Docentenhandleiding

advertisement
Antwoorden module Taal, denken & hersenen Niet meenemen!
1
Taal en denken
Opdracht 1
Bespreek deze opdracht en probeer in de klas een korte discussie uit te lokken.
Opdracht 2
Bespreek de opdrachten.
2
Debat over taal en denken
3
Opvattingen over de relatie tussen taal en
denken
Opdracht 1
Het gaat er hier niet om welke antwoorden juist zijn (daarom ook geen antwoorden gegeven), maar
dat leerlingen zullen merken dat het erg moeilijk is concepten als verstand, geest en ziel te definiëren
en te lokaliseren. Leerlingen zullen met elkaar in discussie gaan over de definitie en lokalisatie van de
concepten. Het doel van deze opdracht is leerlingen te laten inzien dat de opvattingen van filosofen en
wetenschappers die eeuwen geleden leefden vanuit hun context begrijpelijk zijn.
Suggesties bij opdracht 3
- ´Het hart op de juiste plaats hebben´
- ´Een goed hart hebben´
- ´Een speciaal plekje in je hart hebben voor iemand´
- ´Een gebroken hart hebben´
4
De spreker als blackbox ?
(bij inleiding) De hele dag door verwerkt een mens taal. Soms gaat er wel eens wat mis en ontstaat er
een vorm van ‘miscommunicatie’. Het is nuttig leerlingen een aantal gevallen te laten beschrijven wat
voor soort ‘miscommunicatie’ ze wel eens mee hebben gemaakt. Maak hierbij verschil tussen
misverstanden in (veronderstelde) wederzijdse kennis en in misverstanden door verkeerd verstaan.
Opdracht 1
Eigen inbreng leerlingen.
Opdracht 2
Docentenhandleiding module Taal, denken & hersenen – Etoc/ RuG
1
1.
2.
3.
Eigen inbreng leerlingen
In de eerste twee fasen zullen niet zoveel problemen optreden. Een tweedetaalleerder kent
immers de concepten allemaal wel, maar heeft er nog geen ‘labels’, namen, voor. Problemen
in de verwerking van idee naar uitspraak zullen waarschijnlijk ontstaan in de derde, vierde en
vijfde fase. Een niet-ervaren spreker van een taal zal hier moeite mee hebben, omdat hij niet
geoefend is. Het is waarschijnlijk dat het proces hem relatief veel tijd kost, omdat het nog niet
geautomatiseerd is. De zesde fase tenslotte zal ook geen grote problemen geven, omdat de
spreker de aansturing van de benodigde spieren al onder de knie heeft vanwege zijn eerste
taal.
Gezien de tekst is het juist zinvol om kinderen al vroeg in aanraking te laten komen met twee
talen, omdat dat het taalcentrum in de hersenen vergroot en verstevigt. Het leren van het
Engels hoeft dus niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het Nederlands.
Twee ‘maren’: 1. De beide talen moeten voldoende input krijgen om met succes te worden
geleerd.
2. Het leren spreken en gebruiken van een taal zal verbeterd worden, leren schrijven (spelling,
grammatica) heeft uiteraard voor beide talen veel tijd en aandacht nodig.
Opdracht 3
1. In de zesde fase. Hoogstwaarschijnlijk is er niets mis met het format voor de woorden (het
articulatieprogramma), maar ontstaat de fout pas bij de uitvoering.
2. Eigen inbreng van leerlingen.
3. Versprekingen geven ons inzicht in de verschillende fases van het taalproces. We kunnen taal
pas analyseren als het ‘eruit’ komt, maar versprekingen geven ons de mogelijkheid een blik te
werpen in het productieproces.
4. De n-klank is naar voren verhuisd, op de plaats van de j-klank.
Voordat een woord of zin wordt uitgesproken, liggen de klanken klaar om ingevuld te worden.
Dit is de verklaring voor de ‘dubbele’ fout in deze verspreking. De ene klank komt dus per
ongeluk op de verkeerde plaats terecht, en de plek wordt opgevuld met de klank die dan nog
over is.
In de tekst wordt gesteld dat klinkers en medeklinkers hoegenaamd nooit verwisseld worden.
Dit zullen leerlingen ook opmerken, maar wijs dan op het feit dat de ‘i’ hier wordt
uitgesproken als een ‘j’.
Opdrachten voor zelfstudie
1.
‘Gardenpath zinnen’ zijn zinnen waarbij de lezer even een omweg moet maken, omdat hij
even de verkeerde kant op gestuurd wordt. Het gaat er bij het zelf verzinnen van dergelijke
zinnen om dat het gekozen werkwoord een dubbele betekenis heeft, zoals het woord ‘bakken’
in de tekst.
2.
De meeste zinnen kunnen op de makkelijke manier opgelost worden, omdat er vaak geen
sprake is van dubbelzinnigheid. Je kunt er dus op gokken dat de zin normaal is. Dit levert
gemiddeld een hogere verwerkingssnelheid op.
3.
De tweede manier waarop de verwerking van zinnen zou kunnen plaatsvinden is het maken
van twee parallelle analyses. De juiste analyse zou dan dus pas op het laatste moment
duidelijk worden.
4.
Links de grammaticale verwerking van taal, onthouden van de volgorde van woorden, neemt
snelle beslissingen over de (waarschijnlijke) betekenis van de input.
Rechts: oplossen van dubbelzinnigheid, (woord)grappen, beeldspraak.
Docentenhandleiding module Taal, denken & hersenen – Etoc/ RuG
2
5.
Bij het tellen tot tien wordt er extra capaciteit van het werkgeheugen gevraagd, die dus niet
gebruikt kan worden voor zinsverwerking. Als het werkgeheugen inderdaad betrokken is bij
het taalverwerkingsproces moet de vermindering van de capaciteit te zien zijn in bijvoorbeeld
de snelheid van de beoordeling.
Je zou ook nog kunnen veronderstellen dat die beoordeling van mindere kwaliteit is. Immers,
het antwoord op vraag 3 is dat er twee parallelle analyses van een zin actief gehouden
moeten worden. Bij gebrek aan capaciteit zou hierin wellicht wel eens een foutje kunnen
sluipen.
5
‘Patat met hond’
Opdracht 1
Extra instructies voor leerlingen
-
-
-
Leg de leerlingen uit dat de testzinnen door elkaar moeten worden aangeboden, omdat
anders de verwachting (voor een goede of foute zin) bepalend kan zijn. De volgorde waarin
de zinnen worden voorgelezen moet dus in ieder geval bij de voorlezer en de tijdwaarnemer
duidelijk (en hetzelfde) zijn.
Let erop dat de beoordelaar de zinnen niet ziet of te lezen krijgt. Zorg ervoor dat elke zin op
hetzelfde moment wordt gemeten (dus bijvoorbeeld steeds bij het begin van het laatste
woord).
Zet de zinnen vervolgens in groepen (foute en goede zinnen). Bereken het gemiddelde van de
twee groepen.
Uitwerking van de vragen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
De normale zinnen zullen waarschijnlijk sneller beoordeeld worden.
Hier is geen bijzondere verwerking voor nodig. Verwijs naar het interview met Stowe als
leerlingen dat gelezen hebben als voorbereiding.
Preciezere uitvoering, met preciezere apparatuur meten, in een geluidsarme omgeving testen en
het proces digitaliseren, etc. Verder: een groter aantal testzinnen gebruiken, meerdere
waarnemers, een grote groep proefpersonen. Immers, hoe groter het experiment (groep en
testzinnen) hoe minder variatie.
Opdracht 2
1.
Een dergelijke negatieve piek in het signaal wordt veroorzaakt door woorden die op basis van
de betekenis niet verwacht zijn. Dit kan in zinnen voorkomen, kijk maar naar de testzinnen in
opdracht 2. Maar het kan ook ontstaan bij woordparen. Dit betekent dus dat woorden andere
woorden ‘activeren’. Woorden die in hetzelfde domein vallen, worden dus sneller herkend.
2.
De zin ‘Tijdens de koude winter waren de wegen voortdurend bedekt met [sla]’. Na een
dergelijke zin verwacht je een woord als ‘sneeuw’, maar geen ‘sla’. Dit past niet, en de hersenen
reageren met een negatief piekgolfje.
Docentenhandleiding module Taal, denken & hersenen – Etoc/ RuG
3
6
‘Door korstsluiting onverstaanbaar?’
Opdracht 1
a
I: zoeken naar woorden, stotteren, vaak opnieuw beginnen, geen zinnen
II: achter elkaar door, geen stipjes dus waarschijnlijk snel uitgesproken, veel woorden
weinig zeggen
III: zoeken naar woorden, verkeerde klanken
b
In het stukje tekst dat hierop volgt wordt verwezen naar de gebieden van Broca en Wernicke. Deze
zijn ook besproken in Les 3.
Opdracht2
a
I Broca-afasie, II Wernicke-afasie en III amnestische afasie.
b
Afasie is vaak veel meer dan alleen ‘niet spreken’. De letterlijke vertaling van de term
denkt dus niet de lading.
c
Veel losse inhoudswoorden, weinig complete en kloppende zinnen. Telegrammen waren
i.v.m. kosten vaak zo kort mogelijk; alleen de noodzakelijke informatie die nodig was voor
het begrip werd genoemd. Dit lijkt een beetje op Broca. Een voorbeeld: “Ja… van vrouw
van kinderen van eh… s-sinterklaas… boot… aankomen.”
d
Weinig zeggen met heel veel woorden; er is een woordenstroom waarin eigenlijk niets
wordt gezegd. Patiënten hebben dit overigens vaak zelf niet door. Voorbeeld: het hele
fragment.
Opdracht 3
a
Ze selecteren kinderen uit gezinnen en families waarin vaker dyslexie voorkomt.
b
Letterlijk: als controle. Zo kunnen ze vergelijken of de groep kinderen ook op andere
punten afwijkt van de groep zonder dyslexie.
c
Dat dyslectische kinderen minder intelligent waren en daarom een opleiding moesten
doen die onder hun niveau lag. M.a.w: voor dom aan te worden gezien.
d
In de tekst met het interview met Lauri Stowe wordt uitgelegd wat de reactie is op
onverwachte gebeurtenissen, die niet met de betekenis te maken hebben. Waarschijnlijk
zie je in dit bak-dakvoorbeeld een positief signaal na ongeveer 600 ms.
e
-
Docentenhandleiding module Taal, denken & hersenen – Etoc/ RuG
4
Download