Het belang van een goed gesprek

advertisement
Gespreksvoering
Praten met de leerling in plaats van praten tegen de leerling
Projectverslag
Beroepsproduct 2(OAR-H3BERPDT2-12)
Instituut Archimedes, Opleiding Docent Engels (2e graads)
Student: Andrea Hertog
studentennummer:1510380
Begeleider HU: Sally Ribnick
Begeleider werkplek: Carry van Tetering
Werkplek: De Lingeborgh
Samenvatting
Gesprekken met leerlingen is binnen de school iets wat dagelijks aan de orde van de dag is. Niet alle
gesprekken met leerling zullen altijd even serieus zijn, maar dat wil niet zeggen dat deze minder
belangrijk zijn. Gewoon een praatje op de gang, voor of na afloop van de les is minstens zo belangrijk
omdat dit een band schept met leerlingen volgens Teitler (2010). Om deze reden is dit onderzoek
gedaan naar het verloop van gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh.
Op basis van uitkomsten uit de praktijk en literatuur is een ontwerp gemaakt voor een product wat
makkelijk en praktisch toepasbaar is bevonden. Dit product is een advies voor het voeren van
gesprekken met leerlingen om zo docenten binnen De Lingeborgh te informeren over hoe gesprekken
met leerlingen effectiever kunnen worden gevoerd. Waarbij interactie, wat als één van de speerpunten
binnen het adaptief onderwijs wordt genoemd, een duidelijke rol speelt. Het product in de vorm van een
advies omvat een stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen en kan zowel binnen de
klas al daarbuiten worden toegepast.
Het product is gericht aan nieuwe docenten van De Lingeborgh, docenten die moeite ervaren met het
voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die nog niet heel veel ervaring hebben met het voeren
van gesprekken met leerlingen en docenten die op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen
zich verder willen ontwikkelen om zo hun professionele ontwikkeling te kunnen bevorderen.
Andrea Hertog
Inhoudsopgave
Samenvatting ............................................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 1: Inleiding................................................................................................................................ 4
1.1 Aanleiding en opdracht ................................................................................................................... 4
1.2 Context van de school in relatie tot het probleem........................................................................... 4
1.3 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek ........................................................................................................ 6
2.1 Inleiding verkennend onderzoek..................................................................................................... 6
2.2 Praktijkverkenning .......................................................................................................................... 6
2.2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 6
2.2.2 Plan van aanpak en middelen ..................................................................................................... 7
2.2.3 Resultaten en conclusies ............................................................................................................ 9
2.3 Literatuurverkenning..................................................................................................................... 11
2.3.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 11
2.3.2 Gespreksvoering ....................................................................................................................... 11
2.3.3 Conclusies ................................................................................................................................. 14
Hoofdstuk 3: Het beroepsproduct ........................................................................................................... 15
3.1 Conclusies verkenning ................................................................................................................ 15
3.2 Ontwerpeisen ............................................................................................................................... 15
3.3. Vormgeving product .................................................................................................................... 16
3.3.1. Onderwerp ............................................................................................................................... 16
3.3.2. Doelgroep ................................................................................................................................. 17
3.3.3. Doel .......................................................................................................................................... 17
3.3.4. Vorm......................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 4: Evaluatie en presentatie .................................................................................................... 19
4.1 Presentatie ................................................................................................................................... 19
4.2 Evaluatie ...................................................................................................................................... 19
Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning .................................................................... 21
Bijlage 2B Uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven .................................................... 22
Bijlage 3A Het beroepsproduct ........................................................................................................... 29
Bijlage 4A Presentatie ........................................................................................................................ 31
Bijlage 4B Vragenlijst evaluatie .......................................................................................................... 33
Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 34
3
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Aanleiding en opdracht
Voor dit onderzoek is gekozen voor een verdieping in het voeren van gesprekken met leerlingen. Dit
onderzoek heeft als doel om informatie te verschaffen binnen De Lingeborgh aan docenten die moeite
ervaren met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die nog niet heel veel ervaringen
hebben met het voeren van gesprekken met leerlingen en docenten die op het gebied van gesprekken
voeren met leerlingen zich verder willen ontwikkelen om zo hun professionele ontwikkeling te
bevorderen. Dit onderzoek zal plaatsvinden op De Lingeborgh, te Geldermalsen.
De Lingeborgh werkt vanuit het perspectief dat een persoonlijke benadering zorgt voor goede
leerresultaten bij leerlingen en zorgt daarbij voor aandacht op maat (Lek en Linge, 2015). Dit geldt
uiteraard niet alleen voor mentoren, maar voor alle docenten schoolbreed. Vanuit deze gedachte is in
overleg met Mevr. C. van Tetering, teamleidster VMBO GT en tevens de opdrachtgever, gekozen voor
een verdieping op het gebied van gesprekken voeren met de leerling.
In dit onderzoek naar het voeren van gesprekken met leerlingen zal de nadruk worden gelegd op de
professionele ontwikkeling van de docent binnen het VMBO GT. Momenteel geef ik les aan zowel de
onder- en bovenbouw van het VMBO GT en ben zelf mentor van een klas 3GT.
Het betreft een beschrijvend onderzoek (Donk & Lanen, 2013) waarmee wordt getracht om de situatie
omtrent het voeren van gesprekken met leerlingen te verbeteren. De opgedane kennis omtrent dit
thema dient toepasbaar te zijn tijdens lessituaties, maar ook voor en na de les. Tijdens lessituaties
zullen situaties ontstaan waarbij het voeren van gesprekken met leerlingen noodzakelijk is. Daarnaast
kunnen ook persoonlijke omstandigheden van de leerlingen een aanleiding zijn om gesprekken te
voeren. Hierbij heeft de docent de aangewezen taak om deze gesprekken te voeren en is het
noodzakelijk hier op juiste wijze naar te kunnen handelen.
Voor dit onderzoek zal in de eerste instantie aan de hand van leerling enquêtes binnen verschillende
leerjaren van het VMBO GT onderzocht worden naar ervaringen en behoeftes van leerlingen op het
gebied van gesprekken voeren met hun docenten. Aan de hand van literatuur zal ik onderzoeken wat
een gesprek is, welke gespreksvormen er zijn en het belang van goede gespreksvormen uiteenzetten.
Daarbij zoek ik ook antwoord op vragen over hoe en wanneer je verschillende gespreksvormen het
beste kunt toepassen. Aan de hand hiervan verwacht ik een duidelijk beeld te kunnen neerzetten over
het voeren van gesprekken met leerlingen. Op basis daarvan zal er een product worden ontworpen in
de vorm van een advies en wat tevens moet bijdrage aan het handboek voor docenten.
1.2 Context van de school in relatie tot het probleem
De Lingeborgh is een openbare scholengemeenschap dat eindonderwijs verzorgd op het gehele VMBO
en HAVO/VWO tot en met het derde leerjaar. Met zo’n 1150 leerlingen is de Lingeborgh is een school
met een goede sfeer en een kleinschalige organisatiestructuur, waarvoor leerlingen vanuit de gehele
regio naar Geldermalsen toekomen.
Het docententeam van de Lingeborgh bestaat uit een team vol enthousiaste docenten die leerlingen
ondersteuning bieden bij het leren en ook betrokken zijn op persoonlijk vlak. De Lingeborgh werkt vanuit
het perspectief dat een persoonlijke benadering zorgt voor goede resultaten en zorgt daarbij voor
aandacht op maat. Hierbij wordt er zoveel mogelijk rekening gehouden met verschillen tussen de
leerlingen.
4
Volgens de onderwijskundige visie van De Lingeborgh beschikt een deel van de leerlingen over
‘zelfstandige’ en ‘zelfredzame’ burgerschap stijl en heeft een betekenisgerichte leerstijl (=intrinsiek
gemotiveerd). De Lingeborgh helpt hen door; ruimte te geven; belangstelling te tonen en ze
(intellectueel) uit te dagen. Een ander deel van de leerlingen behoort meer tot de ‘structuurzoekers’.
Hun leerstijl is vaak ‘toepassingsgericht’ of ‘ongericht’. Hierbij helpt een aanpak van: structuur bieden
die, scherp gekaderd, ruimte biedt; grenzen stellen en handhaven; belangstelling tonen en
(intellectueel) uitdagen.
Op de Lingeborgh wordt er gewerkt met een 70 minuten rooster, dit zorgt voor meer volledige en
diepgaande activiteiten en dit geeft ook de ruimte voor meer individuele begeleiding.
1.3 Onderzoeksvraag
Voor dit onderzoek naar het voeren van gesprekken met leerlingen, ga ik zo volledig mogelijk antwoord
geven op de volgende overkoepelende onderzoeksvraag:
Hoe kan binnen de afdeling van het VMBO GT van De Lingeborgh het voeren van gesprekken met
leerlingen verbetert worden?
Daarnaast wordt er ook antwoord gegeven op de volgende deelvragen:

Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten?

Welke rol heeft de mentor op dit gebied?

Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd?

Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden?

Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken?

Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken?

Wat is een gesprek?

Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk?

Welke gespreksvormen zijn er?

Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen?
5
Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek
2.1 Inleiding verkennend onderzoek
In het verkennend onderzoek zal worden gekeken wat er in de literatuur is geschreven over gesprekken
voeren met leerlingen, daarbij zal op de volgende deelvragen een antwoord worden gezocht:

Wat is een gesprek?

Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk?

Welke gespreksvormen zijn er?

Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen?
Maar eerst wordt er aan de hand van een praktijkonderzoek gekeken naar de huidige situatie omtrent
het voeren van gesprekken met leerlingen. Waarbij de volgende deelvragen beantwoord dienen te
worden:

Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten?

Welke rol heeft de mentor op dit gebied?

Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd?

Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden?

Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken?

Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken?
De uitkomsten van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek zullen worden meegenomen in
ontwerp van het product. Het product zal een advies omvatten in de vorm van een stappenplan voor de
docenten van De Lingeborgh om hen handvaten mee te geven voor het voeren van gesprekken met
leerlingen met als doel een bijdrage te leveren aan de professionele ontwikkeling van de docenten.
2.2 Praktijkverkenning
2.2.1 Inleiding
Om vanuit de praktijk een antwoord te kunnen geven op de deelvragen zullen er twee collega’s worden
bevraagd tijdens een vraaggesprek. Gezien het product bestemt is voor docenten van De Lingeborgh is
hun informatie over dit onderwerp van groot belang voor het ontwerp van het product. Daarnaast zal er
onder verschillende leerlingen vanuit verschillende klassen en leerjaren van het VMBO TL een enquête
worden afgenomen. Er is gekozen voor verschillende klassen om zo valide mogelijk te kunnen
waarnemen. Er is gekozen voor alle vier de leerjaren van het VMBO TL omdat naar verwachting
behoeftes van leerlingen in de loop der jaren verandert.
Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de leerling enquêtes zijn:

Hoe kijken leerlingen aan tegen het voeren van gesprekken met docenten?

Wat zijn de ervaringen van leerlingen met het voeren van gesprekken?
Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de vraaggesprekken met collega’s zijn:

Hoe vaak worden er gesprekken met leerlingen gevoerd?

Wat zijn de ervaringen van docenten met het voeren van gesprekken?
Vragen die beantwoordt zullen worden naar aanleiding van de leerling enquêtes en de vraaggesprekken
met collega’s zijn:
6

Welke rol heeft de mentor op dit gebied?

Welke gespreksonderwerpen worden belangrijk bevonden?
Aan de hand van de uitkomsten van de leerling enquêtes en de vraaggesprekken met collega’s zullen
conclusies worden getrokken. In paragraaf 2.2.3. zullen de resultaten en conclusies worden uitgewerkt.
Deze conclusies worden meegenomen bij het ontwerp van het product.
2.2.2 Plan van aanpak en middelen
Voor het verzamelen van data zullen verschillende leerlingen worden benaderd. Dit zijn leerlingen van
leerjaar 1 tot en met 4 van het VMBO TL van De Lingeborgh. Het gaat hierbij zowel om jongens als
meisjes en in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar.
De leerling enquête die zal worden afgenomen bestaat hoofdzakelijk uit enkele keuzevragen waarbij de
leerlingen niet meer dan één mogelijkheid uit een aantal antwoorden mag kiezen (Donk & lanen). Er is
gekozen om keuzevragen te gebruiken zodat er antwoorden kunnen worden verwacht die voor het
onderzoek relevant en makkelijk te verwerken zijn. Naast de keuzevragen is er ook een open vraag in
de enquête. De open vraag geeft ruimte voor suggesties die nodig zijn om de deelvragen verder te
kunnen beantwoorden en zijn ook relevant voor het onderzoek. Er is gekozen om de enquête anoniem
te laten invullen omdat dit laagdrempeliger en betrouwbaarder is.
De gebruikte vragenlijst voor de enquête bevindt zich in de bijlagen, zie bijlage 2A1.
Daarnaast worden er twee vraaggesprekken afgenomen bij collega-docenten. Het gaat hier om twee
collega-docenten die tussen 1-3 jaar werkzaam zijn binnen De Lingeborgh. Hiervoor is gekozen omdat
zij al enige ervaring binnen De Lingeborgh hebben, maar zijn daarnaast ook nog niet volledig
geroutineerd binnen de school.
Er is gekozen voor een vraaggesprek omdat dit een geschikte methode is voor dataverzameling en
omdat je aan de hand van een vraaggesprek makkelijk kunt onderzoeken wat de kennis van de
docenten omtrent het houden van gesprekken is. En aan de hand van het vraaggesprek kun je verder
uitdiepen wat de behoeftes zijn van de docenten omtrent het voeren van gesprekken met leerlingen. Er
is gekozen om de vraaggesprekken één op één te doen zodat de geïnterviewde niet elkaars
antwoorden kunnen beïnvloeden. Deze leidraad past goed bij de leervraag zodat er een helder beeld
wordt verkregen van de behoeftes van deze docenten van De Lingeborgh omtrent het voeren van
gesprekken.
Hiermee wordt ook gemeten waar verbeteringen voor de toekomst ligt en hoe docenten van De
Lingeborgh nu aankijken tegen het voeren van gesprekken met leerlingen. Deze manier is betrouwbaar
omdat er goede afspraken zijn gemaakt omtrent de anonimiteit, hierdoor hoeven de docenten niet bang
te zijn dat enige informatie tegen hen wordt gebruikt. Dit zorgt voor een goede basis van vertrouwen
waardoor de docenten open en eerlijk kunnen zijn over de informatie die zij vertellen. Het vraaggesprek
zal veelal directe vragen bevatten. Een vraaggesprek is volgens van der Donk en Lanen (2013) ideaal
voor het verzamelen van extra data. Op basis van deze data zal er gekeken worden of er patronen
zichtbaar zijn en welke samenhang er is.
De transcriptie van de vraaggesprekken bevindt zich in de bijlagen. Zie bijlage 2B2.
1
2
Bijlage 2A: onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning blz. 20
Bijlage 2B: uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven blz. 25
7
Om gericht te kunnen waarnemen is er een stappenplan gebruikt, letterlijk naar het voorbeeld van van
der Donk & Lanen.
Doel enquête
Na
afloop
van
de
enquête heb ik data
Kernbegrip
Deelaspecten
Stellingen
Verwachtingen
Vanuit leerling zelf
Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens
leerlingen
naar een docent toe om hierover te praten.
waaruit blijkt hoe de
Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar
leerlingen
mijn mentor toe.
van
verschillende
Van mentor
Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij
leerjaren binnen het
mijn mentor terecht kan.
VMBO TL aankijken
Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor
tegen
mij klaarstaat.
gesprekken
voeren,
wat
ervaringen
zijn
hun
Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf
en
over al mijn problemen te praten met mijn
waar ze behoefte aan
mentor.
hebben op het gebied
van
Aanspreekpunt
gesprekken
Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben
zodat ik weet dat ik altijd bij hem/haar terecht
voeren met docenten.
kan als ik ergens mee zit.
Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen
dan mijn mentor.
Inhoudelijk
Noodzakelijkheid
Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik
gesprekken
daarna mij weer beter kan focussen op mijn
werkzaamheden op school.
Praten over mijn problemen, waarom zou ik?
Dit gaat niemand iets aan.
Gespreksbehoefte
Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik
erg belangrijk.
Onderwerp van gesprek
Ik bespreek alleen schoolse zaken op school,
de rest houd ik liever voor mijzelf.
Ervaringen
Ik heb goede ervaringen met gesprekken met
mijn mentor.
Tegemoetkoming
Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor
docenten
heb ik het gevoel dat mijn mentor met mij
meedenkt naar oplossingen.
Kennis docenten
Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh
goed in staat zijn om gesprekken te voeren
met leerlingen.
Op basis van deze gegevens is de enquête opgesteld, zie bijlage 2A 3 voor een impressie van de
afgenomen enquête, daarnaast zal het stappenplan ook worden ingezet als leidraad voor de
vraaggesprekken met collega’s.
3
Bijlage 2A: onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning blz. 20
8
2.2.3 Resultaten en conclusies
De leerlingen hebben op basis van hun eigen ervaringen met het voeren van gesprekken met docenten
van De Lingeborgh een enquête ingevuld. Een compleet overzicht van deze resultaten is te vinden in
bijlagen, zie bijlage 2B. Een overzicht van de belangrijkste resultaten zullen hieronder in eigen woorden
worden uitgewerkt.
Uit de leerling enquêtes komt naar voren dat leerlingen een persoonlijk gesprekje op zijn tijd belangrijk
vinden. Daarbij vinden de leerlingen uit klas één en vier dit nog net wat belangrijker dan de leerlingen uit
klas twee en drie. De meerderheid van de leerlingen geeft aan het belangrijk te vinden dat hun mentor
voor ze klaarstaat, dit geldt voor leerlingen uit alle vier de leerjaren. Leerlingen uit de bovenbouw geven
daarbij aan dat ze eerder naar hun mentor gaan als ze ergens over willen praten, in de onderbouw zijn
de meningen hierover verdeeld. In klas één is de meerderheid het hier namelijk helemaal mee oneens
en in klas twee is de meerderheid het hier een beetje mee oneens. Leerlingen uit klas twee geven aan
vaker naar een andere docent te gaan voor een gesprek, iets waarover in klas één, drie en vier de
meningen verdeeld zijn.
Leerlingen durven tijdens gesprekken met docenten overal over te praten, dit geldt voor leerlingen uit
alle leerjaren. Alleen in klas één is een groot aantal van de leerlingen die daar anders over denkt, negen
leerlingen geven aan dat ze het hier een beetje mee oneens zijn en drie zijn het er helemaal mee
oneens.
De mening over praten over je problemen zijn verdeeld. In klas twee en drie wil de meerderheid dit nog
wel, al is dit geen overtuigend aantal wat in de meerderheid is. Leerlingen geven aan vaker hun
vrienden in vertrouwen te nemen hiervoor, dit geldt voor leerlingen van alle vier de leerjaren.
Betreft de ervaringen met het voeren van gesprekken met docenten zijn de leerlingen niet allemaal
overtuigd van goede ervaringen. In klas één is de meerderheid het hier helemaal niet mee eens, in klas
twee zijn de leerlingen het hier een beetje mee oneens. In klas vier zijn de meningen hierover verdeeld,
waarbij een gelijk aantal aangeeft het hier een beetje mee eens en oneens te zijn. In klas drie zijn de
leerlingen het meest positief gestemd, daar geeft een meerderheid aan het hier een beetje mee eens te
zijn. Al met al geen overtuigende uitkomsten over goede ervaringen met gesprekken met docenten van
De Lingeborgh.
Betreft de gesprekken met mentoren, vindt de meerderheid van de leerlingen dat hun mentor goed in
staat was om een gesprek te voeren. In klas twee en drie zijn er verschillende leerlingen het hier
helemaal mee eens, binnen alle leerjaren is de meerderheid het hier een beetje mee eens. Bijna geen
enkele leerling vindt dat zijn/ haar mentor niet in staat was om een gesprek te voeren. Daarbij valt op
dat in de onderbouw de meningen verdeeld zijn over de oplossingsgerichtheid van de gesprekken. In de
bovenbouw zijn bijna alle leerlingen het hier of helemaal of een beetje mee eens.
Onderstaand de antwoorden naar aanleiding van de open vraag van de enquête overzichtelijk en per
onderwerp weergegeven:
Verwachtingen leerlingen:

Interesse tonen in leerling. (1TL)

Niet boos worden. (2TL)

Proberen om te helpen. (1TL, 3TL)
9

Begrip hebben. (4TL)

Niet dreigen met straffen. (2TL)

Neem het serieus als een leerling bij je komt. (3TL)

Niet meteen naar ouders toegaan (4TL)
Inhoud gesprek:

Vaker aan de leerling vragen hoe het gaat. (1TL, 3TL)

(Snel) een oplossing aandragen. (1TL)

Meer tips geven aan de leerling, zodat de leerling het zelf kan oplossen. (3TL)

Privé blijft privé, alleen over schoolzaken praten. (2TL)

Zorg dat je de leerling goed kent voordat je iets kwetsends zegt. (3TL)

Verander de gespreksonderwerpen (4TL)
Gesprekstechnieken:

Neem de tijd. (1TL, 2TL, 3TL)

Goed luisteren. (1TL, 2TL, 3TL, 4TL)

Leerling laten uitspreken. (1TL)

Duidelijk zijn. (4TL)

De ander ook aan het woord laten. (2TL)

Gesprek niet te lang. (2TL)
Een compleet overzicht van alle uitkomsten van de open vragen in opgenomen in bijlagen, zie bijlage
2B.4
Bij de vraaggesprekken is gebruik gemaakt van een interviewleidraad. Het doel van het vraaggesprek is
gericht doorvragen en meer te weten te komen over de ideeën van collega’s betreft digitaal toetsen en
hun ervaringen hiermee. De vraaggesprekken zijn deels gestructureerd verlopen aan de hand van de
van te voren gekozen onderwerpen. Hieronder volgen de gegevens van beide vraaggesprekken
uitgewerkt per onderwerp:
Uit de vraaggesprekken komt naar voren dat beide collega-docenten dagelijks gesprekken voeren met
leerlingen. Dit gebeurt niet alleen met hun mentorleerlingen, maar ook met andere leerlingen aan wie ze
lesgeven. Het initiatief voor het voeren van gesprekken komt vaker vanuit de docent dan vanuit de
leerling. Daarnaast hebben de gesprekken veelal een school gerelateerde context, maar ook privé
onderwerpen komen tijdens de gesprekken wel eens aan bod. Collega 2 geeft aan dat hij het bespreken
van privé onderwerpen ziet als een basis voor beter contact. Dit vormt een band die hij belangrijk vind
voor een verdere samenwerking. Collega 1 geeft aan gesprekken voeren met leerlingen prettig te
vinden om zodoende een vinger aan de pols te kunnen houden.
Voor het voeren van gesprekken met leerlingen hanteren beide collega docenten geen vaste
gespreksmethode. Collega 2 probeert er rekening mee te houden dat hij zoveel mogelijk open vragen
stelt tijdens een gesprek. Collega 1 hanteert geen enkele gesprekmethode.
Beide collega docenten hebben geen begeleiding gehad bij het voeren van gesprekken. Collega 1 geeft
daarbij aan wel een aanvraag te hebben gedaan voor een cursus gesprekstechnieken, maar dit tot op
4
Bijlage 2B: uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven blz. 21
10
heden niet heeft gekregen. Collega 2 heeft uit gesprekken met leerlingen die hij samen met een
coördinerend docent heeft gevoerd dingen kunnen leren, maar verder geen begeleiding gehad bij het
voeren van gesprekken met leerlingen.
Beide collega-docenten geven aan dat meer informatie over het voeren van gesprekken met leerlingen
van toegevoegde waarde kan zijn. Waarbij collega 1 aangeeft behoefte te hebben aan een bepaalde
houvast voor het voeren van gesprekken, zodat haar gesprekken meer gestructureerd zullen verlopen.
Collega 2 vindt gesprekken voeren met leerlingen een belangrijk onderdeel van zijn takenpakket en
geeft daarom aan dat meer informatie hierover een toegevoegde waarde voor zijn werk is, ook omdat je
aan de hand van gesprekken met leerlingen makkelijker doelen kunt bereiken.
Naar aanleiding van de praktijkverkenning kan worden gezegd dat zowel de leerlingen als de docenten
het voeren van gesprekken belangrijk vinden. Leerlingen vinden dat docenten in staat zijn een gesprek
te voeren, ondanks dat zijn ze niet helemaal tevreden zijn over de ervaringen die ze hebben met hun
mentor en/of docenten. Dat geldt vooral voor de leerlingen uit de onderbouw, zij zijn hebben de minst
goede ervaringen en geven daarbij aan dat ze het prettig zouden vinden als docenten vaker aan ze
vraagt hoe het gaat, ook missen ze een geboden oplossing voor hun probleem die ze tijdens een
gesprek bespreekbaar maken. Daarnaast komt uit de enquêtes naar voren dat docenten meer de tijd
moet nemen voor het voeren van gesprekken, duidelijker moet zijn, de ander ook meer aan het woord
moeten laten en als laatste komt vanuit de leerlingen naar voren dat de docent beter moet luisteren.
2.3 Literatuurverkenning
2.3.1 Inleiding
Je voert als docent dagelijks gesprekken; met leerlingen, collega’s, ouders, deskundige of andere
partijen. De meeste gesprekken verlopen soepel hetzij doordat het tamelijk neutrale gesprekken zijn,
hetzij doordat je zonder dat je het door hebt al gesprekstechnieken inzet. Als het gesprek op een dood
spoor dreigt te raken, zal je er al snel iets aan doen om het gesprek toch voort te trekken.
In de praktijkverkenning zal er aan de hand van de literatuur verder gekeken worden naar wat er
geschreven is op het gebied van gesprekken voeren met leerlingen. Hier zal met name gekeken worden
naar literatuur om de volgende vragen te kunnen beantwoorden:

Wat is een gesprek?

Waarom is het voeren van gesprekken met leerlingen belangrijk?

Welke gespreksvormen zijn er?

Wanneer voer ik een gesprekken met leerlingen?
Aan de hand van de antwoorden uit de literatuur zullen er conclusies worden getrokken. In paragraaf
2.3.3. zullen de conclusies worden uitgewerkt. Deze conclusies worden meegenomen bij het ontwerp
van het product.
2.3.2 Gespreksvoering
Een gesprek is een middel om persoonlijke contacten tussen docent en leerlingen effectief vorm te
geven. Een gesprek is net iets meer dan een leerling iets laten weten en/of van iemand anders iets te
willen weten. Het gaat hierbij om interactie tussen twee partijen waarbij kernmerken zoals openheid,
eerlijkheid, echt naar elkaar luisteren en proberen elkaar te begrijpen van groot belang zijn voor het
voeren van effectieve gesprekken binnen de school (Jutten, z.d.). Bij het voeren van gesprekken dient
11
de docent over vaardigheden te beschikken om deze gesprekken ook daadwerkelijk effectief te laten
verlopen, waarbij het niet alleen gaat om hetgeen wat gezegd wordt, maar de non-verbale
communicatie speelt hierin ook een grote rol.
Het belang van een goed gesprek
Volgens Jutten kenmerkt een professionele cultuur zich door een goede communicatie. Waarbij
gesprekstechnieken een belangrijke rol spelen voor de communicatie. Volgens Geerts en van Kralingen
(2012) bevorderen gesprekstechnieken een soepel en betekenisvolle communicatie, en dat is iets wat
er zeker nodig is in het onderwijs.
Gesprekken zijn een belangrijk onderdeel van de leerlingbegeleiding binnen een school. Gesprekken,
zowel individueel als klassikaal, zorgen ervoor dat de persoonlijke band tussen docent en leerlingen
wordt versterkt (Geerts & Kralingen).
De noodzaak voor een goede communicatie is de laatste jaren alleen maar meer toegenomen. Jutten
noemt in zijn artikel; Goede communicatie in een school hiervoor verschillende redenen. Hieronder volgt
een tweetal redenen die Jutten heeft genoemd in zijn artikel en binnen het kader van gesprekken
voeren met leerlingen zijn:

Het toenemende belang om van elkaar te leren binnen het onderwijs: hiervoor is goede
communicatie noodzaak.

Interactie als één van de kenmerken van adaptief onderwijs: hoe communiceer ik met
leerlingen en hoe beïnvloed ik de interactie tussen leerlingen onderling?
Verschillende niveaus van een gesprek
Geerts en van Kralingen benoemen de vier niveaus van een gesprek. Wanneer je je bewust bent van
deze niveaus ben je volgens hen beter in staat om gesprekken te voeren. De indeling van deze vier
niveaus zijn afkomstig van Fiddelaers-Jaspers en Ruigrok (1997). De vier niveaus zijn:
1.
inhoud
Hierbij wordt er aangegeven wat er besproken of gecommuniceerd gaat worden. Bijvoorbeeld;
We gaan het in de les hebben over oorlog.
De inhoud is waar het uiteindelijk om gaat: dat wat besproken dient te worden. Hierbij gaat het
er om waar je uiteindelijk naartoe wilt met het gesprek.
2.
procedure
Er wordt vertelt hoe dit gaat gebeuren. Bijvoorbeeld; We gaan in de kring zitten en dan vraag ik
iedereen om te vertellen waar je aan denkt als je het woord oorlog hoort.
Hierbij wordt voor iedereen duidelijk wat er gaat gebeuren en wanneer. Deze structuur zorgt
voor houvast waardoor de gesprekspartner(s) weten waar ze aan toe zijn en randvoorwaarden
duidelijk zijn.
3.
interactie
Hierbij wordt er besproken hoe de gesprekspartners zich ten opzichte van elkaar gedragen.
Bijvoorbeeld; Maar toch wil ik dat jullie elkaar laten uitpraten.
Maak de ander bewust van zijn manier van reageren, zodat de mogelijkheid ontstaat voor de
ander om hierin te veranderen. Zo kan vastgelopen of niet soepel lopende communicatie op
inhoud beter worden voortgezet.
4.
emotie
Gevoelens worden geuit en herkend. Bijvoorbeeld; Ik begrijp dat dit onderwerp voor sommige
van jullie een beetje moeilijk is en dat je er misschien wel boos of verdrietig van wordt.
12
Door de emoties van andere te erkennen en je eigen emoties te uiten, is het kwetsbare gevoel
‘veiliggesteld’. De noodzaak voor een defensieve houding neemt af en het wederzijdse begrip
creëert een opening voor communicatie.
Verschillende gespreksvormen
Van der Wal (2004) gaat er vanuit dat er gelijkwaardigheid tussen leerling(en) en de docent gevormd
moet worden. Het voeren van gesprekken is meestal het middel om dit en contact met leerlingen
effectief vorm te geven. Van der Wal heeft verschillende moeilijke gesprekvormen genoemd, namelijk:

Het diagnose-receptgesprek. Hierbij kan er aan de hand van het stellen van vragen een beter
beeld geschetst worden van het probleem. Als je een helder beeld hebt van het probleem, kun
je jouw visie hierop geven. De leerling mag vervolgens hierop reageren. Uiteindelijk is het de
bedoeling de leerling hierin een advies mee te geven.

Het participatiegesprek. De docent schets een algemeen beeld van het probleem. Na de
algemene schets van het probleem, is het tijdens het gesprek belangrijk goed door te vragen.
Zo zoek je samen met de leerling naar de aanleiding van het probleem. Uiteindelijk zal de
leerling zelf een oplossing voor het probleem aandragen.

Het tweekolommengesprek. Dit zijn gesprekken waarin leerlingen constant tegenargumenten
moet noemen. Er worden duidelijke vragen gesteld, zoals; ‘Wat zijn de nadelen?’ Wanneer een
argument niet duidelijk genoeg is, blijf je doorvragen totdat het wel duidelijk is. Wanneer deze
‘’kolom’’ ingevuld is, kun je voorzichtig overgaan naar de tweede kolom met de vraag: ‘Zijn er
misschien ook een paar voordelen te noemen?’ Een accepterende houding is hierbij van
belang. Tot slot worden er vragen gesteld zoals; ’Welke oplossing stel je voor, zodat we zoveel
mogelijk profijt hebben van de voordelen en zo weinig mogelijk last hebben van de nadelen?’

Het slecht-nieuwsgesprek. De docent zal hierbij niet om het slechte nieuws heen draaien, maar
dit direct moeten meedelen. De emotionele reacties van de leerling(en) moeten worden
opvangen door actief te luisteren, het geven van een bericht van ontvangst of door een
openingszet te geven. Na het opvangen van de emotionele reacties, kijkt de docent naar de
zakelijke kant door bijvoorbeeld de vraag te stellen: ’Wat moeten we nu doen?’ Tot slot stelt de
docent de leerling(en) voor de mogelijkheid om nog eens over het slechte nieuws te praten.
Individuele gesprekken
Er zijn moment momenten waarbij het noodzakelijk is de leerlingen uit de groep te halen en hiermee
een individueel gesprek te voeren. Dit kan zijn als de leerling niet goed functioneert binnen de groep,
maar ook op individueel niveau hetzij door persoonlijke problemen hetzij aan de hand van problemen in
de groep (Geerts & Kralingen). Het voeren van gesprekken met leerlingen die gecorrigeerd dienen te
worden zijn vaak effectiever door de leerling even apart te nemen. Niet alle gesprekken tussen de
leerling(en) zullen altijd even serieus zijn, maar dat wil niet zeggen dat deze minder belangrijk zijn.
Gewoon een praatje op de gang, voor of na afloop van de les is minstens zo belangrijk omdat dit een
band schept met de leerling(en) (Teitler, 2013). De maken je in de ogen van de leerling(en) menselijker
en toegankelijker.
13
2.3.3 Conclusies
Naar aanleiding van de literatuur wordt benadrukt dat gesprekken voeren in het onderwijs een
belangrijke rol innemen. Omdat communicatie een belangrijke rol speelt voor contact met de leerling(en)
is het voeren van gesprekken met leerlingen niet weg te denken. Vanuit de literatuur kwam ook naar
voren dat een professionele cultuur gekenmerkt wordt door goede communicatie.
De geraadpleegde literatuur heeft meer inzichten gegeven over gesprekken voeren met leerlingen,
waarbij een gesprek wordt gekenmerkt als een interactie tussen twee of meerdere personen. Interactie
tussen beide partijen wordt tevens ook gezien als één van de kenmerken voor adaptief onderwijs.
De vier niveaus van een gesprek, die door Geerts en van Kralingen zijn neergezet zorgen ervoor dat
betere gesprekken mogelijk gemaakt kunnen worden. Een bewustzijn van deze vier niveaus aan het
begin van een gesprek zorgt voor duidelijkheid over waar je naartoe wilt met een gesprek, duidelijkheid
over wat er gaat gebeuren en wanneer, hoe de gesprekspartners zich gedragen tegenover elkaar en
zorgt voor wederzijds begrip zodat het gesprek voor beide partijen prettig kan verlopen. Verder zijn er
verschillende gespreksvormen benoemd die inzicht geven over verschillende gespreksvormen die
binnen een school voorkomen. Daarnaast mogen de gewone praatjes op de gang en voor en na de les
niet onderschat worden, ook deze dragen bij aan de band tussen docent en leerlingen.
14
Hoofdstuk 3: Het beroepsproduct
3.1 Conclusies verkenning
Uit zowel de praktijkverkenning als de literatuurverkenning komt overeen dat gesprekken voeren met
leerlingen een belangrijke rol innemen binnen het onderwijs. Volgens Geerts en van Kralingen zijn
gesprekken met leerlingen een randvoorwaarde voor het versterken van de band tussen leerling en
docent. Omdat gesprekken met de leerling(en) een belangrijke rol heeft binnen het onderwijs is het
prettig als deze ook soepel verlopen. Om inhoudelijk meer inzicht te geven over het voeren van
gesprekken hebben Geerts en van Kralingen een viertal randvoorwaarden benoemd die je beter in staat
achten gesprekken te voeren. De vier randvoorwaarden die werden genoemd zijn:
1. duidelijkheid over de inhoud;
2. duidelijkheid over de procedure;
3. duidelijkheid over hoe de gesprekspartners zich gedragen tegenover elkaar;
4. het kwetsbare gevoel ‘veiligstellen’ door emoties te benoemen.
Deze vier punten zorgen voor wederzijds begrip zodat een gesprek voor beide partijen prettig kan
verlopen. Iets wat aan de hand van het praktijkonderzoek nu niet volledig het geval blijkt binnen De
Lingeborgh. De leerling enquêtes gaven aan dat leerlingen het idee hebben dat docenten enerzijds
goed in staat zijn een gesprek te voeren, maar anderzijds blijkt dit niet voldoende omdat de
meerderheid van de leerlingen geen goede ervaringen heeft met gesprekken met docenten binnen De
Lingeborgh. Daarbij geven de leerlingen aan dat ze het prettiger vinden als de docent hen laat uitpraten,
de docent meer tijd vrijmaakt voor een gesprek en de docent beter luistert. Waarbij de randvoorwaarden
voor het voeren van een effectief gesprek, die door Geerts en van Kralingen zijn benoemd, niet altijd bij
gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh terugkomen.
Deze uit literatuur en praktijk verkregen gegevens zullen worden meegenomen in het ontwerp van het
product, waar in paragraaf 3.2 verder op zal worden ingegaan.
3.2 Ontwerpeisen
Uit de praktijk verkregen informatie geeft aan dat docenten geen gesprekmethode hanteren voor het
voeren van gesprekken met leerlingen. Daarbij is er binnen de school ook geen handleiding aanwezig
voor het voeren van gesprekken met leerlingen, en dus worden gesprekken over het algemeen volgens
geheel eigen wijze ingevuld door docenten van De Lingeborgh. Leerlingen hebben enerzijds
aangegeven dat ze leraren in staat achten goede gesprekken te voeren, maar dat ze anderzijds niet
voldoende inspelen op de behoeftes en verwachtingen van leerlingen omdat uit de enquêtes naar voren
komt dat de meerderheid van de leerlingen geen overtuigend goede ervaringen heeft overgehouden
aan de gesprekken met docenten. Het product moet hiervoor een oplossing bieden en zal daarom aan
de volgende eisen moeten voldoen:
Biedt structuur bij het voeren van gesprekken
Om effectief te kunnen werken met groepen en individuele leerlingen is het gewenst je
gesprekstechnieken uit te breiden en deze bewust toe te passen (Geerts & Kralingen). Het product zou
daarom duidelijkheid moeten bieden over de gesprekstechnieken en hoe deze toe te passen in de
praktijk. Tevens zal duidelijkheid omtrent gesprekstechnieken ervoor moeten zorgen dat dit houvast en
structuur geeft aan docenten om zo gesprekken effectiever te kunnen laten verlopen. En
15
gespreksstructuur, voor zowel de mentor als de leerling, komt de kwaliteit van het gesprek ten goede
(leren.nl).
Zorgt voor voldoende interactie tussen beide partijen
Volgens de Jong en Mijland (2014) zit het gevoel voor de leerling om de moeite waard te zijn hem in
een docent die aandacht voor hem heeft en luistert. Hierbij is het van belangrijk dat de docent dit ook
non-verbaal uitdrukt door even tijd vrij te maken en een ruimte te regelen. In enquêtes geven leerlingen
aan dat docenten beter moeten luisteren. Dit geeft aan dat niet alle docenten van De Lingeborgh dit
voldoende doet en dat deze gesprekken eenzijdig verlopen. Het product moet ervoor zorgdragen dat er
een effectievere manier van communiceren ontstaat bij alle docenten van De Lingeborgh waarbij er niet
alleen tegen de leerling maar vooral met de leerling wordt gesproken (Landschot & Hubrecht, 2010).
Neemt niet teveel tijd in beslag
Het product moet praktisch en makkelijk bruikbaar zijn in de praktijk. Gebruik van het product mag
daarom niet gecompliceerd zijn en niet teveel voorbereidingstijd in beslag nemen. De leerlingen hebben
in de enquêtes aangegeven dat docenten meer de tijd moet nemen voor het voeren van gesprekken.
Het product moet daarom volledig gericht zijn op het voeren van gesprekken en hoe dit beter kan
verlopen, waarbij de docent niet veel tijd kwijt mag zijn aan de handelingen voorafgaand daarop.
Sluit aan op het adaptief onderwijs
Het product moet er voor zorgen dat de docent op juiste wijze in gesprek kan gaan met de leerling zodat
de leerling zich geholpen voelt en een leerling is niet geholpen bij een pasklare oplossing (Jong &
Mijland). Adaptief onderwijs is erop gericht om de eigen verantwoordelijkheid van de leerling te
stimuleren. Uit de leerling enquêtes komt naar voren dat leerlingen meer tips willen van de docenten,
zodat de leerling het verder zelf kan oplossen. Daarom is het goed om naar de leerling te luisteren en
door te reflecteren de leerling aan te sturen op hun eigen gedrag.
Kan voor verschillende gespreksvormen ingezet worden
Uit de literatuur verkregen informatie gaf enkele voorbeelden van de verschillende gesprekken die
binnen een school plaatsvinden (Wal). Ook uit de praktijk verkregen informatie gaf aan dat docenten
voor verschillende onderwerpen gesprekken voeren met leerlingen. Het product moet daarom op
verschillende gesprekken toepasbaar zijn om het praktisch en laagdrempelig te houden.
Kan zowel binnen als buiten een klassensituatie gebruikt worden
Tijd en plaats kunnen van groot belang zijn voor een gesprek, ze bieden basis voor succesvol
communiceren (Jong & Mijland). Leerlingen geven voorkeur aan één op één gesprekken en niet alleen
tijdens de les maar ook daarbuiten. Docenten van De Lingeborgh geven aan dat er ook vaak
gesprekken in de les plaatsvinden. Het product moet daarom voor beide situaties toepasbaar zijn.
3.3. Vormgeving product
3.3.1. Onderwerp
Goed communiceren is een van de belangrijkste kenmerken van een professionele cultuur volgens
Jutten. Openheid, eerlijkheid, echt naar elkaar luisteren en elkaar begrijpen is in een school van groot
belang (Jutten). Dit geldt ook voor de docenten van De Lingeborgh. Om de docenten van De
16
Lingeborgh hierover te adviseren is er gekozen om de informatie in de vorm van een praktische tool
mee te geven. Het product zal een stappenplan zijn die voor docenten van De Lingeborgh concrete
richtlijnen biedt bij het voeren van gesprekken met leerlingen. Hiervoor is gekozen omdat gesprekken
met leerlingen binnen De Lingeborgh nu niet altijd voor beide partijen bevredigend zijn. Het aanhouden
van het stappenplan tijdens het voeren van gesprekken met leerlingen zorgt ervoor dat een gesprek
meer structuur krijgt en dat er voor beide partijen meer duidelijkheid wordt gecreëerd over hoe het
gesprek zal verlopen. Dit schept heldere verwachtingen voor beide partijen zodat teleurstelling achteraf
kan worden voorkomen. Zodoende zorgt gespreksstructuur voor beide partijen dat dit de kwaliteit van
het gesprek ten goede komt. Het stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen zal
moeten voldoen aan de eisen zoals eerder opgesteld in paragraaf 3.2.
3.3.2. Doelgroep
Door de fikse groei in aantal van leerlingen en docenten de afgelopen jaren, wat voor veel
veranderingen heeft gezorgd binnen De Lingeborgh, is de tijd die men heeft voor de overdracht van
kennis geringer geworden. De doelgroep voor het product zijn nieuwe docenten, docenten van De
Lingeborgh die moeite ervaren met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die geringe
ervaring hebben met het voeren van gesprekken met leerlingen, docenten die op het gebied van
gesprekken voeren met leerlingen zich verder willen ontwikkelen.
3.3.3. Doel
Het product heeft als doel om handvaten mee te geven voor een effectieve manier van communiceren
met de leerling(en). Waarbij effectiever staat voor meer structuur binnen de gesprekken om de kwaliteit
van de gesprekken te verbeteren en om zo te zorgen dat beide partijen meer voldoening halen uit de
gesprekken. Met het product wordt getracht om de professionele ontwikkeling van de docent op het
gebied van gesprekken voeren met leerlingen te verbeteren. Waarbij het voeren van heldere en
interactieve gesprekken tussen docent en leerling, zowel binnen als buiten het klaslokaal voor docenten
van De Lingeborgh haalbaar moet zijn. Omdat er voor het product onderzoek is gedaan binnen de
afdeling VMBO TL van De Lingeborgh is het product gericht op docenten die lesgeven aan deze
klassen. Mocht het product naar verwachting werken, dan zou het ook op andere afdelingen binnen de
school ingezet kunnen worden. Het product is wat dat betreft schoolbreed inzetbaar.
3.3.4. Vorm
Het product zal tezamen met het onderzoek overhandigd worden. Voor docenten van De Lingeborgh zal
het uiteindelijke product in de vorm van een stappenplan digitaal worden aangeleverd in verband met de
kosten en het duurzaam gebruik van papier binnen de school. De digitale versie zal binnen het netwerk
van De Lingeborgh op de computer geplaatst worden zodat dit voor alle docenten toegankelijk is. De
informatie kan zodoende ook weer makkelijk opnieuw worden gebruikt en ook worden toegevoegd aan
de informatiemap die nieuwe docenten ontvangen bij hun indiensttreding op De Lingeborgh. Omdat
deze informatie binnen de school niet op papier stond is dit door de komst van dit product nu wel voor
alle docenten aanwezig en ook makkelijk toegankelijk.
Het product zal 2 A4tjes omvatten en is daarom overzichtelijk en zeer gebruiksvriendelijk. Voorafgaand
aan het stappenplan staat een korte introductie voor docenten.
Er is voor gekozen om het stappenplan beknopt en overzichtelijk te houden omdat een boekwerk aan
informatie veelal docenten afschrikt en het product moet laagdrempelig zijn om het in praktische zin
voor alle docenten toepasbaar te laten zijn.
17
Docenten zullen per email geïnformeerd worden over het stappenplan. Zo kunnen geïnteresseerde
docenten het product in de vorm van een stappenplan inlezen. Daarnaast zal er ook op gewezen waar
het product binnen het netwerk van de school, en dus op alles computers binnen de school, vindbaar
zal zijn. Zo is het voor alle docenten van De Lingeborgh toegankelijk en kunnen alle docenten hier
gebruik van maken.
Doordat het product bruikbaar en makkelijk overdraagbaar is zou het toepassen van het stappenplan
moeten werken voor een verbeterend werken bij docenten van De Lingeborgh. Doordat de het
stappenplan meer structuur biedt bij het voeren van gesprekken met leerlingen zal deze
gespreksstructuur de kwaliteit van gesprekken bij zowel docenten als leerlingen ten goede moeten
komen. Om zo in de toekomst gesprekken met leerlingen binnen De Lingeborgh te kunnen verbeteren.
In de bijlage 3A5 is het beroepsproduct opgenomen.
5
Bijlage 3A: het beroepsproduct blz. 28
18
Hoofdstuk 4: Evaluatie en presentatie
4.1 Presentatie
Het product in de vorm van een stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen is een
advies om gesprekken meer structuur te bieden en om zo de kwaliteit van de gesprekken te verbeteren.
Het product is een gebruiksvriendelijk en laagdrempelig en dus makkelijk praktisch toepasbaar. Het
product zal gepresenteerd en nabesproken worden. Om te achterhalen of het product aan de gestelde
eisen voldoet zal na afloop van de presentatie antwoord moeten worden gegeven op de volgende
vragen:

Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken?

Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen?

Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd?

Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen?
Het product zal gepresenteerd worden6 tijdens de teamvergadering van het VMBO TL, daarna zal na
afloop een vragenlijst worden ingevuld door de collega’s en deze zal in paragraaf 4.2 worden
samengevat.
4.2 Evaluatie
Omdat er vlak voor de vakantie in verband met drukte en rapportvergaderingen niet de mogelijkheid is
geweest om het product aan het hele team te presenteren, is er voor gekozen om het product te
presenteren en na te bespreken met de teamleidster VMBO TL. De vragen7 opgesteld in paragraaf 4.1.
zijn na de presentatie besproken en hieronder volgt een samenvatting daarvan uitgewerkt per vraag:
Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken?
Het product is overzichtelijk en praktisch toepasbaar bevonden doordat het helder en beknopt is
geformuleerd. Hierdoor is het laagdrempelig voor de docenten. Het is simpel en daarom voor alle
docenten makkelijk te gebruiken.
Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen?
Als de stappen goed worden gevolgd is de leerling veelal aan het woord, wat een mooie uitkomst biedt.
Op het moment dat leerlingen zelf ideeën aandragen is de kans dat zij hier wat mee doen groter.
Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd?
De docent heeft volgens het stappenplan meer een sturende rol binnen het proces en een mening van
de docent zal hierbij niet aan de leerlinge worden opgedrongen waardoor de leerling meer het idee krijgt
dat er naar hem geluisterd wordt.
Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen?
Voor de gesprekken die binnen De Lingeborgh het meest plaatsvinden biedt het stappenplan structuur.
Het stappenplan is een goede toevoeging aan het handboek voor docenten om zo helderheid te
scheppen bij het voeren van gesprekken. Deze helderheid in de vorm van het stappenplan voor het
6
7
Bijlage 4A: presentatie blz. 30
Bijlage 4B: vragenlijst evaluatie blz. 31
19
voeren van gesprekken met leerlingen kan voor docenten binnen De Lingeborgh goed gebruikt worden
bij de professionele ontwikkeling van docenten om zodoende het voeren van gesprekken met leerlingen
meer te verbeteren. Het voeren van gesprekken met leerlingen is en blijft een belangrijk thema binnen
De Lingeborgh. En zeker nu het aantal leerlingen en docenten de afgelopen jaren binnen de school zo
is toegenomen is meer duidelijkheid omtrent bepaalde procedures op zijn plaats. Het stappenplan heeft
daarom een toegevoegde waarde voor de school en de komst hiervan is goed getimed.
20
Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning
Voor de praktijkverkenning is gebruik gemaakt van een enquête. Onderstaand een leeg
enquêteformulier die voor alle leerjaren van het VMBO TL is gebruikt.
Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten.
Klas:
Helemaal
Beetje
Beetje
Helemaal
mee eens
mee
mee
mee
eens
oneens
oneens
1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om
hierover te praten.
2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe.
3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan.
4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat.
5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen
te praten met mijn mentor.
6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik
altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit.
7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor.
8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter
kan focussen op mijn werkzaamheden op school.
9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets
aan.
10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk.
11. Ik bespreek alleen schoolse zaken op school. De rest houd ik liever
voor mijzelf.
12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor.
13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om
gesprekken te voeren met leerlingen.
14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat
mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen.
Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken:
21
Bijlage 2B Uitkomsten praktijkverkenning geordend weergegeven
Onderstaand een overzicht van alle ingevulde enquêtes samengevat in een document per leerjaar.
Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten.
Klas: 1GT (door 20 leerlingen uit verschillende klassen van het eerste leerjaar ingevuld)
1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om
hierover te praten.
Helemaal
Beetje
Beetje
Helemaal
mee eens
mee
mee
mee
eens
oneens
oneens
3
2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe.
5
5
7
4
6
10
1
3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan.
5
9
5
4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat.
13
5
2
1
7
9
3
10
3
6
1
12
7
1
3
6
9
2
2
9
6
3
1
7
7
5
7
11
1
1
2
5
3
10
2
12
5
1
4
6
9
1
5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen
te praten met mijn mentor.
6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik
altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit.
7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor.
8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter
kan focussen op mijn werkzaamheden op school.
9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets
aan.
10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk.
11. Ik bespreek alleen schoolse zaken op school. De rest houd ik liever
voor mijzelf.
12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor.
13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om
gesprekken te voeren met leerlingen.
14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat
mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen.
Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken:

Goed luisteren.

Er zoveel mogelijk aan doen.

Tijd over hebben voor gesprekken.

De kinderen gerust stellen.

Met de mens uitpraten.

Snel een oplossing.

Leerlingen strenger aanpakken.
22

Kinderen uit laten spreken.

Een gesprek heb ik nooit gehad.

Laat de leerling goed vertellen over het probleem.

Vraag het wel eens aan je mentor leerling hoe het gaat.

Toon interesse.

Vraag wel eens hoe het gaat met leerlingen en probeer te helpen.
Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten.
Klas: 2GT (door 22 leerlingen uit verschillende klassen van het tweede leerjaar ingevuld)
1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om
Helemaal
Beetje
Beetje
Helemaal
mee eens
mee
mee
mee
eens
oneens
oneens
2
10
4
6
2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe.
1
5
9
7
3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan.
12
9
1
4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat.
11
6
3
2
5
8
5
4
11
7
2
2
14
4
2
2
2
9
7
3
3
6
6
7
3
4
8
7
6
6
7
1
3
6
12
1
7
13
1
1
5
8
7
2
hierover te praten.
5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen
te praten met mijn mentor.
6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik
altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit.
7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor.
8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter
kan focussen op mijn werkzaamheden op school.
9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets
aan.
10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk.
11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik
liever voor mijzelf.
12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor.
13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om
gesprekken te voeren met leerlingen.
14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat
mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen.
Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken:

Ben is echt geïnteresseerd.

Meer 1 op 1 gesprekjes.

Zeggen wie de vertrouwenspersonen zijn 2x

Vragen hoe het is.

Goed luisteren.

Mening en tips geven en alleen als het nodig is.
23

Ons meer tijd geven om te praten.

Geen, want praat alleen over me problemen met me vrienden.

Laat de kinderen eerst zelf een oplossing bedenken.

Ik heb nog nooit een gesprek gevoerd met mijn mentor.

Altijd in vertrouwen houden.

Ik heb nog nooit een gesprek gevoerd 2x

Wat privé is privé en wat met school te maken heeft gaat ze wat aan.

Maak de gesprekken niet te lang zodat leerlingen ook nog huiswerk kan maken.

Dat je kan praten en niet alleen in de mentorles.

Er mogen ook gesprekken tijdens andere lessen worden gevoerd over problemen in de klas.

Sommige docenten doen het goed, andere totaal niet.

Niet boos worden.

Niet dreigen met straffen.

Dat als er iets is en er word straf bedacht alleen voor de leerlingen die dat hebben gedaan.

Neem de tijd.

Besteed er meer aandacht aan.

Duidelijk zijn 2x
Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten.
Klas: 3GT (door 19 leerlingen uit verschillende klassen van het derde leerjaar ingevuld)
1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om
Helemaal
Beetje
Beetje
Helemaal
mee eens
mee
mee
mee
eens
oneens
oneens
3
6
3
7
2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe.
1
10
1
7
3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan.
10
5
4
4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat.
12
6
1
2
10
4
11
6
2
13
5
1
1
11
6
1
2
5
4
8
3
6
7
3
5
10
4
4
7
3
hierover te praten.
5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen
te praten met mijn mentor.
6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik
altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit.
7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor.
8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter
kan focussen op mijn werkzaamheden op school.
9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets
aan.
10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd met vind ik erg belangrijk.
11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik
liever voor mijzelf.
12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor.
3
5
24
13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om
gesprekken te voeren met leerlingen.
14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat
mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen.
5
13
1
5
12
1
1
Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken:

Neem er de tijd voor en zorg dat je leerlingen goed kent.

Zorg ervoor dat de leerling sowieso bij 1 docent zich toevertrouwd.

Vraag regelmatig hoe het gaat.

Als er ruzie ofzo is dan willen mentoren altijd gelijk met die gene in gesprek gaan, soms komt
dat over als een bedreiging en komt er alleen maar meer ruzie. Daarom misschien eerst meer
tips geven hoe de leerling het zelf kan oplossen.

Zorg dat je alle leerlingen goed kent voordat je iets kwetsend zegt.

Praat met je leerlingen.

Ga niet gelijk naar de ouders toe, laat het kind het zelf tegen de ouders vertellen.

Neem het serieus als een leerling bij iemand van de school komt.

Goed luisteren en proberen om te helpen.
Enquête: voeren van gesprekken met je mentor/ docenten.
Klas: 4GT (door 20 leerlingen uit verschillende klassen van het vierde leerjaar ingevuld)
1. Als ik ergens mee zit ga ik uit mijzelf wel eens naar een docent toe om
hierover te praten.
Helemaal
Beetje
Beetje
Helemaal
mee eens
mee
mee
mee
eens
oneens
oneens
2
2. Als ik ergens over wil praten, ga ik altijd naar mijn mentor toe.
6
5
7
11
2
7
3. Als ik ergens mee zit, weet ik dat ik altijd bij mijn mentor terecht kan.
12
5
3
4. Ik vind het belangrijk dat mijn mentor altijd voor mij klaarstaat.
13
5
2
3
10
5
11
7
2
15
4
1
3
10
5
2
4
6
6
4
4
7
6
3
1
10
2
7
2
5
11
2
5. Het maak niet uit wat mijn probleem is, ik durf over al mijn problemen
te praten met mijn mentor.
6. Ik vind het belangrijk om een mentor te hebben zodat ik weet dat ik
altijd bij hem/haar terecht kan als ik ergens mee zit.
7. Ik neem eerder mijn vrienden in vertrouwen dan mijn mentor.
8. Praten over mijn problemen zorgt ervoor dat ik daarna mij weer beter
kan focussen op mijn werkzaamheden op school.
9. Praten over mijn problemen, waarom zou ik? Dit gaat niemand iets
aan.
10. Een persoonlijk gesprekje op zijn tijd vind ik erg belangrijk.
11. Ik bespreek alleen schoolse zaken met mijn mentor. De rest houd ik
liever voor mijzelf.
12. Ik heb goede ervaringen aan gesprekken met mijn mentor.
2
25
13. Ik vind dat de mentoren op De Lingeborgh goed in staat zijn om
gesprekken te voeren met leerlingen.
14. Als ik mijn probleem bespreek met mijn mentor heb ik het gevoel dat
mijn mentor met mij meedenkt naar oplossingen.
2
12
5
1
8
10
1
1
Tips voor docenten/ mentoren voor het voeren van gesprekken:

Vaker vragen als er iets is als hij of zij twijfelt.

Niet teveel strenge sanctie geven, waardoor leerlingen nog meer ‘gezeur’ krijgen, en nog vaker
iets niet doen/ meenemen of afspraken niet nakomen want dan wordt er helemaal geen
fatsoenlijk gesprek meer gevoerd.

Als je aan iemand kan zien dat er iets is sneller vragen of er iets aan de hand is.

Luisteren naar onze mening.

Begrip hebben.

De dingen die leerlingen vertellen tussen jullie houden totdat de leerlingen willen dat er nog
iemand bijgehaald wordt.

Sneller mensen aanspreken.

Verander de gespreksonderwerpen.

Eerder maatregelen nemen.

Duidelijker zijn met uitleg.

Niet meteen naar de ouders toegaan.

Niet meteen naar de gang sturen, dan denken ze oh nu kan ik het nog een keer doen. Gewoon
naar het time-out lokaal sturen, daar leren ze van.

Duidelijk zijn.

Eerder maatregelen nemen.

Na de les 1 op 1.
Voor de praktijkverkenning hebben er ook twee vraaggesprekken plaatsgevonden met collega’s.
Onderstaand een uitwerking hiervan.
Transcriptie vraaggesprekken collega’s
Onderstaand een samenvatting van beide interviews in één document samengevat. Interviews zijn op
verschillende momenten afgenomen.
Interviewer:
Andrea Hertog (AH)
Geïnterviewde:
Collega 1: collega Engels VMBO Kader- en TL klassen leerjaar 1-3 (vrouw).
Collega 2: collega geschiedenis, VMBO TL en Havo klassen leerjaar 1-3 (man).
1. Draai je een mentorraad? Zo, ja van welke klas?
Collega 1: Ik draai een mentorraad. Dit jaar voor het eerst. Ik heb een eerstejaars klas VMBO TL als
mentorklas.
26
Collega 2: Ik draai een mentorraad binnen het VMBO TL, een tweedejaars klas. Vorig jaar, in hun
eerste leerjaar was ik ook mentor van deze klas en ben nu dus met als mentor meegegaan naar het
tweede leerjaar.
2. Hoeveel ervaring heb je met mentor zijn?
Collega 1: Bij mijn vorige baan ben ik mentor geweest. Mijn vorige baan was binnen het MBO, dan heeft
je mentorraad wel een iets andere betekenis. Toen voelde ik me meer loopbaanbegeleider, bovendien
waren die leerlingen zelfstandiger. Dit heb ik 1 jaar gedaan, tevens in samenwerking met een andere
collega. Het mentorraad dat ik nu doe is voor mij geheel nieuw.
Collega 2: Vorig jaar was ik voor het eerst mentor. Dit is nu dus het tweede jaar dat ik mentor ben.
3. Voer je regelmatig gesprekken met leerlingen? Zo, ja met welke leerlingen? Zo, nee, vind je
gesprekken voeren met je leerlingen belangrijk?
Collega 1: Ik voer met mijn leerlingen veelal 1 op 1 een gesprekken. Dit vind ik belangrijk. Soms is het
nodig de leerlingen persoonlijk even aan te spreken op iets. Dit kan in de klas zijn, maar ook na de les.
Dit gebeurt zowel met mentorleerlingen als met leerlingen waar ik geen mentor van ben.
Collega 2: Dagelijks voer ik gesprekken met leerlingen. Dit is zowel tijdens als na de les. Met
mentorleerlingen en ook met niet-mentorleerlingen. Met mentorleerlingen voer ik meer gesprekken. O.a.
ook een stukje extra begeleiding bij huiswerk maken en plannen voor de leerlingen die dit nodig hebben
en bij mijn mentorleerlingen ook over het maken van keuzes voor hun vakkenpakket, een stukje
loopbaanbegeleiding dus.
4. Hoe vaak voer je gesprekken met leerlingen?
Collega 1: Tijdens de les het vaakst (soms in het lokaal, soms buiten het lokaal). Dit is bijna elke les wel
een keer. Dit gaat vaak over motivatie en gedrag.
AH: Plan je wel eens afspraken voor gesprekken? Ongeveer 1x per week.
Collega 2: dagelijks, korte gesprekjes tijdens de les, daarbuiten 1 á 2 maal per week een afspraak met
een leerling.
5. Wie neemt het initiatief voor het voeren van een gesprekje?
Collega 1: Vaker van mijn kant dan van de leerlingen.
Collega 2: Meestal van mijn kant, maar ook het komt ook regelmatig vanuit de leerling.
6. Waar gaan de gesprekken over?
Collega 1: Meestal mentorgesprekken. School en privé.
Leerlingen laten wel eens merken dat ze het fijn vinden om gesprekjes te voeren. Leerlingen die met
zichzelf in de knoop zitten, fijn om hart te luchten. Persoonlijke leerlingen.
Andere leerling vanwege faalangst, helpen met planning, vindt fijn.
Collega 2: Eigenlijk altijd school gerelateerd. Maar als je een leerling wat beter wilt leren kennen, dan
vraag je al snel ook naar persoonlijke dingen. Dit kan zijn over hobby’s van de leerling tot en met de
thuissituatie.
7. Vind je het belangrijk regelmatig gesprekken te voeren met je mentorleerlingen?
Collega 1: Ja, om een vinger aan de pols te houden.
27
Collega 2: Ja, ik wil graag weten of alles goed gaat met de leerlingen. Daarnaast wil ik zoveel mogelijk
een band hebben met mijn leerlingen zodat ik beter hun gedrag kan begrijpen.
8. Hanteer je een gespreksmethode?
Collega 1: Nee, niet dat ik weet.
Collega 2: Ik probeer zoveel mogelijk open vragen te stellen, dat is het enigste.
9. Heb je wel eens begeleiding gehad bij het voeren van gesprekken?
Collega 1: Nee
Cursus gesprekstechnieken aangevraagd, maar nooit gekregen. Omdat ik denk dat ik dan meer uit
gesprekken kan halen. Na aanleiding van een ouderavond, puur omdat het interessant is. Kan altijd
beter. Zou dit nu nog steeds willen.
Collega 2: Nee, wel heb Ik heb samen met een coördinerend docent gesprekken gevoerd met
leerlingen. Dit is vaak leerzaam omdat je hierbij ook van collega’s kunt leren. Maar dit is niet echt
begeleiding te noemen.
10. Zou meer informatie over gesprekken voeren met leerlingen een toegevoegde waarde voor je
werk zijn? Zo, ja waarom?
Collega 1: Ja, ik houd van structuur en wil de dingen graag goed doen. Meer houvast voor het voeren
van gesprekken lijkt mij fijn.
Collega 2: Gesprekken voeren is een belangrijk onderdeel van mijn werkzaamheden, hier kun veel mee
bereiken. Dus meer informatie hierover is altijd welkom.
28
Bijlage 3A Het beroepsproduct
Een zeven stappenplan voor het voeren van gesprekken met leerlingen
Omdat gesprekstructuur voor zowel de docent als de leerling de kwaliteit van het gesprek ten goede
komt is er een zeven stappenplan opgesteld. Bij het opvolgen van deze stappen zal er voor beide
partijen meer duidelijkheid ontstaan en zullen kenmerken zoals openheid, eerlijkheid, echt naar elkaar
luisteren en het belang elkaar te begrijpen tijdens een gesprek makkelijker worden.
1. Openstellen
Hierbij is de invloed minimaal wat betreft tekst van de docent, iets wat voor veel onderwijsmensen een
uitdaging is. Het gaat bij het openstellen om de aanwezigheid van de docent en de daarbij horende nonverbale reacties. Jezelf zichtbaar maken voor de leerling.
2. Luisteren
Hierbij herhaalt de mentor stukken tekst van de leerling. Dit kan enkel een woord zijn of stukken van
een zin. De manier van teruggeven van de tekst is hierbij belangrijk. De non-verbale uitingen in houding
en blik moeten daarbij gepaard gaan en passen bij de echte belangstelling die de docent heeft.
3. Terugkoppelen
Hierbij geeft de docent een terugkoppeling in de vorm van een samenvatting, ditmaal in eigen woorden,
van wat hij denkt gehoord te hebben. Dit is belangrijk voor de leerling, omdat zijn tekst op een andere
manier wordt verwoord. Aan de hand hiervan kan de leerling verheldering krijgen over zijn problemen.
3. Vragend aansluiten
De docent stelt vragen die inhoudelijk voortkomen uit hetgeen wat daarvoor is besproken. Deze vragen
zijn een verdieping van het gesprek.
4. Vragend toevoegen
Bij deze interventie wijkt de mentor bewust af van de inhoud van het gesprek. Hierbij wordt de inhoud
van het gesprek als het ware verbreedt. De leerling zegt: ‘ En ik heb een bloedhekel aan mijn zusje.’ De
docent vraagt: ‘Hoe ziet boosheid er bij jou uit?’
5. Informeren
De leerling heeft in voorgaande stappen ruimte gekregen voor zijn eigen verhaal, daardoor zal de
leerling beter luisteren naar de informerende docent. Hierbij gaat het over informeren over iets en niet
meer over informeren, dit is iets wat valt onder vragend aansluiten en vragend toevoegen. De informatie
komt vanuit de docent en is bedoeld om de leerlingen te helpen en het zicht op de problemen van de
leerlingen te verhelderen.
6. Adviseren
Nu is dan eindelijk het moment aangekomen om te adviseren. Iets waarbij de meeste docenten vaak
gelijk willen beginnen. Erg vaak willen docenten al gelijk een oplossing aandragen.
29
In sommige gevallen wilt een leerling wel zo snel mogelijk een pasklare oplossing of een advies. Maar
in de meeste gevallen gaat een leerling niet met een docent in gesprek om advies te krijgen, maar wil hij
laten horen wat hem bezighoudt of waar hij mee zit.
7. Oordelen en opleggen
Een docent mag ook best wel zeggen wat hij van het gedrag van een leerling vindt, en daar kan ook
best een maatregel aan gekoppeld worden. Echter het noodzaak te handelen vanuit het belang van de
leerling. Een leerling die onacceptabel gedrag vertoont, is niet geholpen bij strenge maatregelen als het
gedrag voortkomt uit een verstoorde balans in zijn leven.
Een docent voert zijn gesprek dus niet alleen op intuïtie. Bij een dialoog zijn er immers twee
gesprekpartners. Docenten die de leerling hierin niet als volwaardige partner wilt zien, mist kansen op
echte successen bij het voeren van gesprekken.
Bron: Handboek voor elke mentor.
30
Bijlage 4A Presentatie
Hieronder volgt een sfeerimpressie van de PowerPoint gebruikt voor de presentatie aan mijn
leidinggevende.
31
32
Bijlage 4B Vragenlijst evaluatie
Voor de evaluatie zijn de vragen vanuit paragraaf 4.1. gebruikt. De vragen zijn:

Geeft het product meer houvast bij het voeren van gesprekken?

Is er meer interactie bij het voeren van gesprekken met leerlingen?

Zorgt het stappenplan ervoor dat er meer naar de leerling wordt geluisterd?

Kan het stappenplan ingezet worden bij verschillende gespreksvormen?
33
Literatuurlijst
Bakker-De Jong, M., Mijland I., (2005). Handboek voor elke mentor, Oirschot: Quirijn.
Onderwijskundige visie O.R.S.
www.lekenlinge.nl
Lek en Linge, 2014.
Geraadpleegd op januari
2015 van
Donk, C. v., & Lanen, B. V. (2013). Praktijkonderzoek in de school. In C. v. Donk, & B. v. Lanen,
Praktijkonderzoek in de school (pp. 21-319). Bussum: Coutinho.
Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2007). Effectief leren: basisboek (2e druk). Groningen/Houten: WoltersNoordhoff.
Fiddelaers-Jaspers, R. & Ruigrok, J. (2003). Communicatie in de klas. Houten: EPN
Geerts, W. en Kralingen, van der R. (2012). Handboek voor Leraren (eerste druk, 2 e oplage). Bussum:
Couthino.
Jutten, J., Goede communicatie in de school. Van praten tegen elkaar naar praten met elkaar.
Geraadpleegd op 12 juni 2015 van
http://wij-leren.nl/school-communicatie.php
Leren.nl. Gesprekstechnieken. Slecht nieuws gesprek. Geraadpleegd op 22 juni 2015 van
http://www.leren.nl/cursus/professionele-vaardigheden/gesprekstechnieken/slecht-nieuws-gesprek.html
Landschot, v, Hubrecht, V., (2010), De Mentor in gesprek met de leerling, een kleinschalig onderzoek
ter verbetering van (loopbaan)reflectiegesprekken, Enschede: SLO.
SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. De mentor in gesprek met de leerling, een
kleinschalig onderzoek ter verbetering van (loopbaan)reflectiegesprekken. December 2010.
Geraadpleegd op 6 april 2015 van
http://www.slo.nl/downloads/2010/de-mentor-in-gesprek-met-de-leerling.pdf/
Teitler, P. (2013). Lessen in Orde: Handboek voor de onderwijspraktijk (1e druk, zesde oplage).
Bussum: Couthino.
Wal, J. v., & Wilde, J. d. (2004). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. In J. v. Wal, & J. d. Wilde,
Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding (pp. 18-28). Bussum: Coutinho.
34
Download