BETAALBAAR WONEN RUPEL/ZUIDRAND Kick-off moment 10/03/2016 -Boom 1 Betaalbaar wonen in de Rupel/Zuidrand WOONMARKT Als we kijken naar de cijfers, zien we dat de woonmarkt steeds meer onder druk komt te staan, met vastgoedprijzen die blijven stijgen. Figuur 1. Vastgoedprijs (VRIND 2015) Ook bij de huurprijzen zien we een stijging: Figuur 2. Huurprijzen (VRIND 2015) 2 Betaalbaar wonen is dus geen evidentie. We moeten hier dan ook op inzetten, in heel Vlaanderen, maar zeker ook in de streek Rupel/Zuidrand. Hieronder zien we dat de prijzen daar immers zeer hoog liggen. Cijfers tonen aan dat de provincie Antwerpen duur is op vlak van vastgoed en dat ook de Rupel/Zuidrand tot de duurste regio’s in Vlaanderen behoort. Figuur 3. Prijs Woonhuis (VRIND 2015) Figuur 4. Vastgoedcijfers (Trends, 2015) 3 Met de actuele vluchtelingenproblematiek zal de druk op de woningmarkt niet verminderen, integendeel. Deze mensen zullen hun toevlucht moeten zoeken op de private huurmarkt. Er zal dus meer vraag komen naar betaalbare huurwoningen, een markt waar nu al sprake is van huisjesmelkerij, iets dat we ten allen tijde moeten bestrijden. Een ander actueel fenomeen is dat van Hotel Mama, waarbij jongeren steeds langer bij hun ouders blijven wonen omdat het niet altijd even betaalbaar is om zelf – alleen of als jong koppeltje – een kwalitatieve woning te huren of kopen. Dit en andere maatschappelijke tendensen – vergrijzing, … - zorgen ervoor dat we moeten inzetten op betaalbaarheid in de woningmarkt, zowel in de private als sociale sector. Inzetten op betaalbaarheid betekent ook en vooral inzetten op een uitbreiding van het aanbod. De uitbreiding van een kwalitatief aanbod is immers essentieel om de betaalbaarheid van het wonen naar de toekomst toe te garanderen. Het traditionele idee van “huisje-tuintje-boompje” is niet voor iedereen haalbaar. We moeten op zoek gaan naar creatieve oplossingen. Daarom is het cruciaal om ideeën van onderuit te stimuleren en kansen te geven, en niet, zoals nu het geval is, veel regeltjes in te voeren die innovatieve concepten beperken. CD&V pleit dan ook voor meer autonomie en een regelluw kader om betaalbaar wonen haalbaar te houden. In plaats van meer regels, moet men de ideeën van onderuit kansen geven en de creativiteit van sociale huisvestingsmaatschappijen en particulieren stimuleren. 4 WAT ZEGT CD&V? “Vertrouwen, verbinden & vooruitgaan”: de kernwoorden van het Vlaams beleid en de ruggengraat van de CD&V visie. CD&V wil iedereen mee laten vooruitgaan. Wij willen een warm Vlaanderen, met solidariteit, samenhang, verbondenheid, geborgenheid, inclusie, harmonie en evenwicht. Welvaart, maar niet zonder welzijn. Deze basisprincipes bepalen ook onze visie op woonbeleid: goed wonen is meer dan een dak boven het hoofd. Het is de basis voor ieders persoonlijke ontwikkeling en welzijn, en gaat over leven, leren, slapen, werken, ontspannen, … “Iedereen heeft recht op menswaardig wonen. Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.” (Vlaamse Wooncode, hfst 1, art. 3) Wonen is een basisrecht voor iedereen, zo zegt ook artikel 23 van de Grondwet. Dit is een belangrijke uitdaging en opdracht voor een samenleving die iedereen wil laten meetellen. Wie de middelen niet heeft om een eigen woning te verwerven, moet de kans krijgen om binnen een redelijke termijn een sociale, eigentijdse en duurzame huurwoning te bekomen. Het hebben van een eigen woning – de droom van de meeste Vlamingen - is een kansrijke dam tegen armoede. Een samenleving die mensen wil verbinden en doen vooruitgaan werkt dan ook aan een gediversifieerd aanbod van stimuli en acties (sociale leningen, een woonbonus (bis), subsidies voor REG-toepassingen, sociale koopwoningen, ...) om het verwerven van een duurzame woning voor zoveel mogelijk mensen mogelijk te maken. Het woonbeleid in Vlaanderen staat voor heel wat uitdagingen, moeilijkheden, maar ook opportuniteiten voor betaalbaar en sociaal wonen in de toekomst. Doorheen het bredere traject zullen verschillende aspecten hiervan aan bod komen (bouwen, schaalgrootte van en samenwerking tussen sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale huur en koop, …), maar in deze tekst focussen we ons op één aspect: de nood aan creatieve oplossingen en woonvormen om betaalbaar en sociaal wonen te kunnen blijven realiseren. 5 De volgende concepten en ideeën komen hierbij aan bod: Creatieve woonvormen Cohousing Gemengde woonprojecten Sociaal wonen Sociale huisvesting en hogere inkomens Meer regeltjes of meer autonomie voor SHM’s? Bescheiden wonen Levenslang wonen in eigen buurt Onderbezetting van sociale woningen Stopzetting subsidies sociale koopwoningen: inzetten op alternatieven Groepswoningbouw Coöperatieve bouwt/renoveert en verhuurt betaalbare woningen 6 CREATIEVE WOONVORMEN Cohousing In een samenleving waar steeds minder ruimte is en steeds meer mensen leven, moeten we beginnen nadenken over nieuwe vormen van samenleven en betaalbaar wonen. In het kader van de, steeds meer aan belang winnende, deelsamenleving of deeleconomie, komt het concept van cohousing daarbij snel naar voor. Bij cohousing speelt niet alleen het ruimtelijke aspect een rol. Ook op ecologisch (energiezuinig bouwen), financieel (besparingen) en sociaal (cohesie) vlak biedt het tal van opportuniteiten. Cohousing kan ook een antwoord bieden op de vergrijzing in de samenleving en de verdunning bij gezinnen. Samenhuizen vzw definieert gemeenschappelijk wonen als volgt: “Om van een woongemeenschap te kunnen spreken moet je bewoners hebben, afkomstig uit verschillende gezinnen, die vrijwillig in mindere of meerdere mate van betrokkenheid samenleven, met de bedoeling om minstens een sociale meerwaarde te geven aan dit samenwonen.” Er zijn verschillende vormen van cohousing, maar bij de meest voorkomende vorm koopt een groep mensen – een bouwgroep – samen een grond aan waarop elk gezin een eigen huis bouwt en bepaalde faciliteiten delen. De samenaankoop voor de bouw van de huizen zorgt ervoor dat er goedkoper gebouwd kan worden, vergelijk het bijvoorbeeld met de samenaankoop van zonnepanelen. Doordat de gezinnen bepaalde faciliteiten delen in de gemeenschappelijke ruimtes, zoals een logeerkamer, tuinberging, wasruimte, speelruimte, feestzaaltje, enzovoort, hebben ze minder ruimte nodig in hun eigen huis en wordt de prijs gedrukt. Zo krijg je meer (gemeenschappelijke en private) faciliteiten voor hetzelfde budget .De cohousing site wordt verder gekenmerkt door een autoluwe zone, met een parking aan de rand van de site, wat de leefbaarheid van de zone verbetert. Uit onderzoek blijkt dat 20 tot 30 procent van de bevolking interesse zou hebben in cohousing. Met de groeiende nood om meer te doen met minder ruimte, is het dan ook een ideaal alternatief dat op ruimtelijk vlak zorgt voor verdichting van woongebieden. Dit is ook essentieel voor de stad, waar de vraag naar meer woningen door de bevolkingsgroei en de verdunning van gezinnen nieuwe, creatieve oplossingen vraagt. Cohousing zorgt daarnaast voor meer sociale cohesie. Door het streven naar een diversiteit in cohousing projecten, bijvoorbeeld qua leeftijd, wordt ook het intergenerationele sociale aspect gestimuleerd. 7 Ook voor sociaal wonen, biedt cohousing voordelen: met het stopzetten van projectsubsidies voor sociale koopwoningen, zou dit een goede aanvulling kunnen zijn voor SHM’s, naast sociale koopwoningen. Het zou zelfs voor een besparing zorgen, want waar er nu per woning een infrastructuursubsidie vanuit de overheid nodig is om een weg en andere elementen aan te leggen bij sociale koopwoningen, is dat bij sociale cohousing niet nodig aangezien daar een parking aan de rand van de site ligt en de rest autoluw is. Vandaag zijn er echter nog heel wat struikelblokken voor cohousing, zowel bij private als sociale vormen. Denk maar aan ruimtelijke ordening, de regeling voor uitkeringen of kinderbijslag, minimumnormen en toewijzingsregels bij sociale huisvesting, … Om betaalbaar wonen ook op lange termijn haalbaar te houden, moeten we deze obstakels aanpakken. “Opnieuw pleiten we hier voor flexibiliteit en soepele regels waar nodig, zodat creatieve en goede ideeën van onderuit kansen krijgen en we betaalbaar wonen in de toekomst mogelijk kunnen blijven maken.” Dirk de Kort, Vlaams Volksvertegenwoordiger Gemengde woonprojecten Men kan ook werken met gemengde woonprojecten, zowel bij private als sociale woningen. Hierbij kunnen betaalbare woningen gebouwd worden in combinatie met gebouwen voor andere doeleinden zoals schoolgebouwen, kinderopvang, winkels, … “In Boom werken sociale huisvestingsmaatschappij Goed Wonen.Rupelstreek en het Boomse AGB samen om leegstaande en verwaarloosde panden in de Boomse handelskern op te waarderen met oog op betaalbaar wonen. Ze kopen deze panden op om ze te renoveren of af te breken en nieuwbouwwoningen te bouwen. Op de bovenverdiepingen realiseert Goed Wonen dan sociale koopappartementen of bescheiden woningen. Het AGB vult de gelijkvloerse ruimtes in als winkelpanden, met bijvoorbeeld pop-up winkels.” Kris Van Hoeck, CD&V schepen in Boom In gemengde projecten kan men werken met PPS constructies, waar zowel publieke als private partners bijdragen. Zo kunnen betaalbare woningen gecreëerd worden. De combinatie met kinderopvang of scholen biedt uiteraard grote voordelen in het kader van inbreiding in dorps- of stadscentra. Als een woonproject gecombineerd wordt met winkels, kan er zo ook een antwoord worden geboden op de problematiek van de leegstand en verkrotting. Er kan ook gewerkt worden met erfpachtregelingen, waarbij gemeentes, OCMW’s of kerkfabrieken hun gronden ter beschikking stellen van sociale huisvestingsmaatschappijen of 8 private spelers. Zo valt de kostprijs van de grond weg en kan het budget volledig besteed worden aan de bouw van betaalbare, kwaliteitsvolle woningen. “Hiervan zien we een mooi voorbeeld in Lint: het project van De Ideale Woning aan Eikhof waar de combinatie van een kinderopvang en sociale woningen voor alleenstaande ouders het project betaalbaar gemaakt heeft. Niet alleen die combinatie is innovatief, ook het feit dat het OCMW van Lint de grond in erfpacht gaf aan de Ideale Woning – in ruil voor de creatie van kinderopvang - creëert nieuwe mogelijkheden voor betaalbaar en kwaliteitsvol wonen.” Stanny Tuyteleers, gemeenteraadslid voor CD&V in Lint Andere samenwerkingen tussen SHM’s en gemeenten, OCMW’s of kerkfabrieken zijn eveneens mogelijk en zelfs ideaal bij gemengde projecten. Zo kunnen betaalbare of sociale woningen gecombineerd worden met ruimtes met een gemeenschapsfunctie. Die woonruimtes worden dan gefinancierd door de SHM en de gemeenschapsruimte door gemeente, OCMW of kerkfabriek. “In Mortsel heeft de samenwerking tussen SHM De Ideale Woning en de stad een project rond betaalbaar wonen mogelijk gemaakt. Dankzij de aankoop van de gebouwen van het Lepelhof door De Ideale Woning werd een goede nieuwe invulling gegeven aan deze terreinen: een nieuwbouw met 27 betaalbare appartementen en een ondergrondse parking. Mortsel zelf participeert ook in het project, meer bepaald in de gemeenschapsruimte in het gebouw.” Marleen Aertssen, voorzitter Vrouw & Maatschappij Mortsel 9 SOCIAAL WONEN Sociale huisvesting en hogere inkomens Een cruciale vraag in het kader van betaalbaar wonen is hoe men de sector van de sociale huisvesting benadert: als een vorm van volkshuisvesting waar ook mensen met een iets hoger inkomen terecht kunnen of als een woonvorm exclusief bestemd voor de laagste inkomenscategorieën? CD&V wil verbinden en kiest voor sociale woonprojecten waarin ook mensen met een inkomen uit arbeid blijven terecht kunnen. Zo krijg je sociale vermenging waarbij mensen met een verschillende achtergrond met elkaar samenwonen. Daarbij pleiten we ook voor het mengen van verschillende woonvormen (appartementen, gezinswoningen, …). Hierbij kiezen we voor het verbinden van mensen, in plaats van uitsluiten. Mensen met een inkomen boven de vastgestelde inkomensgrens uit hun woning zetten is erg kortzichtig, onrealistisch en nefast. Het verengt 'wonen en leven' tot euro's, maar achter de cijfers zitten wel mensen. Daarnaast klopt het vaak gebruikte argument niet: het is niet zo dat er veel huurders met een hoog inkomen in sociale huurwoningen wonen. Op 31 december 2013 hadden welgeteld 2.782 sociale huurders een gezinsinkomen van meer dan 50.000 euro per jaar, dat is 2% van alle huurdersgezinnen. Per provincie geeft dat volgende cijfers: Provincie Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Totaal aantal > 50.000 751 265 804 362 600 2782 aandeel 1,8% 1,4% 2,3% 2,4% 2,2% 2,0% Wanneer we kijken naar de 125%-grens die men wil invoeren om uit te maken of iemand al dan niet in zijn of haar sociale huurwoning mag blijven, dan stellen we vast dat slechts 3,88% van de sociale huurders in Vlaanderen boven die grens zit (zijnde 5.368 huurders). Bij SHM De Ideale Woning zijn er 194 huurders die een inkomen hebben dat hoger ligt dan 125 procent van de inkomensgrens. Dit komt neer op 3,6% van het totaal aantal huurders. Slechts 27 van deze huurders woont minder dan negen jaar bij DIW. Een inkomen boven de inkomensgrens is bovendien vaak het gevolg van een tijdelijke situatie: de – voorlopig nog – inwonende kinderen zijn ouder dan 25 jaar en tellen mee voor de inkomensgrens; kinderen komen na een mislukte relatie of werkloosheid tijdelijk terug bij 10 de ouders wonen; de huurder heeft juist een ontslagvergoeding gekregen; of de huurder staat kort voor hun pensionering en zal daarna op een lager inkomen terugvallen. Mensen in zo’n tijdelijke situaties mogen niet uit hun woning worden gezet. Daarnaast is het niet ernstig om te veronderstellen dat mensen die juist boven de inkomensgrens zitten, de financiële ruimte hebben om op de private huurmarkt te huren. Het prijsverschil tussen een degelijke sociale en private woning bedraagt ongeveer 300 euro per maand, een waardoor de overstap naar de privé niet haalbaar is voor mensen die juist boven de inkomensgrenzen zitten. Bijna altijd komen deze mensen dan terecht in minder kwaliteitsvolle en duurzame woningen met weinig comfort en vaak in een verloederde woonomgeving als gevolg van hun beperkt budget. Kortom, een neerwaartse spiraal zonder perspectief, met minder woonkwaliteit en hogere huurprijzen. Wonen is immers meer dan een huis hebben. Het gaat ook om het uitbouwen van een netwerk van contacten, integratie in het plaatselijke gemeenschapsleven via verenigingen, scholen, een plaatselijke kring van vrienden en kennissen. Iemand uit een woning zetten betekent dan ook het doorknippen van dit sociale weefsel, het afsluiten van sociale zuurstof, het vervreemden. En dat wil CD&V niet, integendeel, wij kiezen voor verbinding en cohesie. “Voor een sociale huisvestingsmaatschappij (SHM) is het juist goed om ook huurders te hebben met een hoger inkomen. Dit zorgt voor diversiteit en de gewenste sociale mix en vermijdt een sociale en ruimtelijke opsplitsing tussen arme en rijke wijken. Zo zorgt men ervoor dat er geen gettowijken ontstaan die stigmatiserend werken en sociale huisvesting een problematisch imago geven.” Rob Mennes, burgemeester in Schelle Naast de broodnodige sociale vermenging, zorgen de huurders met een hoger inkomen voor extra huurinkomsten en compenseren zij op die manier de lagere huur bij mensen met een gering inkomen. Eenmaal mensen op een duurzame manier boven de inkomensgrens zijn gegroeid – wat aan te moedigen is – is het ook redelijk om hogere huurprijzen te hanteren. Het werkt solidariserend en het kan bewoners aanzetten om zelf een woning te verwerven of om met behoud van de sociale context de huurwoning te verwerven (tenminste, als de SHM zelf beslist dat deze woning verkocht kan worden). Zo’n keuze laat mensen 'vooruitgaan' op hun eigen manier. Mensen kiezen dan zelf of ze in hun sociale woning blijven en een hogere huur betalen. Wat hierbij wel noodzakelijk is, is een actuele schatting van de marktwaarde van het patrimonium van SHM’s. Principieel voorziet de sociale huurreglementering nu al in de mogelijkheid om mensen met een te hoog inkomen na drie jaar uit de woning te zetten. Deze maatregel wordt nauwelijks of helemaal niet gebruikt omwille van de bovengenoemde redenen. 11 Gemeenten met een relatief hoog aantal sociale huurwoningen dragen een ruime sociale kost. Enerzijds ontvangen zij minder personenbelasting en opcentiemen uit de onroerende voorheffing, anderzijds moeten zij meer sociale ondersteuning geven. De maatregel om huurders boven de inkomensgrens te verwijderen, verzwaart deze ongunstige financiële toestand voor deze gemeenten nog meer en de ongelijkheid tussen gemeenten neemt toe: hoe meer sociale woningen, hoe groter de tegenstelling. Gemeenten mogen dus niet extra belast worden voor de sociale woningpolitiek die zij reeds jaren voeren. Hierbij moet men eveneens rekening houden met de plaatselijke situatie (onder andere de demografische samenstelling van de gemeente). Opnieuw is het hier een kwestie van te kiezen voor tegenstelling of solidariteit. Stellen dat de wachtlijsten in de sociale huursector drastisch zullen ingekort worden door mensen met een hoger inkomen te verwijderen uit hun woning, is al te simplistisch. Om de wachtlijsten weg te werken moet er circa 95.000 sociale woningen gebouwd worden. Huurders met een inkomen boven de inkomensgrens vertegenwoordigen maximum 8 procent. Hiermee lost men het tekort aan sociale woningen helemaal niet op. Kiezen voor sociale vooruitgang veronderstelt ook investeren in sociale woningen. Men zou in dit verband de huurders boven de inkomensgrens een hogere huurprijs kunnen laten betalen om de middelen van de SHM te verhogen. Wil men mensen op een eigentijdse en duurzame manier laten wonen - dit laatste garandeert de overheid voor haar burgers - dan zal diezelfde overheid ook veel meer middelen moeten voorzien voor het renoveren en verduurzamen van haar eigen sociaal woonpatrimonium. Meer regeltjes of meer autonomie voor SHM’s? Om te investeren in een sociaal woonpatrimonium en zo betaalbaar wonen te garanderen voor iedereen, moeten we ons af durven vragen of we dit bereiken door SHM’s meer regels op te leggen of door hen juist meer autonomie te geven? CD&V gelooft in de tweede optie. Meer autonomie voor SHM’s zorgt ervoor dat ze creatieve oplossingen kunnen zoeken om hun woonpatrimonium te renoveren, verduurzamen en uit te breiden. Zo zien we dat SHM’s bijvoorbeeld samenwerkingen aangaan met gemeenten, OCMW’s, kerkfabrieken en dergelijke. Zij stellen hun gronden ter beschikking aan de SHM via de formule van erfpacht. Zo kunnen parochiezalen herbestemd worden naar dienstencentra in combinatie met woningen (zie project Lepelhof in Mortsel). “Wij vinden dat deze samenwerkingen aangemoedigd moeten worden en dat er eerder subsidies naar de SHM’s moeten gaan voor dergelijke projecten dan dat er extra regels moeten opgelegd worden.” Walter Cuyckens, Voorzitter Sociale Bouwmaatschappij Schelle 12 Een ander voorbeeld is de participatie van SHM’s in energie-coöperatieven waar men inzet op alternatieve energie voor de huurders. Met de stijging van de energiekosten, ook voor sociale huurders, is dit een manier om betaalbaar wonen te garanderen. Een mooi voorbeeld waar SHM’s de aanzet geven om een hele wijk duurzaam te maken, zien we in Hemiksem. “De samenwerking met De Ideale Woning heeft ervoor gezorgd dat we het masterplan ‘Nieuw Hemiksem’ verder kunnen ontwikkelen en zo tot een volledige duurzame wijk kunnen komen. In deze wijk zetten we in op duurzaamheid, zowel bij de sociale, bescheiden als private woningen. Een mooi project dat aantoont dat SHM’s een drijvende kracht kunnen zijn voor vernieuwing en verduurzaming van een hele woonwijk.” Luc Bouckaert, burgemeester Hemiksem Wij pleiten dan ook voor meer autonomie voor en vertrouwen in de SHM’s, waarbij zij op zoek kunnen gaan naar creatieve oplossingen om betaalbaar wonen op lange termijn te verzekeren. 13 BESCHEIDEN WONEN In Vlaanderen vallen heel wat mensen juist buiten het sociaal woningaanbod, maar zij hebben vaak niet voldoende ruimte om zelf een woning aan te kopen. Voor hen wordt de situatie steeds moeilijker: het aanbod op de private huurmarkt is versnipperd en vaak van matige tot slechte kwaliteit. Rechtstreeks instappen in de private koopmarkt is steeds moeilijker door de stijgende prijzen en striktere leningspolitiek van de banken. Hierdoor wordt de aankoop van een woning noodgedwongen uitgesteld, wat nog meer druk legt op de private huurmarkt. Voor hen zijn bescheiden woningen een belangrijk instrument. SHM’s kunnen volgens de Vlaamse Wooncode bescheiden woningen bouwen en verhuren en mogen hier 20% van hun jaarlijks investeringsvolume aan besteden. Het regeerakkoord voorziet 6000 bescheiden huurwoningen. Om bescheiden huurwoningen aan een betaalbare huurprijs te kunnen verhuren, moet een project een groot aantal woningen omvatten want de financiering van het project moet marktconform gebeuren. Schaalvergroting is dus essentieel. Maar het toegelaten investeringsvolume is vaak te klein om een project te realiseren. De bouw van bescheiden huurwoningen komt dan ook traag op gang. Dat is jammer, want juist door de opbrengsten van bescheiden woningen zouden er meer sociale woningen gerealiseerd kunnen worden. “Een samenwerking tussen private ontwikkelaars en SHM’s mag geen taboe zijn. Bijvoorbeeld bij de bouw van bescheiden huurwoningen kan het versnellen als we werken met de formule van erfpacht.” Katrien Partyka, Vlaams Volksvertegenwoordiger “Hierbij bouwt een private ontwikkelaar bescheiden woningen, die op lange termijn gefinancierd worden door pensioenfondsen of verzekeringsmaatschappijen. Als de woningen gebouwd zijn, verleent de private ontwikkelaar een erfpachtrecht aan een SHM voor een periode van 27 jaar. De SHM verhuurt de woningen als bescheiden huurwoningen. Op het einde van de erfpachtperiode is er een aankoopoptie of kan de erfpacht verlengd worden. Een win-win situatie voor private ontwikkelaars en SHM’s.” Koen Van den Heuvel, Vlaams Volksvertegenwoordiger Het ontwikkelingsrisico ligt bij de private ontwikkelaar, het huurrisico ligt bij de SHM. De ontwikkelaar vraagt een erfpachtvergoeding en houdt rekening met het rendement voor de financiers, de SHM verhuurt de woningen marktconform en betaalt met de huuropbrengst de erfpachtvergoeding. De erfpachtvergoeding die de SHM betaalt is de investering en kan dus 20% van het jaarlijks investeringsvolume van de SHM bedragen. Omdat de investering gespreid wordt over de duur van de erfpacht, kunnen er substantieel meer woningen gerealiseerd - worden met het toegelaten investeringsvolume. Dit zorgt er ook voor dat het project groot genoeg wordt om het betaalbaar te kunnen verhuren. 14 LEVENSLANG WONEN IN EIGEN BUURT Mensen hebben recht op een aangepaste woning in een woonomgeving waar ze zich thuis voelen. Het begrip “levenslang wonen” is hier van groot belang: met aangepaste woonvormen kan men ervoor zorgen dat mensen het juiste type woning kiezen voor hun situatie en noden. Jongeren kunnen het best wonen in kleinere woningen, grotere gezinnen in ruime gezinswoningen en ouderen in kleinere woningen die aangepast zijn aan hun specifieke noden. Als een woning te groot wordt voor oudere mensen en dus onderbezet wordt, bijvoorbeeld omdat de kinderen het huis uit zijn, is het logisch dat zij naar een aangepaste woning verhuizen, liefst in de wijk of omgeving waar zij zich thuis voelen. Die grotere woning kan dan worden bewoond door grotere gezinnen die nood hebben aan de ruimte. Naar analogie met de resolutie omtrent buurtgerichte zorg, kunnen we pleiten voor wonen in eigen buurt. Levenslang wonen betekent ook dat het mogelijk moet zijn om de woning aan te passen aan de veranderende behoeften van de bewoner. Met de leeftijd steken immers hier en daar ongemakken de kop op. Ook omwille van een ongeval of ziekte kan men minder mobiel worden. “Kleine aanpassingen aan de woning kunnen dan een wereld van verschil maken en voorkomen dat men omwille van de veranderende noden een drastische beslissing – zoals verhuizen – moet maken. Denk aan het automatiseren van de rolluiken, het wegwerken van drempels of het installeren van een traplift. Het is belangrijk dat mensen daarbij in de vorm van premies op ondersteuning kunnen rekenen.” Katrien Schryvers, Vlaams Volksvertegenwoordiger Onderbezetting van sociale woningen Men spreekt van de onderbezetting van sociale woningen als er meer dan twee slaapkamers op overschot zijn. Eind 2013 zag men dan dat er 15.188 onderbezette woningen waren, wat neerkomt op 11 procent van alle sociale huurwoningen. Om het wonen in aangepaste woningen te stimuleren en onderbezetting te vermijden kan men werken met een onderbezettingsvergoeding of een verhuispremie. Momenteel zegt het Kaderbesluit Sociale Huur dat mensen in een onderbezette woning een maandelijkse vergoeding dienen te betalen. Deze vergoeding wordt echter niet gebruikt door de SHM’s aangezien het niet kan worden toegepast zonder verder uitvoeringsbesluit. 15 De minister wil onderbezetting tegengaan door te werken met tijdelijke huurcontracten en het Kaderbesluit Sociale Huur aan te passen. De huurovereenkomst zal dan na negen jaar eindigen als de huurder een onderbezette woning bewoont en tot tweemaal toe weigert om te verhuizen naar een woning die aangepast is aan de nieuwe gezinssamenstelling. De aangepaste woning moet in dezelfde omgeving (i.e., binnen een straal van vijf kilometer) liggen van de huidige woning. De huurprijs van de nieuwe, aangepaste woning mag tot slot maximaal 15% hoger liggen dan die van de huidige woning. Als de huurder tweemaal weigert om op een valabel voorstel in te gaan, wordt zijn tijdelijk contract dus beëindigd. Voor de bestaande contracten zal de onderbezettingsvergoeding aangerekend worden. De onderbezettingsvergoeding is gelijk aan 25 euro per slaapkamer die op overschot is (i.e. vanaf de tweede overtollige slaapkamer). Dit wordt verder uitgewerkt in het Kaderbesluit Sociale Huur. De Vlaamse Regering heeft op 18 december 2015 haar principiële goedkeuring gegeven aan deze wijzigingen. Een andere optie zou kunnen zijn om te werken met een verhuispremie, waarbij mensen gestimuleerd worden om te verhuizen naar een aangepaste woning, liefst in hun eigen buurt of omgeving. Het is vooral van belang dat de nood aan aangepast wonen en de problematiek van onderbezetting beleidsmatig onder de aandacht gebracht wordt zodat SHM’s in overleg met lokale besturen initiatieven kunnen nemen om te zorgen voor aangepaste woningen voor senioren. Om op aangepaste woningen te kunnen inzetten, moeten SHM’s opnieuw meer autonomie krijgen zodat zij kunnen bekijken op welke manier zij die woningen op een betaalbare en kwaliteitsvolle wijze kunnen realiseren. “Het proefproject “Senioren-Thuis” van De Ideale Woning in samenwerking met Zorgnetwerk Ouderenzorg Antwerpen en vrijwilligers is hier een belangrijk voorbeeld. Het is een zeer succesvol project waar kwetsbare senioren de kans krijgen om samen te wonen in een huis met afzonderlijke appartementen en een gemeenschappelijke leefruimte aan een betaalbare prijs. Dit verkleint niet alleen hun kwetsbaarheid maar verhoogt hun zelfstandigheid en gaat eenzaamheid tegen. Een succesvol project dat in het beleid moet worden ingebed om het zo verder uit te rollen.” Julia Van Gils, vrijwilligster bij Senioren Thuis 16 STOPZETTING SUBSIDIES SOCIALE KOOPWONINGEN: INZETTEN OP ALTERNATIEVEN Sociale koopwoningen zijn voor een grote groep mensen – met een laag maar stabiel inkomen rond de inkomensgrens - vaak de enige mogelijkheid om een eigen woning te verwerven. Die eigen woning geeft hen de kans om de armoedegrens te overstijgen. De overheid moet dit echter ondersteunen, want dit traject is niet mogelijk op eigen kracht en via de particuliere grond- en woningmarkt. De Vlaamse regering heeft jammer genoeg beslist om de subsidiëring van de realisatie van sociale koopwoningen stop te zetten, na een overgangsperiode. Daarbij stellen ze wel dat sociale koopwoningen betaalbaar blijven moeten, ook zonder subsidiëring. De SHM’s zouden hiervoor hun reserves moeten gebruiken – maar dat ligt zeer moeilijk en is geen oplossing of werken via erfpachtconstructies met inkoopoptie. Een mogelijke oplossing is het terug invoeren van verwervingssubsidies, waardoor SHM’s op een betaalbare manier gronden en krotten kunnen verwerven. Zo kunnen ze blijven bouwen, verhuren en verkopen. Groepswoningbouw Een creatieve compensatie voor de stopzetting van de subsidies voor sociale koopwoningen, is het werken met groepswoningbouw. De inspiratie voor dit concept komt van “Habitat for Humanity”. In een deel van een wijk in Seattle werkt “Habitat for Humanity of Seattle-King County” met een specifiek systeem: gebouwde of gerenoveerde koopwoningen worden gereserveerd voor personen in de sociale doelgroep die zelf minstens 500 uur meegewerkt hebben aan de bouw of renovatie van woningen (“sweat equity”). Daarnaast doet men voor de bouw beroep op vrijwilligers en worden er fondsen verzameld. Op die manier is er een samenaankoop van woningen, bespaart men op de arbeidskost door beroep te doen op vrijwilligers en worden de bouwkosten sterkt beperkt. Je zorgt ook voor een gemeenschapsgevoel, activeert deze mensen en ondersteunt de ontwikkeling van hun vaardigheden. “Habitat for Humanity” werkt niet alleen in de VS, maar wereldwijd. In Europa lopen er projecten in onder andere Duitsland, Portugal, Verenigd Koninkrijk en Polen. Het concept van groepswoningbouw en het inschakelen van personen uit de sociale doelgroep in het bouwproces heeft ook potentieel voor de Vlaamse woonmarkt. Cruciaal bij dergelijke projecten is wel dat ze goed begeleid worden en daar ligt volgens ons de taak van de sociale huisvestingsmaatschappijen die de nodige kennis in huis hebben. Coöperatieve bouwt/renoveert en verhuurt betaalbare woningen Een ander creatief concept is het werken met een coöperatieve vereniging die woningen bouwt of koopt en renoveert om ze dan te verhuren aan de leden of aandeelhouders, dit 17 aan een betaalbare prijs. Dit is een gangbare praktijk in bijvoorbeeld Zwitserland en Duitsland en zorgt ervoor dat huurwoningen betaalbaar blijven. Een variatie op dit concept is een project van De Ideale Woning en groep ‘Arm in Arm’ van Samenlevingsopbouw Antwerpen: ‘Collectief Goed’. Dit project richt zich op zeer kwetsbare gezinnen met 3 of meer kinderen die slecht gehuisvest zijn op de private huurmarkt (te kleine woningen, onveilig, ongezond, aan te hoge prijzen). Deze gezinnen zijn ingeschreven voor een sociale woning, maar zullen gezien de lange wachtlijst, de gezinsgrootte en het beperkte aanbod aan grote woningen in Antwerpen nog minimaal 10 jaar moeten wachten. “Arm in Arm” en De Ideale Woning bieden deze groep een alternatief aan. De Ideale Woning beschikt over een honderdtal eengezinswoningen die grondig gerenoveerd moeten worden, maar waarvan de renovatiekost te hoog oploopt om ze daarna nog rendabel sociaal te verhuren. In plaats van ze openbaar te verkopen, wil men een alternatieve, sociale bestemming voor de panden. Er is momenteel een pilootproject gestart in Merksem. De Ideale Woning geef 9 leegstaande eengezinswoningen in erfpacht aan de cvba-so Collectief Goed. De cvba-so zorgt ervoor dat de woningen gerenoveerd worden tot kwalitatieve woningen met basiscomfort en dat ze beantwoorden aan de normen van de Vlaamse Wooncode. De renovaties zullen deels door scholen, deels door aannemers en sociale economie gebeuren. De financiering zal een combinatie zijn van giften, investeerders, subsidies en leningen. De belangrijkste inkomsten van de cvba-so komen uit de huur. Deze huurprijs is bepaald op basis van het principe van 1/3e van het inkomen van de gezinnen. Gecombineerd met de huurtoelage zorgt dit voor een evenwichtige huurprijs die zowel betaalbaar is voor de gezinnen als haalbaar voor de cvba–so om de kosten te dekken. De verhuringen zullen mogelijk via het Sociaal Verhuurkantoor Antwerpen gebeuren. Op die manier kan het SVKA zijn kerntaken vervullen binnen het kader van dit pilootproject. Interessant is dat ook hier vanuit de doelgroep de vraag komt om zelf mee te werken aan de renovatie van de panden. Vaak hebben mensen de nodige vaardigheden en de wil om mee te werken, maar dit is – voorlopig - strikt juridisch niet mogelijk. Meer informatie? Contacteer Dirk de Kort ([email protected] – 0478/27.11.48) 18