Wie is jouw koning? 1 Koning Achaz van Juda (± 734-732 v. Chr.) 2 Achaz Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER, zoals zijn voorvader David, 2 maar volgde het voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo ver dat hij godenbeelden maakte voor de Baäls. 3 Ook ontstak hij offers in het Hinnomdal en verbrandde hij zijn zonen als offer volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven. 4 Hij bracht offers en brandde wierook op de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom. (2 Kronieken 28:1-5) 3 4 Tiglath Pileser III Koning van Assyrië (745-727 v. Chr.) 5 Resin, koning van Syrië (Aram) Pekach, koning van Israël (Noordrijk) Achaz, koning van Juda 6 Achaz De HEER, zijn God, leverde hem uit aan de koning van Aram. De Arameeërs versloegen hem en voerden een grote groep gevangenen naar Damascus weg. Vervolgens werd hij overgeleverd aan de koning van Israël, die een grote overwinning op hem behaalde. 6 Pekach, de zoon van Remaljahu, doodde in Juda honderdtwintigduizend man op één dag, allen geoefende krijgslieden, omdat zij zich van de HEER, de God van hun voorouders, hadden afgekeerd. 5 (2 Kronieken 28:5-6) 7 Resin, koning van Syrië (Aram) Pekach, koning van Israël (Noordrijk) Achaz, koning van Juda 8 Achaz en Jesaja In de tijd dat Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, regeerde over Juda, trok koning Resin van Aram samen met koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu, op naar Jeruzalem. Hij belegerde de stad, maar slaagde er niet in haar in te nemen. 2 Toen het koningshuis van David het bericht kreeg dat Aram en Efraïm de krachten gebundeld hadden, sloeg de koning en zijn volk de schrik om het hart, en zij beefden als bomen in de storm. 3 Toen zei de HEER tegen Jesaja: ‘Ga samen met je zoon Sear-Jasub op weg om Achaz te ontmoeten, op de straat van het bleekveld, waar de watertoevoer in het bovenste waterbekken uitkomt. 1 (Jesaja 1:1-3) 9 Achaz - Oproep tot vertrouwen Zeg tegen hem: “Houd het hoofd koel, laat u geen schrik aanjagen door die twee smeulende stukken hout, Resin van Aram en de zoon van Remaljahu, hoe hoog hun woede ook oplaait. 5 Aram mag dan kwaad tegen u in de zin hebben, net als Efraïm met die zoon van Remaljahu, en zeggen: 6 ‘Laten we tegen Juda ten strijde trekken, het verscheuren en overmeesteren, en dan stellen we de zoon van Tabeal aan als koning’ – 7 maar dit zegt God, de HEER: Het zal niet gebeuren, het zal niet zo gaan (...) 9Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand.” (Jesaja 7:4-9) 4 10 Achaz - Vertrouwt op Assyrië Achaz stuurde gezanten naar koning Tiglatpileser van Assyrië, met de boodschap: ‘Ik ben uw dienaar en uw zoon. Trek op en verlos mij uit de greep van de koning van Aram en de koning van Israël, die zich tegen mij hebben gekeerd.’ 8 Hij zette zijn verzoek kracht bij door het goud en zilver uit de tempel van de HEER en de schatkamers van het koninklijk paleis aan de koning van Assyrië te laten overhandigen. 9 De koning van Assyrië gaf gehoor aan Achaz’ verzoek. Hij trok op tegen Damascus en nam de stad in. De bevolking voerde hij als ballingen naar Kir, en Resin liet hij ter dood brengen. (2 Koningen 16:7-9) 7 11 Achaz - Onderdrukt door Assyrië Jehu brengt schatting aan de Assyrische koning Salmanassar III 12 Koning Hizkia van Juda (± 701 v. Chr.) “Van Hizkia, (zoon van) Achaz, de koning van Juda” 13 Juda bedreigd door Sanherib, koning van Assyrië 14 Hizkia bedreigd (Jesaja 36) In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia trok koning Sanherib van Assyrië op tegen de versterkte steden van Juda en nam ze in. 2 Vanuit Lachis stuurde de koning van Assyrië een van zijn hoogwaardigheidsbekleders, de rabsaké, met een geweldig leger naar koning Hizkia. Hij hield halt bij de watertoevoer naar het bovenste waterbekken, aan de straat van het bleekveld. 3 Hofmeester Eljakim, de zoon van Chilkia, hofschrijver Sebna en kanselier Joach, de zoon van Asaf, gingen naar hem toe. 4 De rabsaké zei tegen hen: ‘Zeg tegen Hizkia: “Dit zegt de grote koning, de koning van Assyrië: 1 15 Hizkia bedreigd ‘Waarop berust toch dat vertrouwen van u? 5 Ik zou toch denken dat mooie beloften niet opwegen tegen strategie en militaire macht. In wie stelt u zo veel vertrouwen dat u tegen mij in opstand durft te komen? 6 U vertrouwt op Egypte, die geknakte rietstengel die je hand doorboort wanneer je probeert erop te leunen! Want meer heeft de farao, de koning van Egypte, niet te betekenen voor degenen die hun vertrouwen in hem stellen. 7 En u kunt mij nu wel zeggen: “Wij stellen ons vertrouwen in de HEER, onze God,” maar was het niet juist die God wiens offerplaatsen en altaren u, Hizkia, hebt laten verwijderen? 16 Hizkia bedreigd U hebt immers tegen de bevolking van Juda en Jeruzalem gezegd: “Alleen voor dit altaar mag u neerknielen”?’ 8 Welnu, waag uw kans met mijn heer, de koning van Assyrië. Hij zal u tweeduizend paarden geven, mits u in staat bent de ruiters ervoor te leveren. 9 Zolang u voor strijdwagens en ruiters op Egypte vertrouwt, zult u immers nog niet de afgevaardigde van de minste dienaar van mijn heer kunnen weerstaan. (...) 17 Hizkia bedreigd Laat Hizkia u geen valse hoop geven met zijn bewering dat de HEER u zal redden. Hebben de goden van andere volken hun land dan gered uit de handen van de koning van Assyrië? 19 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad gebleven, waar waren de goden van Sefarwaïm? Hebben die Samaria soms uit mijn handen gered? 20 Als geen enkele god in staat is gebleken zijn land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER Jeruzalem kunnen redden?’”’ 21 Maar zij zwegen en antwoordden met geen woord, want zo had de koning het bevolen. (Jesaja 36:1-21) 18 18 19 Gebed van Hizkia En hij bad tot de HEER: 16 ‘HEER van de hemelse machten, God van Israël, U die op de cherubs troont, U alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, U hebt de hemel en de aarde gemaakt. 17 Leen mij uw oor, HEER, en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke woorden Sanherib de levende God hoont. 18 Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben alle landen verwoest 19 en hun goden aan het vuur prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout en steen, die ze vernietigd hebben. 20 Ik vraag U, HEER, onze God: red ons uit zijn handen, opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat U, HEER, de enige bent.’ (Jesaja 37:15-20) 20 Gods antwoord aan Sanherib Maar Ik ken je, Ik ben op de hoogte van je doen en laten, Ik weet heel goed hoe je tekeergaat tegen Mij; 29 Ik zie je zelfgenoegzaamheid, je razernij is tot mijn oren doorgedrongen. Ik sla mijn haak door je neus en leg mijn bit in je mond en voer je op je schreden terug. (Jesaja 37:28-29) 28 21 Gods antwoord aan Hizkia Daarom – dit zegt de HEER over de koning van Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en geen wal tegen opwerpen. 34 Hij zal op zijn schreden terugkeren en deze stad niet te na komen – spreekt de HEER. 35 Omwille van Mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal Ik deze stad beschermen en haar bevrijden.’ (Jesaja 37:33-35) 33 22 Wie is jouw koning? Vertrouw je op... ... jezelf? ... op de leiders van deze wereld? ... op de kracht en stabiliteit van de economie? ... op je financiële draagkracht? ... op de medische voorzieningen? ... op de hulp van mensen om je heen? ... op ???? ... of op God, door Jezus Christus? Is Hij werkelijk jouw koning? 23 Achaz... Hizkia... Jij... Als God jouw koning is, waar blijkt dat dan uit.... morgen bijvoorbeeld... ? Hij is te vertrouwen! 24