ARBEID & ENERGIE 1 WERELD ENERGIE PROBLEEM 2 ARBEID EN ENERGIE 3 REKENEN AAN ENERGIE 4 SJOELEN 5 EXTRA SOMMEN Co BTn WEP WEP 1 WERELD ENERGIE PROBLEEM CLUB VAN ROME 1972 GRENZEN AAN DE GROEI Dennis Meadows: modeldenken 5 variabelen: zie figuur Ineenstorting wereldsysteem Voorspellingen kwamen niet uit: Modellen veel en veel te simpel ENERGIE-PROBLEEM Sites energie bedrijven http://www.energyvalley.nl/ http://www.ecn.nl http://www.energie.nl/ Sites actiegroepen http://www.milieudefensie.nl/ http://www.greenpeace.nl/ http://www.milieucentraal.nl/ Fossiele brandstoffen CARBOON (360-286 x106). Moerassen met afstervend leven wordt GAS, OLIE en STEENKOOL GEOLOGIE = wetenschap van de (geschiedenis van de) aarde Talloze ijstijden en zeespiegelstijgingen Nieuwe lagen bovenop organisch materiaal Olie en gas ingepakt onder afsluitende lagen Fossiele brandstoffen: olie Voordelen • Goedkoop Nadelen • Sterk broeikaseffect • Hoge milieubelasting bij winning • Afhankelijk regio (Midden Oosten) • Raakt op • Steeds moeilijker winbaar Fossiele brandstoffen:gas Voordelen Goedkoop Nadelen Broeikaseffect Sterk afhankelijk van MO Raakt op Steeds moeilijker winbaar 1959 ontdekking aardgasbel bij Slochteren Nederland werd energie-exporterend land enorme opbrengst (ca 150 miljard euro) Na ontdekking Slochteren 1000den km pijpleiding in Nederland aangelegd Fossiele brandstoffen: kolen Nederland slot zijn mijnen in 1965, Minister Joop Den Uyl Voordelen • Goedkoop • Enorme voorraden • Onafhankelijk van een regio Nadelen • Zeer sterk broeikaseffect • Hoge milieubelasting bij winning zonne-energie zonnecellen californie Voordelen • Schoon • Raakt nooit op • Onafhankelijk Nadelen • Duur • Gering vermogen • Verpest landschap 2 soorten techniek 1 Zonnecellen op dak (duur, lokaal) 2 Concentrated Solar Power (goedkoop, centraal) frankrijk australie Hydraulische energie 14 MW LINNE MAAS Voordelen • Schoon • Raakt nooit op • Onafhankelijk Nadelen • Duur • Gering vermogen • Verpest landschap? Wind energie Voordelen • Schoon • Raakt nooit op • Onafhankelijk Nadelen • Rendementsprobleem • Duur • Gering vermogen • Verpest landschap? Kernsplijting 90 143 1 n 235 U Kr Ba 3 92 38 54 0n 1 0 Borsele Voordelen • Kernenergie is goedkoop • Onafhankelijk Midden-Oosten • Produceert geen broeikasgassen Dodewaard Nadelen • Radioactief afval als restproduct • Eeuwenlange bewaking Kernfusie (ITER Frankrijk) Voordelen • Geen broeikasgas! • Waterstof onuitputtelijk • grote hoeveelheden energie Nadelen • Winning erg duur • Zit nog in ontwikkeling fase Gegevens van ITER Totale hoogte: 24 meter Totale doorsnede: 30 meter Plasmastroom: 15 - 17 mega-ampère Hoofdstraal tokamak: 6,2 meter plasmastraal: 2,0 meter toroïdaal magneetveld op de as: 5,3 tesla Levensduur plasma: 500 tot 1000 seconden Energievermenigvuldigingsfactor: 10 Nominaal fusievermogen: 500 - 700 megawatt Bouwkosten: 5 miljard euro http://www.fusie-energie.nl/ Brandstofcel Voordelen • Geen afvalstoffen • Geen fossiele brandstof nodig • Werk ook op methanol Nadelen • Katalysator Platina duur • Waterstof productie kost veel energie Biomassa 1 Vergisting 2 Vergassing 3 Pyrolyse 4 Verbranding 5 Bio-olie Voordelen • Geen broeikaseffect • Geen afvalstoffen • Duurzaam Nadelen • Ruimtebeslag • Arbeidsintensief dus duur Aardwarmte Voordelen . Geen afval stoffen . duurzaam Nadelen . Centrales kan bij ons niet (wel 40.000 warmte pompen) . Dure installaties stoomafval Trends volgens Al Gore Nieuw: winning uit schalie Schalie voorraden plenty! ARBEID & ENERGIE 2 ARBEID EN ENERGIE spiekbriefje def arbeid W=F.Δs def energie vermogen om arbeid te verrichten 1e hoofdwet (E-behoud) Evoor = Ena 2e hoofdwet (warmte) bij elk proces is warmteverlies Etotaal Enuttig + Q vermogen P=W/t def rendement η = (Enuttig / Etotaal).100% Kinetische Zwaarte Veer Warmte Energie Energie Energie Q = Fw. Δs Ekin = ½ mv2 Ez= mgh Eveer = ½cu2 Definitie arbeid rolschaatsen gaat van zelf geen ARBEID Een massa optillen kost moeite wel ARBEID En wel meer moeite naarmate (1) Kracht F groter is (2) Afstand Δs groter is Definitie arbeid Kracht F die verplaatsing Δs veroorzaakt verricht arbeid W = F.Δs Vbn 1 VERHUIZEN piano optillen naar 4e verdieping van grachtenpand m = 500 kg, h = 15 m. Fz = m.g Fspan = Fz = 500 (kg) x 10 (N/kg) = 5 000 (N) Wz = Fz.h Wz= 5 000 (N) x 15 (m) = 75.000 (Nm) Wz = 75 . 000 (Joule ) = 75 (kJ) Fietsen en Hardlopen Vbn 2 FIETSEN Bij fietsen moet je arbeid leveren om de (lucht en rol)wrijving te overwinnen. Stel dat deze wrijving 15 (N) bedraagt A Hoeveel arbeid kost dan een ritje van 10 km? Wfietsen =F.Δs =15 (N).10.000 (m) = 150.000 (Nm of J) = 150 (kJ) Vbn 3 HARDLOPEN Hardlopen is vooral zwaar omdat je je lijf elke stap moet optillen: stel dat je de 10 km holt in stappen van 80 cm en dat je lijf van 60 kg elke stap 10 cm moet worden opgetild. Gegeven is dat een broodje kaas 200 kJ levert. A Hoeveel arbeid kost dan die 10 km? Wstap=F.Δs =600 (N).0,10 (m) = 60 (J) dus W10 km= n.Wstap=(10.000/0,80)x60 =12.500x60 = 750 000 (J)=750 (kJ) B En nu als je ook nog een constante tegenwind van 10 (N) ondervindt? Wwind=F.Δs =10 (N)x10.000 (m) = 100.000 (J)=100 (kJ) dus W lopen = W10km +Wwind= 100 +750 =850 (kJ) C Hoeveel broodjes kaas kosten die 10 km? Dat worden er 850 /200= 4,25, even meer dan 4 dus! Vermogen W P t Of je moe wordt van hardlopen of fietsen hangt af van de tijd die er voor nodig is. Wie veel vermogen moet leveren krijgt hartkloppingen! Definitie VERMOGEN P Het vermogen is de arbeid die er per seconde verricht wordt Vbn 4 DE HARDLOPER EN DE FIETSER Een snelle fietser doet de 10 km in 1000 sec een langzame in 3000 sec. Zoals je weet kost 10 km fietsen 150 kJ. A Bereken voor beide fietsers het geleverd vermogen in Watt (J/s). Psnel 150.000( J ) 150.000(J) 150(W ) Ptraag 50(W) 1000( s) 3.000(s) Een snelle loper doet de tien km in 40 minuten, een langzame in 60 minuten. Je weet nog dat 10 km hollen 850 kJ kost? B Bereken voor beide lopers het geleverd vermogen in Watt (J/s). Psnel 850.000( J ) 850.000(J) 354(W ) Ptraag 236(W) 40 x60( s) 60x60(s) definitie energie met ENERGIEBRONNEN Hout Kolen Gas Olie Zon Atoom Wind Water Plant kun je machines laten werken! Definitie ENERGIE Energie is het vermogen arbeid te verrichten Ech W + Q Energie Arbeid + Warmte Vbn 5 WARMTEMACHINE Met bovenstaand warmte machine (rendement van 25%) wordt een massa van 200 kg over 10 m opgetild. A Hoeveel chemische energie zat er in de energiebron? W=F.Δs=2000 (N).10(m) = 20 000 (J) = 20 (kJ) Rendement 1/4 dus Ech =4.W =4.20(kJ)=80(kJ) B De bron was olie (20 MJ/kg): hoeveel gram olie is er gebruikt? 1 kg levert 20 MJ dus 1 gr levert 20 kJ Nodig is dus 80/20 = 4 gram olie Perpetuum mobile CAPILLAIRE WERKING Glas trekt water aan Water kruipt omhoog in buisje Bochtje om: kraan druppelt Turbine draait en levert elektriciteit DYN Wat is de fout !?!?!? ??? 1830 E elek PM bestaat niet PERPETUUM MOBILE = eeuwige beweger energie lijkt uit het niets te ontstaan Inzicht in Energie-behoud WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE (1) Machines hebben brandstof nodig (2) Energie kan nooit zo maar ontstaan of verdwijnen (3) Bij elk proces geldt Evoor = Ena Perpetuum mobile in soorten en maten Vbn 6Wat is het idee en wat is de fout? Rendement η E nuttig Etotaal Niet alle energie die je tot je beschikking hebt is nuttig te gebruiken. Vaak is er maar een bepaald deel nuttig. Denk aan je bromfietsbenzine: een deel wordt verslingerd aan het verwarmen van je motorblok, dat is niet nuttig. Echemisch Wbrommer + Q benzine arbeid + warmte Definitie RENDEMENT Het rendement van een machine is het nuttig deel van de verbruikte energie Vbn 7 BROMMER RIJDEN Een brommer ondervindt een wrijving van 150 N. In een liter benzine zit 30 MJ aan energie. Het rendement van de motor is 10 %. A Hoeveel arbeid verricht de motor met 1 liter benzine? Rendement 10% Wbrommer = 0,10xEchemisch = 0,10x30 = 3 (MJ) B Hoeveel km rijdt zo’n brommer dus op 1 liter? W = FxΔs afgelegde weg Δs = W/F Δs = 3 000 000 (Nm)/ 150 (N) = 20.000 (m) = 20 (km) Zwaarte-energie Ez = mgh Vbn 8 WITTE STEENKOOL In België heb je heel veel stuwmeren waar men de zwaarte-energie van water in elektrische energie omzet, door het water op turbines te laten vallen. In Robertville valt er per seconde 100 m3 water vanaf 60 m hoogte omlaag. Gegeven: ηcentrale = 25%, ρwater = 1000 kg/m3. A Hoeveel zwaarte-energie wordt er per seconde gebruikt? vallende watermassa per seconde m = 100 x 1000 = 1,0 x 10 5 (kg/s) zwaarte energie Ez = m.g.h = 1,0x105 (kg/s)x10(m/s2)x60 (m) dus beschikbaar is Pz = 6,0 x 107 (J/s) = 60 (MW) B Hoeveel elektrische energie ontstaat daar er per seconde in de centrale? Rendement 25% Pelek = 0,25. Pzwaarte = 0,25 x 60 = 15 (MW) C Hoeveel 40 W lampen kunnen er tegelijkertijd op deze centrale branden? Veel: 15.000.000 / 40 = 375.000 lampen tegelijkertijd Kinetische energie Ekin =½mv2 Vbn 9 WINDMOLENS Overal in Noord-Holland staan windmolens, die de kinetische energie van lucht omzetten 50 in elektrische energie. De getekende cilinder m2 gaat in 1 seconde door wiekoppervlak A. Gegeven: vwind = 12 m/s, wiekopp. A = 50 m2, 12 m/s ρlucht = 1,3 (kg/m3) en ηmolen = 20%. A Bereken de massa van de lucht in de getekende cilinder. V = h . A = 12 (m) x 50 (m2) = 600 (m3) m = ρ . V = 1,3 (kg/m3) x 600 (m3) = 780 (kg) B Hoeveel Joule is er per seconde beschikbaar aan kinetische energie? Elke seconde geeft zo’n cilinder lucht de kinetische energie af: Ekin = ½mv2 = ½.780 (kg) . 122 (m2/s2) = 56.160 56 x103 (J) C Hoeveel elektrisch vermogen ontstaat hieruit? Rendement 20% Pel = 0,20 Pkin = 0,20 x 56 = 11,2 (kJ/s oftewel kW) Veer-energie Eveer = ½cu2 In een katapult zit veer-energie, je kunt er projectielen mee wegschieten. Hoe snel die uiteindelijk gaan hangt af van de sterkte van de veer en van de massa van het projectiel . Definitie VEERSTERKTE c= F/u De sterkte van een veer is de kracht nodig voor een rek van 1 meter Vbn 10 KATAPULT Het 80 cm uitrekken van een katapult kost 160 N. Met de katapult wordt een steentje van 20 gram weggeschoten. A Bereken de sterkte van de veer. c = F / u = 160 (N) / 0,80 (m) = 200 (N/m) B Bereken de veerenergie van de katapult. Eveer=½cu2= ½.200.0,82 = 64 (J) C Toon aan dat de beginsnelheid van het steentje 80 m/s is. Eveer Ekin dus 64 = ½mv2 = ½0,020 v2 v2 = 6400 v = 80(m/s) D De steen raakt 30 m hoger het raam, bereken met welke snelheid dat is. Omzetting opstijgen: Ekin Ekin’+ Ez dus ½mv2 =½mw2 + mgh w2 = v2 – 2.g.h = 802 – 2.10.30 = 6400 – 600 =5800 dus w = √5800 = 76 m/s Warmte Q = Fw. Δs Bij bijna alle natuurkundige processen treedt wrijving op, er ontstaat warmte. Warmte is de arbeid van de wrijvingskracht op remweg Δs, Q = Fw.Δs Vbn 11 AQUA VITE! In pretpark Duinrell in Wassenaar staat de attractie Aqua Vite, waarvan je net een foto zag. Zeg dat je vanaf 6,0 m hoogte met je boot over een met water besproeide baan langs een 10 m lange baan omlaag glijdt. Daarna kom je in de rembak na 4 m tot stilstand. Je massa is 60 kg (met boot en al!). A Bereken de snelheid beneden als er geen wrijving op de baan zou zijn. Wrijvingsloos omlaag: Ez Ekin dus mgh = ½mv2 v2 = 2.g.h v = √2gh = √2x10x6 = √120 = 10,9 (m/s) Die snelheid is te hoog: er was wel wrijving op de helling namelijk 100 N B Bereken opnieuw de snelheid beneden aan het begin van de waterbak Met wrijving is de omzetting: Ez Ekin + Q dus mgh = ½mw2 + FΔ.s 60.10.6 = ½.60.w2+100.10 3.600 = 30w2 +1.000 w = √(2600/30) = 9.4 (m/s) C Bereken uit deze lage snelheid de remkracht van het water op het bootje. Omzetting bij remmen: Ekin Q dus ½mw2 = Fw Δs. Invullen: ½.60.9,42 = Frem . 4 2.600 = Frem.4 Frem = 650 (N) Zwaarte-energie Hoeveel energie bezit massa m op hoogte h ? Stel dat een verhuizer de massa via een katrol optilt, dan wordt de arbeid van de spankracht die de verhuizer levert omgezet in zwaarteenergie: W Ez Dus Ez = Fspan . Δs Volgens de traagheidswet zijn de spankracht en de zwaartekracht gelijk, Ez = Fz .h, dus Ez = m.g.h! Ez=mgh kinetische energie Ekin = ½mv2 kinetische energie v m Ekin W Ekin F .s Ekin m .a .s Ekin m . v .s t Ekin m .v . s t Ekin m .v .vgem Ekin m .v . 21v Ekin 21 mv 2 remarbeid vgem Frem remweg Δs definitie arbeid tweede wet van Newton: F=m.a definitie versnelling volgorde vermenigvuldigen en delen definitie gemiddelde snelheid helft van topsnelheid Veer-energie Eveer =½cu2 Fduw Fduw u Fmax u Als je een veer induwt dan is er energie in opgeslagen, want zo ‘n veer kan een massaatje wegschieten (katapult). De opgeslagen veerenergie is gelijk aan de geleverde arbeid tijdens het induwen, de oppervlakte onder de grafiek: Wduw Eveer dus Eveer = <Fduw>.u Eveer = ½Fmax.u Eveer = ½.cu.u Eveer = ½cu2 ARBEID & ENERGIE 3 REKENEN AAN ENERGIE Sommen maken met energie Met energieomzettingen zijn veel problemen op te lossen: Een projectiel verlaat het kanon met snelheid v = 100 m/s, om op hoogte h = 100 m een vijandelijke helikopter met onbekende snelheid w te treffen. Hoe groot is die snelheid w? 1 plaatje met gegevens maken 2 energie-omzetting opschrijven Bij het opstijgen vermindert Ekin omdat Ez stijgt. Dus Ekin Ez + Ekin beneden boven 3 formule maken met E-behoud ½mv2 = mgh +½mw2 w massa wegdelen en x 2 v2= 2gh + w2 4 en reken dan uit wat je nodig hebt w2= v2 – 2gh v Invullen levert w = √(1002 – 2x10x100) = √8.000 = 89,4 m/s I DIVERSE WORPEN A Van top van de toren tot het hoogste punt vermindert de kinetische en vermeerdert de zwaarte-energie, dus E kin E z E z ' E kin 1 2 w mv 2 mgh 12 mw2 mgH (x2, gedeeld door m) v 2 2 gh w 2 2 gH (invullen) v 20 2 x10 x 45 w 2 x10 x60 2 2 H 400 900 1300 w 1200 2 h w 100 10(m / s ) B Van top tot bodem wordt alles kinetische energie, dus beide eindsnelheden zijn gelijk, namelijk E kin E z E kin 1 2 mv 2 mgh 12 mw 2 v 2 2 gh w 2 v h w 2 20 2 2 x10 x 45 1300 w 1300 36,1(m / s ) ww II MET PIJL EN BOOG SCHIETEN A Sterkte boog F 350N c 437,5 4,4x 102 (N / m ) u 0,80m B Opgeslagen veer-energie 1 Eveer 21 cu 2 438x 0,82 140(J ) 2 C Helft hiervan wordt kinetische energie, dus 1 E kin 70(J ) 21 mv 2 x 0,200xv 2 v 2 700 v 700 26,4(m / s ) 2 D De kinetische energie van de pijl wordt omgezet in zwaarte-energie, E kin 1 v2 26,42 2 2 E z dus mv mgh v 2 gh h 34,8(m ) 2 2 g 2x 10 E Bij het opstijgen vermindert de kinetische energie omdat de zwaarteenergie groeit, E kin E z E kin dus 1 2 mv 2 mgh 21 mw 2 w 2 v 2 2 gh 26,4 2 2x 10x 20 297 w 17,2(m / s ) III MAFFE VISSEN A Het vernietigen van de boot door de vis is te zien als het omzetten van kinetische energie in warmte, je kunt de remkracht berekenen uit de deukdiepte via de energie-omzetting: E kin Q dus 1 2 mv 2 Frem s 0,5 x 200 x112 Frem x0,80 1.210 0,80 Frem Frem 1.2100 / 0,80 1.5 x10 4 ( N ) B Voor het remmen van de vis door het koord geldt dezelfde omzetting: Ekin Q dus 1 2 mv2 Frem s 0,5 x10 x112 800 xs 605 800 xs s 605 / 800 0,76(m) IV AQUA VITE A Bij het omlaag glijden zonder wrijving wordt zwaarte-energie in kinetische energie omgezet E z E kin dus mgh 21 mv 2 v 2 2 gh 2x 10x 8 160 w 160 12,6(m / s ) B Met wrijving ontstaat er op de helling warmte zodat de kinetische energie en dus de snelheid lager uitkomen E z E kin Q dus mgh 21 mw 2 Fw s mgh 21 mv 2 Fw s 100x 10x 8 0,5x 100x 10,82 Fw x 10 8000 5832 10Fw Fw 2.168 / 10 217(N ) C Remmen betekent dat er warmte ontstaat uit de kinetische energie E kin Q dus 1 2 mv 2 Frem s 0,5x 100x 10,82 Frem x 6,55 5.832 6,55Frem Frem 5.832 / 6,55 890(N ) V FLIPPEREN A Eerst veersterkte c uit rek u en benodigde kracht F: c B F 40( N ) 40( N ) 2000( N / m) u 2(cm) 0,02(m) Bij lanceren wordt veerenergie omgezet in kinetische energie Eveer Ekin dus 1 2 cu 2 12 mv 2 1 0,05v 2 0,4 0,025v 2 2 v 2 0,4 / 0,025 16 v 16 4,0(m / s) 1 2 2000.0,02 2 C De kast staat schuin, er ontstaat dus zwaarte energie uit kinetische energie Ekin E z Ekin ' dus 1 2 mv 2 mgh 12 mw2 w2 v 2 2 gh 4 2 2 x10 x0,10 14 w 14 3,7(m / s) VI A WINDMOLEN De cilinder lucht die de wieken per seconde passeert heeft als volume V / t v. A 7(m / s) x10(m2 ) 70(m3 / s) en dus als massa m / t .V / t 1,3(kg / m3 ) x70(m3 / s) 91(kg / s) B Het in- en uitkomende vermogen volgend uit de kinetische energie in de lucht m Pin 1 2 vin2 0,5 x91x7 2 2230( J / s ) t m 2 Puit 12 vuit 0,5 x91x32 410( J / s) t C Rendement is nuttig deel, dus: Pnuttig Pin Pin Puit 2230 410 0,82 Pin 2230 Het rendement is maximaal 82% 4 SJOELEN Co BTn SJOELEN Energiebehoud: Lanceren Remmen Botsen Evoor = Ena Eveer Ekin Ekin -> Q Ekin,wit Ekin,wit’’ + Ekin,zwart’’ A veersterkte Trekken met de Newtonmeter levert de benodigde kracht F bij een rek u: de sterkte c F = 0,66 (N) u = 4 cm F 0,66(N ) c 16,5(N / m ) u 0,04(m ) F u u F c cgem (cm) (N) (N/m) (N/m) 1 0,13 13,0 2 0,32 16,0 3 0,50 17,7 4 0,66 16,5 5 0,85 17,0 17 B Wrijvingskracht meten Remweg Δs meten bij verschillende rek u om Fw te berekenen u Δs Directe meting met treintje van 10 sjoelschijven Proef B Wrijving berekenen Je kunt de wrijving op de tafel Fw op twee manieren bepalen: (1) berekenen uit de remweg Δs via Eveer Q, dus 1 2 cu 2 Fw s (2) meten met een Newtonmeter (treintje van 10 schijven) Veerenergie: Eveer 21 cu 2 0,5x 17x 0,012 0,00085(J ) Wrijving: Eveer Fw s Fw u Eveee 0,00085 0.043(N ) s 0,02 Δs Eveer Fw Fgem (cm) (cm) (J) (N) (N) 1 2 0,00085 0,043 2 8 0,00340 0,043 3 19 0,00765 0,040 4 33 0,01360 0,041 5 52 0,02125 0,041 0,042 C Botsing in een plaatje Δs2 = 36 cm u = 5 cm Δs1 = 24 cm Δs3 = 20 cm C Botsing: berekening snelheden Snelheid witte schijf na de botsing uit remweg van 36 cm 1 2 E kin Q dus uwit 2 mu wit Fw s 2Fw s m 2x 0, 042x 0,36 0,02 uwit 1,23 (m / s ) Snelheid zwarte schijf na de botsing uit remweg van 20 cm E kin Q dus u zwart 1 2 2 mu zwatt Fw s 2Fw s m 2x 0,042x 0,20 0,02 u zwart 0,92 (m / s ) Snelheid witte schijf voor de botsing uit rek van 7 cm en remweg van 24 cm: 2 Eveer E kin Q dus 21 cu 2 Fw s 21 mv wit 2 0,5x 17 x 0,052 0,042x 0,24 0,5x 0,020xv wit 2 0,02125 0,00100 0,010v wit v wit 0,02025 0,0100 1,43(m / s ) C botsing: controle E-behoud uwit=1,23 We kijken bij de botsing of er wel energiebehoud geldt! Kinetische energie voor de botsing: 2 Evoor Ekin 21 mv wit 0,5x 0,020x 1,422 0,02026(J ) Kinetische energie na de botsing: 1 1 2 2 mu wit mu zwart 2 2 2 2 0,5x 0,020x (1,23 0,98 ) 0,02473( j ) E na E kin ,wit E kin , zwart E na Meetfout: 0,02473 0,02026 0,00447(J ) In procenten: fout verschil 0,00447 x 100 x 100 18% goed 0,02473 vwit=1,42 uzwart=0,98 EXTRA I AUTORIJDEN A Eerst de resulterende kracht dan de wrijving: R ma 100 x0,5 500(N) R Fm -Fw 500 2000-Fw Fw 1500(N) B Natuurkunde is vaak tegen intuïtief. Rutger heeft gelijk , let op de redenering: snelheid constant versnelling 0 resulterende kracht 0 Fm=Fw C Vermogen uit snelheid en kracht: W F .s s P F . F .v t t t D Invullen van deze formule levert het mechanisch vermogen, P Fw xv 1500( N ) x 25(m / s) 37500( J / s) 3,75 x10 4 (W ) Energie haal je uit vermogen en tijd, E Pt 37,5x 10 3 (W )x 5x 3600(s ) 6,75x 10 8 (J )) E Rendement Ech Emech + Q is 30%, dus: E mech 6,75x 10 8 E ch 2,25x 10 9 (J ) 0,3 0,3 Er is hier heel wat liter benzine voor nodig (32 (MJ/li)): E. ch 2250(MJ ) V 70(li ) Everbr 32(MJ / li ) II SJOELEN A Veersterkte c F 3,5(N ) 50(N / m ) u 0,07(m ) B Voor het lanceren geldt de omzetting EveerEkin, dus 1 2 cu 2 21 mv 2 dus 50x(0,05) 2 0,020v 2 v 2 502x0,052 v 50x0,5 2,5(m/s) C Tijdens het remmen is de omzetting EkinQ, dus 1 2 mv 2 F w s dus 1 2 0,02x2,5 2 Fw 0,73 Fw 0,0625 0,086(N ) 0,73 . D De meetfout is verschil 0,091 0,086 x 100 x 100 5,5% goed 0,091 E Dit komt doordat: (1) de tafel niet overal even glad zal zijn, (2) de c wellicht niet constant is en (3) leerlingen de boel weer eens verzieken! III WITTE STEENKOOL A De omzetting is hier Ez Qwater + Erest. Vanwege het rendement van 15% kun je uit de valhoogte de temperatuurstijging halen, 85% gaat zitten in warmte: Q 0,85 xEz 0,85mgh mcT 0,85 gh 0,85 x10 x400 T 0,8( o C ) c 4200 B Die 15% restenergie wordt gebruikt om de lampen te laten branden: E rest Pt 0,15mgh P 0,15 m gh 0,15x 100x 10 3 x 10x 400 6,0x 10 7 (W ) t Uit dit grote vermogen kunnen heel wat 100 W lampen branden, nl. 6x105! IV HELLEND VLAK A Boven is er zwaarte-energie, Ez = mgh Ez = 0,2x10x0,8 = 1,6(J). B Met wrijving omlaag glijden heeft als omzetting Ez Ekin + Q. C De schuine zijde AB is 1,6 m, want sin30 =ov/sch=0,8/AB. Uit mgh=½mv2+FwΔs volgt 1,6=0,5x0,2xv2+0,5x1,6. Rekenen: 1,6=0,1v2+0,8 v=√(0,8/0,1) = 2,(m/s).. D Op BC is de omzetting Ekin Q, dus ½mv2=FwΔs 0,5x0,2x4 = 0,7Δs Δs = 0,4/0,7 = 0,58(m) V PERPETUUM MOBILE A Ken je nog de Bram uit 1976? Het smalle buisje dat door de capillaire werking water opzuigt? Het water gaat omhoog, volgt de bocht en laat even later de druppel op turbines vallen. Vallen? De druppel valt door capillaire werking juist NIET! Een PM is een plaatje van een apparaat dat het LIJKT te doen. B Formulering (1): Er bestaat geen machine die zonder brandstof werkt. Formulering (2): Energie kan niet zo maar ontstaan (of verdwijnen). Formulering (3): Bij elk proces geldt Evoor=Ena. C Afleiding (zie sheet 35) Ekin W F .s m .a .s m . v .s t Ekin m .v . s m .v .vgem m .v . 21v 21 mv t 2 D Eenhedencontrole E kin 21 mv 2 m v 2 kg.m 2 / s 2 kg.m / s 2 .m Nm J EINDE