................... 21 Bijlage 2B Uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven .................................................... 22 Bijlage 3A Het beroepsproduct ........................................................................................................... 29 Bijlage 4A Presentatie ........................................................................................................................ 31 Bijlage 4B Vragenlijst evaluatie .......................................................................................................... 33 Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 34 3 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht Voor dit onderzoek is gekozen voor een verdieping in het voeren van gesprekken met leerlingen. Dit onderzoek heeft als doel om informatie te verschaffen binnen De Lingeborgh aan docenten die moeite ervaren met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die nog niet heel veel ervaringen hebben met het voeren van gesprekken met leerlingen en docenten die op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen zich verder willen ontwikkelen om zo hun professionele ontwikkeling te bevorderen. Dit onderzoek zal plaatsvinden op De Lingeborgh, te Geldermalsen. De Lingeborgh werkt vanuit het perspectief dat een persoonlijke benadering zorgt voor goede leerresultaten bij leerlingen en zorgt daarbij voor aandacht op maat (Lek en Linge, 2015). Dit geldt uiteraard niet alleen voor mentoren, maar voor alle docenten schoolbreed. Vanuit deze gedachte is in overleg met Mevr. C. van Tetering, teamleidster VMBO GT en tevens de opdrachtgever, gekozen voor een verdieping op het gebied van gesprekken voeren met de leerling. In dit onderzoek naar het voeren van gesprekken met leerlingen zal de nadruk worden gelegd op de professionele ontwikkeling van de docent binnen het VMBO GT. Momenteel geef ik les aan zowel de onder- en bovenbouw van het VMBO GT en ben zelf mentor van een klas 3GT. Het betreft een beschrijvend onderzoek (Donk & Lanen, 2013) waarmee wordt getracht om de situatie omtrent het voeren van gesprekken met leerlingen te verbeteren. De opgedane kennis omtrent dit thema dient toepasbaar te zijn tijdens lessituaties, maar ook voor en na de les. Tijdens lessituaties zullen situaties ontstaan waarbij het voeren van gesprekken met leerlingen noodzakelijk is. Daarnaast kunnen ook persoonlijke omstandigheden van de leerlingen een aanleiding zijn om gesprekken te voeren. Hierbij heeft de docent de aangewezen taak om deze gesprekken te voeren en is het noodzakelijk hier op juiste wijze naar te kunnen handelen. Voor dit onderzoek zal in de eerste instantie aan de hand van leerling enquêtes binnen verschillende leerjaren van het VMBO GT onderzocht worden naar ervaringen en behoeftes van leerlingen op het gebied van gesprekken voeren met hun docenten. Aan de hand van literatuur zal ik onderzoeken wat een gesprek is, welke gespreksvormen er zijn en het belang van goede gespreksvormen uiteenzetten. Daarbij zoek ik ook antwoord op vragen over hoe en wanneer je verschillende gespreksvormen het beste kunt toepassen. Aan de hand hiervan verwacht ik een duidelijk beeld te kunnen neerzetten over het voeren van gesprekken met leerlingen. Op basis daarvan zal er een product worden ontworpen in de vorm van een advies en wat tevens moet bijdrage aan het handboek voor docenten. 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem De Lingeborgh is een openbare scholengemeenschap dat eindonderwijs verzorgd op het gehele VMBO en HAVO/VWO tot en met het derde leerjaar. Met zo’n 1150 leerlingen is de Lingeborgh is een school met een goede sfeer en een kleinschalige organisatiestructuur, waarvoor leerlingen vanuit de gehele regio naar Geldermalsen toekomen. Het docententeam van de Lingeborgh bestaat uit een team vol enthousiaste docenten die leerlingen ondersteuning bieden bij het leren en ook betrokken zijn op persoonlijk vlak. De Lingeborgh werkt vanuit het perspectief dat een persoonlijke benadering zorgt voor goede resultaten en zorgt daarbij voor aandacht op maat. Hierbij wordt er zoveel mogelijk rekening gehouden met verschillen tussen de leerlingen. 4 Volgens de onderwijskundige visie van De Lingeborgh beschikt een deel van de leerlingen over ‘zelfstandige’ en ‘zelfredzame’ burgerschap stijl en heeft een betekenisgerichte leerstijl (=intrinsiek gemotiveerd). De Lingeborgh helpt hen door; ruimte te geven; belangstelling te tonen en ze (intellectueel) uit te dagen. Een ander deel van de leerlingen behoort meer tot de ‘structuurzoekers’. Hun leerstijl is vaak ‘toepassingsgericht’ of ‘ongericht’. Hierbij helpt een aanpak van: structuur bieden die, scherp gekaderd, ruimte biedt; grenzen stellen en handhaven; belangstelling tonen en (intellectueel) uitdagen. Op de Lingeborgh wordt er gewerkt met een 70 minuten rooster, dit zorgt voor meer volledige en diepgaande activiteiten en dit geeft ook de ruimte voor meer individuele begeleiding. 1.3 Onderzoeksvraag Voor dit onderzoek naar het voeren van gesprekken met leerlingen, ga ik zo volledig mogelijk antwoord geven op de volgende overkoepelende onderzoeksvraag: Hoe kan binnen de afdeling van het VMBO GT van De Lingeborgh het voeren van gesprekken met leerlingen verbetert worden? Daarnaast wordt er ook antwoord gegeven op de volgende deelvragen: Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten? Welke rol heeft de mentor op dit gebied? Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd? Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden? Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken? Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken? Wat is een gesprek? Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk? Welke gespreksvormen zijn er? Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen? 5 Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek 2.1 Inleiding verkennend onderzoek In het verkennend onderzoek zal worden gekeken wat er in de literatuur is geschreven over gesprekken voeren met leerlingen, daarbij zal op de volgende deelvragen een antwoord worden gezocht: Wat is een gesprek? Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk? Welke gespreksvormen zijn er? Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen? Maar eerst wordt er aan de hand van een praktijkonderzoek gekeken naar de huidige situatie omtrent het voeren van gesprekken met leerlingen. Waarbij de volgende deelvragen beantwoord dienen te worden: Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten? Welke rol heeft de mentor op dit gebied? Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd? Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden? Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken? Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken? De uitkomsten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek zullen worden meegenomen in ontwerp van het product. Het product zal een advies omvatten in de vorm van een stappenplan voor de docenten van De Lingeborgh om hen handvaten mee te geven voor het voeren van gesprekken met leerlingen met als doel een bijdrage te leveren aan de professionele ontwikkeling van de docenten. 2.2 Praktijkverkenning 2.2.1 Inleiding Om vanuit de praktijk een antwoord te kunnen geven op de deelvragen zullen er twee collega’s worden bevraagd tijdens een vraaggesprek. Gezien het product bestemt is voor docenten van De Lingeborgh is hun informatie over dit onderwerp van groot belang voor het ontwerp van het product. Daarnaast zal er onder verschillende leerlingen vanuit verschillende klassen en leerjaren van het VMBO TL een enquête worden afgenomen. Er is gekozen voor verschillende klassen om zo valide mogelijk te kunnen waarnemen. Er is gekozen voor alle vier de leerjaren van het VMBO TL omdat naar verwachting behoeftes van leerlingen in de loop der jaren verandert. Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de leerling enquêtes zijn: Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten? Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken? Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de vraaggesprekken met collega’s zijn: Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd? Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken? Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de leerling enquêtes en de vraaggesprekken met collega’s zijn: 6 Welke rol heeft de mentor op dit gebied? Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden? Aan de hand van de uitkomsten van de leerling enquêtes en de vraaggesprekken met collega’s zullen conclusies worden getrokken. In paragraaf 2.2.3. zullen de resultaten en conclusies worden uitgewerkt. Deze conclusies worden meegenomen bij het ontwerp van het product. 2.2.2 Plan van aanpak en middelen Voor het verzamelen van data zullen verschillende leerlingen worden benaderd. Dit zijn leerlingen van leerjaar 1 tot en met 4 van het VMBO TL van De Lingeborgh. Het gaat hierbij zowel om jongens als meisjes en in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar. De leerling enquête die zal worden afgenomen bestaat hoofdzakelijk uit enkele keuzevragen waarbij de leerlingen niet meer dan één mogelijkheid uit een aantal antwoorden mag kiezen (Donk & lanen). Er is gekozen om keuzevragen te gebruiken zodat er antwoorden kunnen worden verwacht die voor het onderzoek relevant en makkelijk te verwerken zijn. Naast de keuzevragen is er ook een open vraag in de enquête. De open vraag geeft ruimte voor suggesties die nodig zijn om de deelvragen verder te kunnen beantwoorden en zijn ook relevant voor het onderzoek. Er is gekozen om de enquête anoniem te laten invullen omdat dit laagdrempeliger en betrouwbaarder is. De gebruikte vragenlijst voor de enquête bevindt zich in de bijlagen, zie bijlage 2A1. Daarnaast worden er twee vraaggesprekken afgenomen bij collega-docenten. Het gaat hier om twee collega-docenten die tussen 1-3 jaar werkzaam zijn binnen De Lingeborgh. Hiervoor is gekozen omdat zij al enige ervaring binnen De Lingeborgh hebben, maar zijn daarnaast ook nog niet volledig geroutineerd binnen de school. Er is gekozen voor een vraaggesprek omdat dit een geschikte methode is voor dataverzameling en omdat je aan de hand van een vraaggesprek makkelijk kunt onderzoeken wat de kennis van de docenten omtrent het houden van gesprekken is. En aan de hand van het vraaggesprek kun je verder uitdiepen wat de behoeftes zijn van de docenten omtrent het voeren van gesprekken met leerlingen. Er is gekozen om de vraaggesprekken één op één te doen zodat de geïnterviewde niet elkaars antwoorden kunnen beïnvloeden. Deze leidraad past goed bij de leervraag zodat er een helder beeld wordt verkregen van de behoeftes van deze docenten van De Lingeborgh omtrent het voeren van gesprekken. Hiermee wordt ook gemeten waar verbeteringen voor de toekomst ligt en hoe docenten van De Lingeborgh nu aankijken tegen het voeren van gesprekken met leerlingen. Deze manier is betrouwbaar omdat er goede afspraken zijn gemaakt omtrent de anonimiteit, hierdoor hoeven de docenten niet bang te zijn dat enige informatie tegen hen wordt gebruikt. Dit zorgt voor een goede basis van vertrouwen waardoor de docenten open en eerlijk kunnen zijn over de informatie die zij vertellen. Het vraaggesprek zal veelal directe vragen bevatten. Een vraaggesprek is volgens van der Donk en Lanen (2013) ideaal voor het verzamelen van extra data. Op basis van deze data zal er gekeken worden of er patronen zichtbaar zijn en welke samenhang er is. De transcriptie van de vraaggesprekken bevindt zich in de bijlagen. Zie bijlage 2B2. 1 2 Bijlage 2A: onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning blz. 20 Bijlage 2B: uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven blz. 25 7 Om gericht te kunnen waarnemen is er een stappenplan gebruikt, letterlijk naar het voorbeeld van van der Donk & Lanen. Doel enquête Na afloop van de enquête heb ik data Kernbegrip Deelaspecten Stellingen Verwachtingen Vanuit leerling zelf Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens leerlingen naar een docent toe om hierover te praten. waaruit blijkt hoe de Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar leerlingen mijn mentor toe. van verschillende Van mentor Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij leerjaren binnen het mijn mentor terecht kan. VMBO TL aankijken Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor tegen mij klaarstaat. gesprekken voeren, wat ervaringen zijn hun Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf en over al mijn problemen te praten met mijn waar ze behoefte aan mentor. hebben op het gebied van Aanspreekpunt gesprekken Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht voeren met docenten. kan als ik ergens mee zit. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. Inhoudelijk Noodzakelijkheid Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik gesprekken daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. Gespreksbehoefte Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk. Onderwerp van gesprek Ik bespreek alleen schoolse zaken op school, de rest houd ik liever voor mijzelf. Ervaringen Ik heb goede ervaringen met gesprekken met mijn mentor. Tegemoetkoming Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor docenten heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. Kennis docenten Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. Op basis van deze gegevens is de enquête opgesteld, zie bijlage 2A 3 voor een impressie van de afgenomen enquête, daarnaast zal het stappenplan ook worden ingezet als leidraad voor de vraaggesprekken met collega’s. 3 Bijlage 2A: onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning blz. 20 8 2.2.3 Resultaten en conclusies De leerlingen hebben op basis van hun eigen ervaringen met het voeren van gesprekken met docenten van De Lingeborgh een enquête ingevuld. Een compleet overzicht van deze resultaten is te vinden in bijlagen, zie bijlage 2B. Een overzicht van de belangrijkste resultaten zullen hieronder in eigen woorden worden uitgewerkt. Uit de leerling enquêtes komt naar voren dat leerlingen een persoonlijk gesprekje op zijn tijd belangrijk vinden. Daarbij vinden de leerlingen uit klas één en vier dit nog net wat belangrijker dan de leerlingen uit klas twee en drie. De meerderheid van de leerlingen geeft aan het belangrijk te vinden dat hun mentor voor ze klaarstaat, dit geldt voor leerlingen uit alle vier de leerjaren. Leerlingen uit de bovenbouw geven daarbij aan dat ze eerder naar hun mentor gaan als ze ergens over willen praten, in de onderbouw zijn de meningen hierover verdeeld. In klas één is de meerderheid het hier namelijk helemaal mee oneens en in klas twee is de meerderheid het hier een beetje mee oneens. Leerlingen uit klas twee geven aan vaker naar een andere docent te gaan voor een gesprek, iets waarover in klas één, drie en vier de meningen verdeeld zijn. Leerlingen durven tijdens gesprekken met docenten overal over te praten, dit geldt voor leerlingen uit alle leerjaren. Alleen in klas één is een groot aantal van de leerlingen die daar anders over denkt, negen leerlingen geven aan dat ze het hier een beetje mee oneens zijn en drie zijn het er helemaal mee oneens. De mening over praten over je problemen zijn verdeeld. In klas twee en drie wil de meerderheid dit nog wel, al is dit geen overtuigend aantal wat in de meerderheid is. Leerlingen geven aan vaker hun vrienden in vertrouwen te nemen hiervoor, dit geldt voor leerlingen van alle vier de leerjaren. Betreft de ervaringen met het voeren van gesprekken met docenten zijn de leerlingen niet allemaal overtuigd van goede ervaringen. In klas één is de meerderheid het hier helemaal niet mee eens, in klas twee zijn de leerlingen het hier een beetje mee oneens. In klas vier zijn de meningen hierover verdeeld, waarbij een gelijk aantal aangeeft het hier een beetje mee eens en oneens te zijn. In klas drie zijn de leerlingen het meest positief gestemd, daar geeft een meerderheid aan het hier een beetje mee eens te zijn. Al met al geen overtuigende uitkomsten over goede ervaringen met gesprekken met docenten van De Lingeborgh. Betreft de gesprekken met mentoren, vindt de meerderheid van de leerlingen dat hun mentor goed in staat was om een gesprek te voeren. In klas twee en drie zijn er verschillende leerlingen het hier helemaal mee eens, binnen alle leerjaren is de meerderheid het hier een beetje mee eens. Bijna geen enkele leerling vindt dat zijn/ haar mentor niet in staat was om een gesprek te voeren. Daarbij valt op dat in de onderbouw de meningen verdeeld zijn over de oplossingsgerichtheid van de gesprekken. In de bovenbouw zijn bijna alle leerlingen het hier of helemaal of een beetje mee eens. Onderstaand de antwoorden naar aanleiding van de open vraag van de enquête overzichtelijk en per onderwerp weergegeven: Verwachtingen leerlingen: Interesse tonen in leerling. (1TL) Niet boos worden. (2TL) Proberen om te helpen. (1TL, 3TL) 9 Begrip hebben. (4TL) Niet dreigen met straffen. (2TL) Neem het serieus als een leerling bij je komt. (3TL) Niet meteen naar ouders toegaan (4TL) Inhoud gesprek: Vaker aan de leerling vragen hoe het gaat. (1TL, 3TL) (Snel) een oplossing aandragen. (1TL) Meer tips geven aan de leerling, zodat de leerling het zelf kan oplossen. (3TL) Privé blijft privé, alleen over schoolzaken praten. (2TL) Zorg dat je de leerling goed kent voordat je iets kwetsends zegt. (3TL) Verander de gespreksonderwerpen (4TL) Gesprekstechnieken: Neem de tijd. (1TL, 2TL, 3TL) Goed luisteren. (1TL, 2TL, 3TL, 4TL) Leerling laten uitspreken. (1TL) Duidelijk zijn. (4TL) De ander ook aan het woord laten. (2TL) Gesprek niet te lang. (2TL) Een compleet overzicht van alle uitkomsten van de open vragen in opgenomen in bijlagen, zie bijlage 2B.4 Bij de vraaggesprekken is gebruik gemaakt van een interviewleidraad. Het doel van het vraaggesprek is gericht doorvragen en meer te weten te komen over de ideeën van collega’s betreft digitaal toetsen en hun ervaringen hiermee. De vraaggesprekken zijn deels gestructureerd verlopen aan de hand van de van te voren gekozen onderwerpen. Hieronder volgen de gegevens van beide vraaggesprekken uitgewerkt per onderwerp: Uit de vraaggesprekken komt naar voren dat beide collega-docenten dagelijks gesprekken voeren met leerlingen. Dit gebeurt niet alleen met hun mentorleerlingen, maar ook met andere leerlingen aan wie ze lesgeven. Het initiatief voor het voeren van gesprekken komt vaker vanuit de docent dan vanuit de leerling. Daarnaast hebben de gesprekken veelal een school gerelateerde context, maar ook privé onderwerpen komen tijdens de gesprekken wel eens aan bod. Collega 2 geeft aan dat hij het bespreken van privé onderwerpen ziet als een basis voor beter contact. Dit vormt een band die hij belangrijk vind voor een verdere samenwerking. Collega 1 geeft aan gesprekken voeren met leerlingen prettig te vinden om zodoende een vinger aan de pols te kunnen houden. Voor het voeren van gesprekken met leerlingen hanteren beide collega docenten geen vaste gespreksmethode. Collega 2 probeert er rekening mee te houden dat hij zoveel mogelijk open vragen stelt tijdens een gesprek. Collega 1 hanteert geen enkele gesprekmethode. Beide collega docenten hebben geen begeleiding gehad bij het voeren van gesprekken. Collega 1 geeft daarbij aan wel een aanvraag te hebben gedaan voor een cursus gesprekstechnieken, maar dit tot op 4 Bijlage 2B: uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven blz. 21 10 heden niet heeft gekregen. Collega 2 heeft uit gesprekken met leerlingen die hij samen met een coördinerend docent heeft gevoerd dingen kunnen leren, maar verder geen begeleiding gehad bij het voeren van gesprekken met leerlingen. Beide collega-docenten geven aan dat meer informatie over het voeren van gesprekken met leerlingen van toegevoegde waarde kan zijn. Waarbij collega 1 aangeeft behoefte te hebben aan een bepaalde houvast voor het voeren van gesprekken, zodat haar gesprekken meer gestructureerd zullen verlopen. Collega 2 vindt gesprekken voeren met leerlingen een belangrijk onderdeel van zijn takenpakket en geeft daarom aan dat meer informatie hierover een toegevoegde waarde voor zijn werk is, ook omdat je aan de hand van gesprekken met leerlingen makkelijker doelen kunt bereiken. Naar aanleiding van de praktijkverkenning kan worden gezegd dat zowel de leerlingen als de docenten het voeren van gesprekken belangrijk vinden. Leerlingen vinden dat docenten in staat zijn een gesprek te voeren, ondanks dat zijn ze niet helemaal tevreden zijn over de ervaringen die ze hebben met hun mentor en/of docenten. Dat geldt vooral voor de leerlingen uit de onderbouw, zij zijn hebben de minst goede ervaringen en geven daarbij aan dat ze het prettig zouden vinden als docenten vaker aan ze vraagt hoe het gaat, ook missen ze een geboden oplossing voor hun probleem die ze tijdens een gesprek bespreekbaar maken. Daarnaast komt uit de enquêtes naar voren dat docenten meer de tijd moet nemen voor het voeren van gesprekken, duidelijker moet zijn, de ander ook meer aan het woord moeten laten en als laatste komt vanuit de leerlingen naar voren dat de docent beter moet luisteren. 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding Je voert als docent dagelijks gesprekken; met leerlingen, collega’s, ouders, deskundige of andere partijen. De meeste gesprekken verlopen soepel hetzij doordat het tamelijk neutrale gesprekken zijn, hetzij doordat je zonder dat je het door hebt al gesprekstechnieken inzet. Als het gesprek op een dood spoor dreigt te raken, zal je er al snel iets aan doen om het gesprek toch voort te trekken. In de praktijkverkenning zal er aan de hand van de literatuur verder gekeken worden naar wat er geschreven is op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen. Hier zal met name gekeken worden naar literatuur om de volgende vragen te kunnen beantwoorden: Wat is een gesprek? Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk? Welke gespreksvormen zijn er? Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen? Aan de hand van de antwoorden uit de literatuur zullen er conclusies worden getrokken. In paragraaf 2.3.3. zullen de conclusies worden uitgewerkt. Deze conclusies worden meegenomen bij het ontwerp van het product. 2.3.2 Gespreksvoering Een gesprek is een middel om persoonlijke contacten tussen docent en leerlingen effectief vorm te geven. Een gesprek is net iets meer dan een leerling iets laten weten en/of van iemand anders iets te willen weten. Het gaat hierbij om interactie tussen twee partijen waarbij kernmerken zoals openheid, eerlijkheid, echt naar elkaar luisteren en proberen elkaar te begrijpen van groot belang zijn voor het voeren van effectieve gesprekken binnen de school (Jutten, z.d.). Bij het voeren van gesprekken dient 11 de docent over vaardigheden te beschikken om deze gesprekken ook daadwerkelijk effectief te laten verlopen, waarbij het niet alleen gaat om hetgeen wat gezegd wordt, maar de non-verbale communicatie speelt hierin ook een grote rol. Het belang van een goed gesprek Volgens Jutten kenmerkt een professionele cultuur zich door een goede communicatie. Waarbij gesprekstechnieken een belangrijke rol spelen voor de communicatie. Volgens Geerts en van Kralingen (2012) bevorderen gesprekstechnieken een soepel en betekenisvolle communicatie, en dat is iets wat er zeker nodig is in het onderwijs. Gesprekken zijn een belangrijk onderdeel van de leerlingbegeleiding binnen een school. Gesprekken, zowel individueel als klassikaal, zorgen ervoor dat de persoonlijke band tussen docent en leerlingen wordt versterkt (Geerts & Kralingen). De noodzaak voor een goede communicatie is de laatste jaren alleen maar meer toegenomen. Jutten noemt in zijn artikel; Goede communicatie in een school hiervoor verschillende redenen. Hieronder volgt een tweetal redenen die Jutten heeft genoemd in zijn artikel en binnen het kader van gesprekken voeren met leerlingen zijn: Het toenemende belang om van elkaar te leren binnen het onderwijs: hiervoor is goede communicatie noodzaak. Interactie als één van de kenmerken van adaptief onderwijs: hoe communiceer ik met leerlingen en hoe beïnvloed ik de interactie tussen leerlingen onderling? Verschillende niveaus van een gesprek Geerts en van Kralingen benoemen de vier niveaus van een gesprek. Wanneer je je bewust bent van deze niveaus ben je volgens hen beter in staat om gesprekken te voeren. De indeling van deze vier niveaus zijn afkomstig van Fiddelaers-Jaspers en Ruigrok (1997). De vier niveaus zijn: 1. inhoud Hierbij wordt er aangegeven wat er besproken of gecommuniceerd gaat worden. Bijvoorbeeld; We gaan het in de les hebben over oorlog. De inhoud is waar het uiteindelijk om gaat: dat wat besproken dient te worden. Hierbij gaat het er om waar je uiteindelijk naartoe wilt met het gesprek. 2. procedure Er wordt vertelt hoe dit gaat gebeuren. Bijvoorbeeld; We gaan in de kring zitten en dan vraag ik iedereen om te vertellen waar je aan denkt als je het woord oorlog hoort. Hierbij wordt voor iedereen duidelijk wat er gaat gebeuren en wanneer. Deze structuur zorgt voor houvast waardoor de gesprekspartner(s) weten waar ze aan toe zijn en randvoorwaarden duidelijk zijn. 3. interactie Hierbij wordt er besproken hoe de gesprekspartners zich ten opzichte van elkaar gedragen. Bijvoorbeeld; Maar toch wil ik dat jullie elkaar laten uitpraten. Maak de ander bewust van zijn manier van reageren, zodat de mogelijkheid ontstaat voor de ander om hierin te veranderen. Zo kan vastgelopen of niet soepel lopende communicatie op inhoud beter worden voortgezet. 4. emotie Gevoelens worden geuit en herkend. Bijvoorbeeld; Ik begrijp dat dit onderwerp voor sommige van jullie een beetje moeilijk is en dat je er misschien wel boos of verdrietig van wordt. 12 Door de emoties van andere te erkennen en je eigen emoties te uiten, is het kwetsbare gevoel ‘veiliggesteld’. De noodzaak voor een defensieve houding neemt af en het wederzijdse begrip creëert een opening voor communicatie. Verschillende gespreksvormen Van der Wal (2004) gaat er vanuit dat er gelijkwaardigheid tussen leerling(en) en de docent gevormd moet worden. Het voeren van gesprekken is meestal het middel om dit en contact met leerlingen effectief vorm te geven. Van der Wal heeft verschillende moeilijke gesprekvormen genoemd, namelijk: Het diagnose-receptgesprek. Hierbij kan er aan de hand van het stellen van vragen een beter beeld geschetst worden van het probleem. Als je een helder beeld hebt van het probleem, kun je jouw visie hierop geven. De leerling mag vervolgens hierop reageren. Uiteindelijk is het de bedoeling de leerling hierin een advies mee te geven. Het participatiegesprek. De docent schets een algemeen beeld van het probleem. Na de algemene schets van het probleem, is het tijdens het gesprek belangrijk goed door te vragen. Zo zoek je samen met de leerling naar de aanleiding van het probleem. Uiteindelijk zal de leerling zelf een oplossing voor het probleem aandragen. Het tweekolommengesprek. Dit zijn gesprekken waarin leerlingen constant tegenargumenten moet noemen. Er worden duidelijke vragen gesteld, zoals; ‘Wat zijn de nadelen?’ Wanneer een argument niet duidelijk genoeg is, blijf je doorvragen totdat het wel duidelijk is. Wanneer deze ‘’kolom’’ ingevuld is, kun je voorzichtig overgaan naar de tweede kolom met de vraag: ‘Zijn er misschien ook een paar voordelen te noemen?’ Een accepterende houding is hierbij van belang. Tot slot worden er vragen gesteld zoals; ’Welke oplossing stel je voor, zodat we zoveel mogelijk profijt hebben van de voordelen en zo weinig mogelijk last hebben van de nadelen?’ Het slecht-nieuwsgesprek. De docent zal hierbij niet om het slechte nieuws heen draaien, maar dit direct moeten meedelen. De emotionele reacties van de leerling(en) moeten worden opvangen door actief te luisteren, het geven van een bericht van ontvangst of door een openingszet te geven. Na het opvangen van de emotionele reacties, kijkt de docent naar de zakelijke kant door bijvoorbeeld de vraag te stellen: ’Wat moeten we nu doen?’ Tot slot stelt de docent de leerling(en) voor de mogelijkheid om nog eens over het slechte nieuws te praten. Individuele gesprekken Er zijn moment momenten waarbij het noodzakelijk is de leerlingen uit de groep te halen en hiermee een individueel gesprek te voeren. Dit kan zijn als de leerling niet goed functioneert binnen de groep, maar ook op individueel niveau hetzij door persoonlijke problemen hetzij aan de hand van problemen in de groep (Geerts & Kralingen). Het voeren van gesprekken met leerlingen die gecorrigeerd dienen te worden zijn vaak effectiever door de leerling even apart te nemen. Niet alle gesprekken tussen de leerling(en) zullen altijd even serieus zijn, maar dat wil niet zeggen dat deze minder belangrijk zijn. Gewoon een praatje op de gang, voor of na afloop van de les is minstens zo belangrijk omdat dit een band schept met de leerling(en) (Teitler, 2013). De maken je in de ogen van de leerling(en) menselijker en toegankelijker. 13 2.3.3 Conclusies Naar aanleiding van de literatuur wordt benadrukt dat gesprekken voeren in het onderwijs een belangrijke rol innemen. Omdat communicatie een belangrijke rol speelt voor contact met de leerling(en) is het voeren van gesprekken met leerlingen niet weg te denken. Vanuit de literatuur kwam ook naar voren dat een professionele cultuur gekenmerkt wordt door goede communicatie. De geraadpleegde literatuur heeft meer inzichten gegeven over gesprekken voeren met leerlingen, waarbij een gesprek wordt gekenmerkt als een interactie tussen twee of meerdere personen. Interactie tussen beide partijen wordt tevens ook gezien als één van de kenmerken voor adaptief onderwijs. De vier niveaus van een gesprek, die door Geerts en van Kralingen zijn neergezet zorgen ervoor dat betere gesprekken mogelijk gemaakt kunnen worden. Een bewustzijn van deze vier niveaus aan het begin van een gesprek zorgt voor duidelijkheid over waar je naartoe wilt met een gesprek, duidelijkheid over wat er gaat gebeuren en wanneer, hoe de gesprekspartners zich gedragen tegenover elkaar en zorgt voor wederzijds begrip zodat het gesprek voor beide partijen prettig kan verlopen. Verder zijn er verschillende gespreksvormen benoemd die inzicht geven over verschillende gespreksvormen die binnen een school voorkomen. Daarnaast mogen de gewone praatjes op de gang en voor en na de les niet onderschat worden, ook deze dragen bij aan de band tussen docent en leerlingen. 14 Hoofdstuk 3: Het beroepsproduct 3.1 Conclusies verkenning Uit zowel de praktijkverkenning als de literatuurverkenning komt overeen dat gesprekken voeren met leerlingen een belangrijke rol innemen binnen het onderwijs. Volgens Geerts en van Kralingen zijn gesprekken met leerlingen een randvoorwaarde voor het versterken van de band tussen leerling en docent. Omdat gesprekken met de leerling(en) een belangrijke rol heeft binnen het onderwijs is het prettig als deze ook soepel verlopen. Om inhoudelijk meer inzicht te geven over het voeren van gesprekken hebben Geerts en van Kralingen een viertal randvoorwaarden benoemd die je beter in staat achten gesprekken te voeren. De vier randvoorwaarden die werden genoemd zijn: 1. duidelijkheid over de inhoud; 2. duidelijkheid over de procedure; 3. duidelijkheid over hoe de gesprekspartners zich gedragen tegenover elkaar; 4. het kwetsbare gevoel ‘veiligstellen’ door emoties te benoemen. Deze vier punten zorgen voor wederzijds begrip zodat een gesprek voor beide partijen prettig kan verlopen. Iets wat aan de hand van het praktijkonderzoek nu niet volledig het geval blijkt binnen De Lingeborgh. De leerling enquêtes gaven aan dat leerlingen het idee hebben dat docenten enerzijds goed in staat zijn een gesprek te voeren, maar anderzijds blijkt dit niet voldoende omdat de meerderheid van de leerlingen geen goede ervaringen heeft met gesprekken met docenten binnen De Lingeborgh. Daarbij geven de leerlingen aan dat ze het prettiger vinden als de docent hen laat uitpraten, de docent meer tijd vrijmaakt voor een gesprek en de docent beter luistert. Waarbij de randvoorwaarden voor het voeren van een effectief gesprek, die door Geerts en van Kralingen zijn benoemd, niet altijd bij gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh terugkomen. Deze uit literatuur en praktijk verkregen gegevens zullen worden meegenomen in het ontwerp van het product, waar in paragraaf 3.2 verder op zal worden ingegaan. 3.2 Ontwerpeisen Uit de praktijk verkregen informatie geeft aan dat docenten geen gesprekmethode hanteren voor het voeren van gesprekken met leerlingen. Daarbij is er binnen de school ook geen handleiding aanwezig voor het voeren van gesprekken met leerlingen, en dus worden gesprekken over het algemeen volgens geheel eigen wijze ingevuld door docenten van De Lingeborgh. Leerlingen hebben enerzijds aangegeven dat ze leraren in staat achten goede gesprekken te voeren, maar dat ze anderzijds niet voldoende inspelen op de behoeftes en verwachtingen van leerlingen omdat uit de enquêtes naar voren komt dat de meerderheid van de leerlingen geen overtuigend goede ervaringen heeft overgehouden aan de gesprekken met docenten. Het product moet hiervoor een oplossing bieden en zal daarom aan de volgende eisen moeten voldoen: Biedt structuur bij het voeren van gesprekken Om effectief te kunnen werken met groepen en individuele leerlingen is het gewenst je gesprekstechnieken uit te breiden en deze bewust toe te passen (Geerts & Kralingen). Het product zou daarom duidelijkheid moeten bieden over de gesprekstechnieken en hoe deze toe te passen in de praktijk. Tevens zal duidelijkheid omtrent gesprekstechnieken ervoor moeten zorgen dat dit houvast en structuur geeft aan docenten om zo gesprekken effectiever te kunnen laten verlopen. En 15 gespreksstructuur, voor zowel de mentor als de leerling, komt de kwaliteit van het gesprek ten goede (leren.nl). Zorgt voor voldoende interactie tussen beide partijen Volgens de Jong en Mijland (2014) zit het gevoel voor de leerling om de moeite waard te zijn hem in een docent die aandacht voor hem heeft en luistert. Hierbij is het van belangrijk dat de docent dit ook non-verbaal uitdrukt door even tijd vrij te maken en een ruimte te regelen. In enquêtes geven leerlingen aan dat docenten beter moeten luisteren. Dit geeft aan dat niet alle docenten van De Lingeborgh dit voldoende doet en dat deze gesprekken eenzijdig verlopen. Het product moet ervoor zorgdragen dat er een effectievere manier van communiceren ontstaat bij alle docenten van De Lingeborgh waarbij er niet alleen tegen de leerling maar vooral met de leerling wordt gesproken (Landschot & Hubrecht, 2010). Neemt niet teveel tijd in beslag Het product moet praktisch en makkelijk bruikbaar zijn in de praktijk. Gebruik van het product mag daarom niet gecompliceerd zijn en niet teveel voorbereidingstijd in beslag nemen. De leerlingen hebben in de enquêtes aangegeven dat docenten meer de tijd moet nemen voor het voeren van gesprekken. Het product moet daarom volledig gericht zijn op het voeren van gesprekken en hoe dit beter kan verlopen, waarbij de docent niet veel tijd kwijt mag zijn aan de handelingen voorafgaand daarop. Sluit aan op het adaptief onderwijs Het product moet er voor zorgen dat de docent op juiste wijze in gesprek kan gaan met de leerling zodat de leerling zich geholpen voelt en een leerling is niet geholpen bij een pasklare oplossing (Jong & Mijland). Adaptief onderwijs is erop gericht om de eigen verantwoordelijkheid van de leerling te stimuleren. Uit de leerling enquêtes komt naar voren dat leerlingen meer tips willen van de docenten, zodat de leerling het verder zelf kan oplossen. Daarom is het goed om naar de leerling te luisteren en door te reflecteren de leerling aan te sturen op hun eigen gedrag. Kan voor verschillende gespreksvormen ingezet worden Uit de literatuur verkregen informatie gaf enkele voorbeelden van de verschillende gesprekken die binnen een school plaatsvinden (Wal). Ook uit de praktijk verkregen informatie gaf aan dat docenten voor verschillende onderwerpen gesprekken voeren met leerlingen. Het product moet daarom op verschillende gesprekken toepasbaar zijn om het praktisch en laagdrempelig te houden. Kan zowel binnen als buiten een klassensituatie gebruikt worden Tijd en plaats kunnen van groot belang zijn voor een gesprek, ze bieden basis voor succesvol communiceren (Jong & Mijland). Leerlingen geven voorkeur aan één op één gesprekken en niet alleen tijdens de les maar ook daarbuiten. Docenten van De Lingeborgh geven aan dat er ook vaak gesprekken in de les plaatsvinden. Het product moet daarom voor beide situaties toepasbaar zijn. 3.3. Vormgeving product 3.3.1. Onderwerp Goed communiceren is een van de belangrijkste kenmerken van een professionele cultuur volgens Jutten. Openheid, eerlijkheid, echt naar elkaar luisteren en elkaar begrijpen is in een school van groot belang (Jutten). Dit geldt ook voor de docenten van De Lingeborgh. Om de docenten van De 16 Lingeborgh hierover te adviseren is er gekozen om de informatie in de vorm van een praktische tool mee te geven. Het product zal een stappenplan zijn die voor docenten van De Lingeborgh concrete richtlijnen biedt bij het voeren van gesprekken met leerlingen. Hiervoor is gekozen omdat gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh nu niet altijd voor beide partijen bevredigend zijn. Het aanhouden van het stappenplan tijdens het voeren van gesprekken met leerlingen zorgt ervoor dat een gesprek meer structuur krijgt en dat er voor beide partijen meer duidelijkheid wordt gecreëerd over hoe het gesprek zal verlopen. Dit schept heldere verwachtingen voor beide partijen zodat teleurstelling achteraf kan worden voorkomen. Zodoende zorgt gespreksstructuur voor beide partijen dat dit de kwaliteit van het gesprek ten goede komt. Het stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen zal moeten voldoen aan de eisen zoals eerder opgesteld in paragraaf 3.2. 3.3.2. Doelgroep Door de fikse groei in aantal van leerlingen en docenten de afgelopen jaren, wat voor veel veranderingen heeft gezorgd binnen De Lingeborgh, is de tijd die men heeft voor de overdracht van kennis geringer geworden. De doelgroep voor het product zijn nieuwe docenten, docenten van De Lingeborgh die moeite ervaren met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die geringe ervaring hebben met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen zich verder willen ontwikkelen. 3.3.3. Doel Het product heeft als doel om handvaten mee te geven voor een effectieve manier van communiceren met de leerling(en). Waarbij effectiever staat voor meer structuur binnen de gesprekken om de kwaliteit van de gesprekken te verbeteren en om zo te zorgen dat beide partijen meer voldoening halen uit de gesprekken. Met het product wordt getracht om de professionele ontwikkeling van de docent op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen te verbeteren. Waarbij het voeren van heldere en interactieve gesprekken tussen docent en leerling, zowel binnen als buiten het klaslokaal voor docenten van De Lingeborgh haalbaar moet zijn. Omdat er voor het product onderzoek is gedaan binnen de afdeling VMBO TL van De Lingeborgh is het product gericht op docenten die lesgeven aan deze klassen. Mocht het product naar verwachting werken, dan zou het ook op andere afdelingen binnen de school ingezet kunnen worden. Het product is wat dat betreft schoolbreed inzetbaar. 3.3.4. Vorm Het product zal tezamen met het onderzoek overhandigd worden. Voor docenten van De Lingeborgh zal het uiteindelijke product in de vorm van een stappenplan digitaal worden aangeleverd in verband met de kosten en het duurzaam gebruik van papier binnen de school. De digitale versie zal binnen het netwerk van De Lingeborgh op de computer geplaatst worden zodat dit voor alle docenten toegankelijk is. De informatie kan zodoende ook weer makkelijk opnieuw worden gebruikt en ook worden toegevoegd aan de informatiemap die nieuwe docenten ontvangen bij hun indiensttreding op De Lingeborgh. Omdat deze informatie binnen de school niet op papier stond is dit door de komst van dit product nu wel voor alle docenten aanwezig en ook makkelijk toegankelijk. Het product zal 2 A4tjes omvatten en is daarom overzichtelijk en zeer gebruiksvriendelijk. Voorafgaand aan het stappenplan staat een korte introductie voor docenten. Er is voor gekozen om het stappenplan beknopt en overzichtelijk te houden omdat een boekwerk aan informatie veelal docenten afschrikt en het product moet laagdrempelig zijn om het in praktische zin voor alle docenten toepasbaar te laten zijn. 17 Docenten zullen per email geïnformeerd worden over het stappenplan. Zo kunnen geïnteresseerde docenten het product in de vorm van een stappenplan inlezen. Daarnaast zal er ook op gewezen waar het product binnen het netwerk van de school, en dus op alles computers binnen de school, vindbaar zal zijn. Zo is het voor alle docenten van De Lingeborgh toegankelijk en kunnen alle docenten hier gebruik van maken. Doordat het product bruikbaar en makkelijk overdraagbaar is zou het toepassen van het stappenplan moeten werken voor een verbeterend werken bij docenten van De Lingeborgh. Doordat de het stappenplan meer structuur biedt bij het voeren van gesprekken met leerlingen zal deze gespreksstructuur de kwaliteit van gesprekken bij zowel docenten als leerlingen ten goede moeten komen. Om zo in de toekomst gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh te kunnen verbeteren. In de bijlage 3A5 is het beroepsproduct opgenomen. 5 Bijlage 3A: het beroepsproduct blz. 28 18 Hoofdstuk 4: Evaluatie en presentatie 4.1 Presentatie Het product in de vorm van een stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen is een advies om gesprekken meer structuur te bieden en om zo de kwaliteit van de gesprekken te verbeteren. Het product is een gebruiksvriendelijk en laagdrempelig en dus makkelijk praktisch toepasbaar. Het product zal gepresenteerd en nabesproken worden. Om te achterhalen of het product aan de gestelde eisen voldoet zal na afloop van de presentatie antwoord moeten worden gegeven op de volgende vragen: Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken? Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen? Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd? Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen? Het product zal gepresenteerd worden6 tijdens de teamvergadering van het VMBO TL, daarna zal na afloop een vragenlijst worden ingevuld door de collega’s en deze zal in paragraaf 4.2 worden samengevat. 4.2 Evaluatie Omdat er vlak voor de vakantie in verband met drukte en rapportvergaderingen niet de mogelijkheid is geweest om het product aan het hele team te presenteren, is er voor gekozen om het product te presenteren en na te bespreken met de teamleidster VMBO TL. De vragen7 opgesteld in paragraaf 4.1. zijn na de presentatie besproken en hieronder volgt een samenvatting daarvan uitgewerkt per vraag: Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken? Het product is overzichtelijk en praktisch toepasbaar bevonden doordat het helder en beknopt is geformuleerd. Hierdoor is het laagdrempelig voor de docenten. Het is simpel en daarom voor alle docenten makkelijk te gebruiken. Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen? Als de stappen goed worden gevolgd is de leerling veelal aan het woord, wat een mooie uitkomst biedt. Op het moment dat leerlingen zelf ideeën aandragen is de kans dat zij hier wat mee doen groter. Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd? De docent heeft volgens het stappenplan meer een sturende rol binnen het proces en een mening van de docent zal hierbij niet aan de leerlinge worden opgedrongen waardoor de leerling meer het idee krijgt dat er naar hem geluisterd wordt. Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen? Voor de gesprekken die binnen De Lingeborgh het meest plaatsvinden biedt het stappenplan structuur. Het stappenplan is een goede toevoeging aan het handboek voor docenten om zo helderheid te scheppen bij het voeren van gesprekken. Deze helderheid in de vorm van het stappenplan voor het 6 7 Bijlage 4A: presentatie blz. 30 Bijlage 4B: vragenlijst evaluatie blz. 31 19 voeren van gesprekken met leerlingen kan voor docenten binnen De Lingeborgh goed gebruikt worden bij de professionele ontwikkeling van docenten om zodoende het voeren van gesprekken met leerlingen meer te verbeteren. Het voeren van gesprekken met leerlingen is en blijft een belangrijk thema binnen De Lingeborgh. En zeker nu het aantal leerlingen en docenten de afgelopen jaren binnen de school zo is toegenomen is meer duidelijkheid omtrent bepaalde procedures op zijn plaats. Het stappenplan heeft daarom een toegevoegde waarde voor de school en de komst hiervan is goed getimed. 20 Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning Voor de praktijkverkenning is gebruik gemaakt van een enquête. Onderstaand een leeg enquêteformulier die voor alle leerjaren van het VMBO TL is gebruikt. Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten. Klas: Helemaal Beetje Beetje Helemaal mee eens mee mee mee eens oneens oneens 1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om hierover te praten. 2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe. 3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan. 4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat. 5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen te praten met mijn mentor. 6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit. 7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. 8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. 9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. 10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk. 11. Ik bespreek alleen schoolse zaken op school. De rest houd ik liever voor mijzelf. 12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor. 13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. 14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken: 21 Bijlage 2B Uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven Onderstaand een overzicht van alle ingevulde enquêtes samengevat in een document per leerjaar. Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten. Klas: 1GT (door 20 leerlingen uit verschillende klassen van het eerste leerjaar ingevuld) 1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om hierover te praten. Helemaal Beetje Beetje Helemaal mee eens mee mee mee eens oneens oneens 3 2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe. 5 5 7 4 6 10 1 3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan. 5 9 5 4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat. 13 5 2 1 7 9 3 10 3 6 1 12 7 1 3 6 9 2 2 9 6 3 1 7 7 5 7 11 1 1 2 5 3 10 2 12 5 1 4 6 9 1 5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen te praten met mijn mentor. 6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit. 7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. 8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. 9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. 10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk. 11. Ik bespreek alleen schoolse zaken op school. De rest houd ik liever voor mijzelf. 12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor. 13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. 14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken: Goed luisteren. Er zoveel mogelijk aan doen. Tijd over hebben voor gesprekken. De kinderen gerust stellen. Met de mens uitpraten. Snel een oplossing. Leerlingen strenger aanpakken. 22 Kinderen uit laten spreken. Een gesprek heb ik nooit gehad. Laat de leerling goed vertellen over het probleem. Vraag het wel eens aan je mentor leerling hoe het gaat. Toon interesse. Vraag wel eens hoe het gaat met leerlingen en probeer te helpen. Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten. Klas: 2GT (door 22 leerlingen uit verschillende klassen van het tweede leerjaar ingevuld) 1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om Helemaal Beetje Beetje Helemaal mee eens mee mee mee eens oneens oneens 2 10 4 6 2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe. 1 5 9 7 3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan. 12 9 1 4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat. 11 6 3 2 5 8 5 4 11 7 2 2 14 4 2 2 2 9 7 3 3 6 6 7 3 4 8 7 6 6 7 1 3 6 12 1 7 13 1 1 5 8 7 2 hierover te praten. 5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen te praten met mijn mentor. 6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit. 7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. 8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. 9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. 10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk. 11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik liever voor mijzelf. 12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor. 13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. 14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken: Ben is echt geïnteresseerd. Meer 1 op 1 gesprekjes. Zeggen wie de vertrouwenspersonen zijn 2x Vragen hoe het is. Goed luisteren. Mening en tips geven en alleen als het nodig is. 23 Ons meer tijd geven om te praten. Geen, want praat alleen over me problemen met me vrienden. Laat de kinderen eerst zelf een oplossing bedenken. Ik heb nog nooit een gesprek gevoerd met mijn mentor. Altijd in vertrouwen houden. Ik heb nog nooit een gesprek gevoerd 2x Wat privé is privé en wat met school te maken heeft gaat ze wat aan. Maak de gesprekken niet te lang zodat leerlingen ook nog huiswerk kan maken. Dat je kan praten en niet alleen in de mentorles. Er mogen ook gesprekken tijdens andere lessen worden gevoerd over problemen in de klas. Sommige docenten doen het goed, andere totaal niet. Niet boos worden. Niet dreigen met straffen. Dat als er iets is en er word straf bedacht alleen voor de leerlingen die dat hebben gedaan. Neem de tijd. Besteed er meer aandacht aan. Duidelijk zijn 2x Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten. Klas: 3GT (door 19 leerlingen uit verschillende klassen van het derde leerjaar ingevuld) 1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om Helemaal Beetje Beetje Helemaal mee eens mee mee mee eens oneens oneens 3 6 3 7 2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe. 1 10 1 7 3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan. 10 5 4 4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat. 12 6 1 2 10 4 11 6 2 13 5 1 1 11 6 1 2 5 4 8 3 6 7 3 5 10 4 4 7 3 hierover te praten. 5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen te praten met mijn mentor. 6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit. 7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. 8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. 9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. 10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd met vind ik erg belangrijk. 11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik liever voor mijzelf. 12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor. 3 5 24 13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. 14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. 5 13 1 5 12 1 1 Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken: Neem er de tijd voor en zorg dat je leerlingen goed kent. Zorg ervoor dat de leerling sowieso bij 1 docent zich toevertrouwd. Vraag regelmatig hoe het gaat. Als er ruzie ofzo is dan willen mentoren altijd gelijk met die gene in gesprek gaan, soms komt dat over als een bedreiging en komt er alleen maar meer ruzie. Daarom misschien eerst meer tips geven hoe de leerling het zelf kan oplossen. Zorg dat je alle leerlingen goed kent voordat je iets kwetsend zegt. Praat met je leerlingen. Ga niet gelijk naar de ouders toe, laat het kind het zelf tegen de ouders vertellen. Neem het serieus als een leerling bij iemand van de school komt. Goed luisteren en proberen om te helpen. Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten. Klas: 4GT (door 20 leerlingen uit verschillende klassen van het vierde leerjaar ingevuld) 1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om hierover te praten. Helemaal Beetje Beetje Helemaal mee eens mee mee mee eens oneens oneens 2 2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe. 6 5 7 11 2 7 3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan. 12 5 3 4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat. 13 5 2 3 10 5 11 7 2 15 4 1 3 10 5 2 4 6 6 4 4 7 6 3 1 10 2 7 2 5 11 2 5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen te praten met mijn mentor. 6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit. 7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor. 8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter kan focussen op mijn werkzaamheden op school. 9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets aan. 10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk. 11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik liever voor mijzelf. 12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor. 2 25 13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om gesprekken te voeren met leerlingen. 14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen. 2 12 5 1 8 10 1 1 Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken: Vaker vragen als er iets is als hij of zij twijfelt. Niet teveel strenge sanctie geven, waardoor leerlingen nog meer ‘gezeur’ krijgen, en nog vaker iets niet doen/ meenemen of afspraken niet nakomen want dan wordt er helemaal geen fatsoenlijk gesprek meer gevoerd. Als je aan iemand kan zien dat er iets is sneller vragen of er iets aan de hand is. Luisteren naar onze mening. Begrip hebben. De dingen die leerlingen vertellen tussen jullie houden totdat de leerlingen willen dat er nog iemand bijgehaald wordt. Sneller mensen aanspreken. Verander de gespreksonderwerpen. Eerder maatregelen nemen. Duidelijker zijn met uitleg. Niet meteen naar de ouders toegaan. Niet meteen naar de gang sturen, dan denken ze oh nu kan ik het nog een keer doen. Gewoon naar het time-out lokaal sturen, daar leren ze van. Duidelijk zijn. Eerder maatregelen nemen. Na de les 1 op 1. Voor de praktijkverkenning hebben er ook twee vraaggesprekken plaatsgevonden met collega’s. Onderstaand een uitwerking hiervan. Transcriptie vraaggesprekken collega’s Onderstaand een samenvatting van beide interviews in één document samengevat. Interviews zijn op verschillende momenten afgenomen. Interviewer: Andrea Hertog (AH) Geïnterviewde: Collega 1: collega Engels VMBO Kader- en TL klassen leerjaar 1-3 (vrouw). Collega 2: collega geschiedenis, VMBO TL en Havo klassen leerjaar 1-3 (man). 1. Draai je een mentorraad? Zo, ja van welke klas? Collega 1: Ik draai een mentorraad. Dit jaar voor het eerst. Ik heb een eerstejaars klas VMBO TL als mentorklas. 26 Collega 2: Ik draai een mentorraad binnen het VMBO TL, een tweedejaars klas. Vorig jaar, in hun eerste leerjaar was ik ook mentor van deze klas en ben nu dus met als mentor meegegaan naar het tweede leerjaar. 2. Hoeveel ervaring heb je met mentor zijn? Collega 1: Bij mijn vorige baan ben ik mentor geweest. Mijn vorige baan was binnen het MBO, dan heeft je mentorraad wel een iets andere betekenis. Toen voelde ik me meer loopbaanbegeleider, bovendien waren die leerlingen zelfstandiger. Dit heb ik 1 jaar gedaan, tevens in samenwerking met een andere collega. Het mentorraad dat ik nu doe is voor mij geheel nieuw. Collega 2: Vorig jaar was ik voor het eerst mentor. Dit is nu dus het tweede jaar dat ik mentor ben. 3. Voer je regelmatig gesprekken met leerlingen? Zo, ja met welke leerlingen? Zo, nee, vind je gesprekken voeren met je leerlingen belangrijk? Collega 1: Ik voer met mijn leerlingen veelal 1 op 1 een gesprekken. Dit vind ik belangrijk. Soms is het nodig de leerlingen persoonlijk even aan te spreken op iets. Dit kan in de klas zijn, maar ook na de les. Dit gebeurt zowel met mentorleerlingen als met leerlingen waar ik geen mentor van ben. Collega 2: Dagelijks voer ik gesprekken met leerlingen. Dit is zowel tijdens als na de les. Met mentorleerlingen en ook met niet-mentorleerlingen. Met mentorleerlingen voer ik meer gesprekken. O.a. ook een stukje extra begeleiding bij huiswerk maken en plannen voor de leerlingen die dit nodig hebben en bij mijn mentorleerlingen ook over het maken van keuzes voor hun vakkenpakket, een stukje loopbaanbegeleiding dus. 4. Hoe vaak voer je gesprekken met leerlingen? Collega 1: Tijdens de les het vaakst (soms in het lokaal, soms buiten het lokaal). Dit is bijna elke les wel een keer. Dit gaat vaak over motivatie en gedrag. AH: Plan je wel eens afspraken voor gesprekken? Ongeveer 1x per week. Collega 2: dagelijks, korte gesprekjes tijdens de les, daarbuiten 1 á 2 maal per week een afspraak met een leerling. 5. Wie neemt het initiatief voor het voeren van een gesprekje? Collega 1: Vaker van mijn kant dan van de leerlingen. Collega 2: Meestal van mijn kant, maar ook het komt ook regelmatig vanuit de leerling. 6. Waar gaan de gesprekken over? Collega 1: Meestal mentorgesprekken. School en privé. Leerlingen laten wel eens merken dat ze het fijn vinden om gesprekjes te voeren. Leerlingen die met zichzelf in de knoop zitten, fijn om hart te luchten. Persoonlijke leerlingen. Andere leerling vanwege faalangst, helpen met planning, vindt fijn. Collega 2: Eigenlijk altijd school gerelateerd. Maar als je een leerling wat beter wilt leren kennen, dan vraag je al snel ook naar persoonlijke dingen. Dit kan zijn over hobby’s van de leerling tot en met de thuissituatie. 7. Vind je het belangrijk regelmatig gesprekken te voeren met je mentorleerlingen? Collega 1: Ja, om een vinger aan de pols te houden. 27 Collega 2: Ja, ik wil graag weten of alles goed gaat met de leerlingen. Daarnaast wil ik zoveel mogelijk een band hebben met mijn leerlingen zodat ik beter hun gedrag kan begrijpen. 8. Hanteer je een gespreksmethode? Collega 1: Nee, niet dat ik weet. Collega 2: Ik probeer zoveel mogelijk open vragen te stellen, dat is het enigste. 9. Heb je wel eens begeleiding gehad bij het voeren van gesprekken? Collega 1: Nee Cursus gesprekstechnieken aangevraagd, maar nooit gekregen. Omdat ik denk dat ik dan meer uit gesprekken kan halen. Na aanleiding van een ouderavond, puur omdat het interessant is. Kan altijd beter. Zou dit nu nog steeds willen. Collega 2: Nee, wel heb Ik heb samen met een coördinerend docent gesprekken gevoerd met leerlingen. Dit is vaak leerzaam omdat je hierbij ook van collega’s kunt leren. Maar dit is niet echt begeleiding te noemen. 10. Zou meer informatie over gesprekken voeren met leerlingen een toegevoegde waarde voor je werk zijn? Zo, ja waarom? Collega 1: Ja, ik houd van structuur en wil de dingen graag goed doen. Meer houvast voor het voeren van gesprekken lijkt mij fijn. Collega 2: Gesprekken voeren is een belangrijk onderdeel van mijn werkzaamheden, hier kun veel mee bereiken. Dus meer informatie hierover is altijd welkom. 28 Bijlage 3A Het beroepsproduct Een zeven stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen Omdat gesprekstructuur voor zowel de docent als de leerling de kwaliteit van het gesprek ten goede komt is er een zeven stappenplan opgesteld. Bij het opvolgen van deze stappen zal er voor beide partijen meer duidelijkheid ontstaan en zullen kenmerken zoals openheid, eerlijkheid, echt naar elkaar luisteren en het belang elkaar te begrijpen tijdens een gesprek makkelijker worden. 1. Openstellen Hierbij is de invloed minimaal wat betreft tekst van de docent, iets wat voor veel onderwijsmensen een uitdaging is. Het gaat bij het openstellen om de aanwezigheid van de docent en de daarbij horende nonverbale reacties. Jezelf zichtbaar maken voor de leerling. 2. Luisteren Hierbij herhaalt de mentor stukken tekst van de leerling. Dit kan enkel een woord zijn of stukken van een zin. De manier van teruggeven van de tekst is hierbij belangrijk. De non-verbale uitingen in houding en blik moeten daarbij gepaard gaan en passen bij de echte belangstelling die de docent heeft. 3. Terugkoppelen Hierbij geeft de docent een terugkoppeling in de vorm van een samenvatting, ditmaal in eigen woorden, van wat hij denkt gehoord te hebben. Dit is belangrijk voor de leerling, omdat zijn tekst op een andere manier wordt verwoord. Aan de hand hiervan kan de leerling verheldering krijgen over zijn problemen. 3. Vragend aansluiten De docent stelt vragen die inhoudelijk voortkomen uit hetgeen wat daarvoor is besproken. Deze vragen zijn een verdieping van het gesprek. 4. Vragend toevoegen Bij deze interventie wijkt de mentor bewust af van de inhoud van het gesprek. Hierbij wordt de inhoud van het gesprek als het ware verbreedt. De leerling zegt: ‘ En ik heb een bloedhekel aan mijn zusje.’ De docent vraagt: ‘Hoe ziet boosheid er bij jou uit?’ 5. Informeren De leerling heeft in voorgaande stappen ruimte gekregen voor zijn eigen verhaal, daardoor zal de leerling beter luisteren naar de informerende docent. Hierbij gaat het over informeren over iets en niet meer over informeren, dit is iets wat valt onder vragend aansluiten en vragend toevoegen. De informatie komt vanuit de docent en is bedoeld om de leerlingen te helpen en het zicht op de problemen van de leerlingen te verhelderen. 6. Adviseren Nu is dan eindelijk het moment aangekomen om te adviseren. Iets waarbij de meeste docenten vaak gelijk willen beginnen. Erg vaak willen docenten al gelijk een oplossing aandragen. 29 In sommige gevallen wilt een leerling wel zo snel mogelijk een pasklare oplossing of een advies. Maar in de meeste gevallen gaat een leerling niet met een docent in gesprek om advies te krijgen, maar wil hij laten horen wat hem bezighoudt of waar hij mee zit. 7. Oordelen en opleggen Een docent mag ook best wel zeggen wat hij van het gedrag van een leerling vindt, en daar kan ook best een maatregel aan gekoppeld worden. Echter het noodzaak te handelen vanuit het belang van de leerling. Een leerling die onacceptabel gedrag vertoont, is niet geholpen bij strenge maatregelen als het gedrag voortkomt uit een verstoorde balans in zijn leven. Een docent voert zijn gesprek dus niet alleen op intuïtie. Bij een dialoog zijn er immers twee gesprekpartners. Docenten die de leerling hierin niet als volwaardige partner wilt zien, mist kansen op echte successen bij het voeren van gesprekken. Bron: Handboek voor elke mentor. 30 Bijlage 4A Presentatie Hieronder volgt een sfeerimpressie van de PowerPoint gebruikt voor de presentatie aan mijn leidinggevende. 31 32 Bijlage 4B Vragenlijst evaluatie Voor de evaluatie zijn de vragen vanuit paragraaf 4.1. gebruikt. De vragen zijn: Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken? Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen? Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd? Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen? 33 Literatuurlijst Bakker-De Jong, M., Mijland I., (2005). Handboek voor elke mentor, Oirschot: Quirijn. Onderwijskundige visie O.R.S. www.lekenlinge.nl Lek en Linge, 2014. Geraadpleegd op januari 2015 van Donk, C. v., & Lanen, B. V. (2013). Praktijkonderzoek in de school. In C. v. Donk, & B. v. Lanen, Praktijkonderzoek in de school (pp. 21-319). Bussum: Coutinho. Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2007). Effectief leren: basisboek (2e druk). Groningen/Houten: WoltersNoordhoff. Fiddelaers-Jaspers, R. & Ruigrok, J. (2003). Communicatie in de klas. Houten: EPN Geerts, W. en Kralingen, van der R. (2012). Handboek voor Leraren (eerste druk, 2 e oplage). Bussum: Couthino. Jutten, J., Goede communicatie in de school. Van praten tegen elkaar naar praten met elkaar. Geraadpleegd op 12 juni 2015 van http://wij-leren.nl/school-communicatie.php Leren.nl. Gesprekstechnieken. Slecht nieuws gesprek. Geraadpleegd op 22 juni 2015 van http://www.leren.nl/cursus/professionele-vaardigheden/gesprekstechnieken/slecht-nieuws-gesprek.html Landschot, v, Hubrecht, V., (2010), De Mentor in gesprek met de leerling, een kleinschalig onderzoek ter verbetering van (loopbaan)reflectiegesprekken, Enschede: SLO. SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. De mentor in gesprek met de leerling, een kleinschalig onderzoek ter verbetering van (loopbaan)reflectiegesprekken. December 2010. Geraadpleegd op 6 april 2015 van http://www.slo.nl/downloads/2010/de-mentor-in-gesprek-met-de-leerling.pdf/ Teitler, P. (2013). Lessen in Orde: Handboek voor de onderwijspraktijk (1e druk, zesde oplage). Bussum: Couthino. Wal, J. v., & Wilde, J. d. (2004). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. In J. v. Wal, & J. d. Wilde, Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding (pp. 18-28). Bussum: Coutinho. 34