Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs – flexibel traject FLLLEX Academiejaar 2015-2016 Naam student: Stageschool: Leerjaar: STAGEVERSLAG STAGEROUTE FLLLEX 2.1 LEERPROCESSEN BEGELEIDEN DOORSTROOM DOORSTROOMSTAGE (in te vullen door de mentor) 1. professionele houdingen (enkel in te vullen als er in positieve of negatieve zin relevante opmerkingen te geven zijn ) Bezieling Flexibiliteit Kritische ingesteldheid Muzisch en creatief handelen Onderzoekende houding Relationele gerichtheid Verantwoordelijkheidszin Zin voor initiatief Document1 1 2. kerncompetenties DOORSTROOMSTAGE Taakveld 2 : De leraar als partner van collega’s, ouders en externen Competentie 3 Een horizontale en verticale planning uitbouwen Niveau 1 Niveau 2 In leerplannen en eindtermen verbanden binnen eenzelfde leergebied ontdekken. In leerplannen en eindtermen verbanden tussen verschillende leergebieden ontdekken. Op de hoogte zijn van de leergebiedoverschrijdende eindtermen. Verwijzen naar leergebiedoverschrijdende eindtermen in de lesontwerpen. De bestaande weekplanning met de mentor bespreken. In overleg met een mentor een weekplanning uitwerken, rekening houdend met verbanden tussen verschillende leergebieden. Inzicht hebben in de overgang van kleuter- naar lagere school en van lagere naar secundaire school. Bestaande verticale leerlijnen met mentor bespreken. Niveau 3 Integrerend werken binnen de eigen klas. Bewust integreren van de leergebiedoverschrijdende eindtermen in lesactiviteiten. In overleg met parallelcollega’s een week- en maandplanning opstellen, rekening houdend met verbanden tussen verschillende leergebieden en bestaande jaarplannen. Participeren in projecten rond de overgang van kleuter- naar lagere school en van lagere naar secundaire school. Rekening houden met bestaande verticale leerlijnen. Argumentatie Taakveld 3 : De leraar als ondersteuner van diversiteit Competentie 6 Positief omgaan met diversiteit om gelijke onderwijskansen te bieden aan elke leerling Niveau 1 Niveau 2 Gevoelig zijn voor het welbevinden van leerlingen. Geloven in de groeikansen van alle leerlingen. Verschillen tussen leerlingen opmerken. Verschillen tussen leerlingen bespreekbaar maken. Zich bewust zijn van de eigen (voor)oordelen over verschillen tussen leerlingen. De impact van de eigen (voor)oordelen op het eigen handelen inschatten. Zich bewust zijn van het feit dat er in een klas kansarme leerlingen kunnen zijn. Aandacht hebben voor de context van kansarme leerlingen. Gericht op zoek gaan naar de talenten en mogelijkheden van leerlingen. Uitspraken of handelingen die respectloos zijn voor anderen bijsturen. Talenten en mogelijkheden van leerlingen integreren in de klaspraktijk. Uitspraken of handelingen die respectloos zijn voor anderen bespreekbaar maken in de klas. Zicht hebben op recente beleidsinitiatieven rond zorg en gelijke onderwijskansen. Zicht hebben op het zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid van de school. Niveau 3 Groeikansen van leerlingen met bijzondere leer- en ontwikkelingsvragen stimuleren. Bewust op zoek gaan naar de meerwaarde van verschillen tussen leerlingen. Gedrag van een leerling koppelen aan de eigenheid van de leerling en niet aan een label. Gepast inspelen op de context van kansarme leerlingen. Het eigen didactisch handelen aanpassen aan talenten en mogelijkheden van leerlingen. Een open houding ten aanzien van diversiteit stimuleren bij de leerlingen. Beleidsinitiatieven rond zorg en gelijke onderwijskansen gepast benutten. Het zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid van de school gepast benutten. Argumentatie Document1 2 Taakveld 4 : De leraar als opvoeder Competentie 9 Een positief leefklimaat creëren Niveau 1 Op een dynamische manier voor de klas staan. Non-verbale communicatie benutten om talige boodschappen kracht bij te zetten. Niveau 2 Door een dynamische aanpak zorgen voor een aangename klassfeer waarin leerlingen zich goed voelen. Door de eigen aanpak een positieve dynamiek bij de leerlingen stimuleren. Adequaat inpikken op non-verbale signalen van leerlingen. Verbale en non-verbale communicatiestijl continu afstemmen op de doelgroep. Oogcontact maken met alle leerlingen. Oogcontact functioneel inzetten in verschillende situaties. Variëren in volume en intonatie bij het vertellen, het voorlezen en bij instructiemomenten. Variëren in volume en intonatie bij het lesgeven. Leerlingen regelmatig positief bevestigen. Naar spontane verhalen van leerlingen luisteren en er op inspelen. Leerlingen taakgericht en persoonsgericht bevestigen. Op een respectvolle manier omgaan met de gevoelens van leerlingen. Geduldig zijn met leerlingen. Leerlingen steeds opnieuw kansen geven. Leerlingen durven aanspreken op ongepaste attitudes. Leerlingen op een efficiënte manier aanspreken op ongepaste attitudes. Bewaken dat leerlingen elkaar op een positieve en respectvolle manier benaderen. Stimuleren dat leerlingen elkaar op een positieve en respectvolle manier benaderen. Conflicten opmerken tussen leerlingen en deze bespreken met de mentor. Conflicten tussen leerlingen opmerken en - in overleg met de mentor - een aanzet geven tot een oplossing. Zich informeren over de verhoudingen in de klas. De klasschikking aanpassen aan de lesactiviteit. Niveau 3 Volume en intonatie aanpassen aan de context. Leerlingen opbouwende feedback geven en hen hiermee leren omgaan. Zich als vertrouwenspersoon beschikbaar stellen voor de leerlingen en zo een klasklimaat tot stand brengen waarin leerlingen hun gevoelens durven en kunnen uiten. Steeds het positieve in leerlingen blijven zien, ook bij ongepast gedrag. Bewust en doordacht aandacht besteden aan attitudevorming bij leerlingen. Voor een klasklimaat zorgen waarin leerlingen elkaar respecteren en accepteren zoals ze zijn. Conflicten uitpraten in de klas. Inzicht hebben in groepsvormingsprocessen in de klas. De groepssamenhang in de klas versterken. In overleg met de mentor een klaslokaal inrichten dat uitnodigt tot interactie. Samen met de leerlingen een klaslokaal inrichten dat verschillende vaardigheden en interesses van leerlingen aanspreekt. Argumentatie Competentie 10 Een gestructureerd werkklimaat scheppen Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Oog hebben voor de hele klas tijdens individuele en klassikale momenten. Oog hebben voor de hele klas tijdens individuele en klassikale momenten. De heersende klasregels overnemen van de mentor. De heersende klasregels overnemen van de mentor. Vanuit inzicht in de basisregels van klasmanagement gepast durven reageren bij storend gedrag. Vanuit inzicht in de basisregels van klasmanagement gepast durven reageren bij storend gedrag. Gevarieerd reageren op het gedrag van leerlingen. Vlotte lesovergangen realiseren. Vlotte lesovergangen realiseren. Een gestructureerd dagverloop flexibel realiseren. Zelfstandig een klas leiden. Klasafspraken opstellen en consequent hanteren, ook in complexe situaties. Flexibel omgaan met lesovergangen. Argumentatie Document1 3 Taakveld 5 : De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Competentie 14 Inspelen op de beginsituatie van leerlingen om het didactisch handelen te optimaliseren Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Elementen uit de leefwereld van leerlingen integreren in de klaspraktijk. De aanpak afstemmen op de leefwereld van de leerlingen om hun betrokkenheid te verhogen. Initiatieven nemen om de leef- en ervaringswereld van leerlingen te verruimen. Aandacht hebben voor talenten en interesses van leerlingen. Talenten en interesses van de leerlingen bevragen. Talenten en interesses van leerlingen integreren in de klaspraktijk. Oog hebben voor leerlingen die moeilijkheden ondervinden met de leerinhouden. Aandacht besteden aan de diverse achtergronden van leerlingen. Informatie over persoonlijke gegevens van leerlingen verzamelen uit taken, leerlingvolgsysteem, leerlingendossier, gesprekken met collega’s, ouders, begeleiders, ... De beginsituatie grondig bevragen en observeren. Bij het opstellen van een lesontwerp rekening houden met de beginsituatie. De beginsituatie afleiden uit handleidingen, leerplannen, gesprekken met de mentor en eigen observaties. Tijdens de lesrealisatie inspelen op de beginsituatie. Zelfstandig de beginsituatie van individuele leerlingen en van de klasgroep analyseren. Tijdens de lesrealisatie inspelen op de beginsituatie van individuele leerlingen. Argumentatie Competentie 15 Doelgericht werken Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Zicht hebben op de functie van eindtermen en leerplannen van het lager onderwijs. De eindtermen en leerplannen raadplegen bij het uitwerken van de lessen. De eindtermen en leerplannen vlot hanteren bij het uitwerken van de lessen. Een beperkt aantal concrete lesdoelen vooropstellen. Doelen uit eindtermen, leerplannen en handleidingen concretiseren tot lesdoelen. In overleg met de mentor doelen uit eindtermen, leerplannen en handleidingen concretiseren in functie van individuele leerlingen. Een doordacht en logisch gestructureerd lesverloop voorzien in het lesontwerp. In overleg met de mentor een haalbare timing vooropstellen. Bij de afronding van een les terugkoppelen naar de vooropgestelde doelen. Het lesverloop flexibel afstemmen op de omstandigheden en de vooropgestelde doelen. De voorziene timing bewaken. Nagaan of de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Met beperkte voorbereidingstijd erin slagen om een doordacht en logisch lesverloop te voorzien. Een vlot lestempo hanteren. Nagaan of de vooropgestelde doelstellingen bereikt zijn en indien nodig systematisch bijsturen. Zicht krijgen op de kwaliteit van het onderwijsaanbod aan de hand van de leerresultaten van leerlingen. Argumentatie Competentie 16 Basiskennis beheersen in functie van didactische vertaling naar leerlingen Niveau 1 De leerinhouden van de lagere school beheersen. Niveau 2 Niveau 3 De leerinhouden zodanig beheersen om leerprocessen bij leerlingen goed te kunnen begeleiden. De leerinhouden zodanig beheersen om aan alle leerlingen een optimale uitdaging te kunnen bieden. De lesinhouden op een gepaste wijze overbrengen naar de leerlingen. Zelfstandig leerinhouden verwerven uit uiteenlopende bronnen (internet, boeken, handleidingen, persartikels, …). Met behulp van uiteenlopende bronnen nieuwe of actuele thema's diepgaand uitwerken. Kennis i.v.m. de lesinhouden gepast inzetten om in te spelen op problemen en vragen van de leerlingen. Leerinhouden gestructureerd aanbieden, rekening houdend met de moeilijkheden in de leerstof en de vakdidactieken. Betrouwbare bronnen raadplegen om bijkomende kennis op te doen i.v.m. de lesinhouden Algemene kennis gepast inzetten om in te spelen op problemen en vragen van de leerlingen. Leerinhouden selecteren, rekening houdend met verschillen in de klas, beschikbare tijd, … . In situaties waarin men niet kan terugvallen op handboeken of voorbereidingen, flexibel omgaan met de eigen kennis. Argumentatie Document1 4 Taakveld 6 : De leraar als taalleraar Competentie 21 Correct gebruiken van het Standaardnederlands in de schriftelijke communicatie Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Correcte zinnen formuleren met aandacht voor de juiste leestekens. Correcte en gevarieerde zinnen formuleren. Zelfstandig zijn woordenschat up-todate houden. Een tekst schrijven in alinea’s en met een correcte opbouw (inleiding – midden – slot). Een creatieve tekst schrijven. Vlot omschakelen van het ene taalregister naar het andere. Correct spellen. Een correcte en gevarieerde woordenschat gebruiken. Een correcte woordenschat gebruiken, zonder dialectische invloeden. Formeel schriftelijk taalgebruik hanteren. Zelfstandig de spellingswijzigingen opvolgen. Eigen schriftelijk taalgebruik afstemmen op doelpubliek en context. Bij twijfel over correctheid van het eigen schriftelijk taalgebruik de nodige bronnen raadplegen. Argumentatie Competentie 22 Correct gebruiken van het Standaardnederlands in de mondelinge communicatie Niveau 1 Correcte zinnen formuleren. Formeel mondeling taalgebruik hanteren, zonder dialectische invloeden. Een verzorgde uitspraak en pittige articulatie hanteren, zonder uitgesproken streekklanken. Niveau 2 Niveau 3 Zich genuanceerd en gevarieerd uitdrukken. Vlot omschakelen van het ene taalregister naar het andere. Eigen mondeling taalgebruik aanpassen aan doelpubliek en context. Een heldere uiteenzetting geven, afgestemd op de (voor)kennis en de grootte van het doelpubliek. Een goed voorbereide en opgebouwde presentatie geven. Argumentatie Taakveld 7 : De leraar als zelfsturende professional Competentie 24 Eigen ontwikkeling sturen vanuit reflectie Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Met ondersteuning zichzelf realistisch situeren in de beheersing van de competenties van het opleidingsprofiel. Op een constructieve wijze omgaan met de eigen sterktes en zwaktes ten aanzien van de competenties van het opleidingsprofiel. Voor zichzelf uitdagingen creëren met de intentie het eigen leerproces te optimalieseren. Constructief omgaan met advies, suggesties en opmerkingen. Zijn handelen bijsturen op basis van feedback. Vanuit reflectie eigen sterktes en werkpunten erkennen. Vanuit reflectie concrete verbeteracties formuleren. De eigen inhoudelijke beperkingen erkennen. Blijk geven van zelfstandigheid in het leren. Inspanningen leveren om eigen kennis te actualiseren, te verdiepen of uit te breiden. Vanuit reflectie duidelijke en haalbare doelen vooropstellen. Een positieve houding aannemen t.a.v. levenslang leren. Recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen, analyseren en verwerken. Argumentatie Document1 5 Taakveld 9 : De leraar als begeleider in het gebruik van ICT en multimedia Competentie 32 ICT met inbegrip van multimedia doelmatig inzetten Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 ICT en multimedia functioneel inzetten om lesactiviteiten te ondersteunen. ICT en multimedia inzetten als middel tot coöperatief en zelfontdekkend leren. ICT en multimedia inschakelen als middel om te differentiëren. Functionele werkbladen opstellen m.b.v. ICT. Op een kritische wijze multimediale leermiddelen selecteren. Eigen ideeën creatief vormgeven met behulp van ICT en multimedia. De meest courante ICT- en multimediatoepassingen kunnen hanteren. Verschillende media op een technisch vaardige manier gebruiken in de klas. Nieuwe technologieën inzetten om creativiteit en innovatie in het onderwijs te ondersteunen. Argumentatie 3. Relevante informatie voor de beoordeling van de stage Document1 6 4. Conclusie DOORSTROOMSTAGE Globale appreciatie bij de stage: Goed Voldoende Onvoldoende Sterk onvoldoende Sterke kanten: Vorderingen: Aangewezen werkpunten: Datum: Handtekening verantwoordelijke (ook stempel van school en handtekening directie): Mentor, Directie, Indien u de stage ( of enkele aspecten ervan ) nog mondeling wil toelichten of bespreken nemen we graag telefonisch contact met u op. Schrijf dan hier uw telefoonnummer : …………………………………………… We danken u voor de begeleiding en hopen in de toekomst verder met u te kunnen samenwerken. Coördinator Katrin Ceulemans: 016/ 375 677 Document1 7