Planning Thema 8 “Wat een vondst” Groep 6 Week 26 t/m 29 Rood

advertisement
Planning Thema 8 “Wat een vondst”
Groep 6
Week 26 t/m 29
Rood – Doe je op school!
Zwart- Doe je thuis!
Di.21.04.15
Taaltoets thema 7
Lees themaverhaal “Wat een vondst” op blz. 116/117 + 126/127
Les 6 (blz. 122) Wat is een gebruiksaanwijzing?
Les 8 (blz. 124) Wat is een advertentie?
Les 3 (blz. 119) Schrijf de werkwoorden en zelfstandige naamwoorden op
Les 5 (blz. 121) Schrijf de dik gedrukte werkwoorden in het goede rijtje
Lees de dicteewoorden hardop in bijlage 1. Gebruik een woordenboek als
je een woord niet kent.
Maak de oefenbladen (zie mandje)
Oefen met Piccolo en/of varia. (zie schema aan de muur)
Maak les 1 + 2 in werkboek op blz. 30 + 31
Oefen thuis op Bloon.nl en Taal.Oefenen.nl
Taalboek
Spelling
Di. 28.04.15
Taalboek
Di.5.05.15
Taalboek
Spelling
Di. 12.05.14
Woordenschat Speel met woorden uit thema 7/8 d.m.v. pictionary
Toets thema 7 + 8
Spelling
Signaaldictee thema 8
Taalboek
Les 1 + 10 (blz. 132/133 + 142/143) Lees themaverhaal 9 “Een fijn
schoolplein”
Les 2 (blz. 134) Wat zijn gevoelens? Bespreek in de groep.
Les 7 (blz. 123) Trappen van vergelijking. Vul het juiste woord in
Les 9 (blz. 125) Maak van vertelzin een vraagzin en schrijf deze op
Les 13(blz. 130) Welk gezegde hoort erbij? Schrijf het nummer op
Spelling
Overhoor elkaar (tweetallen) m.b.v. de spellingswoorden uit les 1+2
Lees de dicteewoorden hardop in bijlage 2. Gebruik een woordenboek als
je een woord niet kent.
Maak de oefenbladen (zie mandje)
Oefen op school op Bloon.nl of Taal.Oefenen.nl of varia/piccolo/varia
Maak les 3 en 4 in werkboek op blz. 32 + 33
Oefen verder thuis op Bloon.nl en Taal.Oefenen.nl
Woordenschat Thema 8 “grond”
Lees de woordbladen van les 1-3 (zie bijlagen) + poster bekijken
Maak les 1 t/m 3 in werkboek op blz. 18 t/m 21
Taaltoets thema 8
Oefen de spellingswoorden met de taalspelkaarten
Maak de spellingspuzzel
Woordenschat Lees de woordbladen van les 4-6( zie bijlagen) + poster bekijken.
Maak les 4 t/m 6 in werkboek op blz. 22 t/m 25
Begrijpend lezen Taak 9 (blz. 22/23). Lees de tekst en diverse opgaven en maak de vragen
Taal Actief spelling - Thema 8 - Groep 6
categorie 47a: woorden met verdubbeling van de medeklinker
aanpassing
afzetting
apparaat
bemanning
beslissing
bezetting
binnenlands
ellendig
ingewikkeld
interessant
middelpunt
ondertussen
oppasser
oppervlak
pakket
programma
sommige
stilletjes
tenslotte
voorzitter
categorie 49a: woorden met meervoud op -s
dictees
eekhoorns
snavels
goochelaars
opvolgers
priesters
schakels
schedels
schrijvers
snavels
sprekers
tegenstanders
televisies
uitgevers
voorstanders
werkgevers
werknemers
categorie 50a: woorden waarbij f verandert in v
bedrijven
gleuven
hoeven
scherven
scheve
schuiven
slaven
staven
stijve
verblijven
categorie 50b: woorden waarbij de s vernadert in z
adviezen
beurzen
bewijzen
boze
dwaze
keuze
kluizen
lenzen
matrozen
paleizen
talloze
vieze
wezen
wijze
oefentips
categorie 47a binnenkort
Schrijf het woord over. Kleur de dubbele medeklinker.
categorie 49a snavel snavels
Schrijf het woord eerst in enkelvoud en daarna in meervoud. Kleur de letter s
categorie 50a en 50b slaaf slaven
Schrijf eerste de korte vorm van de woorden op en daarna de lange vorm. Kleur
de letters die veranderen.
Les 1
De bodemverontreiniging.
afgraven
Grond of aarde weghalen door te graven. Graven
is een gat in de grond maken.
De afgraving
De plaats waar de grond wordt weggenomen.
De bodemverontreiniging
De grond of de bodem is vervuild.
boren
Met een boor een gat ergens in maken.
Het gesteente
Met gesteente worden grondsoorten bedoeld.
Het grondonderzoek
Grond die onderzocht wordt in een laboratorium.
Ze zoeken uit of er vuile, vieze stoffen in de
grond zitten.
De kluit
Een brok of een klont.
Het laboratorium
Een plaats waar proeven worden gedaan. Er
worden allerlei stoffen onderzocht.
Les 2
De boer.
bemesten
Mest strooien over het land.
Mest zijn de uitwerpselen van dieren.
De fauna
Alle dieren die in een gebied leven.
De flora
Alle planten die ergens groeien: bloemen,
bomen, grassen, gewassen.
Het gewas
Alles wat er aan planten groeit.
De humus
Grond waar veel resten van dode planten in
zitten; humus is erg voedselrijk.
ploegen
De aarde omkeren met een ploeg. Ploeg is een
werktuig met scherpe ijzers.
De veeteelt
Een boer die vee houdt. Vee zijn alle dieren op
een boerderij. De boer laar het vee opgroeien en
verdient geld door het vlees, de eieren, de wol of
de melk te verkopen.
voedselarm
Dat er weinig voedsel in de grond zit, weinig
stoffen waardoor planten kunnen groeien.
voedselrijk
Er zit veel voedsel in de grond.
Les 3
Grondsoorten.
Het duinzand
Zand dat dicht bij de zee ligt op lage bergen, de
duinen.
de kalkgrond
Grond waarin veel kalksteen voorkomt.
Kalkgrond is licht van kleur en een beetje
steenachtig.
De kleigrond
Kleigrond is heel voedselrijk, op kleigrond
groeien de gewassen goed.
De leisteen
Donker grijze steensoort, een gesteente dat uit
dunne laagjes bestaat.
De rivierklei
Bruine, een beetje vette grond die bij de rivieren
ligt.
Het stuifzand
Droge grond dat gemakkelijk door de wind
meegenomen wordt.
De veengrond
Vochtige grond die voornamelijk bestaat uit
plantenresten die helemaal verteerd zijn. De
plantenresten zorgen voor veel voedsel in de
veengrond.
De verspreiding
Verdeling.
De zeeklei
Grijze en natte grond. Kleigrond is heel
voedselrijk, op kleigrond groeien de gewassen
goed.
Les 4
Onder de grond.
De boomwortel
Wortel van een boom. Met een wortel haalt een
plant of een boom water en voedsel uit de
grond.
Het hol
Een ruimte onder de grond. Hert wordt gegraven
door het dier.
De mol
Zwart diertje met grote graafpoten dat onder de
grond leeft en daar tunnels graaft.
De molshoop
Een hoopje aarde dat de mol door het graven
omhoog heeft gebracht.
De planteneter
Een dier dat planten eet.
De verzakking
Grond die naar beneden gezakt is.
De woelmuis
Een soort muis, een diertje met een lange staart
dat knaagt aan planten en wortels. Een woelmuis
is ongeveer zeven tot tien centimeter lang en
meestal roodbruin van kleur.
De worm
Een diertje met een lang, dun, rond en heel
buigzaam lichaam; een worm heeft geen
pootjes, maar komt kruipend vooruit.
Les 5
De overstroming.
drassig
Zacht en week door veel water.
Het klimaat
Het soort weer dat bij een land of een streek
hoort.
Het monster
Een klein beetje van iets onderzoeken.
De riolering
Alle rioolbuizen samen.
Het riool
Buis onder de grond waarin het water uit
wasbakken, wc’s en douches, en vaak ook
regenwater wordt afgevoerd.
Het vocht
Vocht is nat, nattigheid, vocht zit ergens in of
op.
De vochtigheid
Nattigheid. Tegenovergestelde van droogte.
waterrijk
Veel water.
Les 6
Licht in de tuin.
bedekt
Verborgen.
fijn
Klein.
grof
Groot.
De lichtval
Hoe het licht ergens opvalt.
omhakken
De stam van een boom met een bijl doorslaan,
zodat de boom omvalt.
sorteren
Uitzoeken en bij elkaar leggen wat bij elkaar
hoort.
verbrokkelen
In kleine stukjes uit elkaar vallen. Het breekt in
kleine stukjes.
zeven
Iets door een zeef laten lopen; een zeef is een
voorwerp waarin kleine gaatjes zitten. De grote
brokken blijven in de zeef liggen.
Download