Niet weten van gaskamers verklaart passiviteit niet

advertisement
Niet weten van gaskamers
verklaart passiviteit niet
De vraag of men van de
gaskamers wist, is niet
van belang voor geringe
hulp aan Joden in de
oorlog, volgens E v elien
G ans en Rem c o E nsel.
K
ennis van de gaskamers
voor de vraag waarom niet
meer niet-Joodse Nederlanders hun Joodse medeburgers te hulp zijn gekomen, is nauwelijks relevant. De vernietiging van
de Joden werd door de nazi’s zoveel
mogelijk geheim gehouden. Het was
een kwestie van interpretatie of men
de doorsijpelende informatie serieus
nam en men de termen vernietiging
en uitroeiing letterlijk nam of niet.
Op zich waren er voor een letterlijke
interpretatie argumenten genoeg,
maar dat er zoiets als een gaskamer
bestond, was moeilijk voorstelbaar.
Het besef dat de Joden een vreselijk lot wachtte in het oosten, was
niettemin wijd verbreid. Niet-Joden
hadden gezien en Joden ondervonden hoe voorafgaand aan de deportatie Joden van hun werk, bezittingen,
familie en levensvreugde werden beroofd. Onder de Joden heersten paniek en niet zelden doodsangst.
Anders dan wij vindt de historicus
Van der Boom de vraag naar kennis
van de gaskamers essentieel voor de
opstelling van de niet-Joodse en
daarnaast ook van de Joodse bevolking in Nederland. Zijn vraag of men
‘het’ wist en vervolgens het ontkennende antwoord (‘Men wist niets behalve dat het in Polen vreselijk zou
zijn’) vormen uitgangspunt en fundament onder zijn boek W ij weten
niets v an h un l ot. G ewone N ederl anders
en de Hol ocaust. Volgens ons komt zijn
benadering – zie ook zijn repliek op
Ies Vuijsje (Opinie & Debat, 4 en 11
mei), neer op onverantwoord herschrijven van de geschiedenis van de
Jodenvervolging.
1. Van der Boom baseert zich op
een eendimensionale, soms selectieve interpretatie van een beperkt (164)
aantal dagboeken. Hij ontkent de
meerduidigheid, de tegenstrijdigheden in dagboeken.
2. Van der Boom beschouwt de Jodenvervolging voorafgaand aan de
deportatie en het vermoeden dat de
meeste Joden op termijn zouden omkomen in werkkampen, als irrelevant. Hij reduceert zo de Shoah tot
gaskamers, tot een moordtechniek.
3. Hadden de niet-Joden ‘geweten’
Het antisemitisme
nam toe tijdens de
bezetting
van de gaskamers, schrijft hij, dan
hadden ze zich ingezet voor de Joden. Dat valt niet te bewijzen.
4. ‘Weten’ vernauwt Van der Boom
tot onweerlegbare feitenkennis, hier
over de gaskamers. Sterke vermoedens tellen niet mee. Verdringing is
voor hem een onwerkbaar begrip.
5. Van der Boom gebruikt de Joden
als legitimatie. Als zíj al twijfelden
aan onderduiken, omdat ze dit gevaarlijker vonden dan een werkkamp, waarom zouden niet-Joden
dan niet nadenken alvorens Joodse
onderduikers in huis te nemen?
6. Van der Booms belangrijkste
subject, de ‘gewone Nederlanders’,
vormt een verhullende categorie. Zowel Joden als niet-Joden (de omstanders) vallen eronder (geen verzetsmensen of NSB’ers). De situatie van
niet-Joden was echter onvergelijkbaar met die van Joden, want die wer-
den meedogenloos vervolgd en zij
moesten kiezen tussen twee kwaden:
opgehaald worden, of onderduiken.
7. Van der Boom legt eenzijdig de
nadruk op Joden die niet wilden of
durfden onderduiken. Met verwaarlozing van hen (28.000) die wél onderdoken, en daarmee overigens ook
van hen die onderdak boden. Verzet,
ook van Joodse kant, krijgt nauwelijks aandacht. Verraad evenmin.
8. Door eenzijdig de nadruk te leggen op gehoorzaamheid en passiviteit van de Joden negeert hij het in
bronnen en geschiedschrijving gestaafde feit dat het vaak moeilijker
was voor hen en hun helpers om onderduikadressen te vinden dan voor
andere soorten onderduikers. Hoeveel Joden konden gewoon niet onderduiken?
9. In dit patroon past ook dat Van
der Boom het antisemitisme onder
de Nederlandse bevolking als irrelevant beschouwt – met voorbijgaan
aan het gegeven dat het antisemitisme tijdens de bezetting toenam, en
zich na de bevrijding op verschillende niveaus tegen terugkerende Joodse overlevenden richtte.
10. Tot slot: Van der Booms taalgebruik illustreert het ontbreken van
een Joods perspectief. Joden stapten
op de trein, in het oosten zou het
geen ‘picknick’ zijn, doorgangskamp Westerbork en concentratiekampen worden in de bijlage aangeduid als ‘woonplaatsen’. Al met al
wekt het verbazing dat in de vele lof
voor W ij weten niets v an h un l ot – waaronder de Libris Geschiedenis Prijs
2012 – de term ‘genuanceerd’ niet
van de lucht is. Blijkbaar is Van der
Booms visie op vruchtbare Nederlandse bodem gevallen.
Evelien Gans (bijzonder hoogleraar
hedendaags jodendom) en Remco
Ensel zijn onderzoekers bij het NIOD.
Download