Handel en marketing hoofdstuk 9

advertisement
De internationale handel in beeld.
1


De wereldhandel is ook gegroeid doordat de
WTO (Wereldhandelsorganisatie) ervoor heeft
gezorgd dat wereldwijd de invoerrechten naar
beneden werden gebracht.
Ook de totstandkoming van de EU heeft een
impuls gegeven aan de wereldhandel. (blz
103)
2


Hoe belangrijk internationale handel is kun je
zien door de waarde van de import en de
export van goederen uit te drukken als
percentage van het Bruto Binnenlands
Product.
Het BBP is de waarde van alle goederen en
diensten die in een periode in een land
worden verdiend. (blz 104)
3

Totale invoer goederen
Totaal BBP
x 100% =
(blz 104)
4

Totale uitvoer goederen x 100% =
Totaal BBP
(blz 104)
5

Hoge quoten betekenen dat er sprake is van
een open economie. Er is een intensief
handelsverkeer met het buitenland.
(blz 104)
6



De mate waarmee een land vanuit de
opbrengst van de uitvoer de invoer kan
betalen.
De formule dekkingspercentage:
uitvoerwaarde
invoerwaarde
x 100% =
(blz 104)
7



1) Toenemende handel in industriële
producten. (blz 104)
2) Het grootste deel van de handel vindt
plaats tussen geïndustrialiseerde landen.
3) Een toenemende invloed van internationale
handel via internet = E-commerce. Zowel
b2b, b2c, b2a. (blz 105)
8


4) Groei van de intra-industriële handel. (zie
voorbeeld op bladzijde 105). Een land
importeert én exporteert producten uit dezelfde
sector. Bij inter-industriële handel is er handel
tussen twee verschillende sectoren van de
economie.
5) Veranderende betekenis van bepaalde landen
op de internationale markt. (Deze landen hebben
vaak een handelsoverschot.)
(blz 104-105)
9

Een positief saldo op de handelsbalans omdat
de uitvoer van goederen hoger is dan de
invoer van goederen. (blz 105)
10
Exportproducten van Nederland:
Machines, groente, fruit, vleesproducten,
chemische producten, aardolieproducten en
aardgas.

Dienstverlening naar buitenland: transport,
bankzaken, verzekeringen en toerisme.
(blz 106)
11

Importproducten: tarwe, mais, koffie,
veevoeder, ruwe aardolie, halffabricaten
(papier, ijzer, staal en andere metalen),
kleding en machines.
(blz 106)
12


De economische ontwikkelingen van de
landen waarmee Nederland zaken doet.
(bijvoorbeeld Duitsland).
De koersen van de andere munten dan de
Euro. Dit is vooral van belang voor het
zakendoen met landen buiten de EU. (blz
106)
13
De internationale handel is nodig omdat:


Niet ieder land in staat is om zelf in haar
behoeften te voorzien.
Producten in het ene land goedkoper kunnen
worden geproduceerd dan in het andere land.
Er zijn kostenverschillen.
( blz 106)
14

Door kostenverschillen gaan landen zich
specialiseren. Ze specialiseren zich in die
industrieën waarbij veel gebruik wordt
gemaakt van de productiefactoren die veel in
dat land aanwezig zijn. ( Dit kan alleen maar
als er handel is tussen landen.)
De productiefactoren zijn natuur, kapitaal en
 arbeid (blz 107)
15
Naast de verschillen in kosten wordt de handel ook
beïnvloed door:
-
Wat mensen mooi, lekker vinden.
-
Door de politiek, geloof, oorlogen e.d.
(blz 107)
16


Bij absolute kostenverschillen reken je alleen
het verschil in kosten uit in geld.
Bij comparatieve kostenverschillen reken je
uit welk land het product verhoudingsgewijs
het goedkoopst kan maken.
(zie bladzijde 108/109)
17
Of er gekocht/ verkocht wordt in het
buitenland wordt ook bepaald door:
- kosten van transport, verzekeringen etc.
- koopgedrag van de mensen wordt onder
andere beïnvloed door reclame.
- wisselkoersen.
- overheidsmaatregelen.
- gewenst rendement van investeerders
(blz 110)

18
Download