stageverslag na stage semester 2

advertisement
Professionele bachelor in het onderwijs:
lager onderwijs
Academiejaar 2016-2017
Academiejaar 2013-2014
Naam student:
Stageschool:
Leerjaar:
STAGEVERSLAG
SEMESTER 2
THEMA: STIMULERENDE LEEROMGEVING
(in te vullen door klasmentor)
feedback op professionele houdingen (aanduiden met +/-)
Bezieling
-
Flexibiliteit
Op een enthousiaste manier omgaan met medestudenten,
leerlingen en mentoren.
Zich integreren binnen de stageschool.
Grote inzet tonen.
-
Zijn werkwijze aanpassen als blijkt dat iets beter of sneller kan.
Vlot omgaan met reacties van leerlingen en/of mentor.
Aanpassen van lessen waar nodig.
Rekening houden met wat leerlingen kennen en kunnen.
Positief omgaan met en inspelen op onverwachte of wijzigende
omstandigheden.
Kritische ingesteldheid
-
Openstaan voor suggesties en begeleiding.
Voldoende kritisch zijn voor het eigen werk en het lesverloop.
Constructief omgaan met feedback van mentoren en lectoren.
Realistisch reflecteren over het eigen functioneren.
Muzisch en creatief
handelen
-
Eigen mogelijkheden en talenten verkennen en durven tonen.
Durven grenzen verleggen en experimenteren.
Expressief, dynamisch en gepassioneerd optreden.
Handleidingen en methodes verrijken met eigen ideeën en
materialen.
Onderzoekende houding
-
Mentoren bevragen (bijv. om klas-en schoolgewoontes na te
gaan, over leefwereld van leerlingen, over het eigen
functioneren, …).
Zich vragen stellen tijdens het observeren van het klas- en
schoolgebeuren.
Verschillende bronnen raadplegen.
Relationele gerichtheid
-
Verantwoordelijkheidszin
-
Zin voor initiatief
Feedback klasmentor:
-
De hiërarchische verhoudingen in een stagecontext
respecteren.
Handelen vanuit een positieve basishouding t.o.v. zichzelf en
anderen.
Geduldig, empathisch en aanmoedigend zijn voor leerlingen.
Een open en vlotte communicatie met de mentor en/of
medestudenten hanteren.
Begrip opbrengen voor andere normen en waarden.
Steeds tijdig aanwezig zijn op school.
Zorg dragen voor materialen en infrastructuur.
Zijn voorkomen afstemmen op een schoolse context.
Voorbeeldgedrag tonen voor de leerlingen.
Gemaakte afspraken nakomen.
Verantwoordelijkheid opnemen voor het nauwkeurig uitvoeren
van stageactiviteiten en het leerproces van leerlingen.
Punctueel, volledig en stipt zijn in opleidings- en
stageadministratie.
Zelf initiatief nemen tot participatie in de klas.
Spontaan hulp bieden waar nodig.
+
-
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
feedback op kerncompetenties (gepaste indicatoren omcirkelen)
Taakveld 4 : De leraar als opvoeder
9.
Een positief
leefklimaat creëren
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Geen of weinig dynamiek tonen
tijdens het lesgeven.
Op een dynamische manier voor
de klas staan.
Door een dynamische aanpak
zorgen voor een aangename
klassfeer waarin leerlingen zich
goed voelen.
Eigen lichaamstaal niet of te
weinig inzetten als ondersteuning
van wat men zegt.
Non-verbale communicatie
benutten om talige boodschappen
kracht bij te zetten.
Adequaat inpikken op non-verbale
signalen van leerlingen.
Geen of onvoldoende oogcontact
maken met leerlingen.
Oogcontact maken met alle
leerlingen.
Oogcontact functioneel inzetten in
verschillende situaties.
Weinig of niet variëren in volume
en intonatie.
Variëren in volume en intonatie bij
het vertellen, het voorlezen en bij
instructiemomenten.
Variëren in volume en intonatie bij
het lesgeven.
Leerlingen beperkt positief
bevestigen.
Leerlingen regelmatig positief
bevestigen.
Leerlingen taakgericht en
persoonsgericht bevestigen.
Geen of weinig tijd hebben voor
kinderen, niet of weinig luisteren
naar hun verhalen.
Naar spontane verhalen van
leerlingen luisteren en er op
inspelen.
Op een respectvolle manier
omgaan met de gevoelens van
leerlingen.
Weinig geduld hebben voor
kinderen.
Geduldig zijn met leerlingen.
Leerlingen steeds opnieuw kansen
geven.
Leerlingen zelden aanspreken op
ongepaste attitudes.
Leerlingen durven aanspreken op
ongepaste attitudes.
Leerlingen op een efficiënte
manier aanspreken op ongepaste
attitudes.
Geen of weinig oog hebben voor
een respectvolle omgang tussen
leerlingen.
Bewaken dat leerlingen elkaar op
een positieve en respectvolle
manier benaderen.
Stimuleren dat leerlingen elkaar
op een positieve en respectvolle
manier benaderen.
Conflicten tussen leerlingen
meestal negeren.
Conflicten opmerken tussen
leerlingen en deze bespreken met
de mentor.
Conflicten tussen leerlingen
opmerken en - in overleg met de
mentor - een aanzet geven tot een
oplossing.
Geen zicht hebben op de
verhoudingen in de klas.
Zich informeren over de
verhoudingen in de klas.
Inzicht hebben in
groepsvormingsprocessen in de
klas.
Geen aandacht besteden aan een
doordachte klasschikking.
De klasschikking aanpassen aan
de lesactiviteit.
In overleg met de mentor een
klaslokaal inrichten dat uitnodigt
tot interactie.
Feedback klasmentor:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
2
10.
Een gestructureerd
werkklimaat creëren
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Niet of onvoldoende zien wat er
gebeurt in de klas.
Oog hebben voor de hele klas
tijdens individuele en klassikale
momenten.
Op een vlotte en doordachte
wijze het klasgebeuren
organiseren.
Geen of te weinig oog hebben
voor klasregels of het consequent
naleven ervan.
De heersende klasregels
overnemen van de mentor.
In overleg met de mentor de
leerlingen de gemaakte
afspraken consequent laten
naleven.
Niet of onvoldoende reageren bij
storend gedrag.
Vanuit inzicht in de basisregels
van klasmanagement gepast
durven reageren bij storend
gedrag.
Sturend optreden bij storend
gedrag.
Lessen abrupt afsluiten of
opstarten.
Vlotte lesovergangen realiseren.
Gevarieerde en
gestructureerde
lesovergangen realiseren.
Een vlot dagverloop
realiseren.
Feedback klasmentor:
Taakveld 5 : De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
binnen een krachtige leeromgeving
15.
Doelgericht werken
Geen zicht hebben op de functie
van eindtermen en leerplannen
van het lager onderwijs.
Zicht hebben op de functie van
eindtermen en leerplannen van
het lager onderwijs.
De eindtermen en leerplannen
raadplegen bij het uitwerken
van de lessen.
Te veel, te weinig of niet
essentiële lesdoelen vooropstellen.
Een beperkt aantal concrete
lesdoelen vooropstellen.
Doelen uit eindtermen,
leerplannen en handleidingen
concretiseren tot lesdoelen.
Geen of te weinig structuur
voorzien in het lesverloop.
Een doordacht en logisch
gestructureerd lesverloop voorzien
in het lesontwerp.
Het lesverloop flexibel
afstemmen op de
omstandigheden en de
vooropgestelde doelen.
Geen of een weinig realistische
timing voorzien.
In overleg met de mentor een
haalbare timing vooropstellen.
De voorziene timing bewaken.
Bij de afronding van een les niet
terugkoppelen naar de
vooropgestelde doelen.
Bij de afronding van een les
terugkoppelen naar de
vooropgestelde doelen.
Nagaan of de vooropgestelde
doelen bereikt zijn.
Feedback klasmentor:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
3
16.
Basiskennis beheersen
in functie van
didactische vertaling
naar leerlingen
De leerinhouden van de lagere
school onvoldoende beheersen.
De leerinhouden van de lagere
school beheersen.
De leerinhouden zodanig
beheersen om leerprocessen
bij leerlingen goed te kunnen
begeleiden.
Weinig of ongeschikte bronnen
raadplegen om kennis op te doen
i.v.m. de lesinhouden.
Betrouwbare bronnen raadplegen
om bijkomende kennis op te doen
i.v.m. de lesinhouden
Zelfstandig leerinhouden
verwerven uit uiteenlopende
bronnen (internet, boeken,
handleidingen, persartikels,
…).
De lesinhouden op ongepaste
wijze overbrengen naar de
leerlingen.
De lesinhouden op een gepaste
wijze overbrengen naar de
leerlingen.
Leerinhouden gestructureerd
aanbieden, rekening houdend
met de moeilijkheden in de
leerstof en de vakdidactieken.
Regelmatig niet kunnen
antwoorden of inspelen op vragen
van de leerlingen.
Kennis i.v.m. de lesinhouden
gepast inzetten om in te spelen op
problemen en vragen van de
leerlingen.
Algemene kennis gepast
inzetten om in te spelen op
problemen en vragen van de
leerlingen.
Onvoldoende of slordig
leermateriaal voorzien.
In overleg met de mentor
aantrekkelijk, functioneel en
duurzaam materiaal voorzien.
Zelfstandig aantrekkelijk,
functioneel en duurzaam
materiaal voorzien.
Niet relevante leermaterialen
voorzien.
In overleg met de mentor
materiaal selecteren op basis van
beginsituatie en doelen.
Zelfstandig materiaal
selecteren op basis van
beginsituatie en doelen.
Feedback klasmentor:
18.
Leermiddelen
adequaat gebruiken
Leerinhouden op een
aantrekkelijke manier
visualiseren.
Leerlingen op een duurzame
en verantwoordelijke wijze
leren omgaan met materialen.
Geen of een weinig gestructureerd
bordschema voorzien.
Een verzorgd en functioneel
bordschema hanteren als
ondersteuning van de les.
Een niet verzorgd bordschrift
hanteren (slordig, te groot, te
klein, …).
Een verzorgd bordschrift hanteren,
aangepast aan de gebruikte
schriftmethode.
Het digibord slechts beperkt
gebruiken.
Het digibord vlot gebruiken.
Het bordschema vlot aanvullen
tijdens de lesactiviteiten.
Optimaal gebruik maken van
de mogelijkheden van het
digibord.
Feedback klasmentor:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
4
19.
Leerprocessen
begeleiden
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Leerinhouden op onaangepaste
wijze aanbieden.
Leerinhouden stapsgewijs
aanbieden.
De moeilijkheidsgraad van de
leerinhouden inschatten en de
aanpak hierop afstemmen.
Onvoldoende onderscheid kunnen
maken tussen hoofdzaken en
bijzaken uit de leerlinhouden.
Hoofdzaken uit de leerinhouden
onderscheiden van bijzaken.
Leerlingen leren om hoofd- en
bijzaken te onderscheiden.
Geen of te weinig oog hebben
voor verschillende
oplossingsstrategieën.
Op voorhand alle mogelijke
oplossingsstrategieën verkennen.
Leerlingen ruimte geven om
andere oplossingsstrategieën
te verwoorden.
Ongepaste of onrealistische
contexten aanbieden.
Realistische contexten aanbieden.
Vanuit realistische contexten
voorbeelden geven van de
transfer van leerstof naar
gelijkaardige situaties.
Weinig oog hebben voor de
betrokkenheid van alle leerlingen.
Alle leerlingen betrekken bij een
lesactiviteit.
In overleg met de mentor de
betrokkenheid van de
leerlingen bevorderen d.m.v.
een gerichte keuze aan
werkvormen, interactie,
aanbod, … .
Te weinig gebruik maken van
doelgerichte vragen.
Doelgerichte vragen stellen.
Vraagsequensen opbouwen.
Leerlingen zelden inhouden laten
herhalen of in eigen woorden
formuleren.
Leerlingen inhouden laten
herhalen of in eigen woorden
formuleren.
Synthesemomenten inlassen
op het einde van een les of
lessenreeks om indien nodig te
differentiëren.
Wenig oog hebben voor het
verwerken van leerlinhouden door
de leerlingen.
Leerlingen aanzetten tot het
zelfstandig verwerken van
leerinhouden.
Het leerproces van leerlingen
bevorderen door tips en
suggesties te geven.
Leerlingen weinig effectief
begeleiden tijdens zelfstandig
werk.
Tijdens zelfstandig werk leerlingen
helpen waar nodig.
Leerlingen gericht begeleiden
tijdens zelfstandig werk.
Kennis hebben van de
eindtermen leren leren.
Huiswerk duidelijk toelichten.
Feedback klasmentor:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
5
Taakveld 6 : De leraar als taalleraar
21.
Correct gebruiken van
het
Standaardnederlands
in de schriftelijke
communicatie
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Foutieve of verwarrende zinnen
formuleren.
Correcte zinnen formuleren met
aandacht voor de juiste
leestekens.
Correcte en gevarieerde
zinnen formuleren.
Regelmatig typ- en taalfouten
laten staan in documenten.
Correct spellen.
Zelfstandig de
spellingswijzigingen opvolgen.
Dialectische invloeden in de
woordenschat.
Een correcte woordenschat
gebruiken, zonder dialectische
invloeden.
Een correcte en gevarieerde
woordenschat gebruiken.
Spreektaal hanteren.
Formeel schriftelijk taalgebruik
hanteren.
Eigen schriftelijk taalgebruik
afstemmen op doelpubliek en
context.
Bij twijfel over correctheid van het
eigen schriftelijk taalgebruik geen
geschikte bronnen raadplegen.
Bij twijfel over correctheid van het
eigen schriftelijk taalgebruik de
nodige bronnen raadplegen.
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Foutieve of verwarrende zinnen
formuleren.
Correcte zinnen formuleren.
Zich genuanceerd en
gevarieerd uitdrukken.
Spreektaal hanteren.
Formeel mondeling taalgebruik
hanteren, zonder dialectische
invloeden.
Eigen mondeling taalgebruik
aanpassen aan doelpubliek en
context.
Te snel praten, onvoldoende
articuleren of streekgebonden
uitspraak.
Een verzorgde uitspraak en pittige
articulatie hanteren, zonder
uitgesproken streekklanken.
Een goed voorbereide en
opgebouwde presentatie
geven.
Feedback klasmentor:
22.
Correct gebruiken van
het
Standaardnederlands
in de mondelinge
communicatie
Feedback klasmentor:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
6
andere relevante informatie over de stage
conclusie semester 2
sterke punten
werkpunten
Naam klasmentor:
Handtekening directie of stempel van de
school:
Handtekening:
______________________________________________________________________________________________________________________
Document1
7
Download