8 dagen stage (3 gespreid en 5 opeenvolgend) = ongeveer

advertisement
Professionele bachelor in het onderwijs: Lager onderwijs
Academiejaar 2016-2017
Naam student:
Stageschool:
STAGEVERSLAG
MODULE JONGE SCHOOLKIND
(in te vullen door de stagementor)
1. Professionele houdingen
Gelieve elke professionele houding bij de student te evalueren (niveau -, +/-, + of ++) en deze evaluatie toe te lichten in het vak ‘argumentatie’.
Professionele houding
Bezieling
Omschrijving
-
Argumentatie
Op een enthousiaste manier omgaan met medestudenten,
leerlingen en mentoren.
Oprechte interesse tonen voor de leefwereld en de verhalen
van leerlingen.
Zich vlot integreren in het schoolteam.
Spontaan bijdragen aan de dagelijkse werking in de klas en
de school.
Flexibiliteit
-
Kalmte bewaren in momenten van chaos.
Vlot inspelen op onvoorziene omstandigheden en problemen.
Korte en lange termijnplanning met de nodige flexibiliteit
hanteren.
Kritische ingesteldheid
-
Bereid zijn zichzelf en zijn handelen ter discussie te stellen.
Een gemotiveerd standpunt innemen.
Open staan voor suggesties en begeleiding.
Constructief omgaan met feedback.
Realistisch reflecteren over het eigen functioneren.
Open staan voor de onderwijsopvattingen van de anderen.
Leerinhouden en handleidingen in vraag durven stellen in
functie van de te bereiken lesdoelen/eindtermen.
1
Muzisch en creatief
handelen
-
Onderzoekende houding
-
Relationele gerichtheid
-
Verantwoordelijkheidszin
-
-
Zin voor initiatief
-
Geloven in eigen kunnen.
De eigen talenten verkennen en inzetten.
Durven zekerheden en overheersende visies loslaten, grenzen
verleggen en experimenteren.
Aandacht hebben voor (zintuiglijke) beleving, schoonheid,
emotie en intuïtie.
Nieuwe of ongebruikelijke oplossingen vinden in
probleemsituaties.
Expressief en dynamisch optreden voor een groep.
Handleidingen en methodes verrijken met eigen ideeën en
materialen.
Nieuwsgierig en onderzoekend in de praktijk staan.
Mentoren bevragen over klasgewoontes, didactische aanpak,
gebruikte materialen, ...
Zich vragen stellen tijdens het observeren van het klas- en
schoolgebeuren.
Actief op zoek gaan naar methoden, didactieken en
materialen om de eigen beroepspraktijk te verbeteren.
Verschillende kwalitatieve bronnen raadplegen om
antwoorden te vinden op de eigen leervragen.
Op een open en vlotte wijze communiceren met
medestudenten, lectoren, mentoren, directies en ouders.
Geduldig, empathisch en aanmoedigend omgaan met
leerlingen.
Handelen vanuit een positieve basishouding ten opzichte van
zichzelf en anderen.
Begrip opbrengen voor andere normen en waarden.
De hiërarchische verhoudingen in de stage- en
opleidingscontext respecteren.
Afspraken met anderen vastleggen en nakomen.
Stageactiviteiten nauwkeurig uitvoeren.
De vereiste klas- en schooladministratie nauwkeurig
bijhouden.
Zelfstandig en/of in overleg beslissingen nemen over klas- en
schoolgebonden zaken en hier de verantwoordelijkheid voor
dragen.
Zich mee verantwoordelijk voelen voor de school als geheel.
Zich verantwoordelijk voelen voor de positieve ontwikkeling
van alle leerlingen.
Zorg dragen voor materialen en infrastructuur.
Zijn voorkomen afstemmen op een schoolse context
Voorbeeldgedrag vertonen voor de leerlingen.
Steeds tijdig aanwezig zijn op school.
Spontaan hulp bieden waar nodig.
Op eigen initiatief participeren in de stageklas, de school en
de brede schoolomgeving.
Een eigen richting durven kiezen en verantwoorden.
2
2. Kerncompetenties module jonge schoolkind
Duid per competentie het behaalde niveau van de student aan.
Gelieve het door u aangeduide niveau verder toe te lichten. Dit kan u doen in het vak ‘argumentatie’.
(e
Competentie 3
Een horizontale en verticale
planning uitbouwen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
In leerplannen en eindtermen
verbanden binnen eenzelfde
leergebied ontdekken.
In leerplannen en eindtermen
verbanden tussen verschillende
leergebieden ontdekken.
Integrerend werken binnen de
eigen klas.
Een geïntegreerd project realiseren op
schoolniveau.
Op de hoogte zijn van de
leergebiedoverschrijdende
eindtermen.
Verwijzen naar
leergebiedoverschrijdende eindtermen
in de lesontwerpen.
Bewust integreren van de
leergebiedoverschrijdende
eindtermen in lesactiviteiten.
Meewerken aan de integratie van
leergebiedoverschrijdende eindtermen
op schoolniveau.
De bestaande weekplanning met de
mentor bespreken.
In overleg met een mentor een
weekplanning uitwerken, rekening
houdend met verbanden tussen
verschillende leergebieden.
In overleg met parallelcollega’s
een week- en maandplanning
opstellen, rekening houdend met
verbanden tussen verschillende
leergebieden en bestaande
jaarplannen.
Participeren in projecten rond de
overgang van kleuter- naar lagere
school en van lagere naar
secundaire school.
In overleg met parallelcollega’s een
jaarplanning opstellen om een
samenhangend en zinvol
onderwijsaanbod te realiseren.
Rekening houden met bestaande
verticale leerlijnen.
Samen met collega’s van
opeenvolgende jaren verticale
leerlijnen ontwikkelen op basis van
leerplannen en eindtermen.
Inzicht hebben in de overgang van
kleuter- naar lagere school en van
lagere naar secundaire school.
Bestaande verticale leerlijnen met
mentor bespreken.
Argumentatie
3
In overleg met kleuterscholen en
secundaire scholen concrete
maatregelen nemen om leerlingen te
ondersteunen.
Competentie 7
Differentiëren om de
ontwikkeling en het
welbevinden van alle
leerlingen te ondersteunen
Niveau 1
Extra toelichting geven aan leerlingen
die moeilijkheden ervaren met de
leerinhoud.
Tempodifferentiatie inbouwen.
Niveau 2
In overleg met de mentor
basisdifferentiatie doelgericht
inzetten, vanuit een analyse van
de beginsituatie.
Niveau 3
In overleg met de mentor en het
zorgteam doorgedreven differentiatie
doelgericht inzetten vanuit een
gedetailleerde beeldvorming van
individuele leerlingen.
Rekening houden met bestaande
handelingsplannen van individuele
leerlingen bij het uitwerken van de
lessen.
Beschikbare gegevens van
individuele leerlingen raadplegen
op het vlak van kennis,
vaardigheden, attitudes, talenten,
interesses,
levensbeschouwing, … .
Informeren naar gedifferentieerde In overleg met de mentor
beoordeling.
gedifferentieerde beoordelingscriteria
toepassen.
In overleg met de mentor bestaande
beoordelingsinstrumenten gebruiken
die aangepast zijn aan de individuele
noden van leerlingen.
Argumentatie
4
Niveau 4
Differentiatie afstemmen op het
zorgbeleid van de school.
Handelingsplannen opstellen voor
individuele leerlingen met specifieke
behoeften.
In overleg met het zorgteam, de
ouders en eventueel de leerling
gedifferentieerde beoordelingscriteria
vastleggen voor leerlingen met
specifieke noden.
Beoordelingsinstrumenten maken die
aangepast zijn aan de individuele
noden van leerlingen.
Competentie 9
Een positief leefklimaat
creëren
Niveau 1
Op een dynamische manier voor de
klas staan.
Niveau 2
Door een dynamische aanpak zorgen
voor een aangename klassfeer waarin
leerlingen zich goed voelen.
Adequaat inpikken op non-verbale
signalen van leerlingen.
Non-verbale communicatie benutten
om talige boodschappen kracht bij te
zetten.
Oogcontact maken met alle leerlingen. Oogcontact functioneel inzetten in
verschillende situaties.
Variëren in volume en intonatie bij het Variëren in volume en intonatie bij het
vertellen, het voorlezen en bij
lesgeven.
instructiemomenten.
Leerlingen regelmatig positief
Leerlingen taakgericht en
bevestigen.
persoonsgericht bevestigen.
Naar spontane verhalen van leerlingen Op een respectvolle manier omgaan
luisteren en er op inspelen.
met de gevoelens van leerlingen.
Geduldig zijn met leerlingen.
Leerlingen steeds opnieuw kansen
geven.
Leerlingen durven aanspreken op
ongepaste attitudes.
Leerlingen op een efficiënte manier
aanspreken op ongepaste attitudes.
Bewaken dat leerlingen elkaar op een
positieve en respectvolle manier
benaderen.
Stimuleren dat leerlingen elkaar op
een positieve en respectvolle manier
benaderen.
Conflicten opmerken tussen leerlingen
en deze bespreken met de mentor.
Conflicten tussen leerlingen opmerken
en - in overleg met de mentor - een
aanzet geven tot een oplossing.
Door een dynamische aanpak zorgen
voor een aangename klassfeer waarin
leerlingen zich goed voelen.
Adequaat inpikken op non-verbale
signalen van leerlingen.
Op een dynamische manier voor de
klas staan.
Non-verbale communicatie benutten
om talige boodschappen kracht bij te
zetten.
Argumentatie
5
Niveau 3
Niveau 4
Door de eigen aanpak een
positieve dynamiek bij de
leerlingen stimuleren.
Verbale en non-verbale
communicatiestijl continu
afstemmen op de doelgroep.
Volume en intonatie aanpassen
aan de context.
Leerlingen opbouwende feedback
geven en hen hiermee leren omgaan.
Zich als vertrouwenspersoon
beschikbaar stellen voor de
leerlingen en zo een klasklimaat
tot stand brengen waarin
leerlingen hun gevoelens durven
en kunnen uiten.
Steeds het positieve in leerlingen
blijven zien, ook bij ongepast
gedrag.
Bewust en doordacht aandacht
besteden aan attitudevorming bij
leerlingen.
Voor een klasklimaat zorgen
waarin leerlingen elkaar
respecteren en accepteren zoals
ze zijn.
Conflicten uitpraten in de klas.
Door de eigen aanpak een
positieve dynamiek bij de
leerlingen stimuleren.
Verbale en non-verbale
communicatiestijl continu
afstemmen op de doelgroep.
Leerlingen stimuleren elkaar
opbouwende feedback te geven.
Bijdragen aan een schoolklimaat
waarin leerlingen zich goed voelen.
Bijdragen aan een schoolklimaat
waarin leerlingen elkaar respecteren
en accepteren zoals ze zijn.
Initiatief nemen om conflicten op te
lossen vanuit een respectvolle
houding t.o.v.alle betrokkenen.
6
Competentie 16
Basiskennis beheersen in
functie van didactische
vertaling naar leerlingen
Niveau 1
De leerinhouden van de lagere school
beheersen.
Niveau 2
De leerinhouden zodanig beheersen
om leerprocessen bij leerlingen goed
te kunnen begeleiden.
Betrouwbare bronnen raadplegen om
bijkomende kennis op te doen i.v.m.
de lesinhouden
Zelfstandig leerinhouden verwerven
uit uiteenlopende bronnen (internet,
boeken, handleidingen,
persartikels, …).
De lesinhouden op een gepaste wijze
Leerinhouden gestructureerd
overbrengen naar de leerlingen.
aanbieden, rekening houdend met de
moeilijkheden in de leerstof en de
vakdidactieken.
Kennis i.v.m. de lesinhouden gepast
Algemene kennis gepast inzetten om
inzetten om in te spelen op problemen in te spelen op problemen en vragen
en vragen van de leerlingen.
van de leerlingen.
Argumentatie
7
Niveau 3
De leerinhouden zodanig
beheersen om aan alle leerlingen
een optimale uitdaging te kunnen
bieden.
Met behulp van uiteenlopende
bronnen nieuwe of actuele
thema's diepgaand uitwerken.
Niveau 4
Zelfstandig nieuwe informatie
verwerven, verwerken en gericht
gebruiken.
Leerinhouden selecteren,
rekening houdend met verschillen
in de klas, beschikbare tijd, … .
In situaties waarin men niet kan
terugvallen op handboeken of
voorbereidingen, flexibel omgaan
met de eigen kennis.
Leerinhouden flexibel aanpassen aan
wisselende omstandigheden.
Competentie 19
Leerprocessen begeleiden
Niveau 1
Leerinhouden stapsgewijs aanbieden.
Hoofdzaken uit de leerinhouden
onderscheiden van bijzaken.
Op voorhand alle mogelijke
oplossingsstrategieën verkennen.
Realistische contexten aanbieden.
Alle leerlingen betrekken bij een
lesactiviteit.
Doelgerichte vragen stellen.
Leerlingen inhouden laten herhalen of
in eigen woorden formuleren.
Leerlingen aanzetten tot het
zelfstandig verwerken van
leerinhouden.
Tijdens zelfstandig werk leerlingen
helpen waar nodig.
Niveau 2
De moeilijkheidsgraad van de
leerinhouden inschatten en de aanpak
hierop afstemmen.
Leerlingen leren om hoofd- en
bijzaken te onderscheiden.
Leerlingen ruimte geven om andere
oplossingsstrategieën te verwoorden.
Vanuit realistische contexten
voorbeelden geven van de transfer
van leerstof naar gelijkaardige
situaties.
In overleg met de mentor de
betrokkenheid van de leerlingen
bevorderen d.m.v. een gerichte keuze
aan werkvormen, interactie,
aanbod, … .
Vraagsequensen opbouwen.
Synthesemomenten inlassen op het
einde van een les of lessenreeks om
indien nodig te differentiëren.
Het leerproces van leerlingen
bevorderen door tips en suggesties te
geven.
Leerlingen gericht begeleiden tijdens
zelfstandig werk.
Kennis hebben van de eindtermen
leren leren.
Huiswerk duidelijk toelichten.
Argumentatie
8
Niveau 3
Niveau 4
Bij geobserveerde moeilijkheden
een stap terug zetten naar een
voorgaand niveau.
Leerlingen stimuleren om eigen
oplossingsstrategieën te
bedenken.
De transfer van leerstof naar
gelijkaardige situaties bevorderen
bij leerlingen.
De betrokkenheid van de
leerlingen bevorderen d.m.v. een
gerichte keuze aan werkvormen,
interactie, aanbod, … .
Een inductieve aanpak functioneel
hanteren.
Voldoende ruimte en tijd voorzien
voor de vastzetting van de
leerstof.
Leerlingen stimuleren hun
leerproces in eigen handen te
nemen.
Werken aan thema’s of projecten,
waarvan de inhoud gedeeltelijk
door de leerlingen gestuurd
wordt.
Onder begeleiding van een mentor
het leren leren bij leerlingen
bevorderen.
Leerlingen motiveren om
huiswerk succesvol af te ronden.
Leerlingen stimuleren om het eigen
leerproces kritisch te bekijken en bij
te sturen.
Werken aan thema’s of projecten
waarvan de inhoud in grote mate door
de leerlingen wordt gestuurd.
Leren leren integreren in de dagelijkse
klaspraktijk.
Huiswerk afstemmen op individuele
leerlingen.
Competentie 23
Mondeling en schriftelijk
taalgebruik van leerlingen
stimuleren
Niveau 1
Zijn taalgebruik afstemmen op het
niveau van leerlingen.
Het mondeling en schriftelijk
taalgebruik van leerlingen verbeteren
door gerichte feedback.
Niveau 2
Bewust omgaan met (school)taal
in functie van optimale
kennisverwerving bij leerlingen.
Talige problemen bij leerlingen
opmerken en bespreken met de
mentor.
Het mondeling en schriftelijk
taalgebruik van leerlingen verrijken.
Op zoek gaan naar goede
praktijkvoorbeelden van
talensensibilisering en
vreemdetaalinitiatie.
Argumentatie
nkel in te vullen als
9
Niveau 3
Gepast inspelen op talige
moeilijkheden bij leerlingen.
Een kritische talige houding
stimuleren bij leerlingen.
Een aanbod doen van
vreemdetaalinitiatie.
Niveau 4
Gepast remediëren of doorverwijzen
bij talige moeilijkheden.
3. Persoonlijke leerdoelen van de student
Gelieve feedback te geven op de persoonlijke leerdoelen van de student.
Persoonlijke leerdoelen
student
(in te vullen door de
student voor het begin van
de stage)
Niveau
Argumentatie: geschreven feedback van de klasmentor
4. Andere relevante informatie over de stage
10
5. Conclusie stage eerste leerjaar
Sterke kanten (een drietal items)
Aangewezen werkpunten (een drietal items)
Datum:
Handtekening verantwoordelijke (ook stempel van de school en handtekening van de directie):
Beste stagementor,
Indien u de stage (of enkele aspecten ervan) nog mondeling wenst toe te lichten of te bespreken, nemen we
graag telefonisch contact met u op. Schrijf hier uw telefoonnummer op:
We danken u voor de begeleiding en hopen in de toekomst verder met u te kunnen samenwerken.
stageadministrator: [email protected] – 016 37 54 03
modulecoördinator: [email protected] – 016 37 54 00
opleidingsverantwoordelijke BALO Vlaams-Brabant: [email protected] – 016 375 616
11
Download