13 Koning Hizkia van Juda

advertisement
Wie is jouw koning?
1
Koning Achaz van Juda
(± 734-732 v. Chr.)
2
Achaz
Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER,
zoals zijn voorvader David, 2 maar volgde het
voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo
ver dat hij godenbeelden maakte voor de Baäls. 3 Ook
ontstak hij offers in het Hinnomdal en verbrandde hij
zijn zonen als offer volgens het gruwelijke gebruik van
de volken die de HEER voor de Israëlieten had
verdreven. 4 Hij bracht offers en brandde wierook op
de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke
bladerrijke boom.
(2 Kronieken 28:1-5)
3
4
Tiglath Pileser III
Koning van Assyrië
(745-727 v. Chr.)
5
Resin, koning van
Syrië (Aram)
Pekach, koning
van Israël
(Noordrijk)
Achaz, koning
van Juda
6
Achaz
De HEER, zijn God, leverde hem uit aan de koning
van Aram. De Arameeërs versloegen hem en voerden
een grote groep gevangenen naar Damascus weg.
Vervolgens werd hij overgeleverd aan de koning van
Israël, die een grote overwinning op hem behaalde.
6 Pekach, de zoon van Remaljahu, doodde in Juda
honderdtwintigduizend man op één dag, allen
geoefende krijgslieden, omdat zij zich van de HEER, de
God van hun voorouders, hadden afgekeerd.
5
(2 Kronieken 28:5-6)
7
Resin, koning van
Syrië (Aram)
Pekach, koning
van Israël
(Noordrijk)
Achaz, koning
van Juda
8
Achaz en Jesaja
In de tijd dat Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van
Uzzia, regeerde over Juda, trok koning Resin van Aram
samen met koning Pekach van Israël, de zoon van
Remaljahu, op naar Jeruzalem. Hij belegerde de stad,
maar slaagde er niet in haar in te nemen. 2 Toen het
koningshuis van David het bericht kreeg dat Aram en
Efraïm de krachten gebundeld hadden, sloeg de koning
en zijn volk de schrik om het hart, en zij beefden als
bomen in de storm. 3 Toen zei de HEER tegen Jesaja:
‘Ga samen met je zoon Sear-Jasub op weg om Achaz
te ontmoeten, op de straat van het bleekveld, waar de
watertoevoer in het bovenste waterbekken uitkomt.
1
(Jesaja 1:1-3)
9
Achaz - Oproep tot vertrouwen
Zeg tegen hem: “Houd het hoofd koel, laat u geen
schrik aanjagen door die twee smeulende stukken
hout, Resin van Aram en de zoon van Remaljahu, hoe
hoog hun woede ook oplaait. 5 Aram mag dan kwaad
tegen u in de zin hebben, net als Efraïm met die zoon
van Remaljahu, en zeggen: 6 ‘Laten we tegen Juda ten
strijde trekken, het verscheuren en overmeesteren, en
dan stellen we de zoon van Tabeal aan als koning’ –
7 maar dit zegt God, de HEER: Het zal niet gebeuren,
het zal niet zo gaan (...)
9Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie
stand.”
(Jesaja 7:4-9)
4
10
Achaz - Vertrouwt op Assyrië
Achaz stuurde gezanten naar koning Tiglatpileser van
Assyrië, met de boodschap: ‘Ik ben uw dienaar en uw
zoon. Trek op en verlos mij uit de greep van de koning
van Aram en de koning van Israël, die zich tegen mij
hebben gekeerd.’ 8 Hij zette zijn verzoek kracht bij
door het goud en zilver uit de tempel van de HEER en
de schatkamers van het koninklijk paleis aan de koning
van Assyrië te laten overhandigen. 9 De koning van
Assyrië gaf gehoor aan Achaz’ verzoek. Hij trok op
tegen Damascus en nam de stad in. De bevolking
voerde hij als ballingen naar Kir, en Resin liet hij ter
dood brengen.
(2 Koningen 16:7-9)
7
11
Achaz - Onderdrukt door Assyrië
Jehu brengt schatting aan de Assyrische koning Salmanassar III
12
Koning Hizkia van Juda
(± 701 v. Chr.)
“Van Hizkia, (zoon van) Achaz, de koning van Juda”
13
Juda bedreigd door
Sanherib, koning van
Assyrië
14
Hizkia bedreigd
(Jesaja 36)
In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia
trok koning Sanherib van Assyrië op tegen de
versterkte steden van Juda en nam ze in. 2 Vanuit
Lachis stuurde de koning van Assyrië een van zijn
hoogwaardigheidsbekleders, de rabsaké, met een
geweldig leger naar koning Hizkia. Hij hield halt bij de
watertoevoer naar het bovenste waterbekken, aan de
straat van het bleekveld.
3 Hofmeester Eljakim, de zoon van Chilkia, hofschrijver
Sebna en kanselier Joach, de zoon van Asaf, gingen
naar hem toe. 4 De rabsaké zei tegen hen: ‘Zeg tegen
Hizkia: “Dit zegt de grote koning, de koning van
Assyrië:
1
15
Hizkia bedreigd
‘Waarop berust toch dat vertrouwen van u? 5 Ik zou
toch denken dat mooie beloften niet opwegen tegen
strategie en militaire macht. In wie stelt u zo veel
vertrouwen dat u tegen mij in opstand durft te komen?
6 U vertrouwt op Egypte, die geknakte rietstengel die
je hand doorboort wanneer je probeert erop te leunen!
Want meer heeft de farao, de koning van Egypte, niet
te betekenen voor degenen die hun vertrouwen in hem
stellen. 7 En u kunt mij nu wel zeggen: “Wij stellen ons
vertrouwen in de HEER, onze God,” maar was het niet
juist die God wiens offerplaatsen en altaren u, Hizkia,
hebt laten verwijderen?
16
Hizkia bedreigd
U hebt immers tegen de bevolking van Juda en
Jeruzalem gezegd: “Alleen voor dit altaar mag u
neerknielen”?’
8 Welnu, waag uw kans met mijn heer, de koning van
Assyrië. Hij zal u tweeduizend paarden geven, mits u
in staat bent de ruiters ervoor te leveren. 9 Zolang u
voor strijdwagens en ruiters op Egypte vertrouwt, zult
u immers nog niet de afgevaardigde van de minste
dienaar van mijn heer kunnen weerstaan. (...)
17
Hizkia bedreigd
Laat Hizkia u geen valse hoop geven met zijn
bewering dat de HEER u zal redden. Hebben de goden
van andere volken hun land dan gered uit de handen
van de koning van Assyrië? 19 Waar zijn de goden van
Hamat en Arpad gebleven, waar waren de goden van
Sefarwaïm? Hebben die Samaria soms uit mijn handen
gered? 20 Als geen enkele god in staat is gebleken zijn
land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER
Jeruzalem kunnen redden?’”’ 21 Maar zij zwegen en
antwoordden met geen woord, want zo had de koning
het bevolen.
(Jesaja 36:1-21)
18
18
19
Gebed van Hizkia
En hij bad tot de HEER: 16 ‘HEER van de hemelse
machten, God van Israël, U die op de cherubs troont, U
alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, U hebt de
hemel en de aarde gemaakt. 17 Leen mij uw oor, HEER,
en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke
woorden Sanherib de levende God hoont.
18 Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben
alle landen verwoest 19 en hun goden aan het vuur
prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren
slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout
en steen, die ze vernietigd hebben.
20 Ik vraag U, HEER, onze God: red ons uit zijn handen,
opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat U,
HEER, de enige bent.’
(Jesaja 37:15-20)
20
Gods antwoord aan Sanherib
Maar Ik ken je, Ik ben op de hoogte van je doen en
laten,
Ik weet heel goed hoe je tekeergaat tegen Mij;
29 Ik zie je zelfgenoegzaamheid,
je razernij is tot mijn oren doorgedrongen.
Ik sla mijn haak door je neus en leg mijn bit in je
mond en voer je op je schreden terug.
(Jesaja 37:28-29)
28
21
Gods antwoord aan Hizkia
Daarom – dit zegt de HEER over de koning van
Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er
geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en
geen wal tegen opwerpen. 34 Hij zal op zijn schreden
terugkeren en deze stad niet te na komen – spreekt de
HEER. 35 Omwille van Mijzelf en omwille van mijn
dienaar David zal Ik deze stad beschermen en haar
bevrijden.’
(Jesaja 37:33-35)
33
22
Wie is jouw koning?
Vertrouw je op...
... jezelf?
... op de leiders van deze wereld?
... op de kracht en stabiliteit van de economie?
... op je financiële draagkracht?
... op de medische voorzieningen?
... op de hulp van mensen om je heen?
... op ????
... of op God, door Jezus Christus? Is Hij werkelijk jouw
koning?
23
Achaz... Hizkia... Jij...
Als God jouw koning is, waar blijkt dat dan uit....
morgen bijvoorbeeld... ?
Hij is te vertrouwen!
24
Download