Kennis –en Competentieprofiel Bewindvoerder Beschermingsbewind KENNIS Grondige kennis van: • Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( beslagvrije voet) • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening • Wet Werk en Bijstand • Sociale zekerheid: WW/ WIA ( DGA en IVA) /ZW. • Faillissementswet • Regelgeving op het gebied van de maatschappelijke en gezondheidszorg, zoals de wet maatschappelijke ondersteuning, de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, de wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen, de algemene wet bijzondere ziektekosten, de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de wet bescherming persoonsgegevens. • Specifieke kenmerken van doelgroep(-en) w.o. leefsituatie, psychische stoornissen, etc. • Kennis van doelgroepen w.o. mensen met een beperking/gedragsprobleem • Sociale kaart • Kennis van de verschillende betrokken (begeleidende) instanties en hun begeleiders • Kennis van de lokale wet en regelgeving zoals beleidsverordeningen Ontwikkelingen bijhouden op het terrein van: • Sociale zekerheid • (Geestelijke) Gezondheidszorg • Schuldhulpverlening • Wetgeving ( jurisprudentie, actualiteiten en ontwikkelingen op het gebied van beschermingsbewind) 1 COMPETENTIES (EN COMPETENTIENIVEAU*) MONDELINGE PRESENTAT IE (3) Ideeën en feiten in begrijpelijke taal aan anderen duidelijk maken, gebruikmakend van ter zake doende communicatiemiddelen. SCHRIFTELIJKE UITDRUKKINGSVAARDIGHEID (3) Ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte, Nederlandse, taal op schrift stellen. LUISTEREN (3) Tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen, samenvatten, ingaan op reacties. INTERPERSOONLIJKE SENSITIVITEIT (3) Onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen; verplaatsen in anderen en zich bewust tonen van de invloed van het eigen handelen. VERTROUWEN OPBOUWEN (3) In staat zijn om bij anderen vertrouwen te wekken in de eigen professionaliteit, integriteit, deskundigheid en doelmatigheid. PROBLEEMANALYSE (3) Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie, verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke problemen, zoeken van ter zake doende gegevens. ZORG VOOR KWALITEIT (3) Hoge kwaliteitsnormen hanteren voor doelstellingen, processen en resultaten, streven naar voortdurende verbetering. PLANNEN EN ORGANISER EN (3) Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen alsmede benodigde acties. Tijd en middelen aangeven om deze doelen te kunnen bereiken. 2 VASTHOUDENDHEID (3) Bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting blijven totdat een beoogd doel is bereikt of ophoudt redelijkerwijs te bestaan. OVERTUIGINGSKRACHT (3) Gedrag dat erop gericht is anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten. (*) Toelichting niveaus Niveau 1: Passend bij operationeel werk of bij starters. Er wordt nog weinig initiatief verwacht en de medewerker levert gestuurd resultaten. Niveau 2: Medewerker in de operatie met enige ervaring en doet een beroep op de zelfstandigheid van de medewerker. Niveau 3: Medewerkers in een coördinerende of leidende positie of zelfstandig werkende professionals, waarbij ook het bijdragen aan het werk van anderen een rol speelt. Dit kan zowel op het gebied van kennis als mensen zijn. Niveau 4: Een hoge mate van eigen initiatief en zelfstandigheid waarbij het verantwoordelijk zijn voor een kennisgebied of bedrijfsonderdeel een rol speelt. Niveau 5: Verantwoordelijk zijn voor de gehele organisatie voor wat betreft de visie, missie en strategie. 3