Aantekeningen hfdst 4 HV

advertisement
Aantekeningen H4 H/V
Lezen
Zoekend lezen
Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst, bijvoorbeeld wanneer de bibliotheek open is
of waar de uitleg staat van een moeilijk woord. Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen.
Je zoekt alleen het stukje tekst dat je nodig hebt. Dat noem je zoekend lezen. Als je de
plek gevonden hebt waar het om gaat, ga je precies lezen.
Zo lees je zoekend:
• Bekijk titels en tussenkopjes om je antwoord snel te vinden.
• Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept). Let ook op
opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes enzovoort), tabellen,
grafieken en afbeeldingen.
Woordenschat
Woordraadstrategie zoek een tegenstelling
De betekenis van een onbekend woord in een tekst wordt soms duidelijk door een
tegenstelling: een woord met een tegengestelde betekenis.
Voorbeeld:
–Deze vruchtensap is troebel, maar die frisdrank is helder.
Troebel is een tegenstelling van helder en betekent ondoorzichtig, niet helder.
Zo’n tegenstelling wordt soms aangegeven door een signaalwoord, zoals
maar, toch, niettemin, evenwel, anderzijds, aan de andere kant.
Zo herken je tegenstellingen
• De tegenstelling heeft een voorvoegsel: schuldig ↔ onschuldig; legaal ↔ illegaal;
direct ↔ indirect; mobiel ↔ immobiel.
• De tegenstelling heeft een ander voorvoegsel: hoogachten ↔ minachten;
voorspoed ↔ tegenspoed; zich gedragen ↔ zich misdragen.
De tegenstelling kan ook een heel ander woord zijn: bevestigen ↔ ontkennen;
stijging ↔ daling; vraag ↔ aanbod; relevant ↔ onbelangrijk.
Grammatica zinsdelen
Lijdend voorwerp
Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer
zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv).
Het lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat ‘overkomt’
of ‘ondergaat’. De persoon die iets ‘overkomt’ of het voorwerp dat iets ‘ondergaat’, is het
lijdend voorwerp.
Voorbeeld:
–Jannita (ow) heeft haar klasgenote (lv) gepest via msn. (haar klasgenote
wordt gepest)
–Wanneer stuur je (ow) de brugklasouders de nieuwsbrief (lv)? (de nieuwsbrief
wordt gestuurd)
Zo vind je het lijdend voorwerp
1 Noteer eerst onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2 Stel dan de vraag: Wat (soms: Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? Het
antwoord op
die vraag is het lijdend voorwerp. Voorbeeld:
– Wat stuur je de brugklasouders?
antwoord = de nieuwsbrief, dus: lv = de nieuwsbrief
Tip: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij,
in, langs, naast, onder, op, over, voor enzovoort)
Grammatica woordsoorten
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst iets aan. Dit zijn aanwijzende
voornaamwoorden: deze, die, dit, dat.
Voorbeeld: Die jongen is veel ouder dan dat meisje.
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan,
maar het kan ook alleen staan. Je kunt het zelfstandig naamwoord er dan soms
wel achter denken.
Voorbeeld: Deze hond luistert beter dan die (hond). Dat vind ik vervelend!
Let op:
1 De woorden dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt
vervangen door dit en deze, anders niet.
2 Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen, daarover,
daarlangs) zijn geen aanwijzend voornaamwoord.
Vragend voornaamwoord
Een vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat meestal aan het begin van een
vraag. Dit zijn vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Voorbeelden:
– Wie loopt daar in de verte?
– Naar welke tv-zender kijk jij het liefst?
Soms staat het vragend voornaamwoord aan het begin van een zin die gemaakt
is van een vraag:
– Hij vroeg [wie daar liep in de verte].
– Hij vroeg [naar welke tv-zender ik het liefst keek].
Let op: woorden als waar, waarheen, wanneer en hoe zijn géén vragende
voornaamwoorden.
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) duidt iemand of iets aan,
maar zegt niet precies over wie of wat het gaat: iemand, niemand, iedereen, men,
menigeen, het, (zo)iets, je, niets, alles, ieder(e), elk(e), menig(e), wat, (een) zekere,
ene, een of ander(e).
Je kunt de onbepaalde voornaamwoorden het best uit je hoofd leren.
Drie lastige gevallen:
1 Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent:
– Tegenwoordig kun je beter geen lifters meenemen.
2 Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent:
– Jullie gaan vast wel wat leuks doen in de vakantie.
3 Het woordje het is onbepaald voornaamwoord als het niet naar iets verwijst,
maar bijvoorbeeld tijd, weer of sfeer aangeeft:
– Het is vijf uur, het stormt buiten en daardoor is het binnen extra gezellig.
Spelling
Meervouden op -s
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en. Maar er
zijn ook veel zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -s:
– vogel → vogels; trainer → trainers; halte → haltes; auto → auto’s
Zo maak je een meervoud op -s
Vaak hoef je alleen maar een -s achter het woord te zetten:
– tafel → tafels; computer → computers; abonnee → abonnees
Soms moet je een apostrof (‘) voor de s schrijven. Dat doe je bij woorden op -a,
-o, -u, -i of -y, zoals:
–agenda → agenda’s; polo → polo’s; accu → accu’s; mini → mini’s; hobby →
hobby’s
Bij afkortingen maak je het meervoud ook met apostrof-s (‘s):
– mp3’s, F16’s, BMW’s, toa’s
Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie samenklinkende klinkers,
schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast:
– bureau → bureaus; milieu → milieus; bijou → bijous; boy → boys; essay →
essays; gnoe → gnoes; injectie → injecties. Maar: radio’s, alinea’s, want hier klinken de
klinkers niet samen: ra-di-o, a-li-ne-a.
Voltooid en onvoltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Als
het voltooid deelwoord in het gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm bij
van zijn, hebben of worden:
– Mijn zus is vertrokken.
– Ik heb hard gewerkt.
– De brug wordt hersteld.
Behalve het voltooid deelwoord bestaat er ook een onvoltooid deelwoord (od):
– Ik ga meestal fietsend naar school.
Zo schrijf je het voltooid en het onvoltooid deelwoord
Sommige werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat op -en eindigt. De
spelling van deze woorden levert geen bijzondere problemen op:
– (zij is) bevallen, (wij hadden) gegeten, (jij werd) herkozen
Andere werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat op -d of -t eindigt. In
dat geval gebruik je de verlengproef om de laatste letter te vinden:
– Je hebt je verslik…. Het is verslikte, dus je schrijft: verslikt.
– Ik was verdwaal…. Het is verdwaalde, dus je schrijft: verdwaald.
Het onvoltooid deelwoord is het hele werkwoord met -d of -de erachter:
– lopend(e), fietsend(e), schreeuwend(e), zuchtend(e), aarzelend(e)
Formuleren
Verwijswoorden
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
– Johan komt morgen wat later. Hij moet eerst naar gitaarles.
– Ik ben mijn horloge kwijt. Hebben jullie het ergens gezien?
Hij verwijst naar Johan. Het verwijst naar horloge.
Zo gebruik je verwijswoorden
Voorbeelden:
– Zodra ik deze dans (m) zag, wilde ik hem (→ dans) meteen leren.
– De regering (v) wilde haar (→ regering) bezuinigingsmaatregelen niet terugdraaien.
– Het programma (o) heeft zijn (→ programma) aantrekkelijkheid verloren, zodat
het → programma) binnenkort van de buis verdwijnt.
Woordenlijst
acuut
associëren
autochtoon
averechts
bevestigen
boeiend
defect
diender
een beroep doen op
delict
handhaven
illegaal
imago
immobiel
indirect
irrelevant
juridisch
justitie
kruimeldief
leedvermaak
legaal
minderjarig
ongemoeid laten
onopgehelderd
ontkennen
op z'n hoede
opbiechten
oppervlakkig
overeenkomst
proces-verbaal
recherche
reconstructie
relevant
signalement
surveilleren
toedracht
tolerant
troebel
vergrijp
wantrouwen
onmiddellijk
in verband brengen
oorspronkelijk
tegenovergesteld
zeggen dat het klopt
interessant
kapot
politieagent
verzoeken
misdrijf
in stand houden
niet legaal
beeld dat van iets of iemand bestaat
niet mobiel
niet direct
niet relevant
rechtskundig
de rechterlijke macht
iemand die kleine vergrijpen pleegt
plezier om de pech van een ander
toegestaan
nog niet volwassen
met rust laten
niet opgelost
zeggen dat iets niet waar is
oplettend
iets eerlijk vertellen
niet uitvoerig
iets wat hetzelfde is
verslag van een overtreding
politieonderdeel dat misdrijven onderzoekt
nagespeeld misdrijf
van belang
beschrijving van het uiterlijk
toezicht houden
manier waarop iets gebeurd is
niet zo streng
ondoorzichtig
strafbaar feit
gebrek aan vertrouwen
de klos zijn
een oogje dichtknijpen
iemand in de kaart spelen
iets naar zijn hand zetten
in de kraag grijpen
in het geding zijn
de hand over het hart strijken
op heterdaad betrapt worden
op zijn kerfstok hebben
over de schreef gaan
tegen de lamp lopen
twee handen op één buik
uit de doeken doen
uit de hand lopen
van de hand in de tand leven
zijn hand ervoor in het vuur durven
steken
zoden aan de dijk zetten
het slachtoffer zijn
iets tolereren
iets doen waar een tegenstander voordeel
van heeft
krijgen zoals je het hebben wilt
arresteren
onderwerp van bespreking zijn
voor één keer toestaan
betrapt worden bij het plegen van een
vergrijp
op zijn geweten hebben
te ver gaan
betrapt worden
mensen die partij trekken voor elkaar
verklaren
erger worden
meteen opmaken wat je verdiend hebt
er een eed op durven doen
effect hebben
Download