Leerlingenboek politiek - Vakdidactiek maatschappijleer

advertisement
in een democratie
Leerboek VMBO KGT
Leerjaar 4
29 april 2011
Tamara Baas
548647
Maatschappijleer DT
MM08.VDHB
VOORWOORD
In dit leerboek over politiek ga je van alles leren over hoe de politiek in
Nederland werkt.
De leerteksten en vragen en opdrachten zijn gebaseerd op de eindtermen die
voor Maatschappijleer 2 gelden, daarmee is dit een goede voorbereiding op je
eindexamen.
Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd:
 Het hoofdstuk begint met een introductie
 Daarna volgt de leertekst
 Aan het einde van de leertekst staan de belangrijkste dingen uit het
hoofdstuk in een gekleurd kader
 Daar vind je ook de belangrijkste begrippen, met uitleg van de betekenis
 Het hoofdstuk wordt afgesloten met vragen en opdrachten
Voorin het boek staat een studieplanner, de structuur van de lessen staan in
een schema, zodat je weet wat er wanneer wordt behandeld.
Achter in het boek staan examenopgaven. Daarmee kun je oefenen, om te zien
hoe goed je de leerstof in je hoofd hebt zitten.
Ik wens je veel plezier met dit boek!
Tamara Baas
2
INHOUDSOPGAVE
Studieplanner
4
1. Democratie, rechtsstaat, dictatuur
5
2. Parlementaire democratie
10
3. Scheiding van de macht
15
4. Hoe werkt besluitvorming?
20
5. Invloed van burgers, media en pressiegroepen
26
6. Examenvragen
33
Gebruikte literatuur
37
3
STUDIEPLANNER
In deze studieplanner staat aangegeven wat we gaan doen in elke les. Meestal
kunnen de opdrachten tijdens de les gemaakt worden, soms moet je het thuis
afmaken of ermee beginnen.
Door thuis voor elke les alvast het hoofdstuk te lezen, kom je goed voorbereid
in de les.
Als je door ziekte (of een andere reden dat je afwezig bent geweest)
achterstand oploopt, zorg dan dat je dit zelf inhaalt. Als dat problemen
oplevert, overleg dan met de docent.
Les 1
Onderwerp
Hst 1 Democratie,
rechtsstaat, dictatuur
Les 2
Hst 2 Parlementaire
democratie
Les 3
Hst 3 Scheiding van de
macht
Les 4
Hst 4 Hoe werkt
besluitvorming?
Les 5
Hst 4 Coalitievorming
Les 6
Hst 5 Invloed van
burgers, media en
pressiegroepen
Wat doen we?
Uitleg over onderwerp /
maken en bespreken
opdrachten hst 1
Uitleg en oefening met
verschillende meningen /
maken en bespreken
opdrachten hst 2
Kijken naar vragenuurtje
Tweede Kamer en uitleg /
maken opdrachten hst 3
Discussie over macht van
de koningin / maken en
bespreken opdrachten hst
3
Oefenen met
coalitievorming / in de les
en thuis opdrachten hst 4
maken
Rollenspel, maken en
bespreken opdrachten hst
5
4
HOOFDSTUK 1. DEMOCRATIE, RECHTSSTAAT, DICTATUUR
Lizelot loopt
met haar
vriendin in het
centrum van
de stad
Amersfoort.
Ze zijn aan
het winkelen
en gezellig aan het kletsen. Gisteren
was het Koninginnedag, toen waren ze
ook al in de stad. Het was toen gezellig
druk, vandaag is het een stuk rustiger.
Ze praten wat na over gisteren, en
opeens zegt Lizelot: “Eigenlijk hebben
we helemaal geen koningin nodig! Ze
doet toch niks anders dan lintjes
doorknippen en ze kost nog een hoop
geld ook!” Haar vriendin zegt dat ze
dan ook geen Koninginnedag meer
kunnen vieren, maar Lizelot vindt dat je
het dan gewoon anders moet noemen,
dan kun je nog steeds feest vieren met
elkaar, toch?
In Nederland mag je zoiets gewoon zeggen,
mag je je mening geven over de overheid
en het koningshuis, maar als je in een
dictatuur leeft, dan kan zo’n opmerking je je
leven kosten, of je vrijheid om te gaan waar
je wilt. Dat komt doordat Nederland een
democratie is, waar we vrijheid van
meningsuiting hebben. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd, wat het verschil is tussen
een democratie en een dictatuur, en welke
rol de overheid speelt in een dictatuur en
een democratie. Ook gaat het over de
rechten van burgers, en op welke manier zij
tegen machtsmisbruik van de overheid
worden beschermd.
Democratie en verkiezingen
Nederland is een parlementaire democratie.
Dat betekent letterlijk dat het volk zichzelf
regeert, want het is een woord dat uit het
Grieks komt: ‘demos’ betekent ‘volk’ en
‘cratos’ betekent ‘heersen’. Omdat dat met
16 miljoen burgers een beetje lastig is, is er
afgesproken dat we uit het volk mensen
kiezen die de anderen vertegenwoordigen in
de overheid. Daarom hebben we een
indirecte democratie.
De mensen die in de Tweede Kamer zitten,
zijn onze volksvertegenwoordigers. Elke
4 jaar zijn er verkiezingen, waarbij er kan
worden gestemd. In Nederland hebben we
algemeen kiesrecht, dat betekent dat
iedereen die 18 jaar of ouder is, mag gaan
stemmen. De verkiezingen zijn ook vrij en
geheim. Dat betekent dat je mag kiezen
wie je wilt, en dat niemand er achter kan
komen op wie jij hebt gestemd.
Behalve de Tweede Kamer, hebben we ook
een Eerste Kamer in Nederland. Samen
vormen zij het parlement. De leden van de
Eerste Kamer worden niet rechtstreeks door
de bevolking gekozen.
Rechtsstaat
Nederland is een rechtsstaat. Een staat is
een gebied met een bevolking, een stuk
grond wat door grenzen wordt afgebakend
en een regering die internationaal erkend
wordt. De term rechtsstaat houdt in, dat de
regering niet zelf mag bepalen hoe zij het
land besturen, maar dat de wetten en
plannen die zij bedenken goedgekeurd
moeten zijn door het parlement. Dat zorgt
ervoor, dat de overheid niet alle macht in
handen heeft, maar dat zij zich zelf ook aan
de wet moet houden. Bovendien is er
scheiding van machten, om ervoor te
zorgen dat rechters onafhankelijk zijn. Op
die manier zijn burgers beschermd tegen
machtsmisbruik door de overheid.
Dictatuur
Maar hoe werkt dat dan in een dictatuur?
Een dictatuur is een politiek systeem, waar
1 persoon, of een kleine groep, zoals een
politieke partij, de macht heeft. De dictator,
of de groep, stelt de regels vast, en heeft
5
ook de machtsmiddelen om ervoor te
zorgen dat iedereen zich daaraan houdt.
Wat machtsmiddelen zijn, en welke er zijn,
wordt in hoofdstuk 4 besproken.
Vrijheid
Als je in een democratie leeft heb je meer
vrijheid dan wanneer je in een dictatuur
leeft. Dat kun je zien aan de rechten die
burgers hebben. In Nederland zijn de
rechten van de burgers vastgelegd in de
Grondwet. Dat zijn de belangrijkste
wetsartikelen waar iedereen, ook de
overheid, zich aan moet houden.
Voorbeelden van rechten die in de
Grondwet staan omschreven zijn de
volgende: iedereen is voor de wet gelijk,
dat betekent dat je recht hebt op gelijke
behandeling in gelijke gevallen. Je mag dus
niet discrimineren, maar ook niet
gediscrimineerd worden. Ook is er vrijheid
van meningsuiting, persvrijheid, het recht
om een politieke partij op te richten,
godsdienstvrijheid, vrijheid van onderwijs
en recht op privacy. De meeste van de
voorbeelden die hier gegeven zijn, zijn
politieke rechten. Het recht op onderwijs is
een voorbeeld van een sociaal recht.
Naast de rechten die we als burgers
hebben, zijn ook plichten voor de inwoners
van Nederland. Rechten geven aan wat je
mag doen, plichten geven aan wat je moet
doen. Voorbeelden van plichten zijn de
belastingplicht en de leerplicht.
Vrijheid, dus alles mag?
Betekenen die rechten die in de Grondwet
beschreven zijn, nu ook dat je alles mag?
Nee, natuurlijk niet, dat had je al wel
begrepen! Dat wij een overheid hebben, die
ervoor zorgt dat er wetten zijn, en dat wij
ons allemaal aan die wetten houden, heeft
tot gevolg dat wij een stukje van onze eigen
vrijheid hebben afgestaan aan de overheid.
Daardoor kunnen we niet zomaar helemaal
zelf weten wat we doen of laten, maar zijn
er regels waar we ons aan moeten houden.
6
Kenmerken rechtsstaat:
- Alle burgers zijn gelijk voor de wet
- Alle inwoners hebben op dezelfde
manier invloed op de manier waarop
het land wordt geregeerd
- Er is een onafhankelijke rechterlijke
macht
- Er is een grondwet, waarin de belangrijkste rechten en plichten van de
burgers staan beschreven
- Burgers hebben grondrechten
Kenmerken democratie:
- Er is een parlement met politieke
macht
- Er zijn vrije en geheime verkiezingen
- In de grondwet zijn de macht en
bevoegdheden van de regering
vastgelegd
- Er wordt besloten met meerderheid
van stemmen, maar er wordt rekening
gehouden met minderheden
- Er is sprake van scheiding der
machten: Trias Politica
BEGRIPPEN
Democratie: een manier om een land te
besturen, waarbij burgers invloed hebben
op de politieke besluitvorming.
Volksvertegenwoordiger: iemand die is
gekozen door de bevolking om besluiten te
nemen over het bestuur van het land.
Kiesrecht: het recht om
volksvertegenwoordigers te kiezen.
Kenmerken dictatuur:
- Het volk heeft geen politieke rechten.
- De landelijke overheid bestaat vaak
maar uit één partij, namelijk die van de
machthebber (dictator)
- De grondrechten van burgers worden
niet beschermd.
- Het leger heeft een sterke rol in de
samenleving.
Vrije en geheime verkiezingen: je kunt
stemmen op wie je wilt en niemand komt te
weten op wie je hebt gestemd.
Staat: een land met een eigen grondgebied,
een eigen bevolking en een eigen overheid.
Rechtsstaat: een staat met een grondwet,
de burgers hebben grondrechten en worden
beschermd tegen machtsmisbruik door de
overheid.
Grondwet: de wet waarin de belangrijkste
rechten en plichten van burgers staan.
Grondrechten: de belangrijkste rechten die
in de samenleving gelden en daarom zijn
opgenomen in de grondwet.
Dictatuur: een staat waarin de macht in
handen is van één persoon, een kleine
groep mensen of één partij.
7
VRAGEN EN OPDRACHTEN
1. Omschrijf in je eigen woorden wat politiek is, waarbij je niet de woorden ‘regels’ en
‘besturen’ mag gebruiken. Je maakt dus je eigen definitie.
2a. Wat wordt bedoeld met politieke macht?
b. Waarom hebben wij ook politieke macht?
3. We hebben in Nederland niet alleen de landelijke overheid, maar ook provinciale en
gemeentelijke overheden.
a. Waar kun je volgens jou met je kiesrecht meer politieke macht uitoefenen: op landelijk of op
gemeentelijk niveau? Leg je antwoord uit.
b. Als jij straks mag stemmen, ga je dan gebruik maken van je kiesrecht? Waarom wel of niet?
4. Waarom is Nederland wel een staat en Antarctica niet?
5. Waarom hebben burgers in een dictatuur geen of veel minder vrijheid van meningsuiting?
Gebruik in je antwoord het woord onderdrukking.
6. Leg uit waarom de volgende landen wel of geen dictatuur zijn: Libië, Marokko, Rusland,
Somalië.
Raadpleeg voor je antwoord internet. Gebruik in je antwoord de kenmerken zoals die in de
lestekst genoemd worden.
7. TABOEWOORDEN
Een taboe is iets waarover je niet praat. In deze opdracht gaat het om ‘taboewoorden’, dat wil
zeggen woorden die je niet mag gebruiken. Je moet dus telkens een nauwkeurige omschrijving
van het begrip geven waar de taboewoorden niet in voorkomen. Maak deze opdracht in
tweetallen.
Begrip: POLITICI
Taboewoorden: BEVOLKING – VERTEGENWOORDIGEN – BESLUITEN – VERKIEZINGEN
Omschrijving:
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
Begrip: KIESRECHT
Taboewoorden: BURGERS – INVLOED – VERKIEZINGEN – VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Omschrijving:
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
8
8. WAAR OF NIET WAAR?
Geef aan of de volgende zinnen waar of niet
verkeerd is.
|
1. Een staat kun je omschrijven
|
als een land met een eigen
|
bevolking.
|
2. Het grondgebied van een land
|
bestaat uit land, water en lucht
|
3. Met een gezag bedoelen we een
|
overheid die het land bestuurt.
|
4. Niet iedereen die in een land woont
|
hoort bij de bevolking van dat land.
|
5. De Noordzee is voor een deel
|
Nederlands grondgebied.
|
6. Elk volk heeft een staat.
|
|
waar zijn. Leg bij de foute zinnen uit wat er
waar
[]
[]
[]
[]
[]
[]
niet waar |
[]
| ________________________
|
| ________________________
[]
|
| ________________________
[]
|
| ________________________
[]
|
| ________________________
[]
|
| ________________________
[]
|
| ________________________
9. WOORDWEB DEMOCRATIE
Waarschijnlijk geeft ieder mens zijn eigen invulling aan het woord democratie.
Waaraan denk jij bij het woord democratie? Maak een woordweb met begrippen die jij verbindt
met (associeert aan)het begrip democratie.
Verwerk deze begrippen tot een definitie van wat jij onder democratie verstaat.
Je mag ook een aantal kenmerken van een democratie opschrijven.
Democratie
9
HOOFDSTUK 2. PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
Misschien
ken je dat
wel. Je oom
en tante
vieren hun
verjaardag,
en jullie
zouden er
met het hele
gezin
naartoe
gaan op zaterdag. Maar dan is die
zaterdag aangebroken, en de een heeft
een voetbalwedstrijd, de ander een
verjaardagsfeestje van een vriendin, en
je moeder had eigenlijk al afgesproken
met jou dat je voor nieuwe kleren en
schoenen de stad in zou gaan. Hmm,
dat is een probleem… Je vader besluit
dat hij dan maar namens het hele gezin
naar de verjaardag van je oom en tante
zal gaan. Eigenlijk vertegenwoordigt hij
dan jullie hele gezin, maar niet
iedereen van jullie gezin is aanwezig op
dat feestje. Maar je vader kan wel
namens het hele gezin het cadeautje
geven.
bijvoorbeeld als er een referendum wordt
gehouden. Er wordt dan een vraag aan de
bevolking gesteld, die meestal alleen met
‘ja’ of ‘nee’ kan worden beantwoord.
Hoe gaat het dan wel?
Volkvertegenwoordigers (dat zijn politici,
leden van de Tweede Kamer) worden eens
in de 4 jaar gekozen. In de 4 jaar dat zij
Kamerlid zijn, nemen zij de besluiten
namens de kiezers.
Vertegenwoordiging
Dit is een voorbeeld van
vertegenwoordiging zoals je dat misschien
wel eens hebt meegemaakt, maar het
gebeurt op veel meer plaatsen in de
samenleving. Denk maar aan de advocaat,
die een verdachte vertegenwoordigt in een
rechtszaak. Of aan vakbonden, die
werknemers vertegenwoordigen bij het Caooverleg met de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, zoals je bij het thema
Werk hebt geleerd. Ook in de politiek
hebben we te maken met
vertegenwoordiging. In het vorige hoofdstuk
heb je al gelezen, dat we
volksvertegenwoordigers kunnen kiezen. In
Nederland hebben we een parlementaire
democratie. Dat betekent dat de burgers
via het parlement, de Eerste Kamer en de
Tweede Kamer, invloed kunnen uitoefenen
op de politieke besluitvorming.
Politieke partijen
De Tweede Kamerleden zitten in de Tweede
Kamer namens een politieke partij. Een
politieke partij is een groep mensen die
ongeveer dezelfde ideeën hebben over de
inrichting van de samenleving. Daarmee
wordt bedoeld, dat zij een soort
ideaalplaatje hebben over hoe de
samenleving eruit zou moeten zien, en dat
willen zij bereiken door besluiten te nemen
die daarbij passen.
Nu zitten de politici niet alleen voor hun
eigen groep in de Tweede Kamer, maar
voor alle mensen die in Nederland wonen,
als het goed is. Zij hebben het algemeen
belang van de bevolking voor ogen.
Dat betekent niet, dat voor ieder besluit dat
er in de politiek wordt genomen de burgers
worden geraadpleegd voor de beslissing kan
worden genomen. Soms gebeurt dat wel,
Verschillende meningen
Zoals hierboven al gezegd werd hebben
politieke partijen allemaal hun eigen ideeën
over hoe de ideale samenleving eruit zou
moeten zien.
Ze zijn het vaak niet met elkaar eens als er
een besluit moet worden genomen. Er zijn
in het parlement dus veel verschillende
meningen. Toch moet er een besluit worden
10
genomen, bijvoorbeeld over de aanpak van
het fileprobleem, waar zoveel mogelijk
politici het eens kunnen zijn. En een besluit
kan alleen bij meerderheid van stemmen
worden genomen.
In een democratie worden verschillen van
mening over het algemeen zonder geweld
uitgevochten. Je zult politici niet snel
vechtend in de Tweede Kamer zien!
Alleen een rechter kan iemand het kiesrecht
ontnemen, bijvoorbeeld bij iemand die een
geestelijke stoornis heeft. Buitenlanders
mogen niet stemmen of gekozen worden,
behalve bij verkiezingen voor de
gemeenteraad, als ze langer dan 5 jaar
legaal in Nederland wonen.
Bron: www.wikipedia.nl
Om tot beslissingen te kunnen komen,
debatteren de Kamerleden met elkaar.
Ook hebben ze overleg met mensen die last
hebben van het probleem, of
vertegenwoordigers van groepen mensen in
de samenleving. Op die manier proberen ze
om zoveel mogelijk draagvlak te creëren
voor besluiten die niet zo populair zijn.
Verkiezingen en kiesrecht
In Nederland zijn er verkiezingen op
verschillende bestuurlijke niveaus. Leden
van de gemeenteraad, Provinciale Staten,
de Tweede Kamer en de Waterschappen
worden elke 4 jaar rechtstreeks verkozen.
Ook zijn er verkiezingen voor het Europees
Parlement, dat gebeurt eens in de 5 jaar.
Hoe komt iemand in het parlement?
Daarvoor is het nodig dat hij of zij zich
kandidaat stelt voor de verkiezingen, zodat
die persoon verkiesbaar wordt. Dat noemen
we passief kiesrecht. Je moet daar in
ieder geval 18 jaar voor zijn en de
Nederlandse identiteit hebben.
We kennen ook het actief kiesrecht, dat
wil zeggen het recht om bij verkiezingen je
stem uit te brengen.
Scheiding van de machten
In een parlementaire democratie is de
politieke macht verdeeld over verschillende
organen, of onderdelen van het bestuur, om
te voorkomen dat alle macht in handen
komt van 1 persoon, of van een kleine
groep mensen, zoals dat in een dictatuur
het geval is.
We onderscheiden de volgende drie soorten
politieke macht:
 De wetgevende macht
 De uitvoerende macht
 De rechterlijke macht
Een ander woord voor de scheiding van de
machten is de trias politica. In het
volgende hoofdstuk gaan we hier meer over
leren.
Kenmerken parlementaire democratie:
- de politieke macht namens de burgers
ligt bij de volksvertegenwoordiging
- er is algemeen kiesrecht, en er zijn vrije
en geheime verkiezingen
- er is een Grondwet
- besluiten worden genomen met
meerderheid van stemmen, maar er wordt
rekening gehouden met standpunten van
minderheden
- er is machtenscheiding/Trias Politica
-er zijn grondrechten
- alle burgers zijn voor de wet gelijk
11
BEGRIPPEN
Parlementaire democratie: vorm van
bestuur waarbij een parlement de
wetgevende macht is. In Nederland vormen
de Eerste en de Tweede Kamer samen het
parlement.
Politieke partij: een groep mensen met
ongeveer dezelfde ideeën over hoe de
samenleving ingericht zou moeten zijn.
Algemeen belang: datgene, wat voor het
grootste gedeelte van het volk (het liefst
voor het hele volk) wordt gezien als goed
voor het welzijn en wat nuttig wordt
gevonden of waar mensen voordeel van
hebben.
Debat: een discussie op basis van
argumenten, met de bedoeling om degene
met wie je van mening verschilt van mening
te laten veranderen.
Draagvlak: ondersteuning van een
standpunt.
Actief kiesrecht: het recht om bij
verkiezingen je stem uit te brengen.
Passief kiesrecht: het recht om je
verkiesbaar te mogen stellen.
Trias politica: de scheiding van de politieke
macht, namelijk de wetgevende, de
uitvoerende en de rechterlijke macht.
12
VRAGEN EN OPDRACHTEN
1. Op welke manier kunnen politieke partijen invloed uitoefenen op de beslissingen die worden
genomen in het parlement?
2. Vergelijk je school met een land. Welke staatsvorm is volgens jou het meest van toepassing:
parlementaire democratie, directe democratie of een dictatuur? Leg je antwoord uit.
3. Beschrijf in je eigen woorden wat een volksvertegenwoordiger is en wat hij doet.
4. Wat wordt precies bedoeld met ‘vrije’ en ‘geheime’ verkiezingen?
5. Wat is het verschil tussen actief en passief kiesrecht?
6. Wat is de trias politica?
7. Wat is het doel van de machtenscheiding?
8. JEUGD EN DEMOCRATIE
Jeugd weet te weinig over
democratie
DEN HAAG – Uit onderzoek blijkt dat een kwart
van de kiesgerechtigden tot 25 jaar niet weet dat
de gemeenteraad en Provinciale Staten door de
bevolking gekozen worden. Zo’n 13 procent weet
niet dat de Tweede Kamer wordt gekozen. Veel
jongeren weten ook niet goed hoe de scheiding
van de machten van de Tweede Kamer, regering
en rechter in elkaar zit. Jongeren geven volgens
het onderzoek de democratie een rapportcijfer
van 6,2
Lees eerst de bovenstaande tekst en beantwoord dan de vragen.
a. Stel dat je aan een andere jongere moet uitleggen waarom het belangrijk is om te weten hoe
een democratie werkt. Hoe zou je dat doen? Doe dat in je eigen woorden.
b. Welk rapportcijfer geef jij onze democratie? Motiveer je antwoord.
9. VERBETER DE FOUT
In elke zin staat een fout. Schrijf steeds een verbeterde zin op de schrijfregel eronder.
1. Het woord democratie betekent letterlijk: macht.
_____________________________________________________________________
2. De meest democratische landen hebben een directe democratie.
_____________________________________________________________________
3. Nederland heeft geen vrije maar wel geheime verkiezingen.
_____________________________________________________________________
4. Een politicus zit vooral voor zijn eigen belang in de Tweede Kamer.
_____________________________________________________________________
13
10. CARTOON
a. Beschrijf wat je ziet op de
tekening.
b. Wat is volgens jou de bedoeling
van de tekenaar?
___________________________
___________________________
___________________________
___________________________
___________________________
___________________________
11. WAT HOORT BIJ WAT?
Democratie
[]
a. het recht om je verkiesbaar te mogen stellen
Politieke macht
[]
b. onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht
Referendum
[]
c. het vermogen om invloed uit te oefenen op de politieke
besluitvorming
Trias politica
[]
d. de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
Rechtspraak
[]
e. de mogelijkheid om wetten vast te stellen waaraan burgers
zich moeten houden
Wetgevende macht [ ]
f. een staatvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke
besluitvorming
Passief kiesrecht
g. een volkstemming over een wetsvoorstel
[]
14
HOOFDSTUK 3. SCHEIDING VAN DE MACHT
Prinsjesdag is
altijd een
feestelijke dag in
Nederland. De
koningin heeft
een mooie japon
aan, rijdt in de
Gouden Koets
naar de
Ridderzaal en leest daar een lange rede
voor. En als je ’s avonds naar het
journaal kijkt, dan zie je een verslag
van die dag, en beelden uit Den Haag
met allemaal mensen langs de route die
de koningin aflegt van haar paleis naar
de Ridderzaal.
Misschien vind jij dat helemaal niet zo
feestelijk, maar voor de leden van de
regering en het parlement is het een
belangrijke dag. Op Prinsjesdag wordt
namelijk het parlementaire jaar
geopend, en leest de koningin de
plannen van het kabinet voor het
nieuwe jaar voor. Misschien kun je het
een beetje vergelijken met de
jaaropening van het nieuwe schooljaar,
als de directeur van jouw school weer
blij is als de lessen weer kunnen
beginnen.
Maar wat heeft de koningin daar nu
mee te maken?
Constitutionele monarchie
Ons land is behalve een parlementaire
democratie, ook een constitutionele
monarchie. Dat betekent dat de koningin
staatshoofd is en lid van de regering. De
macht van de koningin is vastgelegd in de
Grondwet. Echt politieke macht heeft de
koningin niet, maar zij spreekt regelmatig
met de minister-president en met de
ministers, en op die manier kan zij wel
invloed uitoefenen.
De koningin heeft in Nederland vooral een
symbolische functie. Ook vult zij haar rol in
met ceremoniële handelingen, zoals het
openen van nieuwe, belangrijke gebouwen,
bijvoorbeeld door het doorknippen van
linten. Als laatste is haar taak ook
representatief, als zij op staatsbezoek gaat
bij buitenlandse staatshoofden, koningen of
presidenten, zij vertegenwoordigt dan de
Nederlandse regering.
Omdat wij ook een parlementaire
democratie hebben, zijn de ministers
verantwoordelijk voor het beleid. Daarom is
de koningin niet zelf verantwoordelijk voor
wat zij doet en zegt in het openbaar, maar
zijn de ministers dat. Dat noemen we
ministeriële verantwoordelijkheid.
Regering en kabinet
De koningin zit wel in de regering, samen
met de ministers, maar niet in het kabinet.
In het kabinet zitten de ministers en
staatssecretarissen. Zij zijn
verantwoordelijk voor de uitvoering van het
beleid.
Het woord verantwoordelijk betekent dat zij
verantwoording schuldig zijn aan anderen,
namelijk aan het parlement. Het parlement
controleert of het kabinet het beleid goed
heeft uitgevoerd. Het parlement bestaat uit
de Eerste en de Tweede Kamer, zij worden
ook wel de Staten-Generaal genoemd.
Verdeling van de macht
Zoals in het vorige hoofdstuk al werd
gezegd, is de politieke macht in een
democratie verdeeld (de trias politica). We
kennen de wetgevende macht, de
uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
Wetgevende macht
Dit betekent de mogelijkheid om wetten
vast te stellen waaraan burgers zich moeten
houden. In Nederland is dit een taak van de
regering en het parlement. Ministers stellen
nieuwe wetten voor, die worden voorbereid
door ambtenaren die op een ministerie
werken.
Uitvoerende macht
Dit betekent de taak om ervoor te zorgen
dat wetten die zijn goedgekeurd goed
worden uitgevoerd. In ons land zijn de
ministers daar verantwoordelijk voor. Zij
geven aanwijzingen aan ambtenaren of
instanties die een wet
moeten uitvoeren.
Eigenlijk hebben we
allemaal te maken met
de uitvoering van
wetten. Als je een
bekeuring krijgt van een
politieagent omdat je door rood licht fietst,
voert hij de wet uit die dat verbiedt. En dat
je naar school gaat, is de uitvoering van de
Leerplichtwet.
15
Rechterlijke macht
De rechterlijke macht
beoordeelt of wetten
goed worden nageleefd.
Deze macht is in handen
van rechters. Als
iemand de wet
overtreedt, kan hij
daarvoor gestraft worden. Ook bij conflicten
tussen burgers onderling, of conflicten
tussen de overheid en burgers kan de
rechter uitspraken doen. Uit dat laatste
blijkt dat rechters onafhankelijk zijn.
Uitvoering van de taken
Het parlement heeft een controlerende taak,
maar ook een wetgevende taak. Hieronder
zullen we uitleggen op welke manier zij
deze taken kunnen uitvoeren.
Controlerende taak
- Het parlement heeft het recht om
mondelinge of schriftelijke vragen te
stellen aan ministers. Dit gebeurt in het
vragenuurtje, dat op televisie te zien is op
dinsdagmiddag tussen 14.00 en 15.00 uur.
- Het parlement heeft het recht om
ministers ter verantwoording te roepen. Dit
heet het interpellatierecht. Dit is een
zwaarder middel dan het recht om vragen
te stellen.
- Het recht om een parlementaire
enquête aan te vragen. Dit is een
uitgebreid onderzoek naar een onderdeel
van het regeringsbeleid. Er wordt een
speciale commissie van Kamerleden
benoemd, die dan allerlei mensen die
betrokken waren bij het beleid onder ede
kunnen verhoren.
- Het budgetrecht, dat houdt in dat het
parlement het recht heeft om de
begrotingen van ministeries wel of niet goed
te keuren. In elke begroting staat hoeveel
geld een ministerie wil besteden aan een
onderdeel van het beleid. Alle begrotingen
samen noemen we de rijksbegroting, op
Prinsjesdag wordt die in de Miljoenennota
aan de Kamer aangeboden, in een speciaal
koffertje.
- Het motierecht, dit is het recht om een
schriftelijke mening te geven over het
beleid van een minister. Hiermee kan een
verzoek worden gedaan aan een minister
om iets wel of juist niet te doen. Over
moties wordt altijd gestemd, bij
meerderheid van stemmen wordt de motie
aangenomen of verworpen.
(Mede)wetgevende taak
In Nederland ligt de wetgevende in handen
van de regering en het parlement samen.
Hier is de politieke macht dus niet precies
gescheiden. Het parlement kan de
wetgevende taak op de volgende manieren
uitvoeren:
- Het parlement heeft stemrecht, om over
wetsvoorstellen van het kabinet te
stemmen.
- Leden van de Tweede Kamer hebben het
recht van initiatief. Dit betekent dat zij
ook zelf wetsvoorstellen kunnen indienen.
Een wetsvoorstel opstellen is veel werk,
daarom gebeurt het niet heel vaak.
Ministers hebben de hulp van veel
ambtenaren, terwijl
Kamerleden vaak maar één
medewerker hebben.
- De Tweede Kamerleden
hebben het recht van
amendement. Met dit
recht kunnen zij
wijzigingsvoorstellen doen
voor wetsvoorstellen van
ministers. Over deze amendementen stemt
de Tweede Kamer. Als er een meerderheid
vóór stemt, wordt het amendement
aangenomen.
De regering
De koningin en de ministers vormen samen
de regering. In de vergaderingen die de
ministers op vrijdag altijd hebben, is de
koningin niet aanwezig, daarom wordt die
vergadering ook wel de ministerraad
genoemd. De ministers zorgen samen met
de staatssecretarissen voor het dagelijks
bestuur van het land. Dit zijn allerlei zaken
die voor iedereen in de samenleving
belangrijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn het
zorgen voor veiligheid, zorgen voor verkeeren waterwegen, zorgen dat iedereen een
bestaansminimum heeft. Ook
maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld
de dreiging van terrorisme kunnen op de
politieke agenda terechtkomen.
Dit dagelijks bestuur gebeurt vooral door
het maken van wetsvoorstellen, het
uitvoeren van aangenomen wetten en het
opstellen van de rijksbegroting.
16
Trias politica – verdeling van de
politieke macht
- wetgevende macht:
Wetsvoorstellen maken of
wijzigen/aanpassen door kabinet en
parlement
- uitvoerende macht:
Uitvoeren van goedgekeurde
wetsvoorstellen door de ministers
en hun ambtenaren
- rechterlijke macht:
Onafhankelijke rechters beoordelen
of wetten goed worden nageleefd
BEGRIPPEN
Wetgevende taak parlement:
- stemrecht
- recht van initiatief
- recht van amendement
Controlerende taak parlement:
- recht om vragen te stellen
- interpellatierecht
- recht om parlementaire enquête
aan te vragen
- budgetrecht
- motierecht
Wetgevende taak kabinet:
- maken van wetsvoorstellen
- uitvoeren van wetsvoorstellen
- opstellen van rijksbegroting
Constitutionele monarchie: de macht van de
koningin als staatshoofd wordt beperkt door
de Grondwet, die ook wel constitutie
genoemd wordt.
Ministeriële verantwoordelijkheid: de
ministers moeten verantwoording afleggen
aan het parlement voor het gevoerde
beleid, de koningin is onschendbaar. Dat
betekent dat de ministers verantwoordelijk
zijn voor het beleid en ook voor wat de
koningin in het openbaar zegt en doet.
Wetgevende macht: de mogelijkheid om
wetten vast te stellen waaraan burgers zich
moeten houden.
Uitvoerende macht: de taak om ervoor te
zorgen dat goedgekeurde wetsvoorstellen
worden uitgevoerd.
Rechterlijke macht: de beoordeling of
wetten goed worden nageleefd.
Controlerende taak: het parlement
controleert of de regering het beleid goed
heeft uitgevoerd (zie kader hiernaast).
Medewetgevende taak: het parlement heeft
net als de regering de mogelijkheid om
wetsvoorstellen in te dienen, en om
wetsvoorstellen van ministers te wijzigen
(zie kader hiernaast).
Ambtenaren: mensen die werken in dienst
van de overheid. Zij spelen een belangrijke
rol bij het voorbereiden van wetsvoorstellen
en bij de uitvoering van goedgekeurde
wetsvoorstellen.
17
VRAGEN EN OPDRACHTEN
1. Wat betekent de term constitutionele monarchie? Probeer dit in je eigen woorden uit te
leggen.
In artikel 42 van de Grondwet staat het volgende:
1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
2.
Wat wordt bedoeld met de onschendbaarheid van de koning(in)?
3. Noem een voordeel en een nadeel van de monarchie.
4. Wat is het verschil tussen het kabinet, de regering en de ministerraad?
5. Welke drie belangrijke hebben ministers in Nederland?
“EFFE DIMMEN”
Tijdens een Kamerdebat over het asielbeleid vond de
toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer Weisglas dat
Jan Marijnissen van de SP wel erg lang aan het woord was.
Hij vroeg hem om het ‘kort te houden’. Daarop antwoordde
Marijnissen geïrriteerd: “Effe dimmen”. Dat vond Weisglas te
ver gaan: “Mijnheer Marijnissen, als degene die op dit
moment in deze functie zit, wordt het niet gewaardeerd
wanneer u ‘effe dimmen’ zegt tegen de voorzitter. Dus ik
zou u willen vragen dat terug te nemen.”
Maar Marijnissen wilde zijn uitspraak niet terugnemen: “Dat
ben ik absoluut niet van plan.” De Kamervoorzitter gaf
Marijnissen toen toch maar de gelegenheid zijn vragen te
stellen aan de staatssecretaris. (Tempelman e.a., 41)
6. Lees eerst de tekst hierboven en beantwoord daarna
de volgende vraag.
Met welke van de twee hoofdtaken van het parlement was Marijnissen hier bezig?
Waaruit blijkt dat?
7. Welke van de rechten zal volgens jou door de Kamerleden het meest gebruikt worden en
waarom?
8. WELK WOORD WEG?
Bepaal telkens welke van de vier woorden niet in het rijtje thuis hoort. Geef bij elk antwoord
uitleg.
Begrippen: PARLEMENT – KAMERLID – REGERING – STATEN-GENERAAL
___________________hoort er niet bij, want_____________________________________
_________________________________________________________________________
Begrippen: WETSVOORSTEL – MINISTER – TWEEDE KAMERLID – EERSTE KAMERLID
___________________hoort er niet bij, want_____________________________________
_________________________________________________________________________
18
9. PARLEMENTAIRE RECHTEN
Hieronder zie je links negen rechten van de Tweede Kamer. Rechts zie je een omschrijving van
deze rechten. Combineer ieder recht met de juiste omschrijving. Zet in het midden de goede
letter.
Stemrecht
[]
Recht van initiatief
[]
Recht van amendement
[]
Recht om vragen te stellen [ ]
a. Het recht om een gedetailleerd onderzoek te doen naar
een onderdeel van het regeringsbeleid
b. Het recht om vragen te stellen aan de minister
c. Het recht om een schriftelijke uitspraak te doen over het
beleid van een minister
d. Het recht om een wetvoorstel in te dienen
Interpellatierecht
[]
Recht van parlementaire
enquête
budgetrecht
[]
e. Het recht om de begroting van de regering goed of af
te keuren
f. Het recht om de minister ter verantwoording te roepen
[]
g. Het recht om een wetsvoorstel op onderdelen te wijzigen
motierecht
[]
h. Het recht om een wetsvoorstel te aanvaarden of te
verwerpen
10. DE UITSPRAKEN VAN WILDERS
Vooral over zaken als islam, asielzoekers en criminaliteit heeft Geert Wilders een duidelijke
mening. In deze opdracht ga je twee uitspraken van Wilders opzoeken. Je kunt dat bijvoorbeeld
makkelijk via Google doen. Bij elke uitspraak beantwoord je de volgende vragen.
1. Noteer kort, maar letterlijk de uitspraak.
2. Zoek een reactie van een andere politicus, liefst iemand die tegen Wilders is. Noteer de
naam, de partij en in één of twee zinnen de reactie van deze politicus.
3. Wat is je eigen mening? Met wie ben je het eens? Leg uit waarom.
11. KONINKLIJKE BRUILOFT?
Prins Pieter Christiaan trouwt volgende week zijn grote liefde Anita van
Eijk.
Doordat het paar geen toestemming vraagt voor hun huwelijk aan het parlement kan de
prins geen aanspraak meer maken op de Nederlandse troon. “Wat dat voor mij betekent?
Niet veel. In de praktijk stond ik toch al zo ver van de troon af dat het eigenlijk een
theoretische positie was.” De ministeriële verantwoordelijkheid valt dan ook na het huwelijk
weg. “Maar ook dat verandert niets. Ik blijf lid van de Koninklijke familie en dat schept hoe
dan ook speciale verantwoordelijkheden.”, aldus de prins.
Bron: De Telegraaf
Beantwoord na het lezen van de tekst de volgende vraag:
Wat bedoelt de prins met ‘ministeriële verantwoordelijkheid’?
19
HOOFDSTUK 4. HOE WERKT BESLUITVORMING?
‘ALLE HORECA
ROOKVRIJ’
De minister van
Volksgezondheid
heeft besloten om
een rookverbod in
te voeren in de hele
horeca. Er gold al
een rookverbod op
de werkplek en in
openbare ruimtes
zoals ziekenhuizen
en perrons. Maar nu moet het ook
gelden in de horeca. De minister wil
niet alleen restaurants en hotels
rookvrij maken, maar ook gelijk alle
cafés en discotheken. Hij was tegen
uitzonderingen, omdat de handhaving
van de regel daardoor moeilijker zou
worden, en het zou bovendien
‘onduidelijk’ zijn voor het publiek.
Naast voorstanders heeft het besluit
ook veel tegenstanders. De
horecabranche vreest door het
rookverbod voor een enorm
omzetverlies. Maar onderzoek
voorspelt geen sterke omzetdaling.
Het besluit van de minister om alle horeca
rookvrij te maken is natuurlijk niet uit de
lucht komen vallen. We weten allemaal dat
roken ongezond is, en dat meeroken veel
schade kan veroorzaken, ook bij mensen die
zelf niet roken. Dat de minister zo’n besluit
neemt is dus wel te begrijpen. Maar hoe
ontstaat zo’n besluit nu? En beslist de
minister daar alleen over?
Als je het vorige hoofdstuk goed hebt
gelezen, dan weet je al, dat de minister dit
niet alleen heeft bedacht en besloten. Ook
het parlement heeft hier een belangrijke rol
gespeeld. Want het parlement moet de
wetsvoorstellen van ministers goedkeuren,
anders kan een besluit niet worden
genomen.
Fasen in de besluitvorming
Besluiten worden natuurlijk niet zomaar
genomen. Er is een reden voor, die meestal
wel te herkennen is. Het rookverbod zoals
dat wordt genoemd in de intro is een gevolg
van het belang van werknemers op een
veilige en schone werkomgeving vanwege
de schade die meeroken veroorzaakt.
Besluiten hebben iets te maken met
problemen die er zijn in de samenleving, of
met wensen die mensen hebben. Een
andere voorwaarde is, dat er van de politiek
een oplossing wordt verwacht, het is een
politiek probleem.
Besluitvorming verloopt altijd in een aantal
fasen, vier in totaal. Hieronder worden ze in
het kort uitgelegd.
Fase 1: het uiten van wensen en
erkennen van wensen als politieke
problemen.
Mensen of politieke partijen uiten hun
wensen, verlangens, behoeften en
problemen. Gewone burgers, zoals jijzelf,
kunnen dat doen, maar ook burgers die zich
hebben georganiseerd in een belangen- of
actiegroep. Zij richten zich meestal op één
belang, en proberen daar aandacht voor te
krijgen van politici. Voorbeelden van
belangen- en actiegroepen zijn Greenpeace,
vakbonden, Bont voor Dieren en
scholierenbond LAKS.
Die aandacht van politici proberen ze vaak
door acties te krijgen, waarbij ze zoveel
mogelijk mensen proberen mee te krijgen.
Dat noemen we het mobiliseren van de
publieke opinie. Een handig hulpmiddel
hiervoor zijn de massamedia, want daarmee
worden veel mensen bereikt. En media
kunnen ervoor zorgen dat een probleem op
de politieke agenda komt. Dat betekent
dat de politiek erover gaat praten en
nadenken.
Fase 2: het afwegen van
politieke problemen en
bedenken van oplossingen.
Bestuurders en politici maken een
keuze welk probleem het
belangrijkste is om aan te pakken.
Zij moeten die keuze maken,
omdat het niet mogelijk is om alle
wensen te vervullen en alle
problemen op te lossen. Zij moeten
prioriteiten stellen, bepalen welk probleem
het belangrijkste is. Als dat bepaald is
bedenken bestuurders, zoals ministers en
wethouders, oplossingen voor het probleem.
Zij worden hierbij ondersteund door
ambtenaren, die een belangrijke rol spelen
20
bij deze beleidsvoorbereiding, zoals het
ook wel wordt genoemd. Belangen- en
actiegroepen richten hun vraag om
aandacht dan ook meestal op de
ambtenaren.
Beïnvloeding van de besluitvorming
Hieronder gaan we nog iets dieper in op de
verschillende groepen die invloed kunnen
uitoefenen op de besluitvorming, namelijk
de ambtenaren en de politieke partijen.
Fase 3: de besluitvormingsfase.
Eerst nemen de bestuurders (ministers of
wethouders) een voorlopig besluit. Daarna
overleggen de volksvertegenwoordigers (het
parlement of de gemeenteraad) erover. De
Tweede Kamer heeft ook zelf het recht om
wetsvoorstellen in te dienen. Voordat het
besluit definitief wordt genomen, proberen
de belangen- en actiegroepen nog invloed
uit te oefenen op het besluit. Als de
volksvertegenwoordigers de beslissing
hebben genomen, is fase 3 afgerond.
Ambtenaren
Ambtenaren spelen een belangrijke rol in de
voorbereiding en uitvoering van besluiten.
De ministers zijn verantwoordelijk voor het
werk dat ambtenaren doen, dat betekent
dat een ambtenaar niet kan worden
ontslagen als hij een foute beslissing neemt.
Bestuurders en volksvertegenwoordigers
kunnen door nieuwe verkiezingsuitslagen
hun baan kwijtraken, maar voor
ambtenaren geldt dat niet. Daarnaast
hebben ambtenaren ook specialistische
kennis. Zij hebben bijvoorbeeld informatie
door hun werkervaring die een nieuwe
minister niet heeft. Ambtenaren geven
advies aan de bestuurders voor wie zij
werken. Daardoor hebben zij veel politieke
invloed.
Fase 4: de uitvoering van het besluit.
De verantwoordelijke bestuurders laten het
besluit uitvoeren door ambtenaren. Zij
moeten ervoor zorgen dat het besluit goed
wordt uitgevoerd. Zo moet iedereen weten
dat het besluit is genomen, en er moet
bekend worden gemaakt welke straf er op
overtreding van de nieuwe wet staat.
Na deze vier fasen is er een besluit
genomen, maar daarmee is het eigenlijk
niet klaar. Besluitvorming is een proces dat
steeds doorgaat, omdat besluiten ook
worden geëvalueerd. Als blijkt dat een
besluit niet goed is doordat er bijvoorbeeld
dingen in de samenleving veranderen, moet
er een nieuw besluit worden genomen, en
begint het hele proces weer opnieuw.
Politieke partijen
Politieke partijen hebben invloed op de
besluitvorming omdat zij de politieke
discussies voeren. Het maakt veel verschil
of een politieke partij wel of niet in de
regering zit. Een politieke partij die in de
regering zit noemen we een
regeringspartij. Een regeringspartij heeft
meegedacht over de opstelling van het
regeerakkoord. Een regeerakkoord bevat de
plannen en afspraken die de verschillende
regeringspartijen maken voor de nieuwe
regeerperiode van vier jaar. Een partij die
niet in de regering zit noemen we een
oppositiepartij. Oppositiepartijen hebben
minder invloed op de besluitvorming.
Stemmen over besluiten
Elke politieke partij heeft een ander beeld
van hoe de samenleving eruit zou moeten
zien. Dat zorgt ervoor, dat over
wetsvoorstellen wordt gediscussieerd om zo
een meerderheid te krijgen die het met het
voorstel eens is. Een besluit kan namelijk
alleen worden genomen, als er een
meerderheid voor is. Omdat een politieke
partij in Nederland nooit alleen de
meerderheid heeft in de politiek, moeten
partijen met elkaar samenwerken om
besluiten te kunnen nemen. Die
samenwerking noemen we
coalitievorming.
21
Om samen te kunnen werken is het nodig
dat politieke partijen compromissen sluiten.
Compromissen zijn overeenkomsten
tussen verschillende partijen, waarbij elke
partij iets toegeeft. Samenwerken is dus
een kwestie van geven en nemen.
De vier fasen van politieke
besluitvorming:
Coalitievorming: de samenwerking tussen
verschillende politieke partijen om zo een
meerderheid te krijgen. Dat maakt het
nemen van besluiten succesvoller.
Compromissen: overeenkomsten waarbij
rekening wordt gehouden de belangen en
meningen van verschillende partijen. Elke
partij moet iets toegeven.
Fase 1: erkennen van politieke
problemen
Fase 2: bepalen welk probleem
prioriteit krijgt en zoeken naar een
oplossing
Fase 3: de besluitvormingsfase
Fase 4: het uitvoeren van besluiten
BEGRIPPEN
Publieke opinie mobiliseren: zoveel mogelijk
mensen op de hoogte brengen van jouw
wens of probleem, bijvoorbeeld via de
massamedia.
Politieke agenda: het bespreken van
wensen of problemen die aan de orde zijn
gesteld door (groepen) mensen of via de
media. Politici moeten dan de verschillende
standpunten die zij hierover kunnen hebben
met elkaar bespreken.
Ambtenaren: werknemers die voor de
overheid werken.
Politieke invloed: ambtenaren en politieke
partijen kunnen invloed uitoefenen op de
manier waarop besluiten worden genomen
en uitgevoerd.
Beleidsvoorbereiding: politieke bestuurders
zoals ministers en wethouders bedenken
een oplossing voor een probleem.
Regeringspartij: een politieke partij die deel
uitmaakt van de regering.
Oppositiepartij: een politieke partij die géén
deel uitmaakt van de regering.
22
VRAGEN EN OPDRACHTEN
1. Waarmee begint politieke besluitvorming altijd?
2. De minister heeft besloten om roken in de horeca te verbieden. Wat is het begin geweest
van dit besluit? Maak het duidelijk met voorbeelden.
3. a. Wat bedoelen we met de politieke agenda?
b. Hoe kun je een probleem op de politieke agenda krijgen?
4. Stel je de volgende situatie voor. Bij de verkiezingen belooft partij A dat de belastingen niet
omhoog zullen gaan. Partij B wil extra geld uitgeven voor de gezondheidszorg, maar daarvoor
moeten de belastingen wel omhoog. Na de verkiezingen willen partij A en partij B samen
regeren. Over dit punt moeten zij een compromis sluiten. Bedenk een mogelijk compromis.
5.
Protest tegen uitbreiding Lelystad Airport
Belangenorganisaties en bewoners van Lelystad
protesteerden gisteren tegen de uitbreidingsplannen voor
vliegveld Lelystad, dat zij ‘Schiphol 2’ noemen. Zij grepen
een werkbezoek van leden van de Tweede Kamercommissie voor Verkeer- en Waterstaat aan om hun stem
te laten horen. De actievoerders vrezen dat het gedaan is
met de rust en de ruimte in de polder als de plannen van
de verkeersminister Eurlings en de provincie Flevoland
doorgaan. Zij willen jaarlijks 4 miljoen passagiers
vervoeren. Ook wijzen de actievoerders erop dat verdere
groei van de luchthaven niet te rijmen valt met de doelstelling van het kabinet om de uitstoot van broeikasgassen
terug te dringen.
Bron: Sp!ts
a. Over welke fase van politieke besluitvorming gaat dit bericht? Licht je antwoord toe.
b. Leg aan de hand van bovenstaande tekst uit dat politieke besluitvorming een proces is dat
altijd doorgaat.
6. Politici kunnen niet aan alle problemen tegelijk werken. Hoe lossen ze dat op?
7. Vul de volgende zin aan.
Als in fase 4 besluiten niet goed worden uitgevoerd, dan …….
8. Geef drie praktische voorbeelden van ambtenaren die bezig zijn met het uitvoeren van een
politiek besluit.
9. Waarom hebben regeringspartijen gemiddeld meer invloed op de politieke besluitvorming
dan oppositiepartijen?
23
10. COMPROMISSEN
a. Bedenk een voorbeeld van situaties waarin jij een compromis moet sluiten met je:
ouders: ____________________________________________________________________
vrienden: ___________________________________________________________________
een docent: _________________________________________________________________
b. Zoek in de krant of op internet een voorbeeld op van een politiek compromis. Schrijf op
welke partijen of groepen het compromis bereikt hebben (of moeten bereiken) en welke
standpunten zij hebben.
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
11. VIER FASEN EN EVALUATIE
Lees de volgende situaties en bepaal telkens of het gaat over fase 1, 2, 3 of 4 van de politieke
besluitvorming gaat òf over de evaluatie (5). Leg je antwoord telkens uit.
Situatie
fase
uitleg
Greenpeace haalt alle kranten met een
gewaagde blokkade van een gevaarlijke
olietanker in het Rotterdamse
havengebied
De Tweede Kamer gaat akkoord met de
aanleg van een vijfde start- en
landingsbaan op Schiphol
Een Tweede Kamerlid stelt vragen aan de
minister over de illegale invoer van apen
Er wordt een nieuwe gevangenis gebouwd
om het probleem van het cellentekort op
te lossen
De minister laat uitrekenen hoeveel de
aanleg van een nieuwe snelweg in de
Randstad kost
Een groep mensen demonstreert bij de
Tweede Kamer over de bestaande
euthanasiewetgeving
24
12. WAAR OF NIET WAAR?
Geef aan of de volgende zinnen waar of niet waar zijn.
1. Ministers en wethouders wisselen vaker van functie dan ambtenaren.
2. Ministers verdedigen het beleid, maar topambtenaren nemen vaak de
eindbeslissing.
3. Ambtenaren vertegenwoordigen de belangen van bepaalde groepen in
de samenleving.
4. Ambtenaren proberen de publieke opinie te mobiliseren voor hun
standpunten.
5. Een minister werkt nooit langer op hetzelfde ministerie dan vier jaar.
Niet
Waar waar
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
13. TABOEWOORDEN
Geef hieronder telkens een duidelijke omschrijving van het begrip waar de taboewoorden niet
in voorkomen.
Begrip: POLITIEK PROBLEEM
Taboewoorden: VERVELEND – OPLOSSING – OVERHEID – ACTIE
Omschrijving: _______________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Begrip: COMPROMIS
Taboewoorden: OVEREENKOMST – TOEGEVEN – PARTIJEN – SAMENWERKEN
Omschrijving: _______________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Begrip: PUBLIEKE OPINIE MOBILISEREN
Taboewoorden: MASSAMEDIA – PROBLEEM – MENSEN – WENS
Omschrijving: _______________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
25
HOOFDSTUK 5. INVLOED VAN BURGERS, MEDIA EN
PRESSIEGROEPEN
In november 2007 gingen scholieren
van middelbare scholen massaal actie
voeren tegen de 1040 urennorm. Deze
norm bepaalt hoeveel uren leerlingen
onderwijs moeten krijgen per jaar.
Maar omdat er te weinig docenten
waren, werden de uren vaak opgevuld
met zelfstudie of tussenuren. Door
leerlingen werd dat ‘ophokplicht’
genoemd. Door de acties kwam dit
probleem op de politieke agenda, en na
een debat in de Tweede Kamer werd de
urennorm veranderd van 1040 naar
1000 uur. De acties waren
georganiseerd door het LAKS, het
Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Dit
is een scholierenbond, door scholieren
en voor scholieren.
Invloed op de politiek
Door het voorbeeld hierboven wordt
duidelijk dat burgers (scholieren) invloed
kunnen uitoefenen op de politiek. Het LAKS
was de drijvende kracht achter de actie. Zij
hadden leerlingen opgeroepen om te gaan
staken, en om naar Den Haag te gaan.
Individuele burgers hebben machtsmiddelen
om invloed uit te oefenen. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd wat machtsmiddelen zijn en
welke machtsmiddelen verschillende
groepen in de samenleving hebben op de
politieke besluitvorming. De volgende
groepen worden besproken: burgers, de
media en belangen- of pressiegroepen.
Invloed van burgers
Individuele burgers hebben veel
mogelijkheden om hun stem te laten horen
en op die manier de politieke besluitvorming
te beïnvloeden. Je kunt:
- stemmen, dit is de meest bekende
manier om invloed uit te oefenen. Elke 4
jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede
Kamer, de Provinciale Staten en voor de
gemeenteraad, en elke 5 jaar voor het
Europees parlement.
- gebruik maken van je spreekrecht,
bijvoorbeeld tijdens hoorzittingen in de
Tweede Kamer of tijdens vergaderingen van
de gemeenteraad in je eigen woonplaats.
- lid worden van een politieke partij, je
kunt dan meepraten over het
verkiezingsprogramma, gemeenteraadslid of
Tweede Kamerlid worden. Ook kun je je
partij inschakelen om problemen op te
lossen.
- zelf een politieke partij oprichten, als
je de bestaande politieke partijen maar
niets vindt.
- contact opnemen met politici. Politici
willen dit meestal graag, omdat ze zo op de
hoogte blijven van wat er in de samenleving
speelt. Politici zoeken ook zelf contact, door
bijvoorbeeld het land in te gaan.
Verder kun je:
- demonstreren of een
handtekeningenactie houden. Als je dit
samen met anderen doet, is je invloed
groter.
- de media inschakelen. Door kranten een
brief of een persbericht te sturen kun je je
mening laten horen. Veel mensen houden
tegenwoordig ook een weblog bij waarop ze
dat doen.
- een klacht
indienen bij de
Nationale
Ombudsman.
Deze persoon
neemt een
klacht in
behandeling die
gaat over het
optreden van de overheid.
- lid worden van een pressiegroep of er
zelf één oprichten. Als groep sta je
sterker, dat wordt hieronder nog verder
uitgelegd.
- een verzoek indienen, bijvoorbeeld om
een referendum te houden over iets wat
speelt in jouw wijk of gemeente.
26
- de rechter inschakelen, als je het niet
eens bent met een beslissing van de
overheid.
Invloed van de media
Ook de media, zoals televisie, radio,
internet en kranten hebben invloed op de
politieke besluitvorming. Ze vervullen vijf
functies.
De informatieve functie betekent dat de
media informatie geven over allerlei
politieke gebeurtenissen en besluiten.
Dagelijks kun je lezen of horen wat er
besloten is.
Bij de agendafunctie gaan journalisten zelf
op onderzoek uit. Ze signaleren problemen
die onder de bevolking leven. Daardoor
kunnen die problemen op de politieke
agenda komen en moet erover worden
beslist.
Binnen de commentaar- en
meningsvormende functie leveren de
media kritiek op politieke besluiten. Elke
krant geeft dagelijks commentaar op de
politiek. Via de websites van kranten wordt
vaak om reacties van lezers gevraagd op
bepaalde politieke gebeurtenissen.
De controlerende functie betekent dat de
media voortdurend kijken of ministers,
maar ook bedrijven en andere
maatschappelijke personen en organisaties,
wel netjes handelen. Zo is er heel wat te
doen geweest om de bonussen van
bankdirecteuren die geld hadden gekregen
van de overheid om de banken niet failliet
te laten gaan.
Als laatste is er de
spreekbuisfunctie. Dat
betekent dat mensen en
groepen via de media hun
mening kunnen geven.
Vooral het internet is daar
heel handig voor.
Invloed van pressiegroepen
Pressiegroepen zijn groepen die bepaalde
belangen nastreven. Dat doen ze door
druk (= pressie) uit te oefenen op de
politieke besluitvorming. Daar hebben ze
een aantal mogelijkheden voor, namelijk:
- het voeren van openlijke acties, zoals
demonstraties, blokkades, vastketenen en
consumentenstakingen. Door middel van
deze acties proberen pressiegroepen de
publieke opinie te beïnvloeden.
- ze voeren overleg in adviesorganen. De
vakbonden praten en onderhandelen altijd
met de minister als er een nieuwe Cao moet
komen.
- lobbyen, op een informele manier contact
zoeken met politici om steun te krijgen voor
jouw ideeën, zodat daar rekening mee
wordt gehouden in de besluitvorming.
Daarnaast hebben pressiegroepen en
belangengroepen natuurlijk dezelfde
middelen die ook de individuele burgers
hebben.
Machtsmiddelen
Machtsmiddelen zijn manieren om invloed
te kunnen uitvoeren op de politieke
besluitvorming. Machtsmiddelen die
maatschappelijke groepen of organisaties
hebben zijn de volgende.
Kennis
Hoe meer je weet of hoe deskundiger je
bent, hoe meer mensen naar je zullen
luisteren. Daarom wordt ook wel gezegd:
kennis is macht.
Grootte van de groep
Hoe groter je groep, hoe meer er rekening
wordt gehouden met de mening van die
groep. Door de grootte van de groep wordt
het belang dat de groep heeft als
belangrijker gezien.
Geld
Actie voeren en opkomen voor je belangen
kost geld. Als een groep meer geld heeft,
kan er meer invloed uitgeoefend worden. Zo
zorgen vakbonden er bij stakingen voor dat
de stakers gewoon salaris krijgen.
Het hebben van wettelijke
bevoegdheden
Als je de wet achter je hebt staan, zullen
meer mensen geneigd zijn om naar je te
luisteren. Denk maar aan een politieagent
die je een bon kan geven als je door rood
rijdt.
Het charisma van de leider
27
Hoe meer gezag een leider uitstraalt, hoe
meer rekening er wordt gehouden met zijn
woorden. Daarom zie je bijvoorbeeld vaak
bekende Nederlanders die worden ingezet
voor goede doelen.
Toegang tot de media
Om problemen op de politieke agenda te
krijgen, spelen media een grote rol. Het is
belangrijk om goede contacten te hebben
met journalisten.
Toegang tot politici
Politici spelen een grote rol in de politieke
besluitvorming. Als je politici kent, heb je
meer mogelijkheden om je mening duidelijk
te maken.
Deel uitmaken van het bestuur of van
adviesorganen
Een belangengroep die meepraat met een
bestuur of van een adviesgroep die de
regering adviseert, kan makkelijker zijn
mening laten horen dan een groep die daar
geen deel van uitmaakt.
Invloed van burgers:
- stemrecht
- spreekrecht
- lid worden van een politieke partij
- politieke partij oprichten
- contact zoeken met politici
- demonstreren/handtekeningenactie
- media inschakelen
- klacht indienen bij Nationale
Ombudsman
- lid worden van een pressiegroep of
er zelf een oprichten
- een verzoek indienen
- de rechter inschakelen
Invloed van pressiegroepen:
- openlijke acties
- overleg in adviesorganen
- lobbyen
BEGRIPPEN
Spreekrecht: het recht om tijdens een
bijeenkomst iets te mogen zeggen,
bijvoorbeeld tijdens hoorzittingen in de
Tweede Kamer of in de gemeenteraad.
Informatieve functie van de media: media
geven informatie over politieke
gebeurtenissen en besluiten.
Agendafunctie: media signaleren problemen
die onder de bevolking leven; deze kwesties
krijgen daardoor aandacht van politici die
daar weer over moeten beslissen.
Commentaarfunctie: media leveren kritiek
op politieke besluiten en publiceren
meningen van lezers.
Controlerende functie: media kijken
voortdurend of ministers, bedrijven,
maatschappelijke personen en organisaties
netjes handelen.
Spreekbuisfunctie: media zorgen dat
mensen en groepen hun mening kunnen
geven over kwesties.
Pressiegroepen: groepen die bepaalde
belangen nastreven en die proberen invloed
uit te oefenen op politieke besluitvorming.
Lobbyen: op een informele manier (buiten
vergaderingen om) contact zoeken met
politici om op die manier steun te krijgen
van politici voor hun standpunt.
functies van media:
- informatieve functie
- agendafunctie
- commentaar- en meningsvorming
- controlerende functie
- spreekbuisfunctie
Machtsmiddelen: middelen die burgers en
pressiegroepen kunnen inzetten om invloed
uit te oefenen op de politieke
besluitvorming.
28
VRAGEN EN OPDRACHTEN
1. De massamedia hebben 5 functies. Welke vind jij het belangrijkste? Leg uit waarom je dat
vindt.
2. Stel dat bij jou in de buurt helemaal geen sportvelden zijn. Noem 3 middelen die jij en de
andere jongeren in de buurt het beste kunnen kiezen om aandacht te krijgen voor dit
probleem. Motiveer je keuze.
3. Waarom zijn ministers snel bereid om te overleggen met grote pressiegroepen zoals de
ANWB en de Consumentenbond?
WWW.ADOPTEEREENKOE.NL
‘s GRAVELAND – Ruim 750 mensen hebben
gisteren binnen een dag aangegeven dat ze
een koe willen adopteren. De Stichting
Milieubewustzijn had de website
www.adopteereenkoe.nl vorige week in een
paar uur in elkaar gezet. Door berichten in tvjournaals en kranten raakte de website
tijdelijk overbelast door het grote aantal
bezoekers. Zelfs hele bedrijven en
schoolklassen verbinden zich voor een
bepaald bedrag aan een boerenbedrijf in de
regio. Zij mogen hun koe bezoeken en
kunnen het boerenbedrijf leren kennen.
Bron: ND
4. Lees de tekst hierboven. Om welke functie van de massamedia gaat het hier?
5. Van welke machtsmiddelen kunnen scholieren gebruikmaken?
6. Leg uit wat we bedoelen met de uitdrukking: ‘kennis is macht’. Bedenk er ook zelf een
voorbeeld van.
29
7. DE POLITIEK BEINVLOEDEN
Doe deze opdracht met één of twee medeleerlingen.
1. Kies eerst een onderwerp of een probleem uit waarvan jullie vinden dat de politiek er
meer aan zou moeten doen.
2. Bepaal op wie je je richt: de gemeente (dus een wethouder of de gemeenteraad) of de
landelijke politiek (minister of Tweede Kamer).
3. Kijk naar de lijst van manieren waarop burgers invloed op de politiek kunnen hebben.
Noem 3 manieren die jullie willen gebruiken om aandacht te vragen voor het probleem.
4. Leg precies uit wat je wilt gaan doen.
a. Ons onderwerp/probleem is: ________________________________________________
b. Wij richten ons op de gemeente/de landelijke politiek, omdat ___________________
__________________________________________________________________________
beïnvloedingsmogelijkheden
wat ga je precies doen?
1.
2.
3.
8. TABOEWOORDEN
Geef hieronder een duidelijke omschrijving van het begrip waar de taboewoorden niet in
voorkomen.
Begrip: PRESSIEGROEPEN
Taboewoorden: GROEPEN – BELANGEN – INVLOED - BESLUITVORMING
Omschrijving: _____________________________________________________________
_________________________________________________________________________
30
9. ZEMBLA
In augustus 2002 onthulde Ad Bos
in programma Zembla het bestaan
van een omvangrijke bouwfraude.
Die uitzending leidde tot een
parlementaire enquête waaruit
inderdaad bleek dat de
Nederlandse samenleving voor
miljarden euro’s werd opgelicht
door de bouwwereld.
Deze uitzending is een voorbeeld
van hoe massamedia onderwerpen
op …(1)… kunnen zetten. Zembla
is een programma van VARA/NPS
dat veel aan
onderzoeksjournalistiek doet om
misstanden op te sporen. Ook wil
het berichten over actuele
problemen. Daarmee levert het
programma een bijdrage aan de
…(2)… daarover.
a. Vul de ontbrekende woorden in de tekst in.
Je mag kiezen uit: MENINGSVORMING – INFORMATIE
– DE POLITIEKE AGENDA – CONTROLE –
SPREEKBUISFUNCTIE – AGENDAFUNCTIE – HET
VERKIEZINGSPROGRAMMA
1. _________________________________________
2. _________________________________________
b. Aan welke functies van de massamedia voldoet het
programma?
[ ] Informatieve functie
[ ] Agendafunctie
[ ] Commentaarfunctie
[ ] Controlerende functie
[ ] Spreekbuisfunctie
Bron: Zembla
10. FUNCTIES VAN DE MEDIA
Geef bij onderstaande publicaties aan om welke functie van de radio, televisie of krant het
gaat. Kies hierbij uit:
INFORMATIEVE FUNCTIE – AGENDAFUNCTIE – COMMENTAARFUNCTIE – CONTROLERENDE
FUNCTIE – SPREEKBUISFUNCTIE
Let op: er kunnen meer antwoorden goed zijn!
Publicatie
Functie van de media
Op de televisie is een documentaire over de
gevolgen van het rekeningrijden
Op de radio wordt de minister van Onderwijs
geïnterviewd over de problemen van grote
scholen
Op de radio is een discussie tussen politici
over de wachtlijsten in ziekenhuizen, waarbij
ook luisteraars kunnen bellen en meedoen
In een asielzoekerscentrum onderzoekt een
journalist of de nieuwe maatregelen van de
minister resultaat opleveren
Op de tv worden uitgebreid de debatten in de
Tweede Kamer uitgezonden over de jaarlijkse
begroting
Een tv-programma onthult dat er in
natuurgebieden illegaal vakantiewoningen
worden gebouwd
In een redactioneel stuk zegt de redactie van
een krant dat de minister van Sociale Zaken
moet aftreden
31
11. WAT HOORT BIJ ELKAAR?
Maak deze opdracht met een klasgenoot. Combineer steeds vier begrippen die bij elkaar horen
en bedenk zelf een kernwoord dat erbij hoort. Je mag elk begrip uit de lijst maar één keer
gebruiken.
ANWB – BEATRIX – CHARISMA – CONSUMENTENBOND – GELD – KENNIS – KROONPRINS –
LAKS – OPKOMSTPERCENTAGE – PALEIS NOORDEINDE – POLITIEKE PARTIJEN – REGERING –
STEMBILJET –TOEGANG TOT POLITICI – VAKCENTRALE FNV – VERKIEZINGEN
a. kernwoord: _________________________________
bijbehorende begrippen:
1. _______________________________ 2. ___________________________________
3. _______________________________ 4. ___________________________________
b. kernwoord: _________________________________
bijbehorende begrippen:
1. _______________________________ 2. ___________________________________
3. _______________________________ 4. ___________________________________
c. kernwoord: _________________________________
bijbehorende begrippen:
1. _______________________________ 2. ___________________________________
3. _______________________________ 4. ___________________________________
d. kernwoord: _________________________________
bijbehorende begrippen:
1. _______________________________ 2. ___________________________________
3. _______________________________ 4. ___________________________________
32
EXAMENVRAGEN
Hieronder staan examenvragen, die je ook op je eindexamen kunt verwachten.
1.
tekst 9
Kabinet wil geen referendum EU
DEN HAAG – Het kabinet ziet er niets in, maar de SP, de grootste oppositiepartij
in de Tweede Kamer, wil een referendum organiseren over het gewijzigde
verdrag van de Europese Unie.
De SP zal een wetsvoorstel indienen om een referendum te mogen houden.
naar: De Gooi- en Eemlander van 22 september 2007
Lees tekst 9.
De Tweede Kamer beschikt over verschillende rechten.
Van welk recht wil de SP-fractie gebruik maken?
A recht van amendement
B recht van enquête
C recht van initiatief
D recht van interpellatie
2.
tekst 10
Scholieren 'hokken zich op' in Artis
Ongeveer 35 scholieren van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS)
hebben woensdag rond 10.30 uur een kooi in dierentuin Artis bezet.
Ze protesteren tegen de 1040-urennorm in het voortgezet onderwijs.
bron: Brabants Dagblad van 16 januari 2008
LAKS is een belangengroep voor scholieren. Niet iedere belangengroep heeft
even veel invloed. De invloed van een belangengroep hangt af van de
machtsmiddelen van die groep.
Welke machtsmiddelen heeft LAKS? Noem er twee.
33
3.
tekst 13
Fors meer klachten over overheid
DEN HAAG (ANP) - …. heeft vorig jaar bijna een kwart meer klachten
ontvangen over een onbehoorlijke behandeling door de overheid. Uit die
‘ongekende' stijging blijkt volgens Alex Brenninkmeijer dat de overheid de
burger uit het oog dreigt te verliezen.
Hij heeft zijn jaarverslag over 2006 dinsdag aangeboden aan Tweede
Kamervoorzitter Gerdi Verbeet.
naar: De Gelderlander van 21 maart 2007
In tekst 13 is op de puntjes de naam van een instantie weggelaten.
Wat is de naam van deze instantie?
A de Hoge Raad
B de Nationale Ombudsman
C het kabinet
D het secretariaat van de Koningin
4.
tekst 11
Kwalificatieplicht
Per 1 augustus 2007 geldt de kwalificatieplicht. Alle leerlingen blijven volledig
leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin ze zestien jaar worden.
Na de beëindiging van de volledige leerplicht gaat de kwalificatieplicht gelden
voor die jongeren die:
nog geen 18 jaar zijn;
nog geen startkwalificatie hebben behaald; en
de volledige leerplicht achter de rug hebben.
De bedoeling is dat ze minstens een havo-, vwo- of mbo2-diploma halen. Deze
uitbreiding van de huidige leerplicht is een middel om schooluitval van jongeren
te voorkomen en hen een degelijke positie te geven op de arbeidsmarkt.
bron: www.minocw.nl van 27 februari 2008
Schooluitval van jongeren is een politiek en maatschappelijk probleem.
Het politieke besluitvormingsproces over dit probleem verloopt in een aantal
fasen.
In welke fase van het politieke proces bevindt zich volgens tekst 11 de aanpak
van de schooluitval?
A fase 1: erkennen van wensen als politieke problemen
B fase 2: vergelijken/afwegen van problemen of het bedenken van oplossingen
C fase 3: beslissen over problemen
D fase 4: uitvoeren van besluiten
34
5.
tekst 17
Kamerlid wil meer weten over twijfel bij abortus
Kamerlid Esmé Wiegman (ChristenUnie) - zij is tegen abortus - wil van
staatssecretaris Jet Bussemaker (Volksgezondheid) weten of abortusartsen wel
voldoende oog hebben voor twijfel bij meisjes in nood.
Het Kamerlid trekt bij de bewindsvrouw aan de bel naar aanleiding van een
reportage in het dagblad Metro.
Het kostte het blad Metro weinig moeite om na een rondgang op internet
verschillende jonge vrouwen te vinden die achteraf spijt hebben van de abortus
die ze lieten plegen.
naar: Nederlands Dagblad van 30 januari 2008
Lees tekst 17.
Kamerlid Esmé Wiegman komt in actie naar aanleiding van een reportage in het
dagblad Metro. Daarmee vervult het dagblad Metro een speciale functie van de
massamedia voor de politieke besluitvorming.
Welke functie van de massamedia is dat?
A aandragen van onderwerpen voor de politieke agenda
B bijdrage leveren aan de meningsvorming van de burgers
C burgers informeren over het overheidsbeleid
D politici controleren of zij de waarheid spreken
35
spotprent 1
6. bron: www.tomjanssen.net van februari 2007
Bekijk spotprent 1.
Tom Janssen heeft de partijleiders van het CDA (Balkenende), de ChristenUnie
(Rouvoet) en de PvdA (Bos) half uitgekleed getekend. Deze partijen zijn eruit
want ze hebben na langdurige onderhandelingen samen een regeerakkoord
gesloten.
Wat probeert Tom Janssen duidelijk te maken met zijn spotprent?
A De partijleiders laten zien dat ze het warm hebben gekregen van de
onderhandelingen.
B De partijleiders zijn blij dat al hun wensen uit de verkiezingsprogramma’s
zijn opgenomen in het regeerakkoord.
C Elke partijleider heeft hard moeten knokken om de andere partijleiders te
overtuigen.
D Elke partijleider heeft eigen programmapunten moeten inleveren om tot een
compromis te komen.
36
Gebruikte literatuur




Blikopener, eindredactie Nassau, J. van, 2010, Malmberg, ’s Hertogenbosch
Examenkatern Politiek, Tempelman, N., Baars, A., Schuijt, B., Schuurman, T. en
Rijpkema, T., 2007, Essener, Wormerveer
Examenopgaven VMBO GL en TL, 2009, gepubliceerd op www.examenblad.nl
Syllabus maatschappijleer vmbo centraal examen 2011, gepubliceerd op
www.examenblad.nl
37
Download