Gemeenschappelijke regels voor scoring MLCU: - - - Bij twijfel over spelling (of woorden los van elkaar of aan elkaar geschreven worden), raadpleeg je best een woordenboek Alle zinnen worden meegeteld, ook onvolledige en foutieve zinnen, behalve volgende uitzonderingen: o Herhaling van zinnen: zin die herhaald wordt omdat de onderzoeker het niet begrepen had of omdat het kind zichzelf wil verduidelijken: enkel de langste zin meetellen tenzij één van de twee zinnen onduidelijk is, dan enkel de duidelijk verstaanbare zin meetellen, andere zin doorstrepen. Bij twee identieke zinnen vlak na elkaar, slechts één van de twee zinnen meetellen. Niet letterlijke herhalingen worden allebei meegerekend. o Valse starts (kind begint duidelijk opnieuw met zijn zin) niet meetellen o Zelfcorrecties: Als kind zich herpakt en de zin herneemt, enkel de zelfcorrectie meetellen (ook al is dit een foute verbetering en was het eerste deel van de zin juist) o Zinnen die niets met het verhaal te maken hebben (bv. ik heb dorst, hoe lang duurt het nog) niet meetellen o Zinnen die aangeven dat het verhaal gedaan is (’t is gedaan, einde) niet meetellen o Tussenvoegingen zoals (euh): niet meetellen o Antwoorden op vragen van de onderzoeker (stelt normaal geen vragen) en zinnen die afgebroken worden doordat bv. iemand binnenkomt: niet meetellen Zinnen splitsen: o Nevengeschikte zinnen met “en, maar, of, want, dan, dus, toen” tellen als 2 aparte zinnen, behalve wanneer de 2de zin een elliptische zin is (voorbeeld van een elliptische zin: Ik ga naar school en naar de bakker: ‘ik ga’ wordt in het 2de deel van de zin weggelaten, dus deze zin telt als één geheel) o Foutieve zin: als door te splitsen juiste zinnen bekomen worden, dan bij voorkeur splitsen i.p.v. één langere foutieve zin o Nieuwe zin tellen na tussenvoeging van onderzoeker (de onderzoeker komt normaal niet tussen) Woorden schrappen: o ‘en, maar, want, toen, dan, dus, ja, daarna, nu, daarom’ aan het begin van een zin niet meetellen maar doorstrepen, tenzij het zinvol wordt gebruikt (bv. als onderdeel van een volledige bijzin: “Toen het begon te regenen, liep hij weg.” moet het wel meegerekend worden. In het midden van een zin (als niet gesplitst moet worden) reken je deze woorden altijd mee. o Opsomming van woorden: … en … en … : 2 elementen worden meegeteld, de rest doorstrepen - - - …, …, … en … : maximum 3 elementen worden meegeteld, de rest doorstrepen o Uitroepen als ‘oeps’, ‘boink’, ‘boem’, wauw, oh, etc worden 1x meegeteld in een zin, tenzij het niet bij een zin staat. Niet meetellen als aparte zin. o Herhaling van woorden: letterlijke herhalingen schrappen. Scheidbare werkwoorden worden als één woord geteld (onderlijn deze twee delen van het woord) bv. gleed uit, zet terug, ging weg, reed weg = 1 woord Ook bv. “daar … in”, “er … in”: als één woord tellen Los te maken = 2 woorden Woorden van een zin of zinsdeel tussen aanhalingstekens meetellen binnen dezelfde zin: Vb. Hij zei: “Ik kan niet stoppen”: 6 woorden Hij riep: “Stop!”: 3 woorden Samentrekkingen tellen als 2 woorden: bv. zo’n, ’s morgens, j’ai, …