Uploaded by laura_95_janssen

Taak 1a

advertisement
Taak 1A Mieke
Probleemstelling: wanneer spreekt men over een verstandelijke beperking?
Leerdoelen:
1. Wat verstaan we onder een verstandelijke beperking conform de DSM5? Kernbeschrijving
criteria van een verstandelijke beperking.
Bron Mash & Wolfe:


Similar sequence hypothese: kinderen met of zonder verstandelijke beperkingen passeren
dezelfde stadia van cognitieve ontwikkeling in dezelfde volgorde, ze verschillen alleen van het
aantal en het hoogste level van ontwikkeling.
Similar structure hypothese: kinderen met een verstandelijke beperking hebben hetzelfde
gedrag en dezelfde onderliggende processen als kinderen met een gewone ontwikkeling op
hetzelfde niveau, alleen op een andere leeftijd.
Bron DSM V:
Verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis)
Intellectual disability; intellectual developmental disorder
CLASSIFICATIECRITERIA:
Een verstandelijke beperking (een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) begint gedurende de
ontwikkelingsperiode, met beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in
de conceptuele, sociale en praktische domeinen. Er moet worden voldaan aan de volgende criteria:
A. Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen,
abstract denken, oordelen, schools leren en leren door ervaringen, hetgeen bevestigd moet
worden door zowel een klinische beoordeling als een geïndividualiseerde gestandaardiseerde
intelligentietest.
B. Deficiënties in het adaptieve functioneren (= alles wat zich zo aan de omgeving aanpast dat
het de kans van overleven vergroot, aanpassen aan) die ertoe leiden dat de betrokkene niet
kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder blijvende ondersteunen beperken
de deficiënties in het aanpassingsvermogen het functioneren in een of meer aspecten van het
dagelijks leven, waaronder communicatie, deelname aan het sociale leven, schools of
beroepsmatig functioneren, en persoonlijke onafhankelijkheid thuis of in de directe sociale
omgeving.
C. De deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende
de ontwikkelingsperiode.
D. Moet voor het 18e levensjaar geconstateerd worden§
De hoofdkenmerken van de verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) betrekken
deficiënties in de intellectuele functies (A) en beperkingen in het alledaagse aanpassingsvermogen
vergeleken met leeftijdgenoten van hetzelfde gender en dezelfde sociaal- culturele groep (B). het begin
ligt in de ontwikkelingsleeftijd (C).
DRIE DOMEINEN, bij een verstandelijke beperkingen dienen volgens de DMS-5 beperkingen te bestaan
in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in de volgende domeinen:



Het conceptuele (onderwijs)domein betreft onder andere competenties op het gebied van
het geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig redeneren, verwerven van praktische kennis,
probleem oplossen en het beoordelen van nieuwe situaties
Het sociale domein betreft onder andere het besef van de gedachten, gevoelens en
ervaringen van anderen (empathie), interpersoonlijke communicatieve vaardigheden, het
vermogen om vriendschap te sluiten en het sociale oordeelsvermogen
Het praktische domein omvat het leervermogen en zelfmanagement in verschillende
levenssituaties, waaronder zelfverzorging, de verantwoordelijkheden van een baan,
geldbeheer, vrijetijdsvesteding, zelfmanagement van gedrag, en het plannen van taken op
school en het werk
VERSCHILLENDE NIVEAUS → de verschillende niveaus van ernst worden gedefinieerd volgens het
adaptieve functioneren en niet volgens de IQ-scoren, omdat de mate van adaptief functioneren
bepaalt hoeveel ondersteuning er nodig is. Bovendien zijn IQ-metingen in het laagste deel van de IQscores mindervalide.




Licht
Matig
Ernstig
Zeer ernstig
BIJKOMENDE KENMERKEN DIE DE CLASSIFICATIE ONDERSTEUNEN
De verstandelijke beperking is een heterogene aandoening met veelsoortige oorzaken. Er kunnen
bijkomende problemen zijn:




In het sociale oordeelsvermogen
Met het inschatten van risico’s
Met het hanteren van eigen gedrag, emoties of interpersoonlijke relaties
Met motivatie op school of op het werk
Een gebrek aan communicatievaardigheden kan de kans op ontregelend en agressief gedrag
vergroten. Lichtgelovigheid is vaak een kenmerk, waarbij het gaat om nai ̈viteit in sociale situaties en
een neiging om zich gemakkelijk naar anderen te schikken. Lichtgelovigheid en een gebrek aan inzicht
in risico’s kunnen ertoe leiden dat de betrokken door anderen wordt uitgebuit en het slachtoffer
wordt van het gedrag van anderen: daarnaast kunnen deze kenmerken leiden tot fraude, ongewilde
deelname aan criminele activiteiten, onware bekentenissen en een risico op lichamelijke en seksuele
mishandeling. Deze bijkomende kenmerken kunnen belangrijk zijn bij rechtszaken.
Bij mensen die de classificatie verstandelijke beperking hebben gekregen en daarnaast andere
psychische stoornissen hebben, is het risico op sui ̈cide groter. Ze denken over sui ̈cide, doen
sui ̈cidepogingen en kunnen daaraan overlijden. Daarom is het van groot belang dat er bij het
onderzoek gescreend wordt op sui ̈cidegedachte. Omdat er sprake is van gebrek aan besef van risico’s
en gevaren, is er een verhoogde kans op letsel door ongevallen.
De classificatie van mensen met een verstandelijke beperking is onder andere gebaseerd op IQindeling. Van mentale retardatie is sprake wanneer het IQ onder de 70 ligt




Licht = IQ 50/55-70 (educatief niveau: t/m groep 8)
Matig = IQ 35/40-50/55 (o.a. syndroom van down) (educatief niveau: t/m groep 4)
Ernstig = IQ 20/25-35/40
Zeer ernstig = IQ lager dan 20/25
Flin effect = testen achterhaald om IQ te meten. IQ-scores steeds hoger in de populatie, niet echt
slimmer maar de testnormen verouderen.
Als de omgeving niet stimulerend is kan het IQ ook niet volledig ontwikkelen.
Symptomen:
Mash, E., & Wolfe, D. (2016). Abnormal child psychology (Sixth edition. ed.). Australia: Cengage
Learning.





Kinderen met een verstandelijke beperkingen volgen dezelfde ontwikkelingsstages in dezelfde
volgorde als ‘normale’ kinderen. Maar de doelen en motivatie worden minder over de tijd,
omdat ze frustratie voelen wat vaak leidt tot verwachtingen van falen.
Aanpassingsvaardigheden en het niveau van verslechtering kunnen misschien verbeteren over
de tijd, speciaal voor kinderen met lichte verstandelijke beperking. Als passende trainingen en
mogelijkheden worden aangeboden.
Ontwikkelingsstoornissen, zoals spraak- en taalproblemen en gedragsmatige stoornissen zijn
gemeenschappelijk. Emotionele en gedragsmatige problemen worden beschouwd als
onderdeel van het spectrum van problemen die naast elkaar bestaan met een verstandelijke
beperking. In plaats van indicatoren voor een geestelijke stoornis.
Kinderen met een verstandelijke beperking hebben een grotere kans op het hebben van
andere lichamelijke en ontwikkelingsstoornissen, zoals cerebrale parese (= kinderen hebben
moeite met beweging als gevolg van een hersenbeschadiging die ontstaan is voor het eerste
levensjaar), epilepsie en emotionele en gedragsmatige stoornissen die invloed kunnen hebben
op de gezondheid en ontwikkeling in manieren.
Trage psychomotorische ontwikkeling, dwangmatigheid en moeite met emoties uiten
2. Welke instrumenten hebben we om een diagnose te kunnen stellen?
IQ-test, DSM V, sociale en praktische vaardigeden, de mate van adaptief functioneren (SRZ).
3. Wat kun je verwachten van het functioneren conform de classificatie (subgroepen) niveau van
functioneren bij mensen met een verstandelijke beperking. (IQ en classificatie)
Mash, E., & Wolfe, D. (2016). Abnormal child psychology (Sixth edition. ed.). Australia: Cengage
Learning.
Ongeveer 80 procent heeft een semi-skilled of unskilled werkplek.
Bij leerdoel 1 beantwoord.
4. Wat is de prevalentie van verstandelijk beperkten en wat is de hierbij horende gender ratio?
(Jongen/meisje) (wat is het land van onderzoek)
PREVALENTIE VERSTANDELIJKE BEPERKING → de prevalentie van de verstandelijke beperking onder de
algemene bevolking is ongeveer 1%. De prevalentiecijfers verschillen per leeftijdsgroep. De
prevalentie van de ernstige verstandelijke beperking is ongeveer 6 per 1000.
Mash, E., & Wolfe, D. (2016). Abnormal child psychology (Sixth edition. ed.). Australia: Cengage
Learning.




Het totale nummer van kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking is
ongeveer 1% van de bevolking
In het algemeen wordt bij jongens vaker dan bij meisjes een lichte verstandelijke beperking
(1.6:1) en ernstige verstandelijke beperking (1,2:1) vastgesteld.
Een verstandelijke beperking komt vaker voor bij kinderen van lagere sociaaleconomische
klasse (SES) en kinderen uit minderheidsgroepen.
IQ-scores worden niet langer gebruikt om het niveau van verstandelijke beperking te bepalen.
In NL: volksgezondheidenzorg.info




Ongeveer 1% van de Nederlanders heeft een verstandelijke beperking
De prevalentie van verstandelijke beperking is afhankelijk van de definitie waarbij de ernst van
de beperking belangrijk is. Het SCP schat dat er in Nederland in 2013 ongeveer 142.000
mensen met een verstandelijke beperking zijn volgens de klassieke definitie (IQ tot 70). Dat is
0,85% van de bevolking.
Van hen heeft naar schatting iets minder dan de helft (ca. 68.000 mensen) een ernstige
verstandelijke beperking.
Ongeveer 74.000 mensen hebben een licht verstandelijke beperking.
5. Welke co morbiditeit komt vaak voor bij een verstandelijke beperking? (assosiative
caracteristics)
Gelijktijdig optreden van ontwikkelingsstoornissen, andere psychische stoornissen en somatische
aandoeningen komt vaak voor bij de verstandelijke beperkingen, waarbij sommige aandoeningen
(zoals psychische stoornissen, cerebrale parese en epilepsie) drie tot vier keer zo vaak voorkomen als
in de algemene bevolking. De prognose en uitkomst van de gelijktijdige optredende stoornissen
kunnen worden bei ̈nvloed door de aanwezigheid van de verstandelijke beperkingen. Vanwege ermee
samengaande stoornissen moet de gang van zaken bij het onderzoek soms worden aangepast, onder
andere bij communicatiestoornissen. Betrokken informanten zijn van groot belang voor het
achterhalen van symptomen als prikkelbaarheid, stemmingsontregeling, agressie, eetproblemen en
slaapproblemen en voor het beoordelen van het aanpassingsvermogen in verschillende sociale
situaties.
De meest voorkomende gelijktijdig optredende psychische stoornissen zijn aandacht deficiëntie/hyperactiviteit stoornis; depressieve- en bipolaire stemmingsstoornissen; angststoornissen; de
autismespectrumstoornis; de stereotiepe bewegingsstoornis (met of zonder zelfbeschadigend
gedrag); stoornissen in impulsbeheersing en de uitgebreide neurocognitieve stoornis.
De comorbiditeit bij kinderen met een verstandelijke beperking is hoog. De meeste comorbiditeit
komt voor tussen disruptieve stoornis en stemmingsstoornis en daar de disruptieve stoornis en de
angststoornis.
Disruptieve stoornis is een overkoepelende term voor ODD (=opstandig gedrag, oppositional defiant
disorder) en CD (=normoverschrijdend gedrag, conduct disordert) . Met drie groepen
gedragsverschijnselen: oppositionele agressieve en antisociale. Bij CD komen alle drie de groepen
gedragsverschijnselen terug.
Welke comorbiditeiten komen het meest voor? Angstoornissen, ADHD en autisme. Kans op
comorbiditeit is 3 tot 5 keer groter.
6. Welke afzonderlijke syndromen zijn er? (zie box 2)
Bij deze box is het niet zo zeer de bedoeling om in te gaan op de specifieke syndromen die in het
schema genoemd worden, maar veel meer op de verschillende vormen van psychopathologie die
worden gepresenteerd.
Een verstandelijke beperking gaat vaak vaker met andere stoornissen. Pathologie is heel breed.
Als je een afwijkende ontwikkeling ziet, hoeft dat niet meteen een verstandelijke beperking te zijn. Op
zichzelf staande syndromen, waarbij de kans aanwezig is dat je verstandelijk beperkt bent.
Fragile X-syndroom
Down-syndroom
Prader-willie syndroom bovenste drie uit Mash
Williams syndroom
5P syndroom
Smith-magenis syndroom
Foetaal- alcoholsyndroom
7. Welke mogelijke oorzaken zijn er voor het ontstaan van een verstandelijke beperking/ mentale
retardatie? (Factoren)
Er zijn verschillende prenatale (voor de geboorte), perinatale (tijdens of zeer kort na de geboorte) en
postnatale (na de geboorte) oorzaken voor het verkrijgen van een verstandelijke beperking. Bij
verstandelijke beperkingen wordt er onderscheid gemaakt tussen twee groepen, de organische groep
en de culturele familiare groep. De organische groep heeft een biologische oorzaak voor de beperking
(zeer ernstige), dit is bij de culturele familiaire groep niet het geval en wordt vaak geassocieerd met
milde verstandelijke beperkingen.

PRENATAAL OORZAKEN
o
o
o
o


Genetische syndromen
Aangeboren fouten in de stofwisseling, hersenafwijkingen
Ziekten van de moeder (waaronder ziekten van de placenta)
Omgevingsfactoren (alcohol, drugs, gifstoffen of teratogene stoffen)
PERINATALE OORZAKEN
o Diverse gebeurtenissen rondom de bevalling en de geboorte die leiden tot neonatale
encefalopathie (zuurstoftekort bij de bevalling)
POSTNATALE OORZAKEN
o hypoxisch-ischemische schade (hersenletsel, gebrek aan zuurstof naar de hersenen of
verstikking)
o traumatische hersenletsel
o infecties
8. Wat zijn de behandelingsmogelijkheden bij kinderen met een verstandelijke beperking?
Mash, E., & Wolfe, D. (2016). Abnormal child psychology (Sixth edition. ed.). Australia: Cengage
Learning.
Behandeling en onderwijs voor kinderen met een verstandelijke beperking bestaat uit een
multicomponent. Een gei ̈ntegreerde strategie, dat rekening houdt met de behoeften van kinderen in
het kader van hun individuele ontwikkeling, hun familie, institutionele setting en hun gemeenschap.

Psychosociale behandelingen voor kinderen met een verstandelijke beperking en hun familie
→ een behandeling richt zich op het onderwijzen van het kind, nodige vaardigheden en
capaciteiten, zoals taal, persoonlijke verzorging en hygiëne, en de sociale vaardigheden,
alsmede op het aanleren van vaardigheden en het verstrekken van ondersteuning aan ouders
en/of verzorgers.
Section summary:
-
-
-
-
Interventie inspanningen zijn het meest succesvol wanneer ze zo vroeg mogelijk worden
aangeboden, vooral door de preschool jaren
Interventies voor kinderen met een verstandelijke beperking zijn afgestemd op de
individuele behoeften en de capaciteiten van het kind, en zijn gei ̈ntegreerd met het gezin, de
school en de gemeenschap
Succesvolle interventie bevatten vaak op gedrag gebaseerde training en educatieve
onderdelen die specifieke vaardigheden aanleren en ongewenst gedrag verminderen.
Primaire interventies: concentreren zich op de preventie van gezondheidsproblemen; onder
deze interventies valt goede prenatale zorg, het verstrekken van goede gezondheidszorg, het
voorkomen van ongevallen en het voorkomen van drugs- en alcoholgebruik van de moeder
tijdens de zwangerschap
Secundaire interventies: pogingen om situaties te corrigeren die kunnen leiden tot mentale
retardaties. Deze interventies omvatten: vruchtwaterpunctie, genetische counseling,
vlokkentest, pasgeboren screening
Tertiaire interventies: betreffen de behandeling van een reeds bestaande mentale retardatie.
Daarnaast soorten behandelingen:


Interventies op jonge leeftijden
o Aanmoediging voor ontdekken
o Basisvaardigheden aanleren
o Begeleide oefening en uitbreiding van nieuwe vaardigheden
o Bescherming tegen afkeuring of straf
o Rijke taalomgevig
Gedragsbehandeling
o Vooral niet isoleren, maar betreffen bij ontwikkeling leeftijdsgenoten
o Taaltraining
o Training van ouders
o Sociale vaardigheden, bijv. samen spelen met leeftijdsgenoten


Cognitieve gedragstherapie
o Met specifieke leertechnieken
Family-oriented interventions
o Familie staat centraal bij de ontwikkeling van het kind
o Gezinnen hebben steun en handleidingen nodig, bereik tot extra service en
mogelijkheden voor pauze van zorgtaken
o Hierbij is kortdurende probleemgerichte gedragstherapie voor ouders een succesvolle
benadering
o 3 perioden wanneer de training voor ouders het meeste voordeel heeft:
 Als het kind peuter wordt, kunnen de ouders ondersteund worden met wat
goede stimulatie is voor taal en andere vaardigheden
 Voorschoolse tijd en naschoolse tijd. Hoe ze het beste sociale skills kunnen
leren
 Tijdens de adolescentie. Het kind wil toch zelfstandiger kunnen worden
Het kan best ver gaan, bijvoorbeeld bij boodschappen doen dat je de zware dingen eerst in de tas
doet.
9. Komt psychiatrische problematiek bij kinderen met een verstandelijke beperking vaker voor dan
bij normaal begaafde kinderen en welke vormen zijn er? Vertonen deze dezelfde
psychopathologie
Behandeling voor Mieke:
Sterke punten: goed cognitief niveau, fijne motoriek, gevoelig voor complimentjes
Zwakke punten: matig verstandelijke beperkt, traag verlopende psychomotorische ontwikkeling,
angst, dwangmatigheid, moeilijk contact maken, auto- en hetero-agressief gedrag, schoolverzuim,
gevoelig voor verandering
Behandeling → MULTIDISCIPLINAIR.



Structuur aanbieden: dan zal ze zich sneller veilig voelen, minder angst ervaren en minder
agressief gedrag
Werken aan sociale vaardigheden: mogelijk door goed cognitief niveau
Positief gedrag ook positief bekrachtigen, aangezien ze gevoelig is voor complimentjes
ARTIKEL 1 DSM-IV Disorders in Children With Borderline to Moderate Intellectual Disability. I: Prevalence
and Impact
Borderline is een persoonlijkheidsstoornis. Het is een psychische aandoening waarbij je te maken hebt
met angst, depressiviteit en in de war zijn
DOEL: het beoordelen van de prevalentie, comorbiditeit en impact van de DSM 4 stoornissen in 7-20
jarigen met een verstandelijke beperking.
RESULTATEN:

21,9% van de kinderen met DSM 4 symptomen voor angststoornis




4,4% voor stemmingsstoornissen
25,1% voor disruptieve stoornis
Meer dan de helft van de kinderen waren ernstig beperkt in hun alledaagse functioneren
37% heeft een co morbide stoornis
CONCLUSIES:



De meeste stoornissen kunnen worden geobserveerd bij kinderen met een verstandelijke
beperking
Verslechtering en comorbiditeit zijn hoog
Het gegeven dat minder dan 1/3 van de kinderen met een psychiatrische stoornis geestelijke
gezondheidszorg krijgt vaak denken ze dat hoort bij de verstandelijke beperking dus er wordt
niet verder gekeken.
ARTIKEL 2 Dekker, M. C., & Koot, H. M. (2003). DSM-IV Disorders in Children With Borderline to
Moderate Intellectual Disability. II: Child and Family Predictors Journal of the American Academy of Child
and Adolescent Psychiatry, 42(8), 923-931.
DOEL: kind- en gezinsfactoren identificeren die DSM 4 stoornissen voorspellen bij kinderen met een
verstandelijke beperking
RESULTATEN:



Zowel kind als familiefactoren waren gerelateerd aan de DSM 4 uitkomsten 1 jaar later
Sociale onbekwaamheid, onvoldoende dagelijkse levensvaardigheden, gezondheidsproblemen
bij het kind, emotionele en gedragsproblemen, ouderlijke psychische problemen waren de
sterkste voorspellers van aandoeningen van de DSM 4 1 jaar later
Het opleidingsniveau, gender en leeftijd zijn geen voorspellers voor de aanwezigheid van een
DSM 4 stoornis
CONCLUSIES:

Deze factoren verbeteren de identificatie van kinderen die een risicolopen en wijst naar de
topics die aandacht nodig hebben in diagnostische en interventie procedures.
Psychopathologie komt vaker voor bij kinderen met een verstandelijke beperkingen.
Download