Beleidslijn VGN naar aanleiding van de conclusies uit de managementsamenvatting van het onderzoek van Twynstra Gudde. Inleiding In 2007 heeft Twynstra Gudde (TG) in opdracht van de VGN een onderzoek gedaan naar de gevolgen van de invoering van de normatieve huisvestingscomponent in de gehandicaptensector. De managementsamenvatting treft u hierbij aan, inclusief een set sheets met de conclusies die door TG zijn gepresenteerd op twee ledenbijeenkomsten van de VGN in november 2007. Samengevat concludeert TG: uitgaande van een vervangingswaarde van 7,2% kan de sector de NHC-operatie goed doorstaan; per instelling pakt de operatie zeer verschillend uit, zowel in de plus, als in de min; dat vraagt maatwerk per instelling bij de herallocatie; de eerste 10 jaren vragen vaak extra financiering die pas in de loop van de afschrijvingscyclus van 40 jaar kan worden terugverdiend; er worden enkele risicogroepen gediagnosticeerd (instellingen met langdurige huurcontracten, instellingen met specifieke doelgroepen die de risico’s nauwelijks over meerdere groepen kunnen spreiden, instellingen met veel rood/oranje gebouwen en de kinderdagcentra) die bij invoering van de NHC überhaupt in de problemen gaan komen. Reactie VGN Naar aanleiding van deze uitkomsten formuleert de VGN hieronder haar beleidsuitgangspunten rond de toekomstige financiering van de kapitaallasten. Het macrokader TG concludeert dat de invoering van de NHC voor de sector mogelijk is, mits uitgegaan wordt van een vervangingswaarde van 7,2% (conform “model 3” van de Quick scan van het Bouwcollege). Deze conclusie onderstreept het uitgangspunt van de VGN, zoals al eerder verwoord in onze brief aan de Tweede Kamer dd. 4 oktober 2007, dat de tarieven voor bouw gebaseerd moeten zijn op een onafhankelijke norm. Het departement en de NZa koersen momenteel op het omrekenen van het huidige historisch opgebouwde macrokader tot nieuwe huisvestingstarieven. De VGN is van mening (en het onderzoek onderstreept dat) dat indien het huidige macrokader als uitgangspunt voor de hoogte van de NHC gaat dienen, er onvoldoende middelen beschikbaar komen om kwalitatief goede gebouwen (conform de huidige prestatie-eisen voor de AWBZ) te realiseren. Dat is een verkeerde ontwikkeling. De sector wil evenals de politiek de rood/oranje gebouwen zo snel mogelijk renoveren en kleinschalige voorzieningen realiseren (met name op basis van de wens van de cliënt). Het beschikbare macrokader moet dan ten minste bestaan uit de volgende componenten: * het huidige bouwkader; * de tot nu toe opgebouwde trekkingsrechten; * de ingeboekte reserveringen via de bouwprioriteitenlijst; 1 * extra budget voor het wegwerken van rood en oranje; * extra budget voor het omzetten van grootschalige naar kleinschalige bouw. De VGN wil dat de overheid dit uitgangspunt hanteert bij de berekening van de NHC. De NHC als zichtbare component De VGN hanteert als uitgangspunt dat de NHC als aparte component zichtbaar blijft in het integrale tarief volgens de definitie: ZZP + NHC = IT. Het motief daarvoor: * beide componenten moeten afzonderlijk geïndexeerd kunnen worden; * zonder onderscheid dreigt dat een eventueel tekort aan vastgoedmiddelen uit het zorgbudget moet komen (en andersom: zorgmiddelen gaan naar langlopende vastgoedverplichtingen!); in beide gevallen is er per saldo sprake van een verkapte bezuiniging; * een aparte NHC-component maakt het gemakkelijker om bij scheiden wonen/zorg het wonen naar het VROM-compartiment over te hevelen; * aparte woonlasten in het tarief maakt de bekostiging transparanter voor de cliënt. De VGN wil dat het integrale tarief (zeker in de komende jaren) blijft bestaan uit twee componenten, een zorgcomponent en een gebouwcomponent. Maatstaf versus norm De discussie over ZZP, NHC en IT zien we steeds meer opschuiven in de richting van het maatstafmodel. De VGN opteert voor het normatieve model, met als basis de modellen die het Bouwcollege hanteert. Dat is een algemeen aanvaarde norm bij de bouw in de zorgsector, gebaseerd op de hedendaagse minimale kwaliteit die aan gebouwen gesteld mag worden (de zogenaamde prestatie-eisen, samengesteld door het Bouwcollege). Het maatstafmodel leidt tot het volgende risico: de maatstaf zal uit oogpunt van doelmatigheid steeds meer opschuiven naar de meest doelmatige (lees: goedkoopste) instelling. Ook de VGN vindt doelmatigheid een belangrijk issue, maar eenvoudige logica leert dat als de meest doelmatige instelling maatstaf wordt, veel instellingen in de financiële problemen zullen komen. Het TG–rapport onderstreept deze gedachtegang nadrukkelijk. De VGN wil dat de overheid het normatieve model hanteert. Drieluik: ZZP, NHC, IGZ Bij de ZZP’s signaleren we dat de oorspronkelijk berekende tarieven op basis van macroneutraliteit neerwaarts moeten worden bijgesteld via het ‘rondrekenen’ door de NZa. Bij de NHC dreigt nu hetzelfde te gebeuren. Maar op basis van het onlangs verschenen Inspectierapport is een kwalitatieve impuls in de sector nodig. Naast noodzakelijke organisatorische aanpassingen zijn daarvoor ook extra financiële middelen nodig. Bezuinigingen (al dan niet verkapt) gaan niet samen met een extra kwaliteitsimpuls. Daar bovenop worden de instellingen met hoge kosten geconfronteerd om hun administraties, werkprocessen en medewerkers voor te bereiden op de nieuwe financieringsvormen. De VGN wil dat de overheid deze ontwikkelingen in samenhang beziet en instellingen een kostendekkende compensatie biedt voor de vele transitiekosten. 2 Strategisch vastgoedbeleid Het rapport concludeert dat nog niet alle instellingen in hun strategisch vastgoedbeleid over een scoop van meer dan 10 jaar beschikken (een lange termijn huisvestingsplan, LTHP heeft vaak een scoop van 5 jaar), terwijl het nieuwe beleid een visie over ten minste 10 jaren vraagt. Eén integraal tarief, waarbij het aan de instelling is om te bepalen welk deel aan zorg en welk deel aan vastgoed wordt besteed, oogt als een maximale vrijheid om zelf vorm te geven aan het instellingsbeleid, maar de keerzijde is dat dat gemakkelijk ten koste gaat van een goed en noodzakelijke strategisch vastgoedbeleid. Instellingen moeten ook de kans en de tijd krijgen om in te spelen op de nieuwe ontwikkelingen. De VGN zal de instellingen hierbij maximaal faciliteren. Financieringsproblemen Het rapport attendeert op een aantal financieringsproblemen. De onderzoekers merken (terecht) op dat er een aantal theoretische mogelijkheden van aanpak zijn, zoals het aanspreken van het Eigen Vermogen (EV), het verkopen van de grond of het aanpassen van huurcontracten. De VGN tekent daarbij aan dat met name een eventueel inzetten van het EV een ongewenste aanpak is en in veel gevallen ten koste zal gaan van investeringen in de zorg, waardoor de zorg kwalitatief verschraalt. Rijkdom aan grond valt in de regel tegen vanwege de hoge kosten die gemaakt moeten worden in verband met verplicht onderhoud. Ook het aanpassen van de huur is niet altijd te realiseren, vanwege de (tegengestelde) financiële belangen van de corporaties. Tot slot Met bovenstaande opmerkingen wil de VGN het belang van het onderzoek beklemtonen. De VGN zal het ministerie en de NZa uitnodigen om de uitkomsten en de bovenstaande beleidsformulering nader te bespreken, ten einde adequate en werkbare tarieven voor de instellingen te bewerkstelligen. Voor kwalitatief goede zorg én voor kwalitatief goede gebouwen zijn dergelijke tarieven een conditio sine qua non. Utrecht, 17 december 2007 3