Voorzetseluitdrukkingen 1. Een voorzetseluitdrukking is een uitdrukking waarbij er een voorzetsel aan het begin en/of het einde staat. Voorbeelden: In opdracht van- door middel van- in antwoord op 2. Voorzetseluitdrukkingen komen ook vaak voor als afkorting. Voorbeelden: met betrekking tot = m.b.t. door middel van = d.m.v. in plaats van = i.p.v. 3. Een voorzetseluitdrukking bestaat uit 3 of 4 woorden. Voorbeelden: aan de hand van – in antwoord op – in het kader van Wij gaan een aantal van deze voorzetseluitdrukkingen bekijken en we gaan ze op de juiste manier proberen te gebruiken in een zin. Hieronder staan eerst een aantal voorbeeldzinnen. De man handelde in opdracht van de koning. In overleg met de dokter stopte de spits met de training. In ruil voor wat knikkers mag jij mijn auto hebben. Voorzetseluitdrukkingen zijn handig voor de schrijver, want ze kunnen makkelijk gebruikt worden. Voor de lezer wordt het vaak alleen maar lastiger, want het gaat vaak om moeilijk taalgebruik. Opdracht 1: Zet de juiste afkorting achter de voorzetseluitdrukking. 1. 2. 3. 4. 5. 6. in plaats van - ………………………….. ten aanzien van -……………………….. aan de hand van -………………………. in verband met – ……………………….. met behulp van -………………………… naar aanleiding van - ………………………. Opdracht 2: Kies de juiste voorzetseluitdrukking voor de zinnen. Streep de foute door. 1. Door middel van / in opdracht van een speciale sleutel ging de deur open. 2. Ik heb er wel duizend gegeten bij monde van / bij wijze van spreken. 3. Buiten medeweten van / in antwoord op de leerkracht pakten de kinderen nieuwe potloden. 4. Jouw antwoord is niet in overeenstemming met / in plaats van de waarheid. 5. De straf staat in verhouding met / in tegenstelling tot met de diefstal van 5 fietsen. Opdracht 3: Zet de juiste voorzetseluitdrukkingen in de zinnen. Kies uit: met toestemming van – aan de hand van – met ingang van – ter hoogte van – in antwoord op – in verband met – in overleg met – met behulp van 1. ……………………………….de politie werd de crimineel gepakt. 2. ……………………………….dinsdag zal de training om 17 uur beginnen. 3. De verdeling van de prijzen zal ……………………………..de jury gaan. 4. ……………………………Hengelo is een ernstig ongeluk gebeurd. 5. De wedstrijd is afgelast ………………………………….de naderende storm. 6. De juf legde de som uit ……………………………………sommige voorbeelden. 7. ………………………………… jouw vraag kan ik zeggen dat je dat ik het niet weet. 8. ………………………………………..van de minister mochten de agenten overgaan tot actie.