Antwoorden bij de voelopdrachten

advertisement
NB Deze bladen zijn niet bedoeld voor de leerlingen
Antwoorden bij de voelopdrachten
ORANJE
blz. 1 t/m 5
1. Deze opdracht begint rechts bij de bloemenborder, de oranje I. Dieren uit onze eigen omgeving
met snorharen: kat, hond, mol, muis, konijn, cavia, egel …….
2. Deze opdracht wordt steeds in tweetallen uitgevoerd. Hierbij wordt concentratie gevraagd en er
wordt een beroep gedaan op de tastzin. Als voorbereiding kunt u verschillende planten en
bladeren laten voelen. Er staan naambodjes bij de planten Als het niet lukt de plant terug te
vinden mogen de andere leerlingen de plant natuurlijk aanwijzen.
3. De plant met het vraagteken heet Ezelsoor, hij voelt lekker zacht aan.
4. Bij deze opdracht bedenken de leerlingen allerlei handelingen waarbij ze één of twee handen
gebruiken.
5. Op elke pot past een deksel, maar de potten hebben niet dezelfde afmetingen. Met één hand en
geblinddoekt is dit erg lastig. Hardop tellen hoeveel tijd er voor nodig is.
6. De plaats staat aangegeven als de grote stal, maar het kan zijn dat de dieren in de wei staan of
zelfs dat je er helemaal niet bij kunt (nieuwe regels)
7. Als extra moeilijke opdracht met de ogen dicht een dier tekenen.
8. Met twee handen een opdracht uitvoeren is toch wel sneller en makkelijker zullen ze ontdekt
hebben.
9. Voelen is kijken met je handen. Blinde mensen lezen met hun handen het brailleschrift. In het
kratje zit een voorbeeld.
Antwoorden bij de ruikopdrachten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Antwoorden bij de proefopdrachten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
BLAUW
blz. 6 t/m 8
Bij de varkensstal staat bordje H., de varkens zitten achter een glazen ruit en kunnen goed
bekeken worden.
Bij J is de knaagdierenstal. Hebben varkens en konijnen dezelfde neuzen?
Als we normaal ademen beweegt onze neus nauwelijks. Maar als onze neus een luchtje
opvangt gaan onze neusvleugels wel bewegen om de geur dieper te kunnen opsnuiven.
Op het erf staat een witte stip met bordje B. Er geurt daar van alles
Waarschijnlijk ruiken de leerlingen het meest met de ogen dicht.
We zijn het meest afhankelijk van onze ogen en als je die uitschakelt worden de andere
waarnemingen verscherpt.
In de planten border staan planten waarvan de geuren overeenkomen met de producten in de
doosjes. De dropplant = dropjes, muntblaadjes = pepermuntjes, basilicum = potje pesto De
namen van de planten staan erbij.
Die keuze is niet zo moeilijk.
GROEN
blz. 9 t/m 12
In het vak van de keukenkruiden staat peterselie, selderij, bieslook en citroenmelisse. Met een
klein stukje proeven zullen ze de keukenkruiden wel herkennen. Als er tijd genoeg is kunnen
ze wellicht vertellen op welke plaats de tong aangeeft dat het zuur, zoet, bitter of zout smaakt
En NIET proeven. Wij kunnen niet alles eten. Fel gekleurd valt op in de natuur en die vruchten
willen gegeten worden omdat op die manier hun zaden verspreid worden. De fel gekleurde
insecten daarentegen stralen uit dat ze vies smaken of ontzettend giftig zijn.
Sommige bessen of blaadjes moeten wij niet proeven terwijl vogels die besjes kunnen eten
zonder er last van te hebben. Zij hebben een andere stofwisseling dan mensen.
Alleen Vingerhoedskruid, Liguster en Gevlekte aronskelk zijn ergens op het terrein te vinden.
Hier wordt voornamelijk met de kaarten en sterke verhalen gewerkt.
Hier zal ieder kind zijn eigen ervaring vertellen.
Bij deze vraag bedenken de leerlingen of ze weten hoe iets zal smaken door er alleen maar
naar te kijken. Kennen ze de uitdrukking : het water loopt me in de mond? De speekselklieren
gaan werken door bijvoorbeeld de heerlijke geur van pasgebakken brood.
Antwoorden bij de luisteropdrachten
1
2
3
4
5
Antwoorden bij de kijkopdrachten
1
2
3
ROOD
blz. 13 t/m 15
De luisteropdracht is in de Bijentuin. Het is hier lekker rustig. Welke geluiden worden
veroorzaakt door de mens en welke niet? Welke geluiden overheersen?
Met een zintuig minder wordt geconcentreerder geluisterd
Kijken en luisteren bij de bijen, er is een duidelijk verschil tussen bijen en wespen in kleur,
maar zeker in gedrag. Bijen zoemen, wat doen hommels?
Er zijn meer geluidmakende insecten, bijvoorbeeld krekels. Hier kan een geluidenspel gedaan
worden met de raspen uit het doosje. Ze mogen een sprinkhaanritme bedenken.
Het mooiste sprinkhaan ritme wordt opgeschreven.
GEEL
blz. 16 t/m 18
In de boomgaard zijn een aantal voorwerpen verstopt. De leerlingen worden gestimuleerd om
goed te kijken. Er hangt een appel, plastic insect, kleerhanger, potje honing, pakje appelsap,
potlood, wasknijper, lege ballon, plastic fruit en een loepje.
Hier liggen fotokaarten met verschillende dieren erop.
1. de kameleon
2. een wandelend blad
3. een zweefvlieg
4. een kokerjuffer
Deze activiteit is in de kleine beestjes tuin bij F. Hier kan onder stenen en hout naar beestjes
gezocht worden. Pissebedden, mieren, regenwormen en allerlei torretjes. Er zijn loeppotjes en
zoekkaarten om de beestjes goed te kunnen bekijken
Download